japanse mmm mumm treinen I VOGELSTUDIE ACHTER TRALIES I HET GEHEIM VAN DE 1 ZOLDERKAMER I ZATERDAG 31 JANUARI 1959 Erbij Het is niet zo eenvoudig als het lijkt PAGINA TWEE HET bereizen van Japan is geen moei lijk karwei. In alle richtingen strekken zich de rails uit, de treinen ratelen er overheen, kruisen elkaar, steken over van eiland naar eiland. Duur is het reizen ook niet. De derde klas is zelfs heel goedkoop, de tweede valt erg mee. Alleen de eerste klas rijtuigen, zeldzaam rijdend en meestal alleen gevuld met wat Amerikaanse toe risten, zijn echt wel voor heel selecte lieden. Toch brengt het reizen in een Japanse trein heel wat voetangels en klemmen met zich mee. Dat merkten we toen we ons opmaakten om weg te reizen naar hel zuiden. Het begon doodeenvoudig. Op het immense Centraal Station van Tokio voor zag een allervriendelijkste, Engels sprekende ambtenaar ons van kaartjes en legde ons omstandig uit hoe we reizen zouden. Eerst ging het met een zogenaam de „limited express" naar Osaka, daar moesten we overstappen op een minder chic soort trein ,die ons naar Uno zou brengen. In Uno zou een veerpont liggen om ons van Honshu naar Shikoku Eiland te brengen, en vandaar moesten we een trein nemen, die ons van Takamatsu Piei naar Takamatsu Station zou vervoeren Het leek volmaakt waterdicht. We kregen de kaartjes in een keurig versierd enve lopje. We hadden besproken plaatsen. Wal kon ons gebeuren? De „limited express" overtrof al onze verwachtingen. Bestonden er werkelijk zulke schitterende rijtuigen in de tweede klas voor de Hollandse prijs van derde? Grote, zachte fauteuils, naar believen te veranderen in ligstoelen, tafeltjes, enorme ruiten, een uitzichtrijtuig voor wie nog meer wilde zien, brede bagagenetten, goe de haken waaraan je jas niet iedereen in de weg hing, voetsteunen die hoog en laag te stellen waren. En dan die conduc- tricetjes! Hondjes van meisjes in blauw uniform met witte kraagjes, blauwe petjes op ultramoderne hoofdjes, smetteloze witte handschoenen waarvan ze wel honderd paar moesten bezitten, want gedurende de reis van negen uren bleven ze altijd wit en keurig opgemaakt. Aan lieve meisjes heeft Japan een zeer behoorlijke voorraad, allemaal behulpzaam, allemaal mooi en lief. Brigitte Bardot zou er geen kans ma ken. De Japanner wil zijn vrouw of vrien dinnetje voor alles lief en aardig hebben en een pruillip is daar beslist niet bij. Het was de taak van de blauwe hondjes om het de reizigers plezierig te maken, of het nu eerzame oudere dames of stoutmoe dige jongelieden waren. Ze kweten zich zonder uitzondering met toewijding van hun taak. Maar er waren ook groene hondjes, die de inwendige mens te ver zorgen hadden. Ze droegen samen een groot dienblad, met thee, met koek, met vis, met drankjes, met picnickdoosjes, met hele maaltijden, met sigaretten (weinig ge bruikt) en warme handdoekjes (veel ge bruikt). Die reis van Tokio naar Osaka door een mooi land was een genoegen op zichzelf. Maar het perron van Osaka.... Het leek of heel Japan was uitgelopen om zich in de trein van Osaka naar Uno te storten. De perrons waren zo vol, dat er werkelijk niet één klein Japannertje -meer bij kon. En dat alles stortte zich met een uitbarsting van energie, die aan waan zin grensde, op die ene arme, trein naar Uno, die veel te klein bleek. Nu is de Ja- pannees gemeenlijk een uitennate beleefd en zelfbeheerst soort mens. maar als hij een trein ziet wordt hij wild. Hij móet er in, hij zal er inen hij kómt er in, hoe ning hierboven illustreert, het ontstaan van een watergolf uit een draaiende ne der otmervlaktedeeltjes onder invloed van de wind. De beide foto's De teke beweging der oppervlaktédeeltf hieronder zijn gewaakt aan het strand van de Noordzee: enerzijds een verward UITLICHT EN INZICHT patroon, dat door stroming en vrij sterke golfbeweging van het water zal zijn aangelegd-, anderzijds een ribbelige zandvlakte na een lichte kabbeling. Vaak -Jet men er kleine gaatjes in, die worden gemaakt door met. hun lange snavels naai voedsel Koekende scholeksters. ook bespr0ken) beroemd is geworden heb ben zijn uitgevers besloten de nieuwe edi tie van zijn eervorige roman „The Aunt's Story" als een nieuw werk aan de recen senten te sturen. Waarom ook niet: wei nigen kenden dat boek en het verdient meer. Het vertelt inderdaad van een tan te, een ongetrouwde, die wij eerst met haar familie ontmoeten ten tijde van de „The Aunt's Story" door Patrick White is een on langs verschenen uitgave van Eyre Spottiswoode te Londen. WIJ, bewoners van het oude Kennemer- land, hebben het toch maar best getrof fen op het stuk van onze ontspanningen in de natuur. We hebben namelijk on danks alle prikkeldraad en alle bordjes, die ons met artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht bedreigen, een stuk vrije natuur in onze naaste omgeving, dat waarschijnlijk het enige in heel Neder land is, waarop de aanduiding „vrij" vol komen gerechtvaardigd kan worden toe gepast, het strand. En onverschillig of het nu hartje zomer is of middenin de win ter, daar aan het strand is altijd iets te beleven. Van vogels of van aanspoelsel, maar óók en dit onder alle omstandig heden van een stuk „levenloze" natuur, dat echter één en al leven en beweging blijkt te zijn. Dat is de voortdurende wisselwerking tussen wind, water en zand, waarop ik uw aandacht graag eens zou vestigen in verband met uw winterse strandwandelingen. n-- Kijk eens goed naar het water en naar het zand, laat het even tot u doordringen wat de wind ermee doet en het is u dui delijk, dat het grote spel van deze drie zich steeds weer uit in golven, golven en nog eens golven. Met een kleine variatie op het Griekse „alles stroomt" zou voor het strand zeker kunnen gelden: „Alles golft". En hoe! Nu eens is er bij land wind niet anders dan een slappe deining in een platte zee te zien, dan weer rolt een felle stormbranding op het strand af. De ene dag ligt het zand in lange, weinig profiel vertonende slierten, de volgende heeft het een gegolfd en ge rimpeld oppervlak als een even door de wind bewogen plas. Maar golven zijn, groot of klein. Hoe deze golven zich ook voordoen en of ze nu van water zijn of van zand, steeds hebben ze dezelfde natuurwet als grond slag, een wet die zegt, dat wanneer twee vervormbare stoffen over elkaar strijken, er in het grensvlak tussen deze beide zich een zodanige vorm zal instellen, dat met zo weinig mogelijk energie een even wichtstoestand ontstaat. Zo is de vorm van het grensvlak tussen wind en water, maar ook die op de scheiding van be wegend water en zand altijd golfvormig, dat is wiskundig aan te tonen voor wie zijn ogen niet zou willen geloven. In be ginsel is de verklaring van het golven eigenlijk heel eenvoudig. De wind dwingt de meeste waterdeeltjes aan het opper vlak tot het doorlopen van cirkelvormige banen. Als resultaat hiervan ontstaat een -golvend oppervlak. Q-P,\V-qar- -faet water ondiep is, worden de cirkelvormige banen der afzonderlijke deeltjes vervormd tot ellipsen, platter naarmate de diepte geringer is. Vlak boven de bodem is er dan alleen nog een heen en weer gaande beweging. En deze heen en weer slingerende waterbeweging pal boven een bodem van los zand doet ook de bovenste korrels hiervan bewegen. Zij worden ook heen en weer geslierd, de lichtste gemakkelijker dan de zwaarste. Hierdoor ontstaat er een zekere selectie én een plaatselijke opeenhoping van die lichtste zandkorrels. Verwondert het u nog, dat die verzamelingen van lichte korrels weer golfvormig zijn? Het zijn de toppen van de golfribbels, die u al duizend keer op de bodem van droogge vallen zwinnen hebt gezien en die ge woonlijk een keurig regelmatig uiter lijk hebben. En gelukkig voor ons: zand- golven vallen niet plat, zodra de oorzaak van hun ontstaan er niet meer is. Ze laten zich uitvoerig bekijken en u krijgt alle ge legenheid uit hun vormen uw conclusies te trekken. Onder ons gezegd, hoe meer golfribbels van zand u bekijkt, hoe meer het u ook duidelijk zal worden, dat een verklaring voor hun totstandkoming lang niet steeds gemakkelijk is te geven. Want het zijn niet alleen de watergolfjes, die het zand een profiel kunnen geven: stromend water doet precies hetzelfde. Ook in dit geval immers, is er een over elkaar strijken van twee vervormbare media, en dus zul len er golven worden gevormd. Maar bij het zand is het niet zo, dat de korrels '6i"ï,k'eïv>orhiiige banen gaan beschrijven- hier speelt de selectie tussen Ijcht .en zwaar weer een grote rol. En het resul taat is een prachtig regelmatig gegolfd vlak zoals u dat mooi kunt te zien krijgen op plaatsen waar de ebstroom (bijvoor beeld tijdens het snelle leeglopen van een zwin) een poosje actief is geweest. De combinatie van zo'n stroom en een door de wind gegolfd watervlak, waarvan de golven niet evenwijdig aan de stroom richting lopen, heeft allerlei onverwachte gevolgen. Uit twee richtingen wordt het bodemzand dan aangepakt, op de ene plek werken stroom en watergolving een drachtig samen, een decimeter verder zijn hun invloeden op het zand juist tegenge steld. En het resultaat na droogvallen van de plas blijkt een warrig en bijzonder moeilijk te ontcijferen, maar altijd belang wekkend golvenveld te zijn. Van de zomer moet u beslist eens bloots- golfbodem gaan staan en even blijven staan. U voelt dan de ribbels onder uw voeten doorlopen, al is hun snelheid ook niet groot. En wanneer u het wegtrek kende water eens even volgt, zult u wel bij een geul naar zee terechtkomen, of anders gezegd bij een kleine mui. Daar trekt het water met formidabele snel heid doorheen naar het dalende oppervlak van de zee. Maar nu wordt er geen golf patroon op de bodem gevormd a la die in het zwin. Nee, de watersnelheid is hier zo groot, dat het zand wild wordt opge- werveld. Opnieuw ontstaan er golvingen, maar nu van een troebel mengsel van water en zand. En deze golven in de mui.... lopen tegen de stroom in, dus van beneden naar. boven! Tenminste, dat lij,kt zo vq,oi; bet oqg, In wezen gaat het zand wél mèe naaf b'èneden. Ditzelfde fenomeen kunt u ook dikwijls zien in van een steil strandgedeelte teruglopende golven. In het begin gaat alles rustig, maar plotseling wordt een zekere „criti- sche snelheid" van het water overschre den, het zand begint los te komen en de teruglopende golven ontstaan. Zo is er van alles aan de golven te zien, niet alleen aan die van wind over water en van water over zand, doch ook nog aan die van wind over zand. Maar daar over om met collega Pétillon te spre ken een volgende keer. Kees Hana dan ook, door de deur als dat gaat. door het venster als het niet anders kan. Oude oma's worden wanhopig krijtend over de hoofden der menigte aangereikt, oude opa's wringen zich blazend door de kleine ramen, want ach heden, er is een groot verschil tussen een „limited express" en zo maar een gewone trein. De tweede klas is precies die van Haarlem naar Amster dam, met dit verschil dat wie geen zit plaats vindt gewoon op de grond gaat zitten, want de reis duurt zeven uur en dat is te lang om te staan. Wie echter mocht menen op het station van Osaka het puikje aan „treindrum- men" gezien te hebben, wordt in Uno wel van het tegendeel overtuigd. In Uno ligt de veerpont, een prachtig modern schip. Tweeduizend mensen willen daar op en kunnen er op en denken dat er geen plaats is. Het gevolg is een vechtpartij, waarvan men zich met geen mogelijkheid een voorstelling kan vormen. En hebben alle tweeduizend mensen dan een behoor lijke zitplaats gevonden, gaan de gedien stige boy-sans rond met de gratis groene thee uit mooie theepotjes in mooie kom metjes. dan strekt iedereen zich behaaglijk uit in zijn gemakkelijke stoel, bewondert de prachtige bloemstukken, die in iedere hoek te pronk staan en dan haalt men de eetstokjes voor de da? om op de picknick doosjes, die zelf op bloemstukjes lijken, aan te vallen. Iedereen is weer vriendelijk en beleefd en voorkomend. Men vergaart nieuwe krachten voor de wedloop op de trein bij Takamatsu Pier. We hebben ons daar niet meer aan ge waagd. Op de pier hebben we een taxi genomen. Die reed ons zeven kilometer ver voor zeventig cent naar ons hotel! De taxi's in Japan zijn sympathiek goedkoop. TOEN IK op zekere dag het oude Marktplein overstak, zag ik een man tegen een lantaarnpaal in het midden van het plein geleund staan, die blijkbaar met grote belangstelling naar de zolderramen van een huis aan de overkant, nr. 48, keek. Wat was er gaande? Voorbijgangers kwamen langs, doch hij sloeg er geen acht op. Bewegingloos bleef hij staan, de ogen gericht op de ramen van de vijfde verdieping. Ik keek in dezelfde richting. Er was niets bijzonders op te merken. De ramen leken goed onderhouden. Er hingen gordijnen voor en ze waren gesierd met bloemen. Ik bekeek de man. Het was een frisse jongeling, jeugdig. Hij droeg een bruine hoed. Uiteraard ben ik niet nieuwsgierig, doch deze zonderlinge manier van doen trof mijn aandacht. Ik wilde weten wat er ging gebeuren. Mijn vrouw verwijt me dikwijls dat ik nooit iets te vertellen heb, misschien zou ik haar thans tevreden kunnen stellen. Ik bleef stil staan. De man verroerde geen vin. Ware het niet omwille van een haast onmerk bare spier ver trekking van zijn kaken, dan zou men de indruk gekregen hebben van een wassen beeld. Ik zou hem kunnen vragen waarnaar hij stond te kijken, maar ik had werkelijk geen enkele verontschuldiging om mij met zijn zaken te bemoeien. Ik zou een uitbrander kunnen krijgen. Misschien zou een vraag van mij hem kwetsen. Het zou kunnen dat de man verliefd was. Ja. alles wel beschouwd was dat nog de meest aanneemlijke verklaring De straatveger hield op met zijn werk naast ons en keek naar de ramen. Een paar seconden later kwamen twee schooljongens aangewandeld en bleven eveneens staan. Een brievenbesteller en een melkventer volgden hun voorbeeld. De hemel mag weten wat hier gaande is, hoorde ik een vrouw tot een andere zeggen. Nog meer mensen vergrootten het groepje, een oude man met wandelstok, mensen met honden aan de leiband, giechelende jonge meisjes, bakkersgasten met hun manden, oude heren die op gedempte toon de ver schrikkelijke dingen van de tegenwoordige tijd van commentaar voorzagen, een zwarte schoorsteenveger met een witte sigaret, flegmatieke leeglopers mei hun fietsen, voetgangers die juist van de tram stapten, huisvrouwen met hun boodschapmandjesdikke en dunne, oude en jonge. De menigte kookte van veronderstellingen. Een oud vrouwtje dacht dat er een kanarie gevlucht was op het dak. De melkventer was ervan overtuigd, dat er op de vijfde ver dieping een moord gepleegd werd. Een man meende dat het dak in brand stond. Twee jonge meisjes ontwaarden reeds rookwolken. Een opgewonden stem zei dat de politie verwittigd moest worden. Iemand anders vroeg naar de plaats van de brandmelder. Ik. begon mij onbehaaglijk te voelen tussen al die opgewonden mensen die de somberste veronderstellingen maakten, terwijl ik daar stond als een onnozéling, die boe noch ba kon zeggen. Was het in zekere zin niet mijn menigte? Ik voelde dat zij onrecht werd aangedaan. Indien iemand kon weten wat er gaande was, zou ik het toch moeten zijn! En daar stond die jonge man, die aanmatigende nietsnut, die zich om al dat rumoer niet leek te bekommeren, het hoofd achterover, de ogen naar boven gericht, terwijl de helft van de stad rond hem geschaard stond en kostbare tijd verloor zonder te weten waarom. Genoeg! Ik hield het niet langer uit. Ik klopte hem op de schouder met mijn wijsvinger, zeggende: Neemt u mij niet kwalijk, maar waar staat u zo naar te kijken? Naar te kijken? vroeg hij stomverbaasd. Ziet u dan niet dat mijn ogen gesloten zijn? Men hoeft slechts zijn hoofd achterover te houden en te doen alsof men kauwgom bijt. Het is de enige remedie tegen neusbloeding. Aage V. Hovhwnd SAN FRANCISCO (UPI) Gevangene nummer 594 van de beruchte Amerikaan se strafgevangenis Alcatraz op een eiland in de baai van San Francisco zat deze week een halve eeuw achter de tralies. In die vijftig jaren is hij een in heel Amerika vermaarde.vogelkenner ge worden. Zijn boek over vogelziekten geldt als een standaardwerk: „Strouds digest of bird-diseases" Robert F. Stroud wordt 28 januari negenenzestig jaar. Hij was dus negentien toen hij in de gevangenis kwam: veroordeeld tot twaalf jaar we gens doodslag op een man, die naar zijn zeggen een meisje in Juneau, Alaska, had aangerand. In zijn eerste gevangenis, te Leavenworth in de staat Kansas, beging Stroud zeven jaar later een moord. Voor de ogen van elfhonderd medegevange nen stak hij een der bewakers dood. Hoe wel hij zich beriep op zelfverdediging, werd hij ter dood veroordeeld. Hij had de voor hem bestemde galg reeds op de bin nenplaats van de gevangenis zien oprich ten, toen hem gratie werd aangezegd. Op dringend verzoek van Stroud's moeder had de toenmalige president der Verenig de Staten, Woodrow Wilson, hem begena digd en zijn straf veranderd in levens lange opsluiting. Het werd eenzame op sluiting en in die eenzaamheid zocht Stroud afleiding. Men zegt, dat hij eens vlak bij zijn celraam een nest mussen ontdekte en dat daardoor zijn belangstel ling voor vogels werd gewekt. Een bewa ker gaf hem een paar kanaries in zijn cel. Na verloop van tijd bezat Stroud een vo lière met een driehonderd vogels, die hij bestudeerde en waarover hij schreef. In 1942 was hij zo beroemd geworden, dat vogelliefhebbers gedaan kregen, dat hij in zijn cel met een microscoop en an dere wetenschappelijke hulpmiddelen mocht werken. Bovendien drongen zij steeds klemmender aan op vrijlating van de geleerde gevangene. Of deze beroemd heid de autoriteiten verdroot of dat er an dere redenen voor waren is niet bekend gemaakt, maar in ieder geval werd Stroud geruime tijd geleden plotseling naar het zeer strenge Alcatraz overgeplaatst. Daar werd hem niet langer toegestaan vogels te bestuderen. Hij schikte zich in dit lot en begon rech ten te studeren en zich verscheidene ta len (Frans, Italiaans en Latijn) eigen te maken. Hoewel hij in zijn jeugd slechts drie klassen van de lagere school had ge volgd, werd Stroud een knappe linguist en een kenner van het Amerikaanse recht. In zijn cel schreef hij een lijvig boek over de historie en de theorie van 't Ame rikaanse gevangeniswezen vóór 1930, maar men stond hem niet toe dit ma nuscript te publiceren. Wel drong ook deze nieuwe faam buiten de gevangenismuren door. Het gevolg is geweest, dat er thans een boek over „The birdman of Alcatraz" (De vogelaar van Al catraz) is geschreven door een zekere Thomas E. Gaddis en dat verscheidene mensen onder leiding van de Californische advocaat Stanley Furman een nieuwe ac tie begonnen zijn om Strouds vrijlating te bewerkstelligen. Nadat op een in juni in gediend verzoek hiertoe geen gunstig re sultaat is gevolgd, wil de actiegroep thans de zaak in het Amerikaanse Congres bren gen. Furman en zijn medestanders bewe ren, dat Stroud de eerste Amerikaan is, die ooit langer dan vijftig jaar in de ge vangenis heeft gezeten. dood van haar moeder, dan als een lelijk 'ong meisje, vervolgens als vrouw van mid delbare leeftijd in een Zuidfrans hotel en tenslotte in de Verenigde Staten, waar zij in een krankzinnigengesticht wordt opge nomen. Het is geen trieste geschiedenis, in de termen van Patrick White, alleen een ang stige, doordat de tante voortdurend din gen ziet en denkt op de grens tussen de normale realiteit en een visionaire, waar- lan de geruststellingen van het dagelijks leven ontbreken. Deze auteur heeft het niet op het gewone en maatschappelijke, het element van kleine slimme zielen naar zijn smaak. Hij gaf van zijn afkeer op een letterlijk „zinniger" manier blijk in het verhaal van Voss, de ontdekkings reiziger met een visie, wiens mentaliteit •net die van de bourgeoisie van Sydney in contrast gebracht werd. „De heer Bon ner las de woorden, maar Voss zag de ri vieren" (bij het bekijken van de land kaart). De tante ziet geen rivieren, noch iets anders dat zo concreet is, maar her inneringen, overeenstemmingen Wat Patrick White uitzonderlijk maakt in een wereld van correcte en sociaalge- zinde romanciers, is dat hij niet in het minst op zijn tenen hoeft te gaan staan om die visie te verwezenlijken. Hij ziet vanzelf zo en kan zich al ziende veroor loven vele grappen te maken. Hij verliest ook de normale burgerlijke wereld niet uit het oog. In „The Aunt's story" bestrijdt hij met zijn grappigheid de onrust, die zijn abnormale realiteit wekt, niet alleen bij zijn lezer mogen wij aannemen, maar ook bij hemzelf. In het midden van het boek klinkt hij alsof hij nogal triomfantelijk ge stemd is: alsof hij zich nog moest over tuigen dat romanciers en anderen onge lijk hebben, wanneer zij ons een prakti sche en verstandige voorstelling van de wereld aanbevelen. Geruime tijd voor het eind wordt de or de hersteld, dat wil zeggen wordt het ver band hei-vonden tussen de visie en het alledaagse, tussen de vlammende zielen en de pruttelende. Maar zelfs waar het verbroken is, gunt het boek zijn lezer af en toe opwindingen die hem dwingen om het opzij te leggen en de passage over te lezen als hij eraan gewend is. Dat is een beetje lastig. En waar laat de visie ons tenslotte mee achter? Zonder het talent van Patrick White levert zij een onzin op die erger is dan die van de meeste nuch tere opvattingen. Het was een vooruitgang dat in „Voss" de visie gericht werd op rivieren en op het land ertussen. Maar wie ervan houdt dat de intelligentie zich roekeloos toont, zou zich terecht beklagen als „The Aunt's Story" hem niet aanbe volen was. ANGUS WILSON doet zich naast Pa trick White voor als een toonbeeld van verstandigheid. Zijn mrs. Eliot verliest, als zij pas even in de veertig is, haar echtgenoot, bij een relletje in Indonesië doodgeschoten. Zij leefde er goed van met hem. Geld is er niet veel over. Zij moet zich dan dus aanpassen aan haar veran derde omstandigheden. Het verloop van de geschiedenis is, dat zij begint met heel verstandig te zijn, een secrotaressencur- sus te volgen en een kleine zitslaapkamer te huren. Als zij haar examen heeft ge daan, stort zij in. Zij brengt een paar maanden door bij haar broer, die een bloemenkwekerij heeft aan de zuidkust en leeft, daar weer zo prettig, dat zij haar verstandigheid niet dadelijk hervindt, maar zich koestert in de vertrouwelijkheid met haar broer, even makkelijk en na tuurlijk als toen zij kinderen waren. Ten slotte toont zij zich toch ondernemend ge noeg om te vertrekken, tot ontsteltenis „The Middle-Age of Mrs. Eliot" is het nieuwste boek van Angus Wilson, te Lon den verschenen bij Seeker Warburg. Bob Tademc Sporry van haar broer, die voorheen de verstan digste was. Daarmee is de crisis in het leven van Mrs. Eliot ten einde en het boek voltooid. Het ziet er uit of Angus Wilson de aan merkingen ter harte genomen heeft op de tamelijk venijnige ironie, waarmee hij vaak de daden en uitspraken van zijn per sonages bejegende. Hij heeft geen hart voor zijn mensen, werd er gezegd. Daar door is hij op zijn best in korte verhalen en te fragmentarisch in zijn romans (dat gold de vorige: „Anglo-Saxon Attitudes" in het bijzonder). Helemaal niet waar, was het antwoord van Angus Wilson dan: ik vind dat de meeste mensen zich bewonde renswaardig redden in onmogelijk moei lijke omstandigheden. Het is precies die opvatting, die hij met het personage van Mrs. Eliot verduidelijkt heeft: met zijn respect voor haar aanpassing en voor haar liefde. Intelligent geschreven en soms ontroe rend, lijdt deze romar een beetje onder de breedvoerigheid van sommige passa ges. Er wordt dan teveel onderzocht en uitgelegd, ten koste van het uitzicht op de karakters. Zoals zij hier en daar gesug gereerd wordt, is Mrs. Eliot een interes santer wezen dan zoals zij uit haar vol ledige beschrijving tevoorschijn komt. Anderzijds is Angus Wilson toch, zelfs waar hij breedvoerig is, de aandacht van zijn lezer waard. S. M.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 14