WOONC ov DE GROOTSTE STAD IS NIET DE BESTE Haarlem moet onze kinderen het moet allemaal mogelijk blijven Werkgelegenheid Winkelgelegenheid Woongelegenheid Wonen en Winkelen Terwijl de ene kunstmaan na de andere het heelal wordt ingeschoten en de atoomsplitsing onge kende energiekrachten vrijmaakt, worstelt de mens met het probleem een levensstijl te vinden, welke zich aanpast aan deze snelle technische ontwikkeling. Deze worsteling omvat vrijwel alle facetten van ons maatschappelijk leven. Eén daarvan is onze wooncultuur, vervul- Eigentijdse oplossing Hollen klimmen trekken duwen ZEGT INSPECTEUR HEIJERS T oekomstbespiegeling WOENSDAG 8 OKTOBER 1958 „In het Stadhuis hangen van die mooie schilderijen, die een indruk verschaffen van het Haarlem van eeuwen geleden. Ik weet niet of het u wel eens opgevallen is, maar tien tegen één zie je spelende kinderen in het straatbeeld. Ik zie dat schilderij van de Grote Markt voor me: daar krioelt het eenvoudig van de kin deren. Wat doen al die kinderen nuP Op de Grote Markt zie je ze niet meer. In de straten er omheen ook niet. Het ver keer beheerst het stadsbeeld en voor spelende kinderen is er geen plaats meer. In grote delen van de stad is dat zo. Wij ouderen, die de stad feitelijk onbewoon- GECONSTATEERD kan worden, dat de met een waarachtig eigentijds karakter, r" baar gemaakt hebben voor de jeugd, zul- hoopvol uitzien naar de verwezenlijking van nature behoudende mens een be- gecreëerd door bekwame meubelontwer pen ons moeten realiseren, dat wij de van de saneringsplannen. Hij is met de paalde angst voor het nieuwe heeft, het pers, die op functionele wijze de eisen van vlicht hebben snpplruimfè h> twee speelgelegenheden in de Leidse buurt onbekende, dat nog niet beleefd en ver- deze tijd hebben onderkend. vrnr rlp r j scneppen en op het pretoriaplein al heel blij. Daar werkt is. Deze natuurlijke behoudzucht 7 ,77, deze woorden wordt een enorm gebruik van gemaakt, de- remt onze aanpassing aan gewijzigde om- Wij willen hierop echter dadelijk een leidde de gemeentelijke inspecteur voor ze zomer zelfs nog tot lang na zonsonder- standigheden. Naarmate het tempo van de waarschuwend woord laten horen tegen T-,- i i r. ontwikkeling hoger wordt zal het gevaar de nioderne kitsch, die vele concurrentie voor achterblijven toenemen. In het inte rieur komt duidelijk naar voren dat ons aanpassingsvermogen in deze tekort zien. Maar die bezwaren verdwijnen schiet. Waar vindt men een juistere weer- Qv, LII U lichamelijke opvoeding de heer S gang- "De ervaring heeft ons al een ding Heijers, in een vraaggesprek zijn visie on f lef d"> «Mus onze zegsman. „In 't begin het <nrr>Ulaa™ i i 7 knJg Je vaak bezwaren van omwonenden, net probleem van de speelruimte der die tegen dat gekrioel voor hun deur op- moderne stadsjeugd in. als zo'n speelplaats eenmaal in vol bedrijf spiegeling van de individuele instelling ten is. Dan gaan vele omwonenden het zelfs opzichte van de maatschappij, dan in de wel leuk vinden. Ik heb destijds wel eens eigen binnenkamer? 999 een beetje hilariteit opgewekt, toen ik er in een rapport beweerde, dat het vrije spel ook wel een esthetische kant heeft.'' PARKWIJK dat vindt de heer Heijers een goed voorbeeld van moderne stads- aanleg, ook wat betreft de speelruimte voor de jeugd. Er is ruimte opengelaten voor kleine speelgelegenheden bij elk woningcomplex, er zijn grote speelpleinen Wij kunnen 'onstateren, dat deze binnen kamer veelal een mengeling vertoont van een bewuste hunkering naar het verleden en een verlangen naar een eigentijdse op lossing. Een interieur wordt evenwel niet in de eerste plaats bepaald door het te kiezen meubel, het is veeleer de wijze waarop de bewoner dit gebruikt. Het maakt geen verschil of een antiek laden- kastje of een stalen bureau gekozen wordt, h" aa" de levensstijl van zijn gebruiker is bepa-' „SPELEN is geen zaak van luxe", ging hij voort. „Het spel en vooral het vrije spel met zijn ongeschreven regels en die de zuidkant, van dit stadsplan zagen we op de kaart een gearceerd stuk met het woord „Rommelspeelveld" erop. Dat wordt gewoon een stukje woeste grond, zijn nog veel strenger, dan de regels, die waarvan de jongelui zélf maar moeten wij ouderen ervoor ontwerpen! is ge woon een stuk noodzakelijke opvoedkun de. Afgezien dan nog van de meest elemen taire eisen van de lichamelijke ontwikke ling. Maar men aarzelt nog vaak teveel om er de consequentie uit te trekken, omdat die zo duur is. Als er dan geen speelgele- genheid is, dan zullen we die moeten zien, wat ze ervan maken. „En nu versta ik heel goed, dat men in deze tijd van wo lend voor de juiste toepassing ervan. Daar wij over beide bovengenoemde voorwer pen echter niet in gelijke hoeveelheden kunnen beschikken antiek is nu een maal dun gezaaid en niet na te maken is de mens bij de inrichting van zijn wo- - J ning op het industriële produkt aangewe- mngnood bij een project het eerste denkt zens Hjj zal dit moeten aanvaarden. Tot schande overigens van diezelfde aan de huizen die er zullen komen. Maar ik hoop toch maar, dat wanneer de eerste gedeelten van Parkwijk gerealiseerd wor den, de speelgelegenheden er meteen bij komen. Dat is eveneens een eis van mo- scheppen. En als er geen ruimte genoeg is, derne stedebouw. Het is logisch dat wo- dan zullen we al die verschillende moge- ningzoekenden denken: als die woningen lijkheden, die een kind vroeger gaande- er eerst maar zijn. Maar we hebben het weg (meestal van school naar huis) vond, al vaak ëen°eg gezien: als ze er eenmaal moeten comprimeren op een klein stukje inzitten, dan missen ze van de eerste dag grond. Met die mogelijkheden bedoel ik af die voorzieningen, die een nieuwe wijk doodgewoon klimmen, klauteren, heffen, Pas bewoonbaar maken. En daarbij zijn dragen, lopen, hollen, springen, worstelen^ ook de speelgelegenheden". OM DAT AAN TE TONEN wees onze zegsman op een aantal flats in Delftwijk, boven de Jan Gijzenvaart. „Die mensen zitten te springen om een speeltuin voor hun kinderen. Ze hebben zelf al een ver eniging gevormd met driehonderd leden En gelukkig gaat hun wens nu in ling. Bij het Flevoplein, is nog een tuin voor de katholieke vereniging „Het Ge zin" geprojecteerd. En verder in het noor den komt nog een tweede speeltuin van het Spceltuinverbond, hier bij het Marian ne Philipsplantsoen". Hij wees weer een aantal stippen op het Delftwijkplan aan: „Dat worden in totaal twaalf vrije speelplaatsen, waarvan er al vijf aan weerszijden van de Van Moerker kenstraat in aanleg zijn.'En dan hief die schoolsportvelden bij de Jan Prinslaan, mensheid moeten wij constateren, dat de moderne produktiemethoden vaak worden misbruikt, uit commerciële overwegin gen De sentimentele hunkering naar het moetenhëlaa"s constateren"* dal'dit" nog vrezende fabrikanten er toe heeft ge bracht, gebruiksvoorwerpen op de markt te brengen die met „eigentijds" niets te maken hebben. Enkele deinzen zelfs niet terug voor plagiaatpleging, waardoor ze zich de kosten van een goede ontwerper besparen en zodoende hun produkt „con currerend" kunnen aanbieden. Als dan bovendien het budget van de leek ontoe reikend is en de lagere prijs doorslagge vend en dit is vrijwel altijd het geval dan is het kwaad geboren. De commer ciële argumenten voeren de boventoon en de woorden van de waarachtige propagan dist worden misbruikt om het geheel zo aannemelijk mogelijk te doen schijnen. TERUGKOMEND op de ontwerpers van goede gebruiksvoorwerpen zal men kunnen aanvoeren, dat deze alleen zijn toe te pas sen in huizen met hetzelfde karakter. Ons inziens is dit een niet juiste veronderstel ling, daar de bewust in de eigen tijd le vende mens onder alle omstandigheden ook in een sterk verouderd huis een zui vere leefruimte kan scheppen. Het oog richtend op onze hedendaagse woonvormen zouden wij van de architec ten mogen verwachten, dat deze woningen als het ware vanzelfsprekend tot een der gelijke wooncultuur zouden uitnodigen. Wij werpwerk nog ontbreekt. Het is daarom Deze plattegrond, die wij ontlenen aan het zeer verheugend, dat van diverse zijden maandblad „Bouw", geeft een voorbeeld naar een bewuste samenwerking gezocht van moderne binnenhuisarchitectuur. Het duwen, trekken, en ga zo nog maar een tijdje door. Dat moet allemaal kunnen op zo'n vrije speelplaats. De speeltuinen spe len in dit opzicht natuurlijk ook 'n belang rijke rol maar een opmerkelijk verschil is er toch wel. In de speeltuin worden de kin deren in het algemeen bewogen door de toestellen en het is de bedoeling met die vrije speelplaatsen, dat de jeugd zich zélf aan de toestellen beweegt. Het speeltuig moet de kinderen ook in staat stellen, zélf kunstjes uit te vinden zoals ze dat noemen „en hun fantasie te ontwikkelen". IN DE VOLLE binnenstad in aan de be hoefte aan vrije speelgelegenheden wel uiterst moeilijk tegemoet te komen. Het enige, waar de heer Heijers een mogelijk heid in ziet, is de ruimte achter het hoge groene hek aan de zuidzijde van de Dam- verleden waar wij reeds over spraken wordt uitgebuit om een namaak-woonstijl te lanceren, welke niet anders is dan laag- bij-de-grondse kitsch. HET MAG verheugend genoemd wor den, dat reeds vele jaren propaganda wordt gemaakt voor het goede seriemeu bel, door de Stichting „Goed Wonen" on der andere. Het goede seriemeubel is er niet het geval is. Ook de architect wor stelt met het probleem van het eigentijdse. Ondanks het feit dat in architectenkringen veel onderzoekingswerk wordt verricht, heeft men toch het gevoel dat een wer kelijk goede basis voor functioneel ont- Een voorbeeld van de mogelijke plaatsing van meubels in een modern interieur. I leden, r" 1 1 straat: daar zouden zijns inziens een paar werkelijk we beginnen het tempo van de klimbogen, een duikelhek, een serie stap- stadsuitbreiding hier een beetje in te lo stenen en wat dies meer zij uitstekend op pen!" Iets geheel nieuws is daarbij de hun plaats zijn. Maar verder kan mén vrije uitwisseling tussen de drie speeltui- voor het centrum van Haarlem slechts nen in Delftwijk, wordt om een voorbeeld te stellen. De Bond van Nederlandse Architecten heeft ter gelegenheid van zijn gouden ju bileum deze zomer een tentoonstelling ge houden in het Stedelijk Museum te Am sterdam aan de Volkshuisvesting gewijd. Het hoogtepunt was een voorbeeld van een woning „Het Huis in de Buurt" op ware grootte, waarbij cis voorbeeld een ga lerijwoning werd gekozen, onderdeel van een groter geheel, namelijk het hoge woongebouw. Deze woonwijze vormt reeds een zeer belangrijk onderdeel bij het ont werpen van uitbreidingsplannen en zal in de toekomst wel haast zeker nog belang rijker worden. De plattegrond welke bij dit artikel is „Het Huis in de Buurt" - een galerij woning, die ter gelegenheid van het gouden jubileum van de B. N. A. deze zomer in het Stedelijk Museum te Amsterdam is geëxposeerd. tegrond heeft overigens vele opmerkelijke kwaliteiten, die bij een wat nauwkeuriger beschouwing duidelijk naar voren komen. Vrijwel gelijktijdig is in het Bouwcen trum te Rotterdam een maquette op ware grootte als resultaat van een studie door een groep architectuur-studerenden on der leiding van architect ir. W. van Tijen gerealiseerd. Dit project is ontstaan door nauwe samenwerking van onder meer: de wordt getoond heeft een oppervlakte van Nederlandse Huishoudraad, Bouwcentrum rond honderd vierkante meter. Deze T.N.O. en B.N.A. met de „Studie functio- maat wordt weliswaar bij vele woningen, nele grondslagen van de woning", welke de laatste jaren zijn gebouwd, nog „Ieders Huis" straks gaat uit van niet gehaald, het is echter geenszins een de wezenlijke behoeften die er bestaan utopie en kan binnen het bereik van het voor een harmonische ontwikkeling van gemiddelde gezin worden gebracht. De de mens, waarvan de bevrediging als plattegrond bestaat uit een kern de noodzakelijke voorwaarde wordt be- woonruimte waaromheen alle overige schouwd voor een aanvaardbaar woonpeil ruimten gegroepeerd zijn en door middel in materieel en geestelijk opzicht. Een van deuren of schuifwanden hiermede ver- zeer -gedocumenteerde beschouwing is af bonden. De woonruimte is verdeeld in een eet- hoek aan de galerijzijde in direct con tact met de keuken, alsmede een zitdeel aan de balkonkant. Het balkon bestaat uit een breed gedeelte en twee smallere, zo dat het schoonhouden der ramen geschie- dan kan door de huisvrouw zelf. De beide kinderslaapkamers zijn door middel van schuifwanden met elkaar en met de woon ruimte verbonden, waardoor een aaneen schakeling van ruimten ontstaat. De jon gere kinderen biedt het speelruimte en het studerende kind heeft het studeervertrek niet te ontberen. Voor het gezin zonder kinderen zullen deze ruimten een welko me aanvulling vormen. De getoonde plat- „Ziezo, ik kom der maar effe bijliggen. Dit kan niet, rooie, het zit net op het draaipalletje. En hoe wou je dat grote bord erop krijgen? Nooit doen jonge, het scheelt je allemaal in je snel heid „Och jonge, kijk jij lie ver naar je eigen kissie. Met je triplex en je vierkante wielen (haalt neus op). Een dergelijke techni sche discussie aan weerszijden van de trot toirrand is misschien ergens in een buiten wijk nog mogelijk. Maar het blijft uitkijken. Het is een merkwaardig verschijnsel, dat de meeste stadsbestuurders in het verleden una niem en zonder discussie de uitbreiding en getalsvergroting van hun stad als onbetwist baar ideaal hebben gezien. De zoveelste inwoner werd altijd met trots en gejuich bin nengehaald en gefêteerd en de hele stad leefde mee-in een soort van wedstrijd om de getalssterkte. Het werd zeer belangrijk geacht, of men de tiende, zevende, zesde of vijfde stad des lands was. Het was een gloriedag wanneer men erin slaagde een andere gemeente in rangorde voorbij te streven. Des te merkwaar diger is dit verschijnsel te noemen, omdat nie mand zich ooit heeft gerealiseerd of er wel een voordeel aan het winnen van zulk een zielen aantalrace was verbonden. En inderdaad: wat is het voordeel ervan? MODERNERE opvattingen in deze kwestie hebben het streven naar „grote stad wor den" als zinloos gekenschetst. Niet de grootte van het inwo neraantal is beslissend voor de functionele geschiktheid van een stad, doch de harmonie tussen inwoneraantal en werk gelegenheid plus woonruimte. Daar en daar alleen ligt het zwaartepunt van de vraag, of een stad bewoonbaar en wel varend is. De taak van een stadsbestuur ligt dus op een geheel ander punt dan waar het in vele gevallen voorna melijk is geconcentreerd. Het stadsbestuur heeft niet tot taak zoveel mogelijk „zieltjes te winnen" en dan te trachten alle andere factoren van stadssamenleving daarbij aan te passen, doch het moet in de eerste plaats overwegen welke mogelijkheden een stad heeft aan woongebied, werkruimte en uitbreidingskansen, daar naast een sociografische con trole uitoefenen op de bevol kingsaanwas en deze twee factoren zo goed mogelijk co- ordineren. Wanneer men tot de conclusie komt dat de ene factor de andere in de toe komst zal gaan overheersen, zal men die „woekerende" factor moeten afremmen en terugbrengen tot de proportie, die een harmonieus welvaarts peil eist. MEN HEEFT berekend dat Haarlem in 1975 ongeveer tweehonderdduizend inwoners zal tellen. De IJmond en Zuid- IJennemerland zullen in 1980 tegen de vijfhonderd duizend mensen herbergen. De aanwas in Haarlem gaat minder snel dan el ders en het ziet er niet naar uit dat Haarlem op den duur zijn plaats in de rangorde der grootste steden zal behouden. Daar is men niet rouwig om men redeneert in Haarlem dus niet meer volgens de zinloze lijn van hoe groter hoe mooier, doch is zeer gematigd in het streven tot aantrekking van inwoners en uitbreiding der stad. Deze gematigdheid kan alleen maar een voordeel zijn voor degenen, die Haarlem als woonstad hebben uitgeko zen of verkregen. Gezien in het kader van de „Steden- krans Holland" zou een mate loze uitdijing van de steden in het westen des lands funest en absurd zijn. Wil men de steden bewoonbaar houden dat wil zeggen: wil men er voor zorgen dat het leven van de stadsbewoner enige aan trekkelijkheid blijft hebben dan zal men deze beheersing in steeds toenemende mate moeten realiseren in de ge meentelijke politiek. Veel-meer dan op uitbreiding moet het streven gericht zijn op conso lidatie en sanering van de be staande stad. Bij een beheerste, gematigde uitbreiding dient dus een ver aangenaming van het stads leven op het programma te staan, waarbij uiteraard niet enkel op recreatie en comfort wordt gedoeld, doch op het gehele complex van factoren dat de stadsbewoner het leven dragelijker kan maken. DAT ZIJN de drie factoren, die de grootste rol in het ge meentelijk beleid spelen. On der deze drie hoofdstukken speelt het leven van de stads bewoner zich af. Hij werkt, hij woont en voorziet zich van de dingen die hij nodig heeft. Daaruit volgt dat een stad wil zij een goede stad heten! elk van haar inwoners vol doende gelegenheid moet bie den om zich aan deze drie bronnen van welvaart te la ven: voldoende werk, voldoen de en goede woningen, ont- spanningsmogelij kheden, kunstzinnige genieting, speel- gelegenheid voor de jeugd, comfort in vervoer en verkeer, en ten laatste: voldoende ge legenheid om gezellig, goed koop en volledig te winkelen. Vooral op de twee factoren Wonen en Winkelen legt deze speciale bijdrage de nadruk. Wat er ontbreekt, is frank en vrij gehekeld. Wat er aan goeds te beleven valt, is be groet als voordelige posten. Wat er gebeuren moet en kan, zal men uit de diverse „voor uitziende blikken" kunnen op maken en wat er van de stad waar men woont verwacht kan worden, zal men dan ten slotte kunnen berekenen. Moge ieder echter doordron gen raken van het feit, dat het beleid van een stadsbestuur gebroken heeft met een zin loze traditionele wedloop om het aantal en dat het gericht is en steeds moet zijn op de belangen van degene, die er woont, belasting betaalt en aan het drukke stadsleven deelneemt. gedrukt in „Bouw" van 16 augustus 1958. HOE ZAL ons nageslacht wonen? Ook dan zal het wonen aangepast worden aan de voor die tijd geldende behoeften. In wel- ke richting de levensbehoeften zich zullen ontwikkelen kunnen wij voor de eerste vijf tig jaren welhaast raden. Laten wij bij zonder goed bedenken, dat de wereldbe volking zeer snel toeneemt. Moeder aarde biedt voorlopig plaats ge noeg, als wij haar totale bewoonbare op pervlakte beschouwen. Prof. Van den Bergh heeft eens gezegd: „Zolang de he le wereldbevolking nog een staanplaats op de Veluwe heeft, valt het met de bewoon baarheid van de aardbol nog wel mee". Het probleem is echter de opeenhoping van grote aantallen mensen op een beperkt gebied, hetgeen dikwijls uit industriële overweging noodzakelijk is. De steden groeien nog steeds in stormachtig tem po. Wij zullen ons tenslotte niet meer kun nen veroorloven om de steden als olie vlekken te laten uitvloeien. Zullen wij de tuinsteden met het ééngezinshuis moeten opgeven? Zal een grotere concentratie van mensen noodzakelijk worden? Het lijkt on afwendbaar. De tijd dat de mens in een wooncel zal leven, lijkt niet meer zover verwijderd. Door ons geprezen hoge woon- normen, zullen verloren gaan. Nieuwe nor men zullen ontstaan. Misschien komt het eens zover, dat de meest waardevolle elementen in onze wooncultuur, licht-lucht-ruimte, door de technische toekomstmens niet meer als natuurelementen zullen worden gebezigd, maar door technische elementen zullen worden vervangen. Wij kunnen ons het le ven in de technische wooncel moeilijk voor stellen. Wij zijn reeds in staat in een vol komen afgesloten ruimte licht, lucht, tem peratuur en vochtigheidsgehalte te rege len naar de voor de mens meest ideale omstandigheden. Wij zouden ons kunnen voorstellen, dat in deze cel, door middel van straling het zonlicht is na te bootsen. Door middel van de air-conditioning kun nen wij dan niet alleen de temperatuur en het vochtigheidsgehalte regelen maar ook een bepaalde geur in de cel verspreiden, bij voorbeeld zeelucht. Als wij dan nog op suggestieve wijze in staat zijn een strandbeeld op de wanden te projecteren en de daarbij horende ge luiden, als die van aanrollende golven, door de geluidsinstallatie te laten voort brengen, dan is het strandleven nagenoeg compleet. Zo zou elke gewenste omgeving op elk gewenst moment kunnen worden opgeroepen. Is het in een tijd, waarin de mensen als vogels door het luchtruim gaan en waarin met Kerstmis de tulpen bloeien, gewaagd te veronderstellen, dat eens onze woon cultuur zich in deze richting zal ontwik kelen? Ons nageslacht zal waarschijnlijk beter de aardsatellieten aan het firmament weten te onderscheiden dan de vogels in de lucht. Zal de toekomst dan nog mense lijk geluk kennen? Laten wij optimist zijn. Het verleden heeft ons geleerd, dat bij het, verloren gaan van oude waarden daar altijd weer nieuwe voor in de plaats ge komen zijn. Brakel-Buma

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 23