japanse mmm
mumm treinen
I VOGELSTUDIE ACHTER TRALIES
I HET GEHEIM VAN DE 1
ZOLDERKAMER I
ZATERDAG 31 JANUARI 1959
Erbij
Het is niet zo eenvoudig als het lijkt
PAGINA TWEE
HET bereizen van Japan is geen moei
lijk karwei. In alle richtingen strekken
zich de rails uit, de treinen ratelen er
overheen, kruisen elkaar, steken over van
eiland naar eiland. Duur is het reizen ook
niet. De derde klas is zelfs heel goedkoop,
de tweede valt erg mee. Alleen de eerste
klas rijtuigen, zeldzaam rijdend en meestal
alleen gevuld met wat Amerikaanse toe
risten, zijn echt wel voor heel selecte
lieden.
Toch brengt het reizen in een Japanse
trein heel wat voetangels en klemmen met
zich mee. Dat merkten we toen we ons
opmaakten om weg te reizen naar hel
zuiden. Het begon doodeenvoudig. Op het
immense Centraal Station van Tokio voor
zag een allervriendelijkste, Engels
sprekende ambtenaar ons van kaartjes en
legde ons omstandig uit hoe we reizen
zouden. Eerst ging het met een zogenaam
de „limited express" naar Osaka, daar
moesten we overstappen op een minder
chic soort trein ,die ons naar Uno zou
brengen. In Uno zou een veerpont liggen
om ons van Honshu naar Shikoku Eiland
te brengen, en vandaar moesten we een
trein nemen, die ons van Takamatsu Piei
naar Takamatsu Station zou vervoeren
Het leek volmaakt waterdicht. We kregen
de kaartjes in een keurig versierd enve
lopje. We hadden besproken plaatsen. Wal
kon ons gebeuren?
De „limited express" overtrof al onze
verwachtingen. Bestonden er werkelijk
zulke schitterende rijtuigen in de tweede
klas voor de Hollandse prijs van derde?
Grote, zachte fauteuils, naar believen te
veranderen in ligstoelen, tafeltjes, enorme
ruiten, een uitzichtrijtuig voor wie nog
meer wilde zien, brede bagagenetten, goe
de haken waaraan je jas niet iedereen in
de weg hing, voetsteunen die hoog en laag
te stellen waren. En dan die conduc-
tricetjes! Hondjes van meisjes in blauw
uniform met witte kraagjes, blauwe petjes
op ultramoderne hoofdjes, smetteloze witte
handschoenen waarvan ze wel honderd
paar moesten bezitten, want gedurende de
reis van negen uren bleven ze altijd wit
en keurig opgemaakt. Aan lieve meisjes
heeft Japan een zeer behoorlijke voorraad,
allemaal behulpzaam, allemaal mooi en
lief. Brigitte Bardot zou er geen kans ma
ken. De Japanner wil zijn vrouw of vrien
dinnetje voor alles lief en aardig hebben
en een pruillip is daar beslist niet bij.
Het was de taak van de blauwe hondjes
om het de reizigers plezierig te maken, of
het nu eerzame oudere dames of stoutmoe
dige jongelieden waren. Ze kweten zich
zonder uitzondering met toewijding van
hun taak. Maar er waren ook groene
hondjes, die de inwendige mens te ver
zorgen hadden. Ze droegen samen een
groot dienblad, met thee, met koek, met
vis, met drankjes, met picnickdoosjes, met
hele maaltijden, met sigaretten (weinig ge
bruikt) en warme handdoekjes (veel ge
bruikt). Die reis van Tokio naar Osaka
door een mooi land was een genoegen op
zichzelf. Maar het perron van Osaka....
Het leek of heel Japan was uitgelopen
om zich in de trein van Osaka naar Uno
te storten. De perrons waren zo vol, dat
er werkelijk niet één klein Japannertje
-meer bij kon. En dat alles stortte zich met
een uitbarsting van energie, die aan waan
zin grensde, op die ene arme, trein naar
Uno, die veel te klein bleek. Nu is de Ja-
pannees gemeenlijk een uitennate beleefd
en zelfbeheerst soort mens. maar als hij
een trein ziet wordt hij wild. Hij móet er
in, hij zal er inen hij kómt er in, hoe
ning hierboven illustreert, het ontstaan van een watergolf uit een draaiende
ne der otmervlaktedeeltjes onder invloed van de wind. De beide foto's
De teke
beweging der oppervlaktédeeltf
hieronder zijn gewaakt aan het strand van de Noordzee: enerzijds een verward UITLICHT EN INZICHT
patroon, dat door stroming en vrij sterke golfbeweging van het water zal zijn
aangelegd-, anderzijds een ribbelige zandvlakte na een lichte kabbeling. Vaak
-Jet men er kleine gaatjes in, die worden gemaakt door met. hun lange snavels
naai voedsel Koekende scholeksters. ook bespr0ken) beroemd is geworden heb
ben zijn uitgevers besloten de nieuwe edi
tie van zijn eervorige roman „The Aunt's
Story" als een nieuw werk aan de recen
senten te sturen. Waarom ook niet: wei
nigen kenden dat boek en het verdient
meer. Het vertelt inderdaad van een tan
te, een ongetrouwde, die wij eerst met
haar familie ontmoeten ten tijde van de
„The Aunt's Story" door
Patrick White is een on
langs verschenen uitgave
van Eyre Spottiswoode
te Londen.
WIJ, bewoners van het oude Kennemer-
land, hebben het toch maar best getrof
fen op het stuk van onze ontspanningen
in de natuur. We hebben namelijk on
danks alle prikkeldraad en alle bordjes,
die ons met artikel 461 van het Wetboek
van Strafrecht bedreigen, een stuk vrije
natuur in onze naaste omgeving, dat
waarschijnlijk het enige in heel Neder
land is, waarop de aanduiding „vrij" vol
komen gerechtvaardigd kan worden toe
gepast, het strand. En onverschillig of het
nu hartje zomer is of middenin de win
ter, daar aan het strand is altijd iets te
beleven. Van vogels of van aanspoelsel,
maar óók en dit onder alle omstandig
heden van een stuk „levenloze" natuur,
dat echter één en al leven en beweging
blijkt te zijn. Dat is de voortdurende
wisselwerking tussen wind, water en
zand, waarop ik uw aandacht graag eens
zou vestigen in verband met uw winterse
strandwandelingen. n--
Kijk eens goed naar het water en naar
het zand, laat het even tot u doordringen
wat de wind ermee doet en het is u dui
delijk, dat het grote spel van deze drie
zich steeds weer uit in golven, golven en
nog eens golven. Met een kleine variatie
op het Griekse „alles stroomt" zou voor
het strand zeker kunnen gelden: „Alles
golft". En hoe! Nu eens is er bij land
wind niet anders dan een slappe deining
in een platte zee te zien, dan weer rolt
een felle stormbranding op het strand
af. De ene dag ligt het zand in lange,
weinig profiel vertonende slierten, de
volgende heeft het een gegolfd en ge
rimpeld oppervlak als een even door de
wind bewogen plas. Maar golven zijn,
groot of klein.
Hoe deze golven zich ook voordoen en
of ze nu van water zijn of van zand, steeds
hebben ze dezelfde natuurwet als grond
slag, een wet die zegt, dat wanneer twee
vervormbare stoffen over elkaar strijken,
er in het grensvlak tussen deze beide
zich een zodanige vorm zal instellen, dat
met zo weinig mogelijk energie een even
wichtstoestand ontstaat. Zo is de vorm
van het grensvlak tussen wind en water,
maar ook die op de scheiding van be
wegend water en zand altijd golfvormig,
dat is wiskundig aan te tonen voor wie
zijn ogen niet zou willen geloven. In be
ginsel is de verklaring van het golven
eigenlijk heel eenvoudig. De wind dwingt
de meeste waterdeeltjes aan het opper
vlak tot het doorlopen van cirkelvormige
banen. Als resultaat hiervan ontstaat een
-golvend oppervlak.
Q-P,\V-qar- -faet water ondiep is, worden de
cirkelvormige banen der afzonderlijke
deeltjes vervormd tot ellipsen, platter
naarmate de diepte geringer is. Vlak boven
de bodem is er dan alleen nog een heen
en weer gaande beweging. En deze heen
en weer slingerende waterbeweging pal
boven een bodem van los zand doet ook
de bovenste korrels hiervan bewegen. Zij
worden ook heen en weer geslierd, de
lichtste gemakkelijker dan de zwaarste.
Hierdoor ontstaat er een zekere selectie
én een plaatselijke opeenhoping van die
lichtste zandkorrels. Verwondert het u
nog, dat die verzamelingen van lichte
korrels weer golfvormig zijn? Het zijn
de toppen van de golfribbels, die u al
duizend keer op de bodem van droogge
vallen zwinnen hebt gezien en die ge
woonlijk een keurig regelmatig uiter
lijk hebben. En gelukkig voor ons: zand-
golven vallen niet plat, zodra de oorzaak
van hun ontstaan er niet meer is. Ze laten
zich uitvoerig bekijken en u krijgt alle ge
legenheid uit hun vormen uw conclusies
te trekken.
Onder ons gezegd, hoe meer golfribbels
van zand u bekijkt, hoe meer het u ook
duidelijk zal worden, dat een verklaring
voor hun totstandkoming lang niet steeds
gemakkelijk is te geven. Want het zijn
niet alleen de watergolfjes, die het zand
een profiel kunnen geven: stromend water
doet precies hetzelfde. Ook in dit geval
immers, is er een over elkaar strijken
van twee vervormbare media, en dus zul
len er golven worden gevormd. Maar bij
het zand is het niet zo, dat de korrels
'6i"ï,k'eïv>orhiiige banen gaan beschrijven-
hier speelt de selectie tussen Ijcht .en
zwaar weer een grote rol. En het resul
taat is een prachtig regelmatig gegolfd
vlak zoals u dat mooi kunt te zien krijgen
op plaatsen waar de ebstroom (bijvoor
beeld tijdens het snelle leeglopen van een
zwin) een poosje actief is geweest. De
combinatie van zo'n stroom en een door
de wind gegolfd watervlak, waarvan de
golven niet evenwijdig aan de stroom
richting lopen, heeft allerlei onverwachte
gevolgen. Uit twee richtingen wordt het
bodemzand dan aangepakt, op de ene
plek werken stroom en watergolving een
drachtig samen, een decimeter verder zijn
hun invloeden op het zand juist tegenge
steld. En het resultaat na droogvallen van
de plas blijkt een warrig en bijzonder
moeilijk te ontcijferen, maar altijd belang
wekkend golvenveld te zijn.
Van de zomer moet u beslist eens bloots-
golfbodem gaan staan en even blijven
staan. U voelt dan de ribbels onder uw
voeten doorlopen, al is hun snelheid ook
niet groot. En wanneer u het wegtrek
kende water eens even volgt, zult u wel
bij een geul naar zee terechtkomen, of
anders gezegd bij een kleine mui. Daar
trekt het water met formidabele snel
heid doorheen naar het dalende oppervlak
van de zee. Maar nu wordt er geen golf
patroon op de bodem gevormd a la die in
het zwin. Nee, de watersnelheid is hier
zo groot, dat het zand wild wordt opge-
werveld. Opnieuw ontstaan er golvingen,
maar nu van een troebel mengsel van
water en zand. En deze golven in de
mui.... lopen tegen de stroom in, dus
van beneden naar. boven! Tenminste, dat
lij,kt zo vq,oi; bet oqg, In wezen gaat het
zand wél mèe naaf b'èneden. Ditzelfde
fenomeen kunt u ook dikwijls zien in van
een steil strandgedeelte teruglopende
golven. In het begin gaat alles rustig,
maar plotseling wordt een zekere „criti-
sche snelheid" van het water overschre
den, het zand begint los te komen en de
teruglopende golven ontstaan.
Zo is er van alles aan de golven te zien,
niet alleen aan die van wind over water
en van water over zand, doch ook nog
aan die van wind over zand. Maar daar
over om met collega Pétillon te spre
ken een volgende keer.
Kees Hana
dan ook, door de deur als dat gaat. door
het venster als het niet anders kan. Oude
oma's worden wanhopig krijtend over de
hoofden der menigte aangereikt, oude
opa's wringen zich blazend door de kleine
ramen, want ach heden, er is een groot
verschil tussen een „limited express" en
zo maar een gewone trein. De tweede klas
is precies die van Haarlem naar Amster
dam, met dit verschil dat wie geen zit
plaats vindt gewoon op de grond gaat
zitten, want de reis duurt zeven uur en
dat is te lang om te staan.
Wie echter mocht menen op het station
van Osaka het puikje aan „treindrum-
men" gezien te hebben, wordt in Uno wel
van het tegendeel overtuigd. In Uno ligt
de veerpont, een prachtig modern schip.
Tweeduizend mensen willen daar op en
kunnen er op en denken dat er geen
plaats is. Het gevolg is een vechtpartij,
waarvan men zich met geen mogelijkheid
een voorstelling kan vormen. En hebben
alle tweeduizend mensen dan een behoor
lijke zitplaats gevonden, gaan de gedien
stige boy-sans rond met de gratis groene
thee uit mooie theepotjes in mooie kom
metjes. dan strekt iedereen zich behaaglijk
uit in zijn gemakkelijke stoel, bewondert
de prachtige bloemstukken, die in iedere
hoek te pronk staan en dan haalt men de
eetstokjes voor de da? om op de picknick
doosjes, die zelf op bloemstukjes lijken,
aan te vallen. Iedereen is weer vriendelijk
en beleefd en voorkomend. Men vergaart
nieuwe krachten voor de wedloop op de
trein bij Takamatsu Pier.
We hebben ons daar niet meer aan ge
waagd. Op de pier hebben we een taxi
genomen. Die reed ons zeven kilometer
ver voor zeventig cent naar ons hotel! De
taxi's in Japan zijn sympathiek goedkoop.
TOEN IK op zekere dag het oude Marktplein overstak, zag ik een man tegen
een lantaarnpaal in het midden van het plein geleund staan, die blijkbaar met
grote belangstelling naar de zolderramen van een huis aan de overkant, nr. 48,
keek. Wat was er gaande?
Voorbijgangers kwamen langs, doch hij sloeg er geen acht op. Bewegingloos
bleef hij staan, de ogen gericht op de ramen van de vijfde verdieping. Ik keek
in dezelfde richting. Er was niets bijzonders op te merken. De ramen leken
goed onderhouden. Er hingen gordijnen voor en ze waren gesierd met bloemen.
Ik bekeek de man. Het was een frisse jongeling, jeugdig. Hij droeg een bruine
hoed. Uiteraard ben ik niet nieuwsgierig, doch deze zonderlinge manier van
doen trof mijn aandacht. Ik wilde weten wat er ging gebeuren. Mijn vrouw
verwijt me dikwijls dat ik nooit iets te vertellen heb, misschien zou ik haar
thans tevreden kunnen stellen. Ik bleef stil staan.
De man verroerde geen vin. Ware het niet omwille van een haast onmerk
bare spier ver trekking van zijn kaken, dan zou men de indruk gekregen hebben
van een wassen beeld. Ik zou hem kunnen vragen waarnaar hij stond te kijken,
maar ik had werkelijk geen enkele verontschuldiging om mij met zijn zaken
te bemoeien. Ik zou een uitbrander kunnen krijgen. Misschien zou een vraag
van mij hem kwetsen. Het zou kunnen dat de man verliefd was. Ja. alles wel
beschouwd was dat nog de meest aanneemlijke verklaring
De straatveger hield op met zijn werk naast ons en keek naar de ramen.
Een paar seconden later kwamen twee schooljongens aangewandeld en bleven
eveneens staan. Een brievenbesteller en een melkventer volgden hun voorbeeld.
De hemel mag weten wat hier gaande is, hoorde ik een vrouw tot een
andere zeggen. Nog meer mensen vergrootten het groepje, een oude man met
wandelstok, mensen met honden aan de leiband, giechelende jonge meisjes,
bakkersgasten met hun manden, oude heren die op gedempte toon de ver
schrikkelijke dingen van de tegenwoordige tijd van commentaar voorzagen,
een zwarte schoorsteenveger met een witte sigaret, flegmatieke leeglopers mei
hun fietsen, voetgangers die juist van de tram stapten, huisvrouwen met hun
boodschapmandjesdikke en dunne, oude en jonge. De menigte kookte
van veronderstellingen. Een oud vrouwtje dacht dat er een kanarie gevlucht
was op het dak. De melkventer was ervan overtuigd, dat er op de vijfde ver
dieping een moord gepleegd werd. Een man meende dat het dak in brand
stond. Twee jonge meisjes ontwaarden reeds rookwolken. Een opgewonden
stem zei dat de politie verwittigd moest worden. Iemand anders vroeg naar
de plaats van de brandmelder.
Ik. begon mij onbehaaglijk te voelen tussen al die opgewonden mensen die de
somberste veronderstellingen maakten, terwijl ik daar stond als een onnozéling,
die boe noch ba kon zeggen. Was het in zekere zin niet mijn menigte? Ik voelde
dat zij onrecht werd aangedaan. Indien iemand kon weten wat er gaande was,
zou ik het toch moeten zijn!
En daar stond die jonge man, die aanmatigende nietsnut, die zich om al
dat rumoer niet leek te bekommeren, het hoofd achterover, de ogen naar boven
gericht, terwijl de helft van de stad rond hem geschaard stond en kostbare
tijd verloor zonder te weten waarom. Genoeg! Ik hield het niet langer uit.
Ik klopte hem op de schouder met mijn wijsvinger, zeggende: Neemt u mij
niet kwalijk, maar waar staat u zo naar te kijken?
Naar te kijken? vroeg hij stomverbaasd. Ziet u dan niet dat mijn ogen
gesloten zijn? Men hoeft slechts zijn hoofd achterover te houden en te doen
alsof men kauwgom bijt. Het is de enige remedie tegen neusbloeding.
Aage V. Hovhwnd
SAN FRANCISCO (UPI) Gevangene
nummer 594 van de beruchte Amerikaan
se strafgevangenis Alcatraz op een eiland
in de baai van San Francisco zat deze
week een halve eeuw achter de tralies.
In die vijftig jaren is hij een in heel
Amerika vermaarde.vogelkenner ge
worden. Zijn boek over vogelziekten geldt
als een standaardwerk: „Strouds digest
of bird-diseases" Robert F. Stroud wordt
28 januari negenenzestig jaar. Hij was dus
negentien toen hij in de gevangenis
kwam: veroordeeld tot twaalf jaar we
gens doodslag op een man, die naar zijn
zeggen een meisje in Juneau, Alaska, had
aangerand. In zijn eerste gevangenis, te
Leavenworth in de staat Kansas, beging
Stroud zeven jaar later een moord. Voor
de ogen van elfhonderd medegevange
nen stak hij een der bewakers dood. Hoe
wel hij zich beriep op zelfverdediging,
werd hij ter dood veroordeeld. Hij had de
voor hem bestemde galg reeds op de bin
nenplaats van de gevangenis zien oprich
ten, toen hem gratie werd aangezegd. Op
dringend verzoek van Stroud's moeder
had de toenmalige president der Verenig
de Staten, Woodrow Wilson, hem begena
digd en zijn straf veranderd in levens
lange opsluiting. Het werd eenzame op
sluiting en in die eenzaamheid zocht
Stroud afleiding. Men zegt, dat hij eens
vlak bij zijn celraam een nest mussen
ontdekte en dat daardoor zijn belangstel
ling voor vogels werd gewekt. Een bewa
ker gaf hem een paar kanaries in zijn cel.
Na verloop van tijd bezat Stroud een vo
lière met een driehonderd vogels, die hij
bestudeerde en waarover hij schreef.
In 1942 was hij zo beroemd geworden,
dat vogelliefhebbers gedaan kregen, dat
hij in zijn cel met een microscoop en an
dere wetenschappelijke hulpmiddelen
mocht werken. Bovendien drongen zij
steeds klemmender aan op vrijlating van
de geleerde gevangene. Of deze beroemd
heid de autoriteiten verdroot of dat er an
dere redenen voor waren is niet bekend
gemaakt, maar in ieder geval werd Stroud
geruime tijd geleden plotseling naar het
zeer strenge Alcatraz overgeplaatst. Daar
werd hem niet langer toegestaan vogels te
bestuderen.
Hij schikte zich in dit lot en begon rech
ten te studeren en zich verscheidene ta
len (Frans, Italiaans en Latijn) eigen te
maken. Hoewel hij in zijn jeugd slechts
drie klassen van de lagere school had ge
volgd, werd Stroud een knappe linguist en
een kenner van het Amerikaanse recht.
In zijn cel schreef hij een lijvig boek
over de historie en de theorie van 't Ame
rikaanse gevangeniswezen vóór 1930,
maar men stond hem niet toe dit ma
nuscript te publiceren.
Wel drong ook deze nieuwe faam buiten
de gevangenismuren door. Het gevolg is
geweest, dat er thans een boek over „The
birdman of Alcatraz" (De vogelaar van Al
catraz) is geschreven door een zekere
Thomas E. Gaddis en dat verscheidene
mensen onder leiding van de Californische
advocaat Stanley Furman een nieuwe ac
tie begonnen zijn om Strouds vrijlating te
bewerkstelligen. Nadat op een in juni in
gediend verzoek hiertoe geen gunstig re
sultaat is gevolgd, wil de actiegroep thans
de zaak in het Amerikaanse Congres bren
gen. Furman en zijn medestanders bewe
ren, dat Stroud de eerste Amerikaan is,
die ooit langer dan vijftig jaar in de ge
vangenis heeft gezeten.
dood van haar moeder, dan als een lelijk
'ong meisje, vervolgens als vrouw van mid
delbare leeftijd in een Zuidfrans hotel en
tenslotte in de Verenigde Staten, waar zij
in een krankzinnigengesticht wordt opge
nomen.
Het is geen trieste geschiedenis, in de
termen van Patrick White, alleen een ang
stige, doordat de tante voortdurend din
gen ziet en denkt op de grens tussen de
normale realiteit en een visionaire, waar-
lan de geruststellingen van het dagelijks
leven ontbreken. Deze auteur heeft het
niet op het gewone en maatschappelijke,
het element van kleine slimme zielen
naar zijn smaak. Hij gaf van zijn afkeer
op een letterlijk „zinniger" manier blijk
in het verhaal van Voss, de ontdekkings
reiziger met een visie, wiens mentaliteit
•net die van de bourgeoisie van Sydney
in contrast gebracht werd. „De heer Bon
ner las de woorden, maar Voss zag de ri
vieren" (bij het bekijken van de land
kaart). De tante ziet geen rivieren, noch
iets anders dat zo concreet is, maar her
inneringen, overeenstemmingen
Wat Patrick White uitzonderlijk maakt
in een wereld van correcte en sociaalge-
zinde romanciers, is dat hij niet in het
minst op zijn tenen hoeft te gaan staan
om die visie te verwezenlijken. Hij ziet
vanzelf zo en kan zich al ziende veroor
loven vele grappen te maken. Hij verliest
ook de normale burgerlijke wereld niet uit
het oog. In „The Aunt's story" bestrijdt
hij met zijn grappigheid de onrust, die zijn
abnormale realiteit wekt, niet alleen bij
zijn lezer mogen wij aannemen, maar ook
bij hemzelf. In het midden van het boek
klinkt hij alsof hij nogal triomfantelijk ge
stemd is: alsof hij zich nog moest over
tuigen dat romanciers en anderen onge
lijk hebben, wanneer zij ons een prakti
sche en verstandige voorstelling van de
wereld aanbevelen.
Geruime tijd voor het eind wordt de or
de hersteld, dat wil zeggen wordt het ver
band hei-vonden tussen de visie en het
alledaagse, tussen de vlammende zielen
en de pruttelende. Maar zelfs waar het
verbroken is, gunt het boek zijn lezer af
en toe opwindingen die hem dwingen om
het opzij te leggen en de passage over te
lezen als hij eraan gewend is. Dat is een
beetje lastig. En waar laat de visie ons
tenslotte mee achter? Zonder het talent
van Patrick White levert zij een onzin op
die erger is dan die van de meeste nuch
tere opvattingen. Het was een vooruitgang
dat in „Voss" de visie gericht werd op
rivieren en op het land ertussen. Maar
wie ervan houdt dat de intelligentie zich
roekeloos toont, zou zich terecht beklagen
als „The Aunt's Story" hem niet aanbe
volen was.
ANGUS WILSON doet zich naast Pa
trick White voor als een toonbeeld van
verstandigheid. Zijn mrs. Eliot verliest,
als zij pas even in de veertig is, haar
echtgenoot, bij een relletje in Indonesië
doodgeschoten. Zij leefde er goed van met
hem. Geld is er niet veel over. Zij moet
zich dan dus aanpassen aan haar veran
derde omstandigheden. Het verloop van
de geschiedenis is, dat zij begint met heel
verstandig te zijn, een secrotaressencur-
sus te volgen en een kleine zitslaapkamer
te huren. Als zij haar examen heeft ge
daan, stort zij in. Zij brengt een paar
maanden door bij haar broer, die een
bloemenkwekerij heeft aan de zuidkust en
leeft, daar weer zo prettig, dat zij haar
verstandigheid niet dadelijk hervindt,
maar zich koestert in de vertrouwelijkheid
met haar broer, even makkelijk en na
tuurlijk als toen zij kinderen waren. Ten
slotte toont zij zich toch ondernemend ge
noeg om te vertrekken, tot ontsteltenis
„The Middle-Age of Mrs.
Eliot" is het nieuwste boek
van Angus Wilson, te Lon
den verschenen bij Seeker
Warburg.
Bob Tademc Sporry
van haar broer, die voorheen de verstan
digste was. Daarmee is de crisis in het
leven van Mrs. Eliot ten einde en het
boek voltooid.
Het ziet er uit of Angus Wilson de aan
merkingen ter harte genomen heeft op de
tamelijk venijnige ironie, waarmee hij
vaak de daden en uitspraken van zijn per
sonages bejegende. Hij heeft geen hart
voor zijn mensen, werd er gezegd. Daar
door is hij op zijn best in korte verhalen
en te fragmentarisch in zijn romans (dat
gold de vorige: „Anglo-Saxon Attitudes"
in het bijzonder). Helemaal niet waar, was
het antwoord van Angus Wilson dan: ik
vind dat de meeste mensen zich bewonde
renswaardig redden in onmogelijk moei
lijke omstandigheden. Het is precies die
opvatting, die hij met het personage van
Mrs. Eliot verduidelijkt heeft: met zijn
respect voor haar aanpassing en voor
haar liefde.
Intelligent geschreven en soms ontroe
rend, lijdt deze romar een beetje onder
de breedvoerigheid van sommige passa
ges. Er wordt dan teveel onderzocht en
uitgelegd, ten koste van het uitzicht op de
karakters. Zoals zij hier en daar gesug
gereerd wordt, is Mrs. Eliot een interes
santer wezen dan zoals zij uit haar vol
ledige beschrijving tevoorschijn komt.
Anderzijds is Angus Wilson toch, zelfs
waar hij breedvoerig is, de aandacht van
zijn lezer waard.
S. M.