IN DE WILDERNIS VAN HET MODERNE SNELVERKEER
SONSBEEK
Romantische pastorale
In de Schermerpolder
getuigen trieste krotten
dat hier de oude glorie
reeds lang is vergaan
DONDERDAG 26 JUNI 1958
Zomerbijlage
voor kunstliefhebbers
de moeite waard
MET EEN MAILCOACH DOOR HET GOOI
Alleen al het werk van
Bezwaren tegen het boek
„Nog kans op de hemel"
twintig Italianen
maakt de tocht naar
ER WERD van de internationale
beeldententoonstelling Sonsbeek
'58 al gezegd dat deze wat minder
interessant is dan eerder hier ge
organiseerde exposities. Van ver
scheidene Europese beeldhouwers
werd elders nogal wat werk ver
langd en dat zou de mogelijkheden
beperkt hebben. Desondanks heeft
men meer dan driehonderd wer
ken bijeen weten te brengen en
werden wereldberoemde figuren
toch weer vertegenwoordigd.
TWINTIG ITALIANEN maken de tocht
naar Arnhem al de moeite waard. Mij trok
vooral weer het werk van die figuren, wier
namen toevalligerwijze met een M begin
nen. Van Giacomo Manzu ontmoeten we
weer het spelend meisje, dat de Keuken
hof al sierde. Voorts een danseres, die-
bezit blijkt te zijn van de gemeente Hel
mond, een alleraardigst anecdotisch geval
van een schilder en zijn model, een gevoe
lig expressief meisjeskopje en nog een
dansfiguur. Het Haagse Gemeentemuseum
leende de Pomona van Marino Marini, op
vallend onder meer door de zo prachtige
huid, die deze grote figuur meestal aan zijn
werk geeft. Arturo Martini's „Dood van
Saffo" hebben we ook reeds op de Keuken
hof gezien. Door zes andere werken, waar
onder een sterk realistisch portret, leren
we deze figuur beter kennen. Minguzzi
werd onder meer vertegenwoordigd met de
voor een beeldhouwer merkwaardige ver
beelding van „Schimmen in het woud".
Evenals het daarop gelijkende „Tussen het
struikgewas" spreekt het toch betrekkelijk
aan. Uitbundig is inderdaad Marcello Ma-
scherini's „Levensvreugde" te noemen. Nog
andere namen beginnen met een M, ik vol
sta echter met het noemen van Emilio Gre
co, die ook tot de belangrijkste figuren van
zijn land behoort.
BETREKKELIJK groot is ook de Zwit
serse vertegenwoordiging. Voor Karl Geiser
(18981957) heeft men op deze tentoonstel
ling de grootste plaats ingeruimd. Wat
theatraal Duits doet mij zijn grote jonge-
lingsgroep aan. Zijn stevige portretten en
enkele jongensfiguren boeiden me door
gezondere opvattingen. De honden van
Franz Fischer za] men zeker niet licht ver
geten. De uitgebreidheid van deze mani
festatie van beeldhouwkunst bemerk ik
echter, verlangt misschien een herhaald
bezoek indien men alles dat tot het hart
spreekt voldoende op zich wil laten in
werken. Otto Banniger, die medewerker
was van de hier ook vertegenwoordigde
Franse beeldhouwer Bourdelle, noteerde ik
als een belangrijke artiest, maar toch ver
vaagde de herinnering aan zijn werk al
wat. Gemakkelijker onthoudt men Stan-
zani's vertelkunst, waarmee dan niet ge
zegd is dat ik diens kwaliteiten boven die
van Banniger zou stellen. Dat George
Schneider bij Zadkine is gaan werken kan
wel blijken uit zijn „Arbeider", ondanks
een zeer persoonlijke omwerking van diens
invloed.
En nu die laatste beroemde naam geval
len is, moet meer verteld worden over het
geen uit Frankrijk hier kwam. Zadkine
heeft zich gewaagd aan een beeld van Van
Gogh jammer dat we de aparte buste
van de schilder niet kunnen vergelijken
hier met het portret dat onze landgenoot
Schalier al eens liet zien. Dat laatste leek
me namelijk belangrijk mooier. En Zad-
kine's grote beeld kan ik echt niet anders
als een verschrikking noemen. De figuur
doet me even aan een malle Boris Karloff
denken. Beslist kinderachtig is het hoedje
met opgeslagen rand. De wat ouderwetse
jeugdbewegersallure, die aan het geheel
nog te proeven is, heb ik toch nooit uit Van
Gogh's zelfportretten kunnen lezen. Onze
nog jong te noemen landgenoot Schalier
heeft die toch beter bekeken.
Naast werk van Franse beeldhouwers
worden ook plastieken van schilders geëx
poseerd. Allercharmantst is een bronzen
tafelversiering van Bonnard, van Braque
is er een paardekop, van Degas een danse
resje, van Roger de la Fresnay het prach
tige Evafiguurtje, van Matisse een zittend
naakt en de ontwikkeling van een vrou-
wenkop in vijf versies, van Renoir een
beeldje dat ik nog niet kende. Belangrijk
vooral is de grote reeks kleine karikaturale
figuren van Danmier.
Van de grote Franse beeldhouwers heb
k reeds Bourdelle genoemd. Men ontmoet
uer van hem zijn monumentale „Helden
dicht". Laurens' „Grote Musicienne" (die
op de Keukenhof zo domineerde) is ook
hier aanwezig. Maillol's schone figuren
verwonderen toch weer even door de wat
onbelangrijke koppen. Ruim is Rodin ver
tegenwoordigd. Niet minder boeiend echter
zijn de twee prachtig doorwerkte portret
ten van Despiau, dankbaar moeten we zijn
dat men een hele vitrine met de kleine
dierplastieken van de grote Pompon vulde.
Couturier en Germaine Richier zijn dan
de voor mij verder nog belangrijke Fran
sen, wier werk tot stilstaan dwingt.
WEINIGEN VAN ONS zullen ooit Deense
kunst hebben leren kennen. Gottfred Eich-
hoff, die ook ons land bezocht, trof me on
der meer met een portret van de vrouw
Spelend meisje" van de Italiaan Giacomo
Manzu en (boven) de „Vrouw met-parasol''
van de Deense beeldhouwer Adam Fischer
van zijn Belgische collega Leplae, geestig
is het werk van Adam Fischer, ontroerend
Astrid Noachs „Kindje" en „Moeder en
Kind" van Mogens Böggild.
Van de Duitsers boeide mij Fritz Koenig
vooral met zijn geestig gevonden „Camar-
que" (een kudde stieren door ruiters be
waakt, gezien in het land van die naam).
Het blokkige werk van de in Wenen les
gevende Wotruba heeft toch een andere
achtergrond nodig dan dit prachtige park.
geloven mag zomaar voor het op-
scheppen is. En die volksmond, door-
gaans een slechte raadgever, spreekt
ditkeer de waarheid. Tenminste als
H romantiek bestaat uit landelijke rust,
eenvoud en gemoedelijkheid. Een
journaliste van een landelijk dagblad
H heeft eens vier dagen in een van die
§j dorpjes gelogeerd, hopende op een
H sappig stukje kopij. Toen dat tegenviel,
heeft zij de duim te hulp geroepen en
§1 de dorpelingen verregaande drank-
zucht verweten. Met het gevolg dat
iedere verslaggever, die nu in de
Schermer komt, met intens wantrouwen
bejegend wordt. En helaas met reden,
want onze landelijke collega heeft
schromelijk overdreven. Natuurlijk lus-
ten de Schermernaren een borreltje,
maar tot wilde drinkgelagen, zo werd
ons door diverse plaatselijke café-
ij houders ietwat spijtig verzekerd, is het
sinds mensenheugenis niet meer ge-
komen. De dorpsgemeenschap heeft
waarlijk wel andere middelen om zich
de spaarzame vrije tijd te korten.
Zelfs uit Polen en ook uit Turkije kwam
werk. Uit het laatste land echter van
Rudolf Betting, die oorspronkelijk dichter
bij woonde en onder meer de hal van de
Arbeiderspers te Amsterdam van zijn toen
als zo modern ondervonden werk voorzag.
VAN HET LUTTELE dat uit België hier
kwam, onthield ik meer. De portretkunst
van Puvrez is al interessant door de mo
dellen, de bekende Belgische schilder
Cantré was voor België zeker een belang
rijke figuur, maar ik prefereer toch Jes-
pers, die door zijn lessen aan de Jan van
Eyck-academie te Maastricht ook enkele
Nederlanders de weg wees. Mooi leek me
een „Grasplukkende vrouw" van Monique
Cornil, sterk de kop van een stoker van
Karei van de Putte..
Het grootste deel van de Engelse inzen
ding'wordt gevormd door het werk van
Henry Moore, wiens drie grote drié meter
hoge staande motieven men, gelijk zoveel
van zijn hand, los van anderer werk, alleen
in een landschap moest zien.
BETER, GELOOF IK toch, houdt de Ne
derlandse beeldhouwkunst het uit tegen
over werk van buitenlanders, dan de schil
derkunst dat doet. Hoe belangrijk blijkt nu
weer het beeld van de watersnood van
prof. V. P. S. Esser, welk een rustpunt
tussen toch veel problematisch werk is
Wezelaars „Barmhartige Samaritaan". De
verdere Nederlandse vertegenwoordiging
is van grotendeels klein formaat. In het
door G. Rietveld inwendig verbouwde pa
viljoen vonden onder meer Andriessens
plastieken een fraai onderdak. Een vondst
is zijn Watersnoodmonument voor Ouwer-
kerk: twee handen. Geestig zijn „Hand
stand" van Marius van Beek, Killaars
„Vaandelgroep" en Meefouts „Damspelers".
Naast Th. R. van der Pant excelleren nu
ook Eva Mendlik en Jos van Riemsdijk met
dierplastieken. De felle ever van Piet
Sleegers bewonderde ik al eerder, maar
wordt misschien toch nog overtroffen door
Pelgroms zwijn. Knap toont Carasso zich
met zijn „Worstelaars" opnieuw, buitenge
woon mooi is een vrouwtje met stola van
P. d'Hont, charmant het „portret van Wen-
dela" van Koning en expressief een portret
door Ch. van Pallandt. De portretten van
John Radecker blijken het uit te houden
en naar ik dacht een sterk Nederlands
karakter te hebben.
Wat weinig heb ik gewezen op voorbeel
den van nonfiguratieve kunst en op die
veeal demonische zaken bijeengelast uit
oude metalen. De omgeving, dat prachtige
Sonsbeek, verleidde toch meer tot het be
kijken van de figuratieve zaken. Ik vraag
me nu ook af of Zweerus' abstracte beeld,
speciaal voor een stukje plantsoen ver
vaardigd in opdracht van de gemeente
Amsterdam, misschien toch beter zou vol
doen op een andere plaats. Het heeft nogal
ruimte nodig, die op Sonsbeek natuurlijk
wei aanwezig is, maar ook wordt ingeno
men door zoveel ander werk. Ik geloof het
goed te besluiten met de vermelding dat
bijna honderdvijftig kunstenaars hier ver
tegenwoordigd zijn en er dus nog heel wat
meer te zien is op Sonsbeek dan ik mocht
noemen.
Bob Buys
DE NACO-BUS (lijn F) brengt u in
twintig minuten van station Alkmaar
naar het grappige dorpje Groot-Scher
mer, dat zeker de moeite van een ken
nismaking loont. Er is een popperig raad
huisje dat uit 1639 dateert, en waar alles,
van de uitgesleten stoeptreden tot de hob
belige glas-in-loodraampjes toe nog
authentiek zeventiende-eeuws is. Blonde
kinderen spelen op het voorpleintje en in
de hal die naar de secretarie leidt, staat
een bordje: Klompen uittrekken. Met
de jonge ambtenaar Van Gosliga, die zo'n
beetje de „public-relations"-man is, moogt
ge wellicht ook het knusse raadszaaltje
bezichtigen, dat inderdaad een pronkstuk
is met zijn zware eikenhouen lambrize-
ring en zijn betegelde antieke schouw.
Op de halfronde raadstafel prijken een
tinnen kwispedoor en een standaard met
lange gouwenaars, die er overigens alleen
voor de sier staan. We leven hier inder
daad nog vrij primitief, erkent de heer
Van Gosliga, die behalve loco-secretaris
ook ambtenaar van de burgerlijke stand,
gemeenteontvanger, kerkvoogd en admi
nistrateur van de woningbouwvereniging
is. In deze laatste functie loopt het werk
hem trouwens niet over het hoofd, want
sinds 1950 zijn er in zijn gemeente zegge
en schrijve tien nieuwe woningen bijge
bouwd. Nu is dat op een totaal inwonertal
van duizend mensen nog niet eens zo'n
gekke verhouding, maar helaas leeft een
niet gering deel van de bevolking in
huizen, die eigenlijk niet of nauwelijks
bewoonbaar meer zijn. Het zijn die ty
pische stokoude huisjes met houten bo
venbouw, die men ook in de Zaanstreek
aantreft, meestal aan een vaart of sloot
gelegen en door een rustiek, wankel
bruggetje met de weg verbonden; schil
derachtig om te zien, maar vaak tot op de
draad versleten. In de dorpskern, waar
de beter gesitueerden wonen de boeren
en de neringdoenden gaat het nog wel,
maar verder de polder in, op het „Oude
Land", hokken vele arbeidersgezinnen in
trieste krotten, die eigenlijk al lang op
geruimd hadden moeten zijn. Maar wat
wil men als er geen geld en geen bouw
volume is?
Een ander oud zeer in deze polder
dorpen is de hopeloze verkaveling van
de grond. In Groot-Schermer bestaat het
Uit 1639 dateert het knusse raadhuisje van
Groot Schermer dat men hierboven ziet.
Aanvankelijk heeft het dienst gedaan als
„rechtshuis", waarvan de gevelsteen, met
een afbeelding van vrouwe Justitia. nog
altijd getuigt.
grootste deel van de arbeidsbevolking uit
kleine veeboeren. Velen van hen moeten
drie kwartier tot een uur fietsen om bij
hun stukje melkwei te komen. Vandaar
dan ook, dat vele boerenzoons er de brui
aan geven en werk zoeken in de Zaanse
industrie. Jonge boerenknechts, die vroe
ger gerecruteerd werden uit de arme ge
zinnen, zijn al jaren niet meer te krijgen.
Zo dreigt er op den duur een algehele
uittocht te ontstaan, die op haar beurt de
ontsluiting van deze onderontwikkelde
ideaal jachtterrein voor
vissers en fotografen)
TER VERVANGING VAN DE
RUSTIEKE RESTANTEN
WERDEN IN ACHT JAREN
I TIEN HUIZEN GEBOUWD 1
Gouda de primeur van dit antieke toeris
me te gunnen door reeds in juli met der
gelijke rondritten, maar dan in de omge
ving van deze stroopwafelstad, te begin
nen. De heer Erberveld heeft daar wel
oren naar en zo zijn dan deze week in vlie
gende haast oolè de plannen voor deze
rondritten met het vierspan gesmeed. Er
is een aantrekkelijk traject uitgestippeld,
dat onder meer een tochtje door de Vlist
met zijn prachtige plassen en rustieke mo
lentjes, een bezoek aan de museumboer
derij in Bovenberg en aan het oude stad
je Schoonhoven met zijn Edelambachts-
huis omvat. Deze tochten zullen eveneens
dagelijks (inclusief de zondagen) gehou
den worden, ongeveer vijf uur duren en be
ginnen en eindigen voor het fraaie eeuwen
oude Goudse stadhuis. De kosten per pas
sagier zullen niet meer dan tien tot twaalf
gulden belopen, maar van deze „goedko
pe" gelegenheid zal men alleen in juli
kunnen profiteren, omdat brik en paar
den in augustus onherroepelijk in het Gooi
„vastliggen".
„Wij zijn rijkelijk laat in het seizoen
WAT EEN idyllisch beeld, zo n rustie
ke jachtbrik uit overgrootvaders tijd. Vier
vurige paarden ervoor, koetsier en pal
frenier op de bok en een gezelschap def
tige lieden in crinolines en vadermoor
ders daarachter, uit hun eenzame hoogte
minzaam neerblikkend op het eenvou
dige landvolk. Gij, lieze lezer, ivordt er
misschien niet koud en niet warm van.
Maar ons begint het sentimentele oude
hart altijd een tikje sneller te slaan bij de
aanblik van zo'n romantisch tafreeltje.
Hoe jammer dat het maar een plaatje is
en dat die goeie ouw tijd nooit terug
keert
MAAR NU vergist u zich toch. Want
tenminste één zo'n equipage zullen wij
binnenkort weer in al haar trotse glorie
door de lommerrijke Gooise dreven kun
nen zien rondtoeren. En sterker nog: gij-
zelf zult tot de inzittenden kunnen beho
ren, mits gij er althans een paar tientjes
voor over hebt. Want dat zal zo'n uitstap
je anno 1850 u wel gaan kosten.
Het is allemaal ontsproten aan het brein
van een Rotterdamse zakenman, die in
Blaricum een groot buitengoed heeft en
taar in zijn vrije tijd met groot enthousias
me de paardensport bedrijft. Nu is dat be
paald geen goedkope hobby in een tijd als
deze. En toen de bestedingsbeperking
kwam, moest de Rotterdammer dan ook
naar bijverdiensten omzien om zijn lief
hebberij trouw te kunnen blijven. Eerst
stelde hij, naar het voorbeeld der Engelse
hertogen en burggraven, zijn fraaie bui
tenplaats ,,'t Witzand" bij Blaricum tegen
een klein entreegeld voor het publiek open,
maar dit werd geen succes. Daarna orga
niseerde hij met enige hippische vrienden
een ruiterkamp, dat heel plezierig ver
liep, maar al evenmin zoden aan de dijk
zette. Maar nu heeft de Rotterdammer
samen met de stalhouder Theo Erberveld
in Gouda een plan uitgebroed, dat meer
profijt belooft. In een authentieke, vroeg-
negentiende eeuwse jachtbrik zullen zij
rondritten door het Gooi gaan houden. De
brik is het eigendom van de Goudse stal
houder en is in de stroopwafelstad uiter
mate populair als feestrijtuig voor ge
slaagde eindexaminandi, bruiloften en
partijen. Het antieke vehikel wordt met
vier paarden bespannen en kan tien tot
twaalf passagiers herbergen, die van hun
hoge zitplaatsen bijna drie meter bo
ven het wegdek zich ver boven het pro
letarische benzineverkeer verheven voe
len en dus een onbelemmerd uitzicht heb
ben op de Gooise landouwen. De tocht, die
's morgens om half tien bij hotel Hamdorff
in Laren begint, gaat via Hilversum naar
Lage Vuursche, waar gepleisterd en even
tueel geluncht wordt. Langs paleis Soest-
dijk, Baarn, Huis Groeneveld en Eemnes
wordt de terugrit naar Laren aanvaard,
waar men om ongeveer vijf uur 's mid
dags aankomt. Deze antieke rondtochten
beginnen op 1 augustus en zullen die hele
maand met uitzondering van 's zon
dags dagelijks gehouden worden. De
prijs per passagier zal, zoals gezegd werd,
ongeveer twintig gulden worden (buiten
de eventuele maaltijden en verversingen).
Dat is tamelijk veel, maar de liefhebbers
van een exclusief uitje zullen het er graag
voor over hebben, zo menen de exploitan
ten. Alles aan boord van het voorvader
lijke voertuig is authentiek en in stijl, tot
de hoge hoeden en pelerines van koetsier
en palfrenier toe. Als enige concessie aan
het moderne comfort wordt een dozijn
plastic regenjassen voor de passagiers
meegenomen, geen overbodige voorzorg
in een klimaat als het onze. Experts op
toeristisch gebied hebben deze unieke at
tractie al een groot succes voorspeld. „De
beste stunt sedert jaren!" luidt hun oor
deel". Als de Amerikanen en de Duitsers
er de lucht van krijgen, zullen de onder
nemers handen tekort komen!"
INMIDDELS is ook de plaatselijke
V.V.V. van Gouda ontwaakt. Bang dat de
befaamde jachtbrik van Theo Erberveld
haar op deze manier geheel „ontvallen"
zal, heeft zij de stalhouder voorgesteld om
gestart", erkent de heer Erberveld, „maar
dit jaar willen we dan ook alleen maar
ervaringen opdoen. Als alles goed gaat,
kunnen we volgend jaar misschien uit
breiden. Ik weet ergens nog een juweel
van een mailcoach te zitten, die daarbij
prachtig van pas zou komen. Als dat lukt,
zouden we Gouda èn het Gooi kunnen be
dienen en zou iedereen tevreden zijn. Nu
is dat echter nog toekomstmuziek, antie
ke toekomstmuziek om zo te zeggen. Maar
ik geloof wel dat er wat in zit".
En wij geloven het mèt hem. Originele
attracties als deze, met een sfeer van his
torische „echtheid" eromheen, zijn pre
cies wat ons aan natuurschoon en zonne
schijn niet overrijke land nodig heeft om
vreemdelingen te trekken. Het idee biedt
trouwens onbegrensde variatiemogelijk
heden. Haarlem bijvoorbeeld zou de toe
risten een onvergetelijke rondvaart door
zijn welriekende grachten, langs de histo
rische boorden van het Spaarne of naar
de bloeiende bollenvelden kunnen aanbie
den per trekschuit uit de dagen van Hil-
debrandt, compleet met roefje, potkachel
en gouwenaars. Met. Godfried Bomans of
dr. Spoelder als gids en schipper aan het
roer zou dit een attractie van wereldfor
maat kunnen worden. Haarlems Bloei,
waar blijft gij
Ouder is het popperige gemeentehuis van
Graft, dat in de eerste jaren van de zeven
tiende eeuw gebouwd werd en bijzonder
goed geconserveerd is. Het interieur - een
antiquiteitsmuseum gelijk - loont zeker
een nadere kennismaking.
gebieden onmogelijk, of in ieder geval
onrendabel maakt: een vicieuze cirkel die
uiterst moeilijk te doorbreken lijkt. Ook
in andere plattelandsstreken van ons land
doet zich een „vlucht naar de stad" voor,
maar in de kop van Noordholland baart
de bevolking bijzonder grote zorgen, om
dat het hier gaat om een gebied met zeer
vruchtbare weidegrond, dat van oudsher
een belangrijk deel van de zuivelbehoef-
ten der omliggende grote bevolkings
centra geleverd heeft. De geruchten over
een eventuele beperking der melkproduk-
tie hebben de stemming onder de vee
boeren, die hier toch al moeite genoeg
hebben om het hoofd boven water te
houden, nog verder doen dalen. Wanneer
u dat „romantiek" gelieft te noemen, ga
dan uw gang maar....
ZO STAAN DE zaken ervoor in Groot-
Schermer en zo is het, met een kleine
variant, ook in de naburige dorpjes Graft
en De Rijp gesteld. Ook daar: prachtige
oude raadhuisjes, getuigend van langver-
gane glorie en boerenwelvaren. Maar ook
daar, achter deze schone fagade, schrij
nende armoede, materieel zowel als gees
telijk. Getuigt het niet van een bewonde
renswaardige veerkracht dat deze mensen,
verstoken van vrijwel alles wat het leven
waard maakt, geleefd te worden, zichzelf
in hun isolement nog een bescheiden
eigen „cultuur" proberen te scheppen, in
de vorm van een bloeiend verenigings
leven? De Rijp bijvoorbeeld heeft twee
turnverenigingen, twee toneelclubs, twee
zangverenigingen en vier biljartclubs en
dat alles op een totaal van zestienhon
derd inwoners! Maar bij alle hang naar
gezelligheid is er toch ook weer de ver
zuiling. Hetzelfde dorpje telt niet minder
dan vijf kerken (en evenveel cafés). Waar
de Heer zijn tempels bouwt, sticht Satan
zijn kapellen, zeggen de Rijpenaars wijs
gerig, als men hen naar de oorzaak van
deze overdaad vraagt. Maar zij voegen
er meteen aan toe, dat het zowel in de
Godshuizen als in de taplokalen maar een
dooie boel is. In de oudste kerk, de her
vormde, die in 1660 gebouwd is en enkele
mooie gebrandschilderde ramen heeft,
wordt nog slechts eens in de vier weken
dienst gehouden voor gemiddeld twintig
kerkgangers. Trouwer in de leer zijn de
twaalf doopsgezinden die in hun splinter
nieuwe kerkje vlak naast de hervorm
de nog elke zondag ter godsdienst
oefening gaan D.e gereformeerde kerk
staat er eigenlijk alleen voor de mensen
uit de naburige dorpen want in De Rijp
zelf kent men geen echte „fijnen" meer.
Een handvol roomsen van het oude land
vormen de enige bestaansreden van het
katholieke bedehuis. De lutherse kerk
tenslotte, die nog slechts twee lidmaten
telt, is al lang niet meer in gebruik.
DE RIJP, Graft en Groot-Schermer,
drie pastorale dorpjes, zijn de laatste
jaren vooral populair geworden door hun
fotogenieke kwaliteiten en om Jiun puike
viswater. De Haarlemse sportvissers heb
ben er heel wat poelen en sloten gepacht,
maar ook de individuele hengelaar kan
er terecht. Voor een paar kwartjes kan
hij op het gemeentehuis in De Rijp, en
bij diverse caféhouders, een dagkaart
krijgen om op de zeelten, de karpers en
de baars los te trekken. Kenners advi
seren: een flink leefnet meebrengen. In
de herfst wemelt het er van de snoeken,
zegt men. Wij hebben er geen verstand
van, maar brengen de tip graag over.
Alleen: als ge geen brommer of ander
particulier vervoermiddel hebt, houdt
dan rekening met de spaarzame verbin
dingen. De NACO-bussen (op Alkmaar en
Amsterdam) rijden slechts om de twee
uur, hetgeen ruimschoots voldoende is
voor de plaatselijke behoefte. Meestal
hebt ge zo'n autobus helemaal voor u
alleen.
Bij de Haagse uitgeversmaatschappij
Leopold verscheen onlangs de roman „Nog
kans op de hemel" van de schrijfster
Conny Sluysmans uit Brunssum. Tegen dit
boek zijn in Limburgse kringen bezwaren
gerezen. Men meent dat verschillende erin
voorkomende personen in al te letterlijke
zin „uit het leven gegrepen" zijn. Een Lim
burger, die meent bedoeld te zijn met de
romanfiguur Noël, heeft tegen de schrijf
ster en de uitgever een aanklacht inge
diend wegens het opzettelijk aantasten van
zijn eer en goede naam. Als zijn raadsman
zal optreden mr. B. Schattenberg uit Ge
leen, als raadsman van de schrijfster mr.
J. Starman uit Heerlen.
Op enkele kilometers van Alkmaar, in
de Schermerpolder, liggen een paar
vermaarde pittoreske dorpjes, waar de
romantiek als men de volksmond