IN DE WILDERNIS VAN HET MODERNE SNELVERKEER SONSBEEK Romantische pastorale In de Schermerpolder getuigen trieste krotten dat hier de oude glorie reeds lang is vergaan DONDERDAG 26 JUNI 1958 Zomerbijlage voor kunstliefhebbers de moeite waard MET EEN MAILCOACH DOOR HET GOOI Alleen al het werk van Bezwaren tegen het boek „Nog kans op de hemel" twintig Italianen maakt de tocht naar ER WERD van de internationale beeldententoonstelling Sonsbeek '58 al gezegd dat deze wat minder interessant is dan eerder hier ge organiseerde exposities. Van ver scheidene Europese beeldhouwers werd elders nogal wat werk ver langd en dat zou de mogelijkheden beperkt hebben. Desondanks heeft men meer dan driehonderd wer ken bijeen weten te brengen en werden wereldberoemde figuren toch weer vertegenwoordigd. TWINTIG ITALIANEN maken de tocht naar Arnhem al de moeite waard. Mij trok vooral weer het werk van die figuren, wier namen toevalligerwijze met een M begin nen. Van Giacomo Manzu ontmoeten we weer het spelend meisje, dat de Keuken hof al sierde. Voorts een danseres, die- bezit blijkt te zijn van de gemeente Hel mond, een alleraardigst anecdotisch geval van een schilder en zijn model, een gevoe lig expressief meisjeskopje en nog een dansfiguur. Het Haagse Gemeentemuseum leende de Pomona van Marino Marini, op vallend onder meer door de zo prachtige huid, die deze grote figuur meestal aan zijn werk geeft. Arturo Martini's „Dood van Saffo" hebben we ook reeds op de Keuken hof gezien. Door zes andere werken, waar onder een sterk realistisch portret, leren we deze figuur beter kennen. Minguzzi werd onder meer vertegenwoordigd met de voor een beeldhouwer merkwaardige ver beelding van „Schimmen in het woud". Evenals het daarop gelijkende „Tussen het struikgewas" spreekt het toch betrekkelijk aan. Uitbundig is inderdaad Marcello Ma- scherini's „Levensvreugde" te noemen. Nog andere namen beginnen met een M, ik vol sta echter met het noemen van Emilio Gre co, die ook tot de belangrijkste figuren van zijn land behoort. BETREKKELIJK groot is ook de Zwit serse vertegenwoordiging. Voor Karl Geiser (18981957) heeft men op deze tentoonstel ling de grootste plaats ingeruimd. Wat theatraal Duits doet mij zijn grote jonge- lingsgroep aan. Zijn stevige portretten en enkele jongensfiguren boeiden me door gezondere opvattingen. De honden van Franz Fischer za] men zeker niet licht ver geten. De uitgebreidheid van deze mani festatie van beeldhouwkunst bemerk ik echter, verlangt misschien een herhaald bezoek indien men alles dat tot het hart spreekt voldoende op zich wil laten in werken. Otto Banniger, die medewerker was van de hier ook vertegenwoordigde Franse beeldhouwer Bourdelle, noteerde ik als een belangrijke artiest, maar toch ver vaagde de herinnering aan zijn werk al wat. Gemakkelijker onthoudt men Stan- zani's vertelkunst, waarmee dan niet ge zegd is dat ik diens kwaliteiten boven die van Banniger zou stellen. Dat George Schneider bij Zadkine is gaan werken kan wel blijken uit zijn „Arbeider", ondanks een zeer persoonlijke omwerking van diens invloed. En nu die laatste beroemde naam geval len is, moet meer verteld worden over het geen uit Frankrijk hier kwam. Zadkine heeft zich gewaagd aan een beeld van Van Gogh jammer dat we de aparte buste van de schilder niet kunnen vergelijken hier met het portret dat onze landgenoot Schalier al eens liet zien. Dat laatste leek me namelijk belangrijk mooier. En Zad- kine's grote beeld kan ik echt niet anders als een verschrikking noemen. De figuur doet me even aan een malle Boris Karloff denken. Beslist kinderachtig is het hoedje met opgeslagen rand. De wat ouderwetse jeugdbewegersallure, die aan het geheel nog te proeven is, heb ik toch nooit uit Van Gogh's zelfportretten kunnen lezen. Onze nog jong te noemen landgenoot Schalier heeft die toch beter bekeken. Naast werk van Franse beeldhouwers worden ook plastieken van schilders geëx poseerd. Allercharmantst is een bronzen tafelversiering van Bonnard, van Braque is er een paardekop, van Degas een danse resje, van Roger de la Fresnay het prach tige Evafiguurtje, van Matisse een zittend naakt en de ontwikkeling van een vrou- wenkop in vijf versies, van Renoir een beeldje dat ik nog niet kende. Belangrijk vooral is de grote reeks kleine karikaturale figuren van Danmier. Van de grote Franse beeldhouwers heb k reeds Bourdelle genoemd. Men ontmoet uer van hem zijn monumentale „Helden dicht". Laurens' „Grote Musicienne" (die op de Keukenhof zo domineerde) is ook hier aanwezig. Maillol's schone figuren verwonderen toch weer even door de wat onbelangrijke koppen. Ruim is Rodin ver tegenwoordigd. Niet minder boeiend echter zijn de twee prachtig doorwerkte portret ten van Despiau, dankbaar moeten we zijn dat men een hele vitrine met de kleine dierplastieken van de grote Pompon vulde. Couturier en Germaine Richier zijn dan de voor mij verder nog belangrijke Fran sen, wier werk tot stilstaan dwingt. WEINIGEN VAN ONS zullen ooit Deense kunst hebben leren kennen. Gottfred Eich- hoff, die ook ons land bezocht, trof me on der meer met een portret van de vrouw Spelend meisje" van de Italiaan Giacomo Manzu en (boven) de „Vrouw met-parasol'' van de Deense beeldhouwer Adam Fischer van zijn Belgische collega Leplae, geestig is het werk van Adam Fischer, ontroerend Astrid Noachs „Kindje" en „Moeder en Kind" van Mogens Böggild. Van de Duitsers boeide mij Fritz Koenig vooral met zijn geestig gevonden „Camar- que" (een kudde stieren door ruiters be waakt, gezien in het land van die naam). Het blokkige werk van de in Wenen les gevende Wotruba heeft toch een andere achtergrond nodig dan dit prachtige park. geloven mag zomaar voor het op- scheppen is. En die volksmond, door- gaans een slechte raadgever, spreekt ditkeer de waarheid. Tenminste als H romantiek bestaat uit landelijke rust, eenvoud en gemoedelijkheid. Een journaliste van een landelijk dagblad H heeft eens vier dagen in een van die §j dorpjes gelogeerd, hopende op een H sappig stukje kopij. Toen dat tegenviel, heeft zij de duim te hulp geroepen en §1 de dorpelingen verregaande drank- zucht verweten. Met het gevolg dat iedere verslaggever, die nu in de Schermer komt, met intens wantrouwen bejegend wordt. En helaas met reden, want onze landelijke collega heeft schromelijk overdreven. Natuurlijk lus- ten de Schermernaren een borreltje, maar tot wilde drinkgelagen, zo werd ons door diverse plaatselijke café- ij houders ietwat spijtig verzekerd, is het sinds mensenheugenis niet meer ge- komen. De dorpsgemeenschap heeft waarlijk wel andere middelen om zich de spaarzame vrije tijd te korten. Zelfs uit Polen en ook uit Turkije kwam werk. Uit het laatste land echter van Rudolf Betting, die oorspronkelijk dichter bij woonde en onder meer de hal van de Arbeiderspers te Amsterdam van zijn toen als zo modern ondervonden werk voorzag. VAN HET LUTTELE dat uit België hier kwam, onthield ik meer. De portretkunst van Puvrez is al interessant door de mo dellen, de bekende Belgische schilder Cantré was voor België zeker een belang rijke figuur, maar ik prefereer toch Jes- pers, die door zijn lessen aan de Jan van Eyck-academie te Maastricht ook enkele Nederlanders de weg wees. Mooi leek me een „Grasplukkende vrouw" van Monique Cornil, sterk de kop van een stoker van Karei van de Putte.. Het grootste deel van de Engelse inzen ding'wordt gevormd door het werk van Henry Moore, wiens drie grote drié meter hoge staande motieven men, gelijk zoveel van zijn hand, los van anderer werk, alleen in een landschap moest zien. BETER, GELOOF IK toch, houdt de Ne derlandse beeldhouwkunst het uit tegen over werk van buitenlanders, dan de schil derkunst dat doet. Hoe belangrijk blijkt nu weer het beeld van de watersnood van prof. V. P. S. Esser, welk een rustpunt tussen toch veel problematisch werk is Wezelaars „Barmhartige Samaritaan". De verdere Nederlandse vertegenwoordiging is van grotendeels klein formaat. In het door G. Rietveld inwendig verbouwde pa viljoen vonden onder meer Andriessens plastieken een fraai onderdak. Een vondst is zijn Watersnoodmonument voor Ouwer- kerk: twee handen. Geestig zijn „Hand stand" van Marius van Beek, Killaars „Vaandelgroep" en Meefouts „Damspelers". Naast Th. R. van der Pant excelleren nu ook Eva Mendlik en Jos van Riemsdijk met dierplastieken. De felle ever van Piet Sleegers bewonderde ik al eerder, maar wordt misschien toch nog overtroffen door Pelgroms zwijn. Knap toont Carasso zich met zijn „Worstelaars" opnieuw, buitenge woon mooi is een vrouwtje met stola van P. d'Hont, charmant het „portret van Wen- dela" van Koning en expressief een portret door Ch. van Pallandt. De portretten van John Radecker blijken het uit te houden en naar ik dacht een sterk Nederlands karakter te hebben. Wat weinig heb ik gewezen op voorbeel den van nonfiguratieve kunst en op die veeal demonische zaken bijeengelast uit oude metalen. De omgeving, dat prachtige Sonsbeek, verleidde toch meer tot het be kijken van de figuratieve zaken. Ik vraag me nu ook af of Zweerus' abstracte beeld, speciaal voor een stukje plantsoen ver vaardigd in opdracht van de gemeente Amsterdam, misschien toch beter zou vol doen op een andere plaats. Het heeft nogal ruimte nodig, die op Sonsbeek natuurlijk wei aanwezig is, maar ook wordt ingeno men door zoveel ander werk. Ik geloof het goed te besluiten met de vermelding dat bijna honderdvijftig kunstenaars hier ver tegenwoordigd zijn en er dus nog heel wat meer te zien is op Sonsbeek dan ik mocht noemen. Bob Buys DE NACO-BUS (lijn F) brengt u in twintig minuten van station Alkmaar naar het grappige dorpje Groot-Scher mer, dat zeker de moeite van een ken nismaking loont. Er is een popperig raad huisje dat uit 1639 dateert, en waar alles, van de uitgesleten stoeptreden tot de hob belige glas-in-loodraampjes toe nog authentiek zeventiende-eeuws is. Blonde kinderen spelen op het voorpleintje en in de hal die naar de secretarie leidt, staat een bordje: Klompen uittrekken. Met de jonge ambtenaar Van Gosliga, die zo'n beetje de „public-relations"-man is, moogt ge wellicht ook het knusse raadszaaltje bezichtigen, dat inderdaad een pronkstuk is met zijn zware eikenhouen lambrize- ring en zijn betegelde antieke schouw. Op de halfronde raadstafel prijken een tinnen kwispedoor en een standaard met lange gouwenaars, die er overigens alleen voor de sier staan. We leven hier inder daad nog vrij primitief, erkent de heer Van Gosliga, die behalve loco-secretaris ook ambtenaar van de burgerlijke stand, gemeenteontvanger, kerkvoogd en admi nistrateur van de woningbouwvereniging is. In deze laatste functie loopt het werk hem trouwens niet over het hoofd, want sinds 1950 zijn er in zijn gemeente zegge en schrijve tien nieuwe woningen bijge bouwd. Nu is dat op een totaal inwonertal van duizend mensen nog niet eens zo'n gekke verhouding, maar helaas leeft een niet gering deel van de bevolking in huizen, die eigenlijk niet of nauwelijks bewoonbaar meer zijn. Het zijn die ty pische stokoude huisjes met houten bo venbouw, die men ook in de Zaanstreek aantreft, meestal aan een vaart of sloot gelegen en door een rustiek, wankel bruggetje met de weg verbonden; schil derachtig om te zien, maar vaak tot op de draad versleten. In de dorpskern, waar de beter gesitueerden wonen de boeren en de neringdoenden gaat het nog wel, maar verder de polder in, op het „Oude Land", hokken vele arbeidersgezinnen in trieste krotten, die eigenlijk al lang op geruimd hadden moeten zijn. Maar wat wil men als er geen geld en geen bouw volume is? Een ander oud zeer in deze polder dorpen is de hopeloze verkaveling van de grond. In Groot-Schermer bestaat het Uit 1639 dateert het knusse raadhuisje van Groot Schermer dat men hierboven ziet. Aanvankelijk heeft het dienst gedaan als „rechtshuis", waarvan de gevelsteen, met een afbeelding van vrouwe Justitia. nog altijd getuigt. grootste deel van de arbeidsbevolking uit kleine veeboeren. Velen van hen moeten drie kwartier tot een uur fietsen om bij hun stukje melkwei te komen. Vandaar dan ook, dat vele boerenzoons er de brui aan geven en werk zoeken in de Zaanse industrie. Jonge boerenknechts, die vroe ger gerecruteerd werden uit de arme ge zinnen, zijn al jaren niet meer te krijgen. Zo dreigt er op den duur een algehele uittocht te ontstaan, die op haar beurt de ontsluiting van deze onderontwikkelde ideaal jachtterrein voor vissers en fotografen) TER VERVANGING VAN DE RUSTIEKE RESTANTEN WERDEN IN ACHT JAREN I TIEN HUIZEN GEBOUWD 1 Gouda de primeur van dit antieke toeris me te gunnen door reeds in juli met der gelijke rondritten, maar dan in de omge ving van deze stroopwafelstad, te begin nen. De heer Erberveld heeft daar wel oren naar en zo zijn dan deze week in vlie gende haast oolè de plannen voor deze rondritten met het vierspan gesmeed. Er is een aantrekkelijk traject uitgestippeld, dat onder meer een tochtje door de Vlist met zijn prachtige plassen en rustieke mo lentjes, een bezoek aan de museumboer derij in Bovenberg en aan het oude stad je Schoonhoven met zijn Edelambachts- huis omvat. Deze tochten zullen eveneens dagelijks (inclusief de zondagen) gehou den worden, ongeveer vijf uur duren en be ginnen en eindigen voor het fraaie eeuwen oude Goudse stadhuis. De kosten per pas sagier zullen niet meer dan tien tot twaalf gulden belopen, maar van deze „goedko pe" gelegenheid zal men alleen in juli kunnen profiteren, omdat brik en paar den in augustus onherroepelijk in het Gooi „vastliggen". „Wij zijn rijkelijk laat in het seizoen WAT EEN idyllisch beeld, zo n rustie ke jachtbrik uit overgrootvaders tijd. Vier vurige paarden ervoor, koetsier en pal frenier op de bok en een gezelschap def tige lieden in crinolines en vadermoor ders daarachter, uit hun eenzame hoogte minzaam neerblikkend op het eenvou dige landvolk. Gij, lieze lezer, ivordt er misschien niet koud en niet warm van. Maar ons begint het sentimentele oude hart altijd een tikje sneller te slaan bij de aanblik van zo'n romantisch tafreeltje. Hoe jammer dat het maar een plaatje is en dat die goeie ouw tijd nooit terug keert MAAR NU vergist u zich toch. Want tenminste één zo'n equipage zullen wij binnenkort weer in al haar trotse glorie door de lommerrijke Gooise dreven kun nen zien rondtoeren. En sterker nog: gij- zelf zult tot de inzittenden kunnen beho ren, mits gij er althans een paar tientjes voor over hebt. Want dat zal zo'n uitstap je anno 1850 u wel gaan kosten. Het is allemaal ontsproten aan het brein van een Rotterdamse zakenman, die in Blaricum een groot buitengoed heeft en taar in zijn vrije tijd met groot enthousias me de paardensport bedrijft. Nu is dat be paald geen goedkope hobby in een tijd als deze. En toen de bestedingsbeperking kwam, moest de Rotterdammer dan ook naar bijverdiensten omzien om zijn lief hebberij trouw te kunnen blijven. Eerst stelde hij, naar het voorbeeld der Engelse hertogen en burggraven, zijn fraaie bui tenplaats ,,'t Witzand" bij Blaricum tegen een klein entreegeld voor het publiek open, maar dit werd geen succes. Daarna orga niseerde hij met enige hippische vrienden een ruiterkamp, dat heel plezierig ver liep, maar al evenmin zoden aan de dijk zette. Maar nu heeft de Rotterdammer samen met de stalhouder Theo Erberveld in Gouda een plan uitgebroed, dat meer profijt belooft. In een authentieke, vroeg- negentiende eeuwse jachtbrik zullen zij rondritten door het Gooi gaan houden. De brik is het eigendom van de Goudse stal houder en is in de stroopwafelstad uiter mate populair als feestrijtuig voor ge slaagde eindexaminandi, bruiloften en partijen. Het antieke vehikel wordt met vier paarden bespannen en kan tien tot twaalf passagiers herbergen, die van hun hoge zitplaatsen bijna drie meter bo ven het wegdek zich ver boven het pro letarische benzineverkeer verheven voe len en dus een onbelemmerd uitzicht heb ben op de Gooise landouwen. De tocht, die 's morgens om half tien bij hotel Hamdorff in Laren begint, gaat via Hilversum naar Lage Vuursche, waar gepleisterd en even tueel geluncht wordt. Langs paleis Soest- dijk, Baarn, Huis Groeneveld en Eemnes wordt de terugrit naar Laren aanvaard, waar men om ongeveer vijf uur 's mid dags aankomt. Deze antieke rondtochten beginnen op 1 augustus en zullen die hele maand met uitzondering van 's zon dags dagelijks gehouden worden. De prijs per passagier zal, zoals gezegd werd, ongeveer twintig gulden worden (buiten de eventuele maaltijden en verversingen). Dat is tamelijk veel, maar de liefhebbers van een exclusief uitje zullen het er graag voor over hebben, zo menen de exploitan ten. Alles aan boord van het voorvader lijke voertuig is authentiek en in stijl, tot de hoge hoeden en pelerines van koetsier en palfrenier toe. Als enige concessie aan het moderne comfort wordt een dozijn plastic regenjassen voor de passagiers meegenomen, geen overbodige voorzorg in een klimaat als het onze. Experts op toeristisch gebied hebben deze unieke at tractie al een groot succes voorspeld. „De beste stunt sedert jaren!" luidt hun oor deel". Als de Amerikanen en de Duitsers er de lucht van krijgen, zullen de onder nemers handen tekort komen!" INMIDDELS is ook de plaatselijke V.V.V. van Gouda ontwaakt. Bang dat de befaamde jachtbrik van Theo Erberveld haar op deze manier geheel „ontvallen" zal, heeft zij de stalhouder voorgesteld om gestart", erkent de heer Erberveld, „maar dit jaar willen we dan ook alleen maar ervaringen opdoen. Als alles goed gaat, kunnen we volgend jaar misschien uit breiden. Ik weet ergens nog een juweel van een mailcoach te zitten, die daarbij prachtig van pas zou komen. Als dat lukt, zouden we Gouda èn het Gooi kunnen be dienen en zou iedereen tevreden zijn. Nu is dat echter nog toekomstmuziek, antie ke toekomstmuziek om zo te zeggen. Maar ik geloof wel dat er wat in zit". En wij geloven het mèt hem. Originele attracties als deze, met een sfeer van his torische „echtheid" eromheen, zijn pre cies wat ons aan natuurschoon en zonne schijn niet overrijke land nodig heeft om vreemdelingen te trekken. Het idee biedt trouwens onbegrensde variatiemogelijk heden. Haarlem bijvoorbeeld zou de toe risten een onvergetelijke rondvaart door zijn welriekende grachten, langs de histo rische boorden van het Spaarne of naar de bloeiende bollenvelden kunnen aanbie den per trekschuit uit de dagen van Hil- debrandt, compleet met roefje, potkachel en gouwenaars. Met. Godfried Bomans of dr. Spoelder als gids en schipper aan het roer zou dit een attractie van wereldfor maat kunnen worden. Haarlems Bloei, waar blijft gij Ouder is het popperige gemeentehuis van Graft, dat in de eerste jaren van de zeven tiende eeuw gebouwd werd en bijzonder goed geconserveerd is. Het interieur - een antiquiteitsmuseum gelijk - loont zeker een nadere kennismaking. gebieden onmogelijk, of in ieder geval onrendabel maakt: een vicieuze cirkel die uiterst moeilijk te doorbreken lijkt. Ook in andere plattelandsstreken van ons land doet zich een „vlucht naar de stad" voor, maar in de kop van Noordholland baart de bevolking bijzonder grote zorgen, om dat het hier gaat om een gebied met zeer vruchtbare weidegrond, dat van oudsher een belangrijk deel van de zuivelbehoef- ten der omliggende grote bevolkings centra geleverd heeft. De geruchten over een eventuele beperking der melkproduk- tie hebben de stemming onder de vee boeren, die hier toch al moeite genoeg hebben om het hoofd boven water te houden, nog verder doen dalen. Wanneer u dat „romantiek" gelieft te noemen, ga dan uw gang maar.... ZO STAAN DE zaken ervoor in Groot- Schermer en zo is het, met een kleine variant, ook in de naburige dorpjes Graft en De Rijp gesteld. Ook daar: prachtige oude raadhuisjes, getuigend van langver- gane glorie en boerenwelvaren. Maar ook daar, achter deze schone fagade, schrij nende armoede, materieel zowel als gees telijk. Getuigt het niet van een bewonde renswaardige veerkracht dat deze mensen, verstoken van vrijwel alles wat het leven waard maakt, geleefd te worden, zichzelf in hun isolement nog een bescheiden eigen „cultuur" proberen te scheppen, in de vorm van een bloeiend verenigings leven? De Rijp bijvoorbeeld heeft twee turnverenigingen, twee toneelclubs, twee zangverenigingen en vier biljartclubs en dat alles op een totaal van zestienhon derd inwoners! Maar bij alle hang naar gezelligheid is er toch ook weer de ver zuiling. Hetzelfde dorpje telt niet minder dan vijf kerken (en evenveel cafés). Waar de Heer zijn tempels bouwt, sticht Satan zijn kapellen, zeggen de Rijpenaars wijs gerig, als men hen naar de oorzaak van deze overdaad vraagt. Maar zij voegen er meteen aan toe, dat het zowel in de Godshuizen als in de taplokalen maar een dooie boel is. In de oudste kerk, de her vormde, die in 1660 gebouwd is en enkele mooie gebrandschilderde ramen heeft, wordt nog slechts eens in de vier weken dienst gehouden voor gemiddeld twintig kerkgangers. Trouwer in de leer zijn de twaalf doopsgezinden die in hun splinter nieuwe kerkje vlak naast de hervorm de nog elke zondag ter godsdienst oefening gaan D.e gereformeerde kerk staat er eigenlijk alleen voor de mensen uit de naburige dorpen want in De Rijp zelf kent men geen echte „fijnen" meer. Een handvol roomsen van het oude land vormen de enige bestaansreden van het katholieke bedehuis. De lutherse kerk tenslotte, die nog slechts twee lidmaten telt, is al lang niet meer in gebruik. DE RIJP, Graft en Groot-Schermer, drie pastorale dorpjes, zijn de laatste jaren vooral populair geworden door hun fotogenieke kwaliteiten en om Jiun puike viswater. De Haarlemse sportvissers heb ben er heel wat poelen en sloten gepacht, maar ook de individuele hengelaar kan er terecht. Voor een paar kwartjes kan hij op het gemeentehuis in De Rijp, en bij diverse caféhouders, een dagkaart krijgen om op de zeelten, de karpers en de baars los te trekken. Kenners advi seren: een flink leefnet meebrengen. In de herfst wemelt het er van de snoeken, zegt men. Wij hebben er geen verstand van, maar brengen de tip graag over. Alleen: als ge geen brommer of ander particulier vervoermiddel hebt, houdt dan rekening met de spaarzame verbin dingen. De NACO-bussen (op Alkmaar en Amsterdam) rijden slechts om de twee uur, hetgeen ruimschoots voldoende is voor de plaatselijke behoefte. Meestal hebt ge zo'n autobus helemaal voor u alleen. Bij de Haagse uitgeversmaatschappij Leopold verscheen onlangs de roman „Nog kans op de hemel" van de schrijfster Conny Sluysmans uit Brunssum. Tegen dit boek zijn in Limburgse kringen bezwaren gerezen. Men meent dat verschillende erin voorkomende personen in al te letterlijke zin „uit het leven gegrepen" zijn. Een Lim burger, die meent bedoeld te zijn met de romanfiguur Noël, heeft tegen de schrijf ster en de uitgever een aanklacht inge diend wegens het opzettelijk aantasten van zijn eer en goede naam. Als zijn raadsman zal optreden mr. B. Schattenberg uit Ge leen, als raadsman van de schrijfster mr. J. Starman uit Heerlen. Op enkele kilometers van Alkmaar, in de Schermerpolder, liggen een paar vermaarde pittoreske dorpjes, waar de romantiek als men de volksmond

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 25