Het einde van de schilderkunst in zicht? Geen tijd voor rustig beschouwen meer üMStSHHH ENORME INVASIEVLOOT TREKT NAAR ONZE ZEEGATEN ZATERDAG 28 FEBRUARI 1959 Erbij (Vervolg van vorige pagina) zich ook eens af of voor meester werken, waarvoor thans kapi talen worden neergesteld, wan neer ze zich in een ontnuchteren de omgeving bij voorbeeld, van een rommelzaak en oningelijst, zouden bevinden, niet veel en veel minder zou worden betaald. Hier zij ook gewezen op de tel kens weer opduikende verval singsaffaires, die wel duidelijk de macht der suggestie in de kunst aantonen. WE ZAGEN, dat bij de „tachis- ten" en bij de „experimen telen" het toeval steeds meer een rol gaat spelen. Nu is dit bij het scheppen van kunstwerken tot op wisselende hoogte steeds het geval geweest. Geen kunstenaar zal zich bij de conceptie van zijn werk precies de indruk kunnen voorstellen, die het maakt bij het zien na de voltooiing. Een element van verrassing zal steeds een rol spelen; een kwestie van zegen, van geluk of tegenvallen. Maar afgezien daarvan; ongetwijfeld mag de kunstenaar, alweer tot op zekere hoogte, toevalligheden be wust uitbuiten. We gaan hier niet in op het wezen van het „toeval" in het algemeen, maar merken hier slechts op enigszins para doxaal dat het veelal gaat om een opzettelijk nagestreefde toe valligheid, waarmede de een meer zal kunnen bereiken dan de ander. Wanneer echter zoals bij tachisten en consorten het toeval een te grote of doorslag gevende rol wordt toebedeeld, dan beheerst de maker zijn werk niet meer. We kunnen het mis schien zo zien, dat het speelse element een steeds groter rol gaat spelen. Het spelelement is op- zichzelf niet onaanvaardbaar. Wellicht is het mede een wezens trek van de kunst. Maar er blijft tenslotte een verschil tussen kunst en spel. Wanneer we zien hoe vermoei end veel er bij het ontstaan van nieuwe richtingen en nog steeds wordt getheoretiseerd en gefilo sofeerd, zou men bijna kunnen gaan denken, dat kunst voor een groot deel een aangelegenheid van het verstand is. Er wordt nog steeds ontzaglijk veel over kunst gepraat en sit venia verbo „gezwamd". Op haar gebied valt ten slotte niets te bewijzen, zeker niet wanneer alle normen zijn weggevallen. Niet zelden kunnen, wanneer zekere stellingen worden geponeerd, daar met evenveel (of even weinig) recht stellingen tegenover geplaatst worden, die juist het tegendeel inhouden. Neen, de argumenten der schil ders dienen de schilderdaden te zijn. De (grote) schilderkunst zelve is niet of nauwelijks een gebied van diepzinnig gerede neer, dit is het domein der wijs begeerte, der wetenschap, der litteratuur, der critiek. Maar zij is wel het gebied der intuïtie, der (subjectieve) diep gevoeligheid. Nu is het ook weer niet zo, dat niet enkele gezonde en verstan dige regelen in acht dienen te worden genomen. Dit wordt tegenwoordig maar al te vaak en te gretig „vergeten" met al de rampzalige gevolgen van dien. Een goede, respectabele kunst, die gebaseerd is op kundigheid, zal door een zekere mate van in telligentie en van gerijpte smaak geadeld moeten zijn. Het pure botvieren van het gevoel zou het kunstleven doen naderen tot het peil van het dierenleven. Men denkt hier even aan de benaming „Fauves" (wilde dieren) voor een groep artiesten in het begin dezer eeuw. Deze naam was inderdaad door de criticus Vauxcelles als spotnaam bedoeld, Treffende kleurencombinaties (één kleur geheel op zichzelf is evenmin iets, uit kunstzinnig heidsoogpunt als één toon in de muziek) en kleurstellingen, die ons gemoedsleven iets doen, ge paard met iets zeggende vormen, al dan niet ontleend aan de reali teit, zullen ons eventueel door hun inwerking op onze ziel, op ons innerlijk gevoel kunnen boeien, verrukken, verheffen, ge lukkig maken, waarbij voor zeer velen de werking van „het onder werp" zich zal doen gelden, maar van werkelijke diepzinnigheid is zelden sprake. Wat is er voor diepzinnigs aan de schilderijen met de vaak nauwelijks van fijn kleurgevoel getuigende geometriserende figuurtjes, waar toe Mondriaan is gekomen en waardoor hij nog een wereldnaam heeft gekregen ook! Mondriaan was wellicht een goed theoreticus, maar hij was een matig (natura listisch) schilder en hij is ver dwaald geraakt (en velen zijn dat met hem) op een terrein, dat eigenlijk niet der schilderkunst is maar der toegepaste kunst. En wat is er aan de monstruositeiten van een Picasso voor diepzinnigs? Vele scheppingen der moderne schilders vragen om uitvoering in andere materialen, zoals textiel, glas in lood of beton, mozaïek enzovoorts. Neem Bissière bij voorbeeld. Zijn uitstekend kleur gevoel deed hem op kleedjes ge lijkende schilderijen maken, maar nu hij, zoals ik zag, inderdaad, werkelijke kleden heeft gemaakt., komt zijn kunst veel beter en zuiverder tot haar recht. ZO VIERT DAN de abstracte kunst („abstract" is hier enigs zins een verzamelnaam) hoogtijd, hoewel men wel tekenen van kentering meent te bespeuren. Ze heeft de weergeving der natuur overboord geworpen en be schouwt het schilderij als een autonoom ding, dat als zodanig niet meer gebonden is aan de wetten van perspectief, anatomie en wat dies meer zij. Zij schijnt inderdaad een nieuw groot ge bied voor picturale mogelijk heden (maar ook: onmogelijk heden!) te hebben ontsloten. De vraagt ligt voor de hand; hoe kon deze kunstrevolutie, deze enorme breuk met het verleden, ont staan? Welke oorzaken zijn er aan te wijzen? Natuurlijk is de breuk niet volkomen. Er zijn talloze knappe schilders, die uitsluitend de vroegere kunstopvatting zijn toegedaan. We zijn hier van een zeer merkwaardig verschijnsel getuige. Men moet eens even be denken, hoe die oude meesters zouden opkijken, gesteld dat zulks mogelijk ware, indien ze werden gefronteerd met. wat er tegenwoordig van de hun dier bare schilderkunst is geworden. Ze zouden de makers hiervan ongetwijfeld voor gek verklaren en degenen die er nog een goed woord voor hebben erbij. Men moet ook eens bedenken, hoe het nog levende meesters te moede moet zijn, wanneer zij de funda menten, waarop hun levenswerk gevestigd is, rondom zich zien wegvallen, wanneer zij bemerk ten dat de onaantastbaar ge waande grondbeginselen der kunst, die hun als heilig is. als waardeloze ballast overboord wordt geworpen! Wanneer we spreken over de oorzaken, merken we om te be ginnen op, dat het de mensen en ook de kunstenaars wel aanwil de weg van de minste weerstand te volgen (vooral wanneer deze als de juiste wordt aangeprezen) en de als dwangbuis gevoelde ver plichting tot zuivere natuurweer- geving af te werpen. Wel ja! Het, is ook enorm lastig raak te tekenen (in de vroegere beteke nis) en niet minder lastig de kleuren in hun werkelijk aspect zuiver en raak te mengen. Welk een enorme kundigheid was er toch vereist voor het scheppen dier oude grote meesterwerken dia's worden onrustbarend goed, naar de natuur! Nu kan de be- onrustbarend voor de schilders. dobber" aan zal hebben. De mo derne dynamische maatschappij vrijding van de plicht deze ge- De gunstige zijde van deze ont- met haar onrust zal steeds min- trouw weer te geven of althans wikkeling anderzijds is, dat bij op verantwoorde wijze te ver- velen, die tot artistieke prestaties werken wel tijdelijk een gevoel niet in staat zouden zijn, het oog van grote kunstwerken en ander van bevrijding geven, maar het en de zin voor het pittoreske zijds voor het aandachtig en worden ontwikkeld en gescherpt, langdurig beschouwen ervan. der de rust kunnen opbrengen, die nodig is voor het scheppen Overigens blijven de door kun- Alles wat beweegt motoren, stenaars gemaakte werken hun auto's, bioscopen, televisie, voet- zou op den duur wel eens een misleidend gevoel kunnen blij ken: dat zijn zo van die morele „wetten". Zonder inspanning en waarde behouden en op hoger balwedstrijden, noem maar op volharding en zonder een respec- plan staan. Ook reisschetsen gaat steeds meer de belangstel- tabele bekwaamheid komen geen kunnen prachtig zijn, zowel uit ling der mensen opeisen en een meesterwerken tot stand! Nu is een oogpunt van algemene kunst- schilderij is „maar" een onbe- het ook weer niet zo, dat het zin als uit dat der persoonlijke weeglijk ding. De maker mag nog herinnering. zo hartstochtelijk in actie zijn Men hoort tegenwoordig, wat geweest bij het schilderen (en dit natuurweergeving. Wanneer ik in een zaal om mij heen louter ab- .Mae West" door Salvador Dab. f 'jgnj- I j v maken van abstracte werken helemaal geen kundigheid ver eist, maar het is een kundigheid het portretschilderen betreft, zal steeds het geval zijn bij echt van geheel andere orde. Het is vreemde dingen, bij voorbeeld dat werk, dat uit het hart is voort- lang niet zo gemakkelijk als het daarbij de visie van de kunste- gekomen) dat neemt niet weg, lijkt telkens opnieuw een fantas- naar zou prevaleren en dat de dat het schilderij, wanneer het tisch, abstract geheel van vormen gelijkenis bijzaak zou zijn. Men eenmaal voltooid is, een bewe en kleuren tot stand te brengen, hoort zelfs dat een portret niet gingloos voorwerp is geworden, dat waarlijk wat te „zeggen" alleen niet hoeft te lijken, maar in zoverre stroken dan ook de heeft. Juist wanneer men vol- niet mag lijken. Dit is natuurlijk voorstellingen van dat wat in komen vrij is te doen en te laten dwaasheid, wanneer het te doen rust verkeert beter met zijn wat men wil, komen moeilijk- is om een werkelijk portret en wezen dan die van het heftig be lleden van andere aard. Ik spreek niet om een „mooie kop" in het wegende. hier uit ervaring. In dit opzicht algemeen. De persoonlijkheid van Men zou zich kunnen voorstel- kan men waardering hebben voor de schilder zal, ook wanneer het len dat een hypersensitief mens de ideeënrijkdom van de „vader" om een „sprekend portret" be- op den duur aanstoot zou kunnen der abstracte kunst Kandinsky gonnen is, zich toch wel open- nemen aan een voorstelling van en enkele belangrijke figuren op baren. Nu de fotografie er een- een momentele heftige beweging, dit gebied. Ook Klee had een maal is, hebben niet weinig die maar nooit voltooid wordt, enorme inventie. Veel werk van schilders gemeend deze als een Zulks geschiedt wèl bij de film hem is trouwens niet volstrekt meewerkend element in hun en ik weet niet of de opkomst abstract. kunst te kunnen gebruiken. P. van deze ook bijgedragen heeft Schilderkunst en muziek heb- Haesaerts schreef: „Evenals De- tot het vrij snelle einde van het ben steeds wel enig verband en gas maakte de Belgische schilder Futurisme, dat ook bewegingen enige wisselwerking gehad. Men Evenepoel bij zijn werk graag placht te suggereren niet zei- ging de kleuren vergelijken met gebruik van fotografische docu- den op talentvolle wijze, muziektonen en kwam op de ge- menten. Al gauw begrijpt hij het dachte, dat kleurencombinaties voordeel, dat de fotografie voor DE ABSTRACTE KUNST heeft een stemming zouden kunnen de kunstenaar kan hebben". En in vergelijking met de aloude, voelbaar maken in de geest van Huib Luns over Breitner: „De naturalistische, naast voordelen tonencombinaties der muziek: een dieren bewegen zo natuurlijk, 00k zeer zeker haar zwakke kan soort kleurensymfonie. Men zou dat het prachtig gebruik der foto- ten en schaduwzijden. Ze mist hiervoor het woord „synchomie" grafie eruit valt af te leiden. jn de eerste plaats de rijkdom der kunnen vormen. De gedachte is Breitner fotografeerde uitstekend, aantrekkelijk. Of ze geheel op- Witsen deed dat ook", gaat is een andere zaak. Er zijn Als jongen had ik grote bewon- stracte stukken aan de wanden componisten, zoals Skriabin, die dering voor een stuk van Breit- 7je hangen, kan er een gevoel de werking hunner muziek meen- ner, voorstellende huzaren te Van onbehagen over me komen, den te kunnen versterken door paard een duin af galopperende, ik vermoed, dat ik niet de enige bijpassende kleureffecten. We Nu veronderstel ik, dat hij een hen, die dat zo vergaat. Door het kunnen hier ook herinneren aan dergelijke momentopname slechts ontbreken der mogelijkheid ener 't merkwaardige experiment van met behulp van de fotografie aardse voorstelling betekent de Philips op de Expo te Brussel: heeft kunnen schilderen. Als deze abstractie eerder een verarming kleuren en beelden gecombineerd veronderstelling juist is, zakt die dan een winst. De schilders ervan met elektronische „muziek". En waardering toch wel aanmerke- missen ontzaglijk veel, dat hun zeer zeker kan de indruk, die het lijk. De moeilijkheid is, dat men die werken naar de natuur, een zien van een schilderij op ons vrijwel niet kan nagaan waar de eeuwige bron van inspiratie, een maakt, worden verlevendigd door foto te hulp is genomen en waar prachtige voldoening kan geven, het gelijktijdig horen van pas- niet. In ieder geval hebben velen Niet alleen alle onderscheidingen sende muziek, die trouwens op bij hun werk van foto's gebruik jn genres (zoals landschap, por vele levensuitingen stimulerend gemaakt en de vraag is: welk tret, stilleven, stadsgezicht) ver werkt. Weliswaar kunnen tonen standpunt dient de schilder in vallen, maar ook de behandeling en kleuren beide op het gemoed deze in te nemen? Hier zit een Van een der heerlijkste dingen, inwerken, maar de intensiteit moreel kantje aan. Aan de ene namelijk het licht, de belichting, verschilt. Muziek kan velen tot kant staat het een ieder vrij van Dë kleuren er vormen laten tranen toe ontroeren, wat bij de dat algemeen verbreide kunst- 7.ich op het doek in het oneindige variëren en combineren, zodat de abstracte kunst onbeperkte mo gelijkheden heeft. Maar zijn de mogelijkheden der naturalistische kunst ook niet. oneindig te noe men? Deze laatste is door het onderwerp wel meer gebonden, maar ze heeft anderzijds juist daardoor een machtig middel vóór beeldende kunst in het algemeen middel gebruik te maken, maar 0p de abstractie. Het gevoelige minder voorkomt, waarbij dan aan de andere kant kan er iets oog der kunstenaars ziet in de ook nog de verschillen in indivi- bedriogelijks in zitten: meer lijken natuur ontelbare verschijningen, duele aanleg in aanmerking te kunnen dan men krachtens die hem tot een schone of zelfs dienen genomen te worden*. Ove- zijn eigen beeldend vermogen mystieke of extatische visie kun- rigens is niet gemakkelijk in te werkelijk kan. Bij het gebruik nen inspireren, welke aanleiding abstract van foto's kan de minder plezie- kan zijn tot het scheppen van een rige mentaliteit ontstaan: een kunstwerk, dat overigens zijn zijn te vergelijken dan één met ander doet het wel, waarom zou eigen eisen stelt en een autonoom een voorstelling aan de natuur ik dan de schijn van zwakker te ding moet worden. Het normale ontleend, dat behalve kleuren en zijn op me laden? Men kan zich oog van de mens ook van de vormen nog bovendien een voor- op verschillend standpunt stellen, kunstenaar onderscheidt veel stelling biedt. Misschien doordat maar ik zou me kunnen voorstel- en veel meer details (structuur de perspectief en de herinnering len, dat. er zijn, die het beneden van stoffen, grassprieten, blade- aan de aardse omgeving te veel hun waardigheid achten. En het ren, zandkorrels) dan de schilder afleidt. Dit bezwaar zou te ver helpen zijn door het schilderij ondersteboven te zetten: slechts de indruk van kleuren en vormen zou dan overblijven, vrijwel zon der de relatie met de aardse werkelijkheid! BIJ HET ONTSTAAN van nieuwe richtingen speelt de men selijke behoefte aap verandering vernieuwing, verfrissing een niet niet onbeduidende rol begrij pelijk en te billijken, mits deze behoefte maar niet ontaardt in een jacht naar sensationeel nieuws, de waarachtige kunst onwaardig. Nieuwe gebieden ont dekken, progressiviteit, lokt de mens. Maar wanneer we zien. hoezeer tot de uiterste hoeken de kunstgebieden zijn afgegraasd en de mogelijkheden uitgebuit, dan bekruipt ons de zorg, dat er zo 'angzamerhand niet veel over blijft, alsmede de vrees dat de kans, dat er nog genieën zullen opstaan, die ons nog echt iets van werkelijke waarde, dat totaal nieuw is, zullen openbaren, zoal niet nul dan toch wel heel klein wordt. Wat dat betreft ziet de 'oekomst er niet erg rooskleu rig" uit. Maar: wie weet? Dan is er nog een aspect: de schilderkunst krijgt terdege te maken met de in snel tempo voortschrijdende techniek, in casu met de mechanische weer geving van de natuur, de foto, de film, de kleurendia's, kleuren film. In het steeds verder loslaten van de natuurweergeving zie ik ook een reactie der schilders op bovengenoemde uitvindingen. On getwijfeld zijn de kunstbeoefe ning en de fotografie wezensver schillende verrichtingen, maar ze raken elkaar en hun gebieden vallen zelfs voor een deel samen. Men spreekt niet ten onrechte van een kunstfoto, die een artis tieke prestatie kan zijn. We wil len niet zover gaan als Shaw, die beweerde dat door de uitvinding der fotografie de portretschilder kunst was verslagen. Maar toch, wanneer het echt en alleen be gonnen is om een sprekende, als het ware documentaire herinne ring, zal men geen betere kunnen krijgen dan door een serie foto's of een film. Als het daarom gaat en niet om een artistieke pres tatie, dan zal de portretkunst het moeten afleggen tegen de tech niek, zoals het paard-en-rijtuig het heeft afgelegd tegen de auto en de vliegmachine, waar het om snelheid begonnen is De kleuren- zien, waardoor een schilderij beter met muziek zou Hypermodernism.e (werk van H. Hartii.no). gebruik zal zichzelf niet zelden straffen, doordat het gemaakte een fotoachtige indruk wekt. Een der lichtzijden der abstracte kunst nu is, dat met het boven staande radicaal is afgerekend. Van Breitner gesproken: ik krijg de indruk, dat men hem tegenwoordig tracht te pousseren tot het plan der internationale meesters. Nu was hij in zijn tijd een schilder van formaat en be tekenis en werd door sommigen als een grootmeester beschouwd. Men kan zich afvragen waardoor het met zijn internationale repu tatie blijkbaar niet zo vlot gaat. Luns schreef dit toe aan „onbe kendheid met het specifiek Am sterdamse schoon". Ik verstout mij hier de mogelijkheid van nog een andere oorzaak te opperen. De laatste tijd zag ik enige Breitner-exposities en naar mijn smaak is de kleurenkeuze nogal ongenietbaar door het ruime ge bruik van bruinen en zwarten. De bijzonder donkere partijen, die nog wel nagedonkerd zullen zijn ook, passen niet in deze tijd. Trouwens veel werk van toen (ook van de Haagse school) doet in deze tijd van heldere en lichte kleuren (ook de interieurwanden!) ongenietbaar aan. Een tragische gedachte, dat schoonheid en glo rie zo snel kunnen verwelken. WE ZEIDEN, dat de ontwikke ling der techniek onrustbarende vormen aanneemt, dat ook de schilderkunst dmee te maken heeft gekregen en er „een harde ook maar bij benadering kan (of ooit heeft kunnen) afbeelden. In zoverre moet ook de puur natu ralistische kunst zich „abstra heren" van de geziene werkelijk heid en heeft dat steeds moeten doen. Het maken van zelfs zo'n „ouderwets", puur naturalistisch werk mits het goed is! houdt toch veel meer in dan al leen maar een „domme" poging de natuur te copiëren: de vondst van een veelzeggend onderwerp, de pittoreske visie daarop, de inspiratie (noemde J. H. Weis- senbruch dat niet: een klap van de natuur?). Verder: compositie zin en technische kundigheid, waarbij dan nog heel wat intelli gentie, goede smaak en karakter eigenschappen komen kijken. Wanneer de abstracte kunst meent de juiste uitdrukkings regie te hebben verworven voor wat er in de hedendaagse wereld omgaat en meent het buiten de „natura" artis magistral) te kunnen stellen, dan is dat haar zaak. Het zou echter van over moed getuigen te menen, dat zij alleen nu „jè van hét" is en dat de rest minderwaardig zou zijn. „Zusterkunst" van de naturalis tische te worden genoemd is wel licht eer genoeg voor de abstrac te! Ze zou te karakteriseren zijn als een soort (onbeweeglijke) ca- leidoscoopbeeldkunst voor grote mensen, min of meer een „Spie lerei" dus. De neiging tot naboot sing is de mensen aangeboren en deze was volgens Aristoteles MAAK U vooral niet ongerust, maar wees veel liever blij met het ver schijnsel, dat een ietwat dramatisch aandoende kop voor dit artikeltje op leverde, want het duidt evenzeer als de maartse buien, welke ons te wachten staan, op het onmiskenbare naderen van lente en zomer. En bovendien is de vloot, waarover het hier gaat, allerminst met kwalijke bedoelingen op weg naar de Nederlandse territoriale wateren. Integendeel! Wij zouden heel vreemd opkijken wanneer ze eens niet zou komen en onder andere de Spaarndamse economie zou er een zeer gevoelige klap door krijgen. ALS ZOVELEN, die het uiteindelijk ver zullen brengen, begint ook de paling klein, te weten als stopnaaldje van een centimeter of zeven en zolang hij nog voor onze stranden in zee zwemt volkomen gespeend van enige kleur stof, dus glashelder en doorzichtig. Vandaar dat de visser hem in dit stadium als glasaaltje betitelt. Bij zijn aankomst in het vroege voorjaar heeft de glasaal reeds een leven achter zich. Maar laten we eerst eens nagaan wat er in de zoete of lichtelijk brakke binnenwateren met hem gebeurt, dan kunnen we daarna zijn doopceel lichten. Om te beginnen heeft de in het kustwater zwem mende glasaal een onweerstaanbare neiging om zoet of althans minder zout water op te zoeken. Vandaar zijn binnentrekken in riviermonden en zeegaten en zijn waar mogelijk landinwaarts slippen door geopende sluizen. WY v VA\ EENMAAL in zoet of zwak brak water aangekomen begint de glasaal be langrijke veranderingen te vertonen. Hij gaat bijvoorbeeld kleur krijgen, eerst bovenop zijn kopje en van daaruit ook langzamerhand over zijn hele slanke lichaam. Tegelijkertijd ontwikkelen zich zijn spijsverteringsorganen. Het kleine dier, dat al maandenlang niets had kunnen eten wegens degeneratie van zijn slokdarm, begint nu met ware palingvraatzucht zijn schade in te halen. Zo wordt het in betrekkelijk snel tempo een echte jonge paling, donker geelachtig of groenig bruin op zijn rug, licht okergeel aan zijn buikzijde. Aan de jonge aal is echter ook bij inwendig onderzoek nog in de verte niet te zien tot welk geslacht hij behoort. Dit wordt op zijn vroegst mogelijk nadat hij tien jaren in het zoete water heeft doorgebracht. Soms duurt het veel langer. In tussen begint het palinkje na zijn derde jaar in het zoete water, als hij een lengte van ongeveer achttien centimeter heeft, schubben te krijgen, INTUSSEN EET de paling uiteraard 's nachts wat hij maar kan, levende en vooral ook dode zaken, die hij opspoort met zijn bijzonder sterk ontwikkelde reukorganen. En eindelijk zal hij opnieuw veranderen uiterlijk zowel als innerlijk. Hij (of zij) wordt dan namelijk geslachtsrijp. Bij de nooit heel groot wordende mannetjes (maximaal vijftig centimeter) komt de hom tot ontwik keling. De wijfjes, dat zijn de vaak zeer grote en zware palingen, krijgen on voorstelbare hoeveelheden kleine eitjes. Tegelijkertijd worden de dieren van boven zwart en van onderen prachtig zilvergrijs. En opnieuw worden ze ge drongen tot een grote verhuizing. Hoe ze er komen, komen ze er, desnoods krui pend door het natte gras, maar ze moeten en zullen naar zee. Daar aangekomen, trekken ze verder en verder, koers zuidwest. Onderwijl degenereert opnieuw hun slokdarm, zodat ze niet meer kunnen eten. Hun ogen worden geleidelijk veel groter. Tegen dat ze hun reis hebben volbracht in de Sargasso Zee, noord oost van de Westindische eilanden zijn onze palingen echte diepzeedieren geworden. Daar, ver weg in de Atlantische Oceaan, paaien ze uiteindelijk. Na deze belangrijkste bezigheid in het leven van iedere vis sterven ze. De bovenste tekening is een voorstelling van de jongste palinglarve, die ooit gevangen is: zes millimeter lang. Daaronder ziet men dan het zogenaamde wilgebladvisje van zeven a. acht centimeter en zijn verandering tot glasaaltje UIT DE bevruchte eitjes kruipen al spoedig larven, die maar heel weinig van palingen weg hebben. Zij leven eerst op grote diepte en ontwikkelen zich tot zeer platte visjes, naar de vorm veel lijkend op een wilgeblaadje, maar al voorzien van duidelijke palingkopjes. Niettemin hebben ze tientallen jaren te boek gestaan als „wilgebladvisjes" ofwel Leptocephalus brevirostris. Niemand wist dat het toekomstige palingen waren. Deze kleine dieren, naar de hoge waterlagen verhuisd, veranderen in de lente van hun derde levensjaar be trekkelijk snel in glasaaltjes. Zowel door eigen zwemmen als door de grote invloed van de naar de Europese kusten gerichte Golfstroom zijn ze dan al aardig dicht in de buurt van hun toekomstige woongebieden gekomen. In de nu volgende winter (dus in hun vierde levensjaar) trekken de glasalen de Portugese en Ierse riviermonden binnen, wat later Komen ze in West-Engeland en Frankrijk en eindelijk verschijnt ook een eskader voor onze kusten. Kees Ham het fundament der kunst. In zo verre doet de abstractie door haar opzettelijke negatie van alle weergeving wat geforceerd aan. Maar, zoals gezegd werd, ze heeft haar lichtzijden en ze heeft haar kans. Op den duur zal nog wel duidelijk blijken, wat ze waard is. Ontegenzeggelijk is nü al kaf van koren op haar gebied e scheiden: moeilijk soms, maar niet onmogelijk, vooral wanneer men steeds meer ervaring op dit gebied zal hebben verkregen. Nog een voordeel is voor haar, dat grove deformaties en mis tekeningen zijn uitgesloten. Want de weerzinwekkende misbaksels, waarop Picasso heeft gemeend ons te moeten tracteren, kan men toch als kunst niet au sériuex nemen. In een catalogus van een Picasso-tentoonstelling, te Brus sel gehouden, leest men de titels van zijn werken: Vrouweportret, Zittende dame enzovoorts en men schrikt, wanneer men ziet welke monsters daarmee zijn aange duid. Dat zijn ten hoogste sensa tionele vermakelijkheden. Dat velen dan toch nog daardoor worden aangetrokken sensa tiezucht: „gaat dat zien!" en helaas maar al te velen góan dat zien pleit geenszins voor zijn kunstwaarde, al evenmin als de waanzinnige prijzen, die voor zulke wangedrochten worden be taald. Zelfs de „Guernica" kon me niet overtuigen of bekoren en in hoofdzaak ben ik het. eens met het oordeel dat Prange in het reeds genoemde over hem velt. Opmerkelijk is, dat aan interes sante benamingen en geraffineer de titels voor allerlei moderne fraaiigheden geen gebrek is. Ik denk hier aan Miro en anderen, die titels uitdelen, die slaan „als een tang op een varken". Het is nu zover gekomen, dat men maar fantasietitels geeft, die met de inhoud der stukken zelf niets meer te maken hebben en die alleen moeten dienen om ze uit elkaar te houden. Wanneer ech ter titels misplaatst zijn, schaden ze veeleer: immers één van bei den werk of titel moet dan als mislukt worden beschouwd. DE vraag in hoeverre de abstracte kunst een meer geschikte expressiemogelijkheid biedt voor onze ver warde, rusteloze en dreigende tijd dan de naturalis tische, laten we hier rusten. Gewezen is op de geva ren, die ons, schilders, bedreigen. Het is zaak op zijn hoede te zijn. Zo dienen bijvoorbeeld tot nihilisme en verwording voerende excessen tegengegaan te wor den. „Sunt certi denique fines" zong Horatius reeds: er zijn tenslotte zekere grenzen. Het is natuurlijk dwaasheid te menen, dat een soort kunstdictator de zaken met krachtige hand recht zou moeten (of kun nen) zetten. Ieder voor zich zal zich moeten bezinnen en we blijven hopen dat na tal van ziekelijke onsma kelijke „uitspattingen" en onverantwoordelijke defor maties het herstel zal volgen. Zolang er mensen zijn, zullen er kleuren gebruikt worden en dus schilders bestaan. De beslissende vraag is echter: van welke kwaliteit? Er zijn inderdaad nog zeer vele mogelijk heden. De mechanisch beeldende techniek zal daarbij meer en meer een concurrerende rol gaan spelen. De schilderkunst zal tot degelijker opvattingen moeten te rugkeren. Er zal geschift moeten worden. Er zij óf een verheffende kunst, die te respecteren en te bewonde ren valt, óf geen schilderkunst. Anders zal ook de -• onontbeerlijke belangstelling van her publiek steeds verder dalen en dit zou tenslotte tot de onder gang leiden. Een bezinning ook zal gewenst zijn op de „aanstelleritis" van gewilde, kinderlijke, onbeholpen heid door groten, die feitelijk meer kunnen en meer weten, ten toon gespreid. Feitelijk zat reeds in het teruggrijpen op de echte uitingen bij primitieve vol ken iets onechts: dat was in zekere zin reeds een textimonium paupertatis. En wat te zeggen van de surrealisten? Dezen tonen althans, dat ze kunnen schilderen. Van Dali zag ik een paar jaar geleder, een grote expositie in Knocke: wonderlijk, soms ook wel weerzinwekkend de persoon maakt de indruk een eerzuchtige ijdeltuit te zijn maar niet te nege ren. In het Spaanse paviljoen op de Expo was van dezelfde Spanjaard een groot werk. dat toch wel van capaciteiten getuigde. Er zijn op het wereldtoneel vele grote vergissingen begaan en een waan wordt nog geen waarheid, al wordt ze door miljoenen gekoesterd. Het zou niet geheel ondenkbaar zijn, dat de abstracte kunst tot die vergissingen behoort hoewel ik per soonlijk toch wel zoveel geloof in haar heb dat ik op haar gebied belangrijke kunstwerken mogelijk acht en hoewel ze in de ontwikkeling der kunsthistorie zeker haar nut heeft. Het zou bijzonder interessant zijn over vijftig, over honderd jaar (om over de ver dere toekomst maar te zwijgen) eens even te kunnen vaststellen, hoe het er met het artistieke leven (en de rest!) hier op aarde zou uitzien. We zijn benieuwd naar de ontwikkeling- Evenwel: de toekomst ligt „in de schoot der goden" zoals de oude Grieken zeiden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 17