ANS EN VIIONNA
WINTER
j* a mmr n
i
Bescherm uw planten bij vorst
HOLLANDSE KERAMIEK
VAN TWEE GENERATIES
Een wit paardje
Erbij
TWEE TROUWE SCHIMMELS
Hoe oud is deze auto?
Joan Haanappel behoort
tot de favorieten
ZATERDAG 2 4 JANUARI 1959
EINDE vorige week werd in het
Centraal Museum in Utrecht de
tentoonstelling „Nederlandse Ke
ramiek" geopend, die dagelijks tot
15 februari te bezichtigen is. Me
juffrouw M. E. Houtzager, direc
trice van het museum, vertelde
dat het materiaal voor deze expo
sitie door de Koninklijke Acade
mie voor Kunst en Vormgeving in
's Hertogenbosch bijeen werd ge
bracht. Men heeft uit een groot
aantal Nederlandse keramisten de
moeilijke keus van een tiental
moeten doen. De tentoonstelling
begint met het werk van Lanooy
en Nienhuis, omdat daarmee een
wending in de Nederlandse kera
miek is opgetreden wat vorm,
kleur en glazuur betreft.
Het woord keramiek zo lezen
we in de catalogus is afgeleid
van het Oudgriekse keramikè
technè, dat „de kunde om dingen
te maken uit klei" betekent. „Ke-
ramos" is pottenbakkersaarde,
later „alles wat gemaakt wordt
uit klei". Over de oorsprong van
dit woord lopen de meningen nog
uiteen, maar men neemt aan, dat
het afgeleid is van het werkwoord
„kerannymi, keraoo" (mengen).
Nienhuis, Lanooy, Andrée en de
industriële keramiekontwerper
Bellefroid vertegenwoordigen op
deze expositie de „oudere" gene
ratie. Bert Nienhuis werd in 1873
in Groningen geboren en ontving
aan de kunstnijverheidsschool in
Amsterdam zijn opleiding. In 1897
richtte hij een plateelbakkerij op,
in 1905 werd hij leraar aan de
kunstnijverheidsschool in Haar
lem en van 1917 was hij aan de
Quellinusschool in Amsterdam
verbonden. Chris Lanooy werd
geboren in 1881 en overleed in
1947. Hij was oorspronkelijk de
corateur. Later is hij als potten
bakker in Scheveningen en Gouda
werkzaam geweest. Hij vestigde
zich tenslotte in 1922 in F.pe.
Het werk van de oude generatie
op de tentoonstelling „Neder
landse Keramiek" vertoont veel
overeenkomst, maar kent toch ook
essentiële verschillen: Lanooy
leefde zich vooral uit in de kleur
(zeegroen, bruin en lichtgeel),
Nienhuis vond zijn inspiratie
vooral in het samengaan van
vorm en glazuur. Andrée daaren
tegen heeft de grove materie wil
len handhaven. Zijn werk, dat
voornamelijk bestaat uit sierstuk-
ken en niet uit gebruiksvoorwer
pen, is grillig van vorm en zou
men kunnen zeggen eentonig
van kleur (lichtbruin, green en
grijs).
Vaas door Van Deventer.
Dat deze drie ouderen veel in
vloed hebben gehad op de jongere
generatie is duidelijk te merken.
Een voorbeeld is Just van Deven
ter: ook hij streeft evenals An
drée naar een zo oorspronkelijk
mogelijke vorm van keramiek.
Zijn werk is voor het grootste
gedeelte dan ook met de hand
vervaardigd en niet met de pot
tenbakkersschijf. De belangrijkste
van deze generatie mogen we on
getwijfeld Meindert Zaalberg noe
men, wiens zoon, de vierentwin
tigjarige Herman Zaalberg even
eens in het Centraal Museum ex
poseert. Meindert H. Zaalberg
werd in 1907 in Leiden geboren.
Op twaalfjarige leeftijd was hij
reeds werkzaam in de potterij van
zijn vader. Thans is hij met de
leiding van de potterij Zaalberg in
Zoeterwoude belast. De keramie-
ken van Meindert en Herman
Zaalberg zijn haast alle gebruiks
voorwerpen, verrassend door hun
eenvoud, strakke vorm en kleur.
Het lichte geel, bruin en grijs
maakte plaats voor een fel geel,
groen en rood.
EEN ANDERE belangrijke plaats
op deze prachtige expositie nemen
natuurlijk ook de ontwerpers van
industriële keramiek in. Naast de
reeds genoemde Bellefroid zien we
ook werk van onder meer De
Vries, Daems en Landsheer, dat
duidelijk bewijst, dat ook indu
strieel aardewerk en porselein
echt mooi kan zijn. Bij deze
laatste ontwikkeling treedt ook
„De Porceleyne Fles" uit Delft op
de voorgrond. Sinds 1955 bestaat
daar namelijk een afdeling, die
zich gespecialiseerd heeft op deze
tak van kunst. Onder leiding van
dr. Dobbelman en Iep Valkema
werkt een aantal kunstenaars aan
het tot stand komen van één eind-
produkt. Voor de vorm zorgt Jet
Sielcken, voor het ontwerp van
de versiering het decor Lies
Cozijn.
Helaas hebben we niet alle na
men van de exposerende kera
misten kunnen noemen. Dat zou
te veel zijn. Om het werk van al
deze kunstenaars te leren kennen
moet men een bezoek brengen aan
het Centraal Museum in Utrecht
en dan bij voorkeur op de mid
dagen van woensdag en zaterdag,
want dan zal men niet alleen van
hun werk kunnen genieten, maar
bovendien zal men kunnen zien
hoe zo'n kunstwerk tot stand
komt: potterij Zaalberg geeft dan
namelijk van 14.30—16.30 uur
demonstraties op de draaischijf.
TOEN IK nog naar school ging,
bracht mijn moeder mij daar in het be
gin steeds zelf heen. Later kwamen
mijn vriendinnetjes mij afhalen en die
brachten mij ook weer van school naar
huis. Om beurten reden ze mijn wagen.
Ik had altijd een heel clubje om mij
heen, wat ik erg prettig vond. Eigen
lijk ging ik nog liever met mijn clubje
dan met moeder, want zij nam altijd de
kortste weg. Achter ons huis waren
bossen en iets verderop weilanden.
Naar school was dat een hele omweg,
maar de meisjes namen daar graag de
tijd voor en kwamen mij dan vroeg
halen.
Op zekere dag zei mijn vader: Jij
krijgt nu van ons een peddelwagen, dat
wil je toch zo graag, dan kun je ook
alleen naar school gaan en verder over
al komen.
O, vader, wat vind ik dat fijn.
Maar zou dat niet erg moeilijk zijn om
zo'n wagen zelf te besturen? vroeg ik.
Ja, kind, alle begin is moeilijk,
maar als je flink doorzet, valt het heus
wel mee. Anderen doen het toch ook!
ELKE DAG keek ik naar de komst
van de wagen uit. Eindelijk werd hij
thuisbezorgd. Een prachtstuk was het.
Ga nu maar eerst om het huis heen
rijden. Als je dat kunt, dan ga je hët
maar in de stille lanen proberen, zei
moeder.
Maar o, wat was dat moeilijk om zo'n
wagen te besturen. Ik zei dan ook wan
hopig: Och, laat mij er maar mee uit
scheiden, want dat leer ik toch nooit.
Maar daar kwam natuurlijk niets van
in. Eerst ging mijn moeder met mij mee
en iedere dag vorderde het wat beter.
Eindelijk kreeg ik het door en toen kon
ik de weg op. Al gauw kon ik ook al
leen naar school gaan. Ik nam er wel
de tijd voor, want ik ging het liefst
langs de weilanden. Het was al een eind
in het voorjaar en ik genoot volop van
de heerlijke natuur. De kieviten scheer
den al roepende over het land. Ze had
den blijkbaar jongen. De leeuweriken
stegen jubelend omhoog en kwamen
dan een eind verder op de akker neer.
Je kon ze haast niet van een kluitje
aarde onderscheiden. En ertussendoor
riep de grutto aldoor zijn naam. Het
vee liep grazende in de weide.
Op zekere dag stond er in een van de
weilanden een mooie schimmel te gra
zen. Die had ik daar nog niet eerder
gezien. Ik ben dol op paarden, dus ik
ging er op af. Gelukkig was hij niet
bang. Nieuwsgierig volgde hij mij langs
het schrikdraad tot aan het einde van
het weiland. Ik vond dat zo leuk, dat ik
terugreed. En zie, het paard liep weer
met mij mee. Ik kon daar, jammer ge
noeg, niet blijven, maar hij bleef mij
nakijken, totdat ik verdwenen was.
's Middags ging ik er weer langs. Het
spelletje van 's morgens herhaalde zich.
Thuisgekomen vertelde ik mijn ken
nismaking. Vader zei: Neem wat
suikerklontjes mee, daar houden ze erg
veel van. Maar denk er vooral om, dat
je de palm van je hand met het klontje
erop goed gestrekt houd, zodat het
paard je niet in je vingers kan bijten.
Vader kon het weten, want hij had
vroeger ook paarden gehad.
DE VOLGENDE DAG nam ik wat
klontjes mee. Toen ik bij het weiland
kwam, stond de schimmel er al weer.
Ik gaf hem een klontje van mijn vlakke
hand en streelde hem over zijn hoofd.
Voortaan stond hij steeds naar mij uit
te zien. Hij wist precies wanneer ik
langs kwam. Ik joeg dan 'de lastige
vliegen weg die om zijn hoofd vlogen
en boven zijn ogen gingen zitten. Paar
den hebben daar veel last van. Hij
boog zijn hoofd dan naar omlaag, zo
dat ik er goed bij kon. Typisch was het,
dat hij direct aanvoelde dat ik niet het
zelfde kon als een ander.
Eens had ik niets bij mij. Dat zinde
hem helemaal niet. Hij wist me toch te
pakken te krijgen door aan mijn man
tel te trekken. Hij besnuffelde me toen
en wilde me niet laten gaan.
Daar kwam de boer aan. Dag
Dit paardje kun je maken van pijp-
reinigers, een kraal, een papiertje voor
de oortjes en wit handgaren. Op de
tekening kun je duidelijk zien hoe je te
werk moet gaan. Proheer het maar eens.
jongejuffer, jij houdt zeker veel van
paarden, hé. Ik zie je hier zo dikwijls
bij de weide.
Nou en of, ik hou van alle dieren,
maar toch het meest van honden en
van paarden. Ik vind het hoofd en de
benen van een paard zo mooi. En dan
die ogen!
Ja, dat merk ik al aan de manier
waarop je over paarden praat. Ik maak
me altijd boos als mensen spreken van
de kop en de poten van Hans.
Heet hij Hans, o wat leuk, nu
weet ik hoe ik hem roepen kan, zei ik.
Nou, jongejuffer, ik heb al lang
gezien dat Hans jou kent. Hij staat je
gewoon op te wachten.
Hij is een slimmerd. Ik denk dat het
meer om de klontjes is dan om mij.
Dat zou ik echt niet kunnen zeg
gen, want ze worden ook heel graag
aangehaald en vriendelijk toegesproken.
HET MOOISTE was, dat hij ook wist
wanneer het zondag was. Want als ik
dan ook wel eens langs de weide kwam,
stond hij niet op de uitkijk. Ik behoefde
dan echter maar in mijn handen te
klappen en dan kwam Hans direct aan
draven. Hij hinnikte als hij dichtbij
kwam. Het was zo'n mooi gezicht, die
schimmel in de mooie groene weide te
zien draven
ZO VERLIEP ER enige tijd. Op een
dag had Hans gezelschap gekregen van
een schimmelmerrie. Die merrie was
eerst wel bang voor mij, maar lang
zamerhand won haar nieuwsgierigheid
het van haar angst en al spoedig stond
ze met Hans mij op te wachten. Jullie
begrijpen wel, die klontjes... ik had nu
voor een dubbele portie te zorgen. Ik
denk dat ze, als ze de weg op hadden
kunnen komen, mij naar mijn huis ge
volgd zouden zijn.
WEER EEN POOSJE later kwam
Hans alleen aangelopen. Waar zou de
merrie gebleven zijn? Zou ze geen
klontjes meer lusten? Ik keek en keek
en eindelijk ontdekte ik haar, een
heel eind weg. Maar ze was niet alleen.
Een mooi lichtbruin veulentje stond
dicht tegen haar aan. In de met bloe
men begroeide weide was 's nachts het
veulentje geboren, kwam de boer mij
vertellen. Vionna, zoals hij de merrie
noemde, zou zich de eerstvolgende da
gen wel een beetje op een afstand hou
den om haar jong te beschermen.
Na enkele weken, toen het veulen
krachtiger werd, begonnen de spelletjes
van moeder en kind, die bestonden in
korte en langere,, holpactijen door het
weiland. Soms deed Hans daar ook aan
mee: Ik genoot-er- intens van de drie
dieren zo te zien draven. Als het veulen
moe werd, strekte het zich languit in
de weide, goed door Vionna bewaakt.
Hans kwam nog steeds klontjes halen.
Pas na enige maanden, toen het veulen
zelf gras begon te eten, was de grootste
zorg voor Vionna voorbij en kwam ook
zij weer naar mij toe. Het veulen was
niet bang en smikkelde lekker mee van
de klontjes. Toen het een half jaar oud
was, kreeg het eenzelfde pakje aan als
zijn moeder: het was helemaal wit ge
worden. Wisten jullie, dat schimmel
veulens bij de geboorte bruin zijn en
later pas wit worden?
NOG heel wat keren werd Vionna
opnieuw moeder. Maar de jonge dieren
werden na enige tijd verkocht, zodat
Hans en Vionna steeds weer samen
overbleven.
Anita
Er waait een gure oostenwind-,
Op straat zie je geen enkel kind.
Het is zo koud daarbuiten!
Ik zie de mensen huiv'rend gaan.
De sneeuwvlokjes, die plakken aan
De dichtgevroren ruiten.
Het vriest al vele weken lang,
De vogeltjes zijn koud en bang.
Zo hong'rig zijn die armen.
Ze zitten kleumend op 't balkon,
Er is zelfs niet één straaltje zon,
Om zich wat in te warmen.
Ik strooi wat korstjes brood er neer.
O kijk eens, steeds komen er meer!
Ze vechten om een hapje.
Mijn mammie zegt: „Ze hebben dorst,
Nu 't water met een dikke korst
Van ijs bedekt is, snap je?"
Ze drinken uit een grote schaal
En hebben vast een heerlijk maal,
Dat kun je heus geloven!
En als het straks weer voorjaar is,
Dan fluiten ze voor mij gewis
Hun mooiste lied van boven.
Marianne van Raait
Tel alle cijfers, die je in deze tekening
kunt vinden, bij elkaar op en je weet
hoe oud de auto is. (De 9 is er niet bij).
Kamerplanten verlangen in de winter
een bijzonder goede verzorging. Tijdens
strenge vorst kunnen ze het vlak voor het
venster wel eens te kwaad krijgen. U dient
hen speciaal tegen de avond en in ce nacht
te beschermen. De planten kunnen tijdelijk
iets naar achteren gezet worden. Over het
algemeen zal het eenvoudiger zijn wat
kranten tussen glas en planten aan te bren
gen; kranten houden de kou goed tegen. In
ieder geval moet u er voor zorgen dat geen
bladpunten tegen het glas komen want die
kunnen bij- vriezend weer als verloren be
schouwd worden; eerst is er geen schade te
zien, doch later komen die dode punten wel
te voorschijn. Als de planten toch trots uw
goede zorgen last van de vorst gehad heb
ben, tracht het blad en de stengels dan niet
te ontdooien door er met uw warme han
den aan te zitten of er met uw adem boven
te komen; het is veel beter zulke planten
voorzichtig op te pakken en die in een vorst-
vrije, doch vooral koele kelder te zetten.
Daar kunnen de planten dan oversproeid
worden met koud water, zo uit de kraan.
Laat ze drie dagen in het donker staan;
meestal zijn ze dan wel gered.
G. Ktomdijk
Aan de Europese kampioenschappen
kunstrijden, die van 1 tot en met 8 fe
bruari in Davos worden gehouden, zullen
meer dan 80 kunstrijders en rijdsters deel
nemen. Alleen bij de heren zal de titel
worden verdedigd door de Tjech Karol
Divin, terwijl bij het ijsdansen de Engels
man Courtney Jones een nieuwe partner
heeft moeten zoeken, namelijk Doreen
Denny.
Het lijstje met deelnemersaantallen en
de door expert genoemde favorieten ziet
er als volgt uit:
Dames: 32 deelnemers uit 13 landen: fa
vorieten: Joan Haanappel (Ned.), Diana
Clifton Peach (G.B.), Hanna Walter (Oos
tenrijk), Ina Bauer (West-Duitsland) en
Jindra Kramperova (Tsjech.)
IJsdansen: 17 paren uit 10 landen: favo
rieten: Courtney Jones en Doreen Denny
(Groot-Brittannië).
MET MEVROUW HERMANS praten be
tekent: met het echtpaar Hermans praten.
Want deze charmante, haast verlegen
vrouw houdt er niet van om alleen geïn
terviewd te worden. Daarom zit Toon Her
mans ook in die grote zitkamer aan de
Zuidboulevard in Zandvoort.
Toch richten we onze vragen hoofdzake
lijk tot haar. Ze beantwoordt ze allemaal
wat zachtjes met een vriendelijk glimlach
je. Wat mijn liefhebberijen zijn? Ik lees
en schilder graag, vroeger tenminste, toen
de kinderen nog yeel kleiner waren en ik
er nog tijd voor had. Maar het liefst doe
ik aan binnenhuisarchitectuur. Dat laatste
hadden we al geraden. Direct toen we bin
nenkwamen hadden we het gezien: de van
smaak getuigende, erg persoonlijk inge
richte zitkamer.
HET IS AVOND, tegen negenen. In de
ruime kamer branden een paar schemer
lampen en kaarsen, die in de grote lage
vensterbank staan. De witte piano staat
open. Er naast, op een kleine tafel, liggen
grammofoonplaten, allemaal door elkaar.
Bij het raam staat een antieke witte bank,
goudgeel bekleed. Op de effen sofa liggen
helgekleurde kussens. Over de ronde tafel
ligt een prachtig cretonne tafelkleed. De
hoge donkere boekenkast staat vol met
boeken. Aan de muur hangen een paar re-
produkties, een aquarel van mevrouw Her
mans, een groot geschilderd portret, van
een héél blond jongetje met een blauw jas
je aan, van Toon Hermans en dan overal
tekeningen en soms ook gedichtjes van
Maurice en Michèle, de oudste zonen van
het echtpaar Hermans. Ik heb mijn huis
wel eens laten inrichten door een binnen
huisarchitect, maar ik heb me er nooit
echt in thuis gevoeld. Het was niet van
mezelf. Ik voelde me als een kat in een
vreemd pakhuis. Hier is het heerlijk,
zelfs nu ze kijkt naar buiten met dit
weer.
—Nou, zeg nou maar gerust, dat we hier
thans aan de Cote d'Aguur zitten, zegt
Toon Hermans ineens. Wij moeten er erg
om lachen. Mevrouw Hermans ook, maar
ze laat het niet zo merken. Ze glimlacht
alleen heel even, net alsof ze van te voren
had geweten, dat hij zoiets zeggen zou.
Ook als we met haar praten en Toon Her
mans voor haar antwoordt, zit ze stil te
luisteren. Slechts af en toe knikt ze instem
mend of voegt er wat aan toe. Ze houdt
zich het liefst op de achtergrond.
We vragen hoe mevrouw Hermans haar
huishouden regelt. Voor ze wat aarzelend
wil gaan antwoorden, zegt Toon Hermans
het al weer: Schrijft u nou maar ge
rust dat het een rotzootje is, een lekkere,
gezellige rotzooi. Weer lachen wij. Me
vrouw Hermans glimlacht slechts weer
even. Dat maakt haar sympathiek. Dan
vertelt ze: Ja, ons huishouden is na
tuurlijk wel wat ongeregeld, vooral als
Maurice en Michèle thuis zijn. Die
Zuid-Limburg, in een internaat. Ik
vaak. Vooral als ze hier de vakantie
ben doorgebracht. Als ze dan weg zijn, is
het ineens zo stil in huis, hoewel ik toch
nog genoeg drukte heb van Gabriël, onze
„baby". Nee, we gaan haast nooit uit, niet
naar de film, schouwburg of naar het ca
baret. Sinds Toon aan die film werkt, heb
ik geen man maar een brok film naast me.
Ja, zegt Toon, zo'n film sloopt je.
's Avonds kom ik doodmoe thuis en plof
het liefst meteen mijn bed in. Het is na
tuurlijk enig werk, want ik doe haast alles
zelf. Ik maak de decors, schrijf het sena-
rio, maak de liedjes en speel vaak voor
cameraman. Eigenlijk is ons landje te
klein voor de film, wist u dat? In Ameri
ka doen ze met zijn veertigen hetzelfde
werk, dat wij met vijf man moeten doen.
Wat betekent nou dat kleine studiootje aan
dat watertje in Duivendrecht vergeleken
bij die honderden, die er in Hollywood
staan? En zo is het ook al met de televisie.
Holland is maar een heel klein stipje op
die onnoemelijke grote landkaart. Het
moet en kan eenvoudig niet dezelfde eisen
op dit gebied stellen als de grote concur
rerende landen. Neemt u nou bijvoorbeeld
eens zo'n Perry Comoshow, dat is toch ge
weldig! Alleen al qua opzet en dan die de
cors en al die beroemde componisten en
artiesten, die aan dit programma mee
werken. U moest maar eens weten, wat
die Perry allemaal met die kleine oogjes
van hem ziet en wat hij met dat koppie
van hem denkt dat is beslist heel wat!
Zo'n show is hier natuurlijk onmogelijk.
Gewoon omdat we er de mensen niet voor
hebben en natuurlijk ontbreekt ook de
pingping. Uit dit alles moet u beslist niet
opmaken, dat ik het hier in Holland niet
fijn vind, integendeel, ik houd van ons
landje en ik zou nooit willen verhuizen.
Nééééé, zelfs niet naar Amerika. Ja, mis
schien weieens voor een tournee, maar
nooit voor goed. Ik wil hier blijven, hier
in Holland, waar mijn kinderen naar
school gaan en waar ik mijn vrouw leerde
kennen. En vooral dan hier in Zandvoort,
in dit huis met dat uitzicht op zee.
Als hij dit zegt kijken we allemaal naar
buiten. De gordijnen voor het grote raam
zijn niet gesloten. Het is buiten stikkedon-
ker. Wij zien niets. Alleen de kaarsen, die
soms heel kort even opflikkeren. Maar
het is alsof het echtpaar Hermans door
die donkerte heen kijkt, alsof ze zien hoe
het weer zomer is en hoe hun zoontjes
Maurice en Michèle bruinverbrand, de weg
oversteken, het duin afrennen op weg naar
die grote, fijne zee. -p
In de serie Amslelboeken van L. J. Veen
in Amsterdam is een herdruk verschenen
van Het manneneiland, geschreven door
Henri van Wermeskerken en verscheidene
jaren voor de oorlog voor het eerst uitge
geven. Het is een fantasierijk avonturen
verhaal over enkele mannen, die na een
schipbreuk op het strand van een onbe
woond eilandje in de Stille Oceaan zijn ge
worpen. Jarenlang leven de mannen onge
stoord op het eiland, maar de rust wordt
doorbroken door twee vrouwelijke piloten
die als eersten van hun geslacht de oceaan
willen overvliegen maar in zwaar weer
moeten landen. Het vlotte, in de stijl van
jongensboeken geschreven verhaal is nu
sterk verouderd. Vooral de reacties van
de wereldvreemde mannen op de komst
van de vrouwelijke piloten en de romanti
sche avonturen daarna doen nu belache
lijk aan.
Europese titel kunstrijden