Het einde van de schilderkunst in zicht?
Geen tijd voor rustig
beschouwen meer
üMStSHHH
ENORME INVASIEVLOOT TREKT
NAAR ONZE ZEEGATEN
ZATERDAG 28 FEBRUARI 1959
Erbij
(Vervolg van vorige pagina)
zich ook eens af of voor meester
werken, waarvoor thans kapi
talen worden neergesteld, wan
neer ze zich in een ontnuchteren
de omgeving bij voorbeeld, van
een rommelzaak en oningelijst,
zouden bevinden, niet veel en
veel minder zou worden betaald.
Hier zij ook gewezen op de tel
kens weer opduikende verval
singsaffaires, die wel duidelijk de
macht der suggestie in de kunst
aantonen.
WE ZAGEN, dat bij de „tachis-
ten" en bij de „experimen
telen" het toeval steeds meer een
rol gaat spelen. Nu is dit bij het
scheppen van kunstwerken tot
op wisselende hoogte steeds het
geval geweest. Geen kunstenaar
zal zich bij de conceptie van zijn
werk precies de indruk kunnen
voorstellen, die het maakt bij het
zien na de voltooiing. Een element
van verrassing zal steeds een rol
spelen; een kwestie van zegen,
van geluk of tegenvallen. Maar
afgezien daarvan; ongetwijfeld
mag de kunstenaar, alweer tot op
zekere hoogte, toevalligheden be
wust uitbuiten. We gaan hier niet
in op het wezen van het „toeval"
in het algemeen, maar merken
hier slechts op enigszins para
doxaal dat het veelal gaat om
een opzettelijk nagestreefde toe
valligheid, waarmede de een
meer zal kunnen bereiken dan de
ander. Wanneer echter zoals
bij tachisten en consorten het
toeval een te grote of doorslag
gevende rol wordt toebedeeld,
dan beheerst de maker zijn werk
niet meer. We kunnen het mis
schien zo zien, dat het speelse
element een steeds groter rol gaat
spelen. Het spelelement is op-
zichzelf niet onaanvaardbaar.
Wellicht is het mede een wezens
trek van de kunst. Maar er blijft
tenslotte een verschil tussen
kunst en spel.
Wanneer we zien hoe vermoei
end veel er bij het ontstaan van
nieuwe richtingen en nog steeds
wordt getheoretiseerd en gefilo
sofeerd, zou men bijna kunnen
gaan denken, dat kunst voor een
groot deel een aangelegenheid
van het verstand is. Er wordt nog
steeds ontzaglijk veel over kunst
gepraat en sit venia verbo
„gezwamd". Op haar gebied valt
ten slotte niets te bewijzen, zeker
niet wanneer alle normen zijn
weggevallen. Niet zelden kunnen,
wanneer zekere stellingen worden
geponeerd, daar met evenveel
(of even weinig) recht stellingen
tegenover geplaatst worden, die
juist het tegendeel inhouden.
Neen, de argumenten der schil
ders dienen de schilderdaden te
zijn. De (grote) schilderkunst
zelve is niet of nauwelijks een
gebied van diepzinnig gerede
neer, dit is het domein der wijs
begeerte, der wetenschap, der
litteratuur, der critiek. Maar zij
is wel het gebied der intuïtie, der
(subjectieve) diep gevoeligheid.
Nu is het ook weer niet zo, dat
niet enkele gezonde en verstan
dige regelen in acht dienen te
worden genomen. Dit wordt
tegenwoordig maar al te vaak en
te gretig „vergeten" met al de
rampzalige gevolgen van dien.
Een goede, respectabele kunst,
die gebaseerd is op kundigheid,
zal door een zekere mate van in
telligentie en van gerijpte smaak
geadeld moeten zijn. Het pure
botvieren van het gevoel zou het
kunstleven doen naderen tot het
peil van het dierenleven. Men
denkt hier even aan de benaming
„Fauves" (wilde dieren) voor een
groep artiesten in het begin dezer
eeuw. Deze naam was inderdaad
door de criticus Vauxcelles als
spotnaam bedoeld,
Treffende kleurencombinaties
(één kleur geheel op zichzelf is
evenmin iets, uit kunstzinnig
heidsoogpunt als één toon in de
muziek) en kleurstellingen, die
ons gemoedsleven iets doen, ge
paard met iets zeggende vormen,
al dan niet ontleend aan de reali
teit, zullen ons eventueel door
hun inwerking op onze ziel, op
ons innerlijk gevoel kunnen
boeien, verrukken, verheffen, ge
lukkig maken, waarbij voor zeer
velen de werking van „het onder
werp" zich zal doen gelden, maar
van werkelijke diepzinnigheid is
zelden sprake. Wat is er voor
diepzinnigs aan de schilderijen
met de vaak nauwelijks van
fijn kleurgevoel getuigende
geometriserende figuurtjes, waar
toe Mondriaan is gekomen en
waardoor hij nog een wereldnaam
heeft gekregen ook! Mondriaan
was wellicht een goed theoreticus,
maar hij was een matig (natura
listisch) schilder en hij is ver
dwaald geraakt (en velen zijn dat
met hem) op een terrein, dat
eigenlijk niet der schilderkunst is
maar der toegepaste kunst. En
wat is er aan de monstruositeiten
van een Picasso voor diepzinnigs?
Vele scheppingen der moderne
schilders vragen om uitvoering in
andere materialen, zoals textiel,
glas in lood of beton, mozaïek
enzovoorts. Neem Bissière bij
voorbeeld. Zijn uitstekend kleur
gevoel deed hem op kleedjes ge
lijkende schilderijen maken, maar
nu hij, zoals ik zag, inderdaad,
werkelijke kleden heeft gemaakt.,
komt zijn kunst veel beter en
zuiverder tot haar recht.
ZO VIERT DAN de abstracte
kunst („abstract" is hier enigs
zins een verzamelnaam) hoogtijd,
hoewel men wel tekenen van
kentering meent te bespeuren. Ze
heeft de weergeving der natuur
overboord geworpen en be
schouwt het schilderij als een
autonoom ding, dat als zodanig
niet meer gebonden is aan de
wetten van perspectief, anatomie
en wat dies meer zij. Zij schijnt
inderdaad een nieuw groot ge
bied voor picturale mogelijk
heden (maar ook: onmogelijk
heden!) te hebben ontsloten. De
vraagt ligt voor de hand; hoe kon
deze kunstrevolutie, deze enorme
breuk met het verleden, ont
staan? Welke oorzaken zijn er
aan te wijzen?
Natuurlijk is de breuk niet
volkomen. Er zijn talloze knappe
schilders, die uitsluitend de
vroegere kunstopvatting zijn
toegedaan. We zijn hier van een
zeer merkwaardig verschijnsel
getuige. Men moet eens even be
denken, hoe die oude meesters
zouden opkijken, gesteld dat
zulks mogelijk ware, indien ze
werden gefronteerd met. wat er
tegenwoordig van de hun dier
bare schilderkunst is geworden.
Ze zouden de makers hiervan
ongetwijfeld voor gek verklaren
en degenen die er nog een goed
woord voor hebben erbij. Men
moet ook eens bedenken, hoe het
nog levende meesters te moede
moet zijn, wanneer zij de funda
menten, waarop hun levenswerk
gevestigd is, rondom zich zien
wegvallen, wanneer zij bemerk
ten dat de onaantastbaar ge
waande grondbeginselen der
kunst, die hun als heilig is. als
waardeloze ballast overboord
wordt geworpen!
Wanneer we spreken over de
oorzaken, merken we om te be
ginnen op, dat het de mensen en
ook de kunstenaars wel aanwil
de weg van de minste weerstand
te volgen (vooral wanneer deze
als de juiste wordt aangeprezen)
en de als dwangbuis gevoelde ver
plichting tot zuivere natuurweer-
geving af te werpen. Wel ja! Het,
is ook enorm lastig raak te
tekenen (in de vroegere beteke
nis) en niet minder lastig de
kleuren in hun werkelijk aspect
zuiver en raak te mengen. Welk
een enorme kundigheid was er
toch vereist voor het scheppen
dier oude grote meesterwerken dia's worden onrustbarend goed,
naar de natuur! Nu kan de be- onrustbarend voor de schilders.
dobber" aan zal hebben. De mo
derne dynamische maatschappij
vrijding van de plicht deze ge- De gunstige zijde van deze ont- met haar onrust zal steeds min-
trouw weer te geven of althans wikkeling anderzijds is, dat bij
op verantwoorde wijze te ver- velen, die tot artistieke prestaties
werken wel tijdelijk een gevoel niet in staat zouden zijn, het oog van grote kunstwerken en ander
van bevrijding geven, maar het en de zin voor het pittoreske zijds voor het aandachtig en
worden ontwikkeld en gescherpt, langdurig beschouwen ervan.
der de rust kunnen opbrengen,
die nodig is voor het scheppen
Overigens blijven de door kun- Alles wat beweegt motoren,
stenaars gemaakte werken hun auto's, bioscopen, televisie, voet-
zou op den duur wel eens een
misleidend gevoel kunnen blij
ken: dat zijn zo van die morele
„wetten". Zonder inspanning en waarde behouden en op hoger balwedstrijden, noem maar op
volharding en zonder een respec- plan staan. Ook reisschetsen gaat steeds meer de belangstel-
tabele bekwaamheid komen geen kunnen prachtig zijn, zowel uit ling der mensen opeisen en een
meesterwerken tot stand! Nu is een oogpunt van algemene kunst- schilderij is „maar" een onbe-
het ook weer niet zo, dat het zin als uit dat der persoonlijke weeglijk ding. De maker mag nog
herinnering.
zo hartstochtelijk in actie zijn
Men hoort tegenwoordig, wat geweest bij het schilderen (en dit
natuurweergeving. Wanneer ik in
een zaal om mij heen louter ab-
.Mae West" door Salvador Dab.
f
'jgnj- I j v
maken van abstracte werken
helemaal geen kundigheid ver
eist, maar het is een kundigheid het portretschilderen betreft, zal steeds het geval zijn bij echt
van geheel andere orde. Het is vreemde dingen, bij voorbeeld dat werk, dat uit het hart is voort-
lang niet zo gemakkelijk als het daarbij de visie van de kunste- gekomen) dat neemt niet weg,
lijkt telkens opnieuw een fantas- naar zou prevaleren en dat de dat het schilderij, wanneer het
tisch, abstract geheel van vormen gelijkenis bijzaak zou zijn. Men eenmaal voltooid is, een bewe
en kleuren tot stand te brengen, hoort zelfs dat een portret niet gingloos voorwerp is geworden,
dat waarlijk wat te „zeggen" alleen niet hoeft te lijken, maar in zoverre stroken dan ook de
heeft. Juist wanneer men vol- niet mag lijken. Dit is natuurlijk voorstellingen van dat wat in
komen vrij is te doen en te laten dwaasheid, wanneer het te doen rust verkeert beter met zijn
wat men wil, komen moeilijk- is om een werkelijk portret en wezen dan die van het heftig be
lleden van andere aard. Ik spreek niet om een „mooie kop" in het wegende.
hier uit ervaring. In dit opzicht algemeen. De persoonlijkheid van Men zou zich kunnen voorstel-
kan men waardering hebben voor de schilder zal, ook wanneer het len dat een hypersensitief mens
de ideeënrijkdom van de „vader" om een „sprekend portret" be- op den duur aanstoot zou kunnen
der abstracte kunst Kandinsky gonnen is, zich toch wel open- nemen aan een voorstelling van
en enkele belangrijke figuren op baren. Nu de fotografie er een- een momentele heftige beweging,
dit gebied. Ook Klee had een maal is, hebben niet weinig die maar nooit voltooid wordt,
enorme inventie. Veel werk van schilders gemeend deze als een Zulks geschiedt wèl bij de film
hem is trouwens niet volstrekt meewerkend element in hun en ik weet niet of de opkomst
abstract. kunst te kunnen gebruiken. P. van deze ook bijgedragen heeft
Schilderkunst en muziek heb- Haesaerts schreef: „Evenals De- tot het vrij snelle einde van het
ben steeds wel enig verband en gas maakte de Belgische schilder Futurisme, dat ook bewegingen
enige wisselwerking gehad. Men Evenepoel bij zijn werk graag placht te suggereren niet zei-
ging de kleuren vergelijken met gebruik van fotografische docu- den op talentvolle wijze,
muziektonen en kwam op de ge- menten. Al gauw begrijpt hij het
dachte, dat kleurencombinaties voordeel, dat de fotografie voor DE ABSTRACTE KUNST heeft
een stemming zouden kunnen de kunstenaar kan hebben". En in vergelijking met de aloude,
voelbaar maken in de geest van Huib Luns over Breitner: „De naturalistische, naast voordelen
tonencombinaties der muziek: een dieren bewegen zo natuurlijk, 00k zeer zeker haar zwakke kan
soort kleurensymfonie. Men zou dat het prachtig gebruik der foto- ten en schaduwzijden. Ze mist
hiervoor het woord „synchomie" grafie eruit valt af te leiden. jn de eerste plaats de rijkdom der
kunnen vormen. De gedachte is Breitner fotografeerde uitstekend,
aantrekkelijk. Of ze geheel op- Witsen deed dat ook",
gaat is een andere zaak. Er zijn Als jongen had ik grote bewon- stracte stukken aan de wanden
componisten, zoals Skriabin, die dering voor een stuk van Breit- 7je hangen, kan er een gevoel
de werking hunner muziek meen- ner, voorstellende huzaren te Van onbehagen over me komen,
den te kunnen versterken door paard een duin af galopperende, ik vermoed, dat ik niet de enige
bijpassende kleureffecten. We Nu veronderstel ik, dat hij een hen, die dat zo vergaat. Door het
kunnen hier ook herinneren aan dergelijke momentopname slechts ontbreken der mogelijkheid ener
't merkwaardige experiment van met behulp van de fotografie aardse voorstelling betekent de
Philips op de Expo te Brussel: heeft kunnen schilderen. Als deze abstractie eerder een verarming
kleuren en beelden gecombineerd veronderstelling juist is, zakt die dan een winst. De schilders ervan
met elektronische „muziek". En waardering toch wel aanmerke- missen ontzaglijk veel, dat hun
zeer zeker kan de indruk, die het lijk. De moeilijkheid is, dat men die werken naar de natuur, een
zien van een schilderij op ons vrijwel niet kan nagaan waar de eeuwige bron van inspiratie, een
maakt, worden verlevendigd door foto te hulp is genomen en waar prachtige voldoening kan geven,
het gelijktijdig horen van pas- niet. In ieder geval hebben velen Niet alleen alle onderscheidingen
sende muziek, die trouwens op bij hun werk van foto's gebruik jn genres (zoals landschap, por
vele levensuitingen stimulerend gemaakt en de vraag is: welk tret, stilleven, stadsgezicht) ver
werkt. Weliswaar kunnen tonen standpunt dient de schilder in vallen, maar ook de behandeling
en kleuren beide op het gemoed deze in te nemen? Hier zit een Van een der heerlijkste dingen,
inwerken, maar de intensiteit moreel kantje aan. Aan de ene namelijk het licht, de belichting,
verschilt. Muziek kan velen tot kant staat het een ieder vrij van Dë kleuren er vormen laten
tranen toe ontroeren, wat bij de dat algemeen verbreide kunst- 7.ich op het doek in het oneindige
variëren en combineren, zodat de
abstracte kunst onbeperkte mo
gelijkheden heeft. Maar zijn de
mogelijkheden der naturalistische
kunst ook niet. oneindig te noe
men? Deze laatste is door het
onderwerp wel meer gebonden,
maar ze heeft anderzijds juist
daardoor een machtig middel vóór
beeldende kunst in het algemeen middel gebruik te maken, maar 0p de abstractie. Het gevoelige
minder voorkomt, waarbij dan aan de andere kant kan er iets oog der kunstenaars ziet in de
ook nog de verschillen in indivi- bedriogelijks in zitten: meer lijken natuur ontelbare verschijningen,
duele aanleg in aanmerking te kunnen dan men krachtens die hem tot een schone of zelfs
dienen genomen te worden*. Ove- zijn eigen beeldend vermogen mystieke of extatische visie kun-
rigens is niet gemakkelijk in te werkelijk kan. Bij het gebruik nen inspireren, welke aanleiding
abstract van foto's kan de minder plezie- kan zijn tot het scheppen van een
rige mentaliteit ontstaan: een kunstwerk, dat overigens zijn
zijn te vergelijken dan één met ander doet het wel, waarom zou eigen eisen stelt en een autonoom
een voorstelling aan de natuur ik dan de schijn van zwakker te ding moet worden. Het normale
ontleend, dat behalve kleuren en zijn op me laden? Men kan zich oog van de mens ook van de
vormen nog bovendien een voor- op verschillend standpunt stellen, kunstenaar onderscheidt veel
stelling biedt. Misschien doordat maar ik zou me kunnen voorstel- en veel meer details (structuur
de perspectief en de herinnering len, dat. er zijn, die het beneden van stoffen, grassprieten, blade-
aan de aardse omgeving te veel hun waardigheid achten. En het ren, zandkorrels) dan de schilder
afleidt. Dit bezwaar zou te ver
helpen zijn door het schilderij
ondersteboven te zetten: slechts
de indruk van kleuren en vormen
zou dan overblijven, vrijwel zon
der de relatie met de aardse
werkelijkheid!
BIJ HET ONTSTAAN van
nieuwe richtingen speelt de men
selijke behoefte aap verandering
vernieuwing, verfrissing een niet
niet onbeduidende rol begrij
pelijk en te billijken, mits deze
behoefte maar niet ontaardt in
een jacht naar sensationeel
nieuws, de waarachtige kunst
onwaardig. Nieuwe gebieden ont
dekken, progressiviteit, lokt de
mens. Maar wanneer we zien.
hoezeer tot de uiterste hoeken de
kunstgebieden zijn afgegraasd en
de mogelijkheden uitgebuit, dan
bekruipt ons de zorg, dat er zo
'angzamerhand niet veel over
blijft, alsmede de vrees dat de
kans, dat er nog genieën zullen
opstaan, die ons nog echt iets
van werkelijke waarde, dat totaal
nieuw is, zullen openbaren, zoal
niet nul dan toch wel heel klein
wordt. Wat dat betreft ziet de
'oekomst er niet erg rooskleu
rig" uit. Maar: wie weet?
Dan is er nog een aspect: de
schilderkunst krijgt terdege te
maken met de in snel tempo
voortschrijdende techniek, in
casu met de mechanische weer
geving van de natuur, de foto, de
film, de kleurendia's, kleuren
film. In het steeds verder loslaten
van de natuurweergeving zie ik
ook een reactie der schilders op
bovengenoemde uitvindingen. On
getwijfeld zijn de kunstbeoefe
ning en de fotografie wezensver
schillende verrichtingen, maar ze
raken elkaar en hun gebieden
vallen zelfs voor een deel samen.
Men spreekt niet ten onrechte
van een kunstfoto, die een artis
tieke prestatie kan zijn. We wil
len niet zover gaan als Shaw, die
beweerde dat door de uitvinding
der fotografie de portretschilder
kunst was verslagen. Maar toch,
wanneer het echt en alleen be
gonnen is om een sprekende, als
het ware documentaire herinne
ring, zal men geen betere kunnen
krijgen dan door een serie foto's
of een film. Als het daarom gaat
en niet om een artistieke pres
tatie, dan zal de portretkunst het
moeten afleggen tegen de tech
niek, zoals het paard-en-rijtuig
het heeft afgelegd tegen de auto
en de vliegmachine, waar het om
snelheid begonnen is De kleuren-
zien, waardoor een
schilderij beter met muziek zou
Hypermodernism.e (werk van H. Hartii.no).
gebruik zal zichzelf niet zelden
straffen, doordat het gemaakte
een fotoachtige indruk wekt. Een
der lichtzijden der abstracte
kunst nu is, dat met het boven
staande radicaal is afgerekend.
Van Breitner gesproken: ik
krijg de indruk, dat men hem
tegenwoordig tracht te pousseren
tot het plan der internationale
meesters. Nu was hij in zijn tijd
een schilder van formaat en be
tekenis en werd door sommigen
als een grootmeester beschouwd.
Men kan zich afvragen waardoor
het met zijn internationale repu
tatie blijkbaar niet zo vlot gaat.
Luns schreef dit toe aan „onbe
kendheid met het specifiek Am
sterdamse schoon". Ik verstout
mij hier de mogelijkheid van nog
een andere oorzaak te opperen.
De laatste tijd zag ik enige
Breitner-exposities en naar mijn
smaak is de kleurenkeuze nogal
ongenietbaar door het ruime ge
bruik van bruinen en zwarten.
De bijzonder donkere partijen,
die nog wel nagedonkerd zullen
zijn ook, passen niet in deze tijd.
Trouwens veel werk van toen
(ook van de Haagse school) doet
in deze tijd van heldere en lichte
kleuren (ook de interieurwanden!)
ongenietbaar aan. Een tragische
gedachte, dat schoonheid en glo
rie zo snel kunnen verwelken.
WE ZEIDEN, dat de ontwikke
ling der techniek onrustbarende
vormen aanneemt, dat ook de
schilderkunst dmee te maken
heeft gekregen en er „een harde
ook maar bij benadering kan (of
ooit heeft kunnen) afbeelden. In
zoverre moet ook de puur natu
ralistische kunst zich „abstra
heren" van de geziene werkelijk
heid en heeft dat steeds moeten
doen. Het maken van zelfs zo'n
„ouderwets", puur naturalistisch
werk mits het goed is!
houdt toch veel meer in dan al
leen maar een „domme" poging
de natuur te copiëren: de vondst
van een veelzeggend onderwerp,
de pittoreske visie daarop, de
inspiratie (noemde J. H. Weis-
senbruch dat niet: een klap van
de natuur?). Verder: compositie
zin en technische kundigheid,
waarbij dan nog heel wat intelli
gentie, goede smaak en karakter
eigenschappen komen kijken.
Wanneer de abstracte kunst
meent de juiste uitdrukkings
regie te hebben verworven voor
wat er in de hedendaagse wereld
omgaat en meent het buiten de
„natura" artis magistral) te
kunnen stellen, dan is dat haar
zaak. Het zou echter van over
moed getuigen te menen, dat zij
alleen nu „jè van hét" is en dat
de rest minderwaardig zou zijn.
„Zusterkunst" van de naturalis
tische te worden genoemd is wel
licht eer genoeg voor de abstrac
te! Ze zou te karakteriseren zijn
als een soort (onbeweeglijke) ca-
leidoscoopbeeldkunst voor grote
mensen, min of meer een „Spie
lerei" dus. De neiging tot naboot
sing is de mensen aangeboren
en deze was volgens Aristoteles
MAAK U vooral niet ongerust, maar wees veel liever blij met het ver
schijnsel, dat een ietwat dramatisch aandoende kop voor dit artikeltje op
leverde, want het duidt evenzeer als de maartse buien, welke ons te wachten
staan, op het onmiskenbare naderen van lente en zomer. En bovendien is de
vloot, waarover het hier gaat, allerminst met kwalijke bedoelingen op weg
naar de Nederlandse territoriale wateren. Integendeel! Wij zouden heel vreemd
opkijken wanneer ze eens niet zou komen en onder andere de Spaarndamse
economie zou er een zeer gevoelige klap door krijgen.
ALS ZOVELEN, die het uiteindelijk ver zullen brengen, begint ook de paling
klein, te weten als stopnaaldje van een centimeter of zeven en zolang hij
nog voor onze stranden in zee zwemt volkomen gespeend van enige kleur
stof, dus glashelder en doorzichtig. Vandaar dat de visser hem in dit stadium
als glasaaltje betitelt. Bij zijn aankomst in het vroege voorjaar heeft de glasaal
reeds een leven achter zich. Maar laten we eerst eens nagaan wat er in de
zoete of lichtelijk brakke binnenwateren met hem gebeurt, dan kunnen we
daarna zijn doopceel lichten. Om te beginnen heeft de in het kustwater zwem
mende glasaal een onweerstaanbare neiging om zoet of althans minder zout
water op te zoeken. Vandaar zijn binnentrekken in riviermonden en zeegaten
en zijn waar mogelijk landinwaarts slippen door geopende sluizen.
WY v VA\
EENMAAL in zoet of zwak brak water aangekomen begint de glasaal be
langrijke veranderingen te vertonen. Hij gaat bijvoorbeeld kleur krijgen, eerst
bovenop zijn kopje en van daaruit ook langzamerhand over zijn hele slanke
lichaam. Tegelijkertijd ontwikkelen zich zijn spijsverteringsorganen. Het kleine
dier, dat al maandenlang niets had kunnen eten wegens degeneratie van zijn
slokdarm, begint nu met ware palingvraatzucht zijn schade in te halen. Zo
wordt het in betrekkelijk snel tempo een echte jonge paling, donker geelachtig
of groenig bruin op zijn rug, licht okergeel aan zijn buikzijde. Aan de jonge
aal is echter ook bij inwendig onderzoek nog in de verte niet te zien tot
welk geslacht hij behoort. Dit wordt op zijn vroegst mogelijk nadat hij tien
jaren in het zoete water heeft doorgebracht. Soms duurt het veel langer. In
tussen begint het palinkje na zijn derde jaar in het zoete water, als hij een
lengte van ongeveer achttien centimeter heeft, schubben te krijgen,
INTUSSEN EET de paling uiteraard 's nachts wat hij maar kan, levende
en vooral ook dode zaken, die hij opspoort met zijn bijzonder sterk ontwikkelde
reukorganen. En eindelijk zal hij opnieuw veranderen uiterlijk zowel als
innerlijk. Hij (of zij) wordt dan namelijk geslachtsrijp. Bij de nooit heel groot
wordende mannetjes (maximaal vijftig centimeter) komt de hom tot ontwik
keling. De wijfjes, dat zijn de vaak zeer grote en zware palingen, krijgen on
voorstelbare hoeveelheden kleine eitjes. Tegelijkertijd worden de dieren van
boven zwart en van onderen prachtig zilvergrijs. En opnieuw worden ze ge
drongen tot een grote verhuizing. Hoe ze er komen, komen ze er, desnoods krui
pend door het natte gras, maar ze moeten en zullen naar zee. Daar aangekomen,
trekken ze verder en verder, koers zuidwest. Onderwijl degenereert opnieuw hun
slokdarm, zodat ze niet meer kunnen eten. Hun ogen worden geleidelijk veel
groter. Tegen dat ze hun reis hebben volbracht in de Sargasso Zee, noord
oost van de Westindische eilanden zijn onze palingen echte diepzeedieren
geworden. Daar, ver weg in de Atlantische Oceaan, paaien ze uiteindelijk. Na
deze belangrijkste bezigheid in het leven van iedere vis sterven ze.
De bovenste tekening is een voorstelling van de jongste palinglarve, die ooit
gevangen is: zes millimeter lang. Daaronder ziet men dan het zogenaamde
wilgebladvisje van zeven a. acht centimeter en zijn verandering tot glasaaltje
UIT DE bevruchte eitjes kruipen al spoedig larven, die maar heel weinig
van palingen weg hebben. Zij leven eerst op grote diepte en ontwikkelen zich
tot zeer platte visjes, naar de vorm veel lijkend op een wilgeblaadje, maar al
voorzien van duidelijke palingkopjes. Niettemin hebben ze tientallen jaren te
boek gestaan als „wilgebladvisjes" ofwel Leptocephalus brevirostris. Niemand
wist dat het toekomstige palingen waren. Deze kleine dieren, naar de hoge
waterlagen verhuisd, veranderen in de lente van hun derde levensjaar be
trekkelijk snel in glasaaltjes. Zowel door eigen zwemmen als door de grote
invloed van de naar de Europese kusten gerichte Golfstroom zijn ze dan al
aardig dicht in de buurt van hun toekomstige woongebieden gekomen. In de
nu volgende winter (dus in hun vierde levensjaar) trekken de glasalen de
Portugese en Ierse riviermonden binnen, wat later Komen ze in West-Engeland
en Frankrijk en eindelijk verschijnt ook een eskader voor onze kusten.
Kees Ham
het fundament der kunst. In zo
verre doet de abstractie door
haar opzettelijke negatie van alle
weergeving wat geforceerd aan.
Maar, zoals gezegd werd, ze
heeft haar lichtzijden en ze heeft
haar kans. Op den duur zal nog
wel duidelijk blijken, wat ze
waard is. Ontegenzeggelijk is nü
al kaf van koren op haar gebied
e scheiden: moeilijk soms, maar
niet onmogelijk, vooral wanneer
men steeds meer ervaring op dit
gebied zal hebben verkregen.
Nog een voordeel is voor haar,
dat grove deformaties en mis
tekeningen zijn uitgesloten. Want
de weerzinwekkende misbaksels,
waarop Picasso heeft gemeend
ons te moeten tracteren, kan men
toch als kunst niet au sériuex
nemen. In een catalogus van een
Picasso-tentoonstelling, te Brus
sel gehouden, leest men de titels
van zijn werken: Vrouweportret,
Zittende dame enzovoorts en men
schrikt, wanneer men ziet welke
monsters daarmee zijn aange
duid. Dat zijn ten hoogste sensa
tionele vermakelijkheden. Dat
velen dan toch nog daardoor
worden aangetrokken sensa
tiezucht: „gaat dat zien!" en
helaas maar al te velen góan dat
zien pleit geenszins voor zijn
kunstwaarde, al evenmin als de
waanzinnige prijzen, die voor
zulke wangedrochten worden be
taald. Zelfs de „Guernica" kon
me niet overtuigen of bekoren
en in hoofdzaak ben ik het. eens
met het oordeel dat Prange in het
reeds genoemde over hem velt.
Opmerkelijk is, dat aan interes
sante benamingen en geraffineer
de titels voor allerlei moderne
fraaiigheden geen gebrek is. Ik
denk hier aan Miro en anderen,
die titels uitdelen, die slaan „als
een tang op een varken". Het is
nu zover gekomen, dat men maar
fantasietitels geeft, die met de
inhoud der stukken zelf niets
meer te maken hebben en die
alleen moeten dienen om ze uit
elkaar te houden. Wanneer ech
ter titels misplaatst zijn, schaden
ze veeleer: immers één van bei
den werk of titel moet dan
als mislukt worden beschouwd.
DE vraag in hoeverre de abstracte kunst een meer
geschikte expressiemogelijkheid biedt voor onze ver
warde, rusteloze en dreigende tijd dan de naturalis
tische, laten we hier rusten. Gewezen is op de geva
ren, die ons, schilders, bedreigen. Het is zaak op zijn
hoede te zijn. Zo dienen bijvoorbeeld tot nihilisme en
verwording voerende excessen tegengegaan te wor
den. „Sunt certi denique fines" zong Horatius reeds:
er zijn tenslotte zekere grenzen. Het is natuurlijk
dwaasheid te menen, dat een soort kunstdictator de
zaken met krachtige hand recht zou moeten (of kun
nen) zetten. Ieder voor zich zal zich moeten bezinnen
en we blijven hopen dat na tal van ziekelijke onsma
kelijke „uitspattingen" en onverantwoordelijke defor
maties het herstel zal volgen. Zolang er mensen zijn,
zullen er kleuren gebruikt worden en dus schilders
bestaan. De beslissende vraag is echter: van welke
kwaliteit? Er zijn inderdaad nog zeer vele mogelijk
heden. De mechanisch beeldende techniek zal daarbij
meer en meer een concurrerende rol gaan spelen. De
schilderkunst zal tot degelijker opvattingen moeten te
rugkeren. Er zal geschift moeten worden. Er zij óf een
verheffende kunst, die te respecteren en te bewonde
ren valt, óf geen schilderkunst. Anders zal ook de -•
onontbeerlijke belangstelling van her publiek
steeds verder dalen en dit zou tenslotte tot de onder
gang leiden. Een bezinning ook zal gewenst zijn op de
„aanstelleritis" van gewilde, kinderlijke, onbeholpen
heid door groten, die feitelijk meer kunnen en meer
weten, ten toon gespreid. Feitelijk zat reeds in het
teruggrijpen op de echte uitingen bij primitieve vol
ken iets onechts: dat was in zekere zin reeds een
textimonium paupertatis. En wat te zeggen van de
surrealisten? Dezen tonen althans, dat ze kunnen
schilderen. Van Dali zag ik een paar jaar geleder,
een grote expositie in Knocke: wonderlijk, soms ook
wel weerzinwekkend de persoon maakt de indruk
een eerzuchtige ijdeltuit te zijn maar niet te nege
ren. In het Spaanse paviljoen op de Expo was van
dezelfde Spanjaard een groot werk. dat toch wel van
capaciteiten getuigde. Er zijn op het wereldtoneel vele
grote vergissingen begaan en een waan wordt nog
geen waarheid, al wordt ze door miljoenen gekoesterd.
Het zou niet geheel ondenkbaar zijn, dat de abstracte
kunst tot die vergissingen behoort hoewel ik per
soonlijk toch wel zoveel geloof in haar heb dat ik op
haar gebied belangrijke kunstwerken mogelijk acht
en hoewel ze in de ontwikkeling der kunsthistorie
zeker haar nut heeft. Het zou bijzonder interessant
zijn over vijftig, over honderd jaar (om over de ver
dere toekomst maar te zwijgen) eens even te kunnen
vaststellen, hoe het er met het artistieke leven (en de
rest!) hier op aarde zou uitzien. We zijn benieuwd
naar de ontwikkeling- Evenwel: de toekomst ligt „in
de schoot der goden" zoals de oude Grieken zeiden.