Fragmenten uit het gelijknamige
boek van HIH. Prinses Wiihelmina
Mensen in Amerika
VRIENDELIJK WASHINGTON
DINSDAG 3 MAART 1959
5
DEEL 5HERINNERINGEN AAN LONDENSE BALLINGSCHAP
INDRUKKEN VAN
EEN RONDREIS
DOOR DE V.S.
//le Z/li//an'4
PINDAKAAS
I Beweeglijke stad Long Beach
„op sterk water" gezet
Ik heb het in Engeland als mijn eerste plicht beschouwd
zoveel in mijn vermogen lag de in Nederland levende
wensen te verwezenlijken en steeds in de geest van Neder
land te spreken en te handelen. Naar mijn oordeel moest
het beleid van de regering verankerd zijn en blijven in
Nederland. Zij was immers de uitvoerster van de wil van
Nederland. Vandaar dat het belangrijk voor mij was
nauwkeurig op de hoogte te zijn van de gevoelens en de
gedachten die in het vaderland leefden. In het bijzonder
waren voor mij van betekenis de talrijke rapporten die
ons bereikten over voorbereidingen op allerlei gebied
voor hervormingen na de bevrijding. In deze rapporten
liet men zijn gedachten de vrije loop, wat voor ons be
tekende, dat wij een helder beeld konden krijgen van de
achtergronden der naar voren gebrachte ideeën. Natuurlijk
kwamen deze rapporten de eerste tijd nog niet.
Gelijk velen thuis bleef ik de hele oorlog door optimist,
omdat alles tè vreselijk was om niet van voorbijgaande
aard te zijn. Ik wist mij één met allen in het vaderland in
het vertrouwen op die onzienlijke en soms onwaarneembare
Leiding in wier hand toch het lot der volken besloten
ligt en waaruit het zelfs door een gewetenloze overweldiger
niet kan worden gerukt. Dit kon dus de toekomst niet
zijn. Mijn optimisme vloeide verder voort uit mijn visie
op ons volkskarakter. Ik wist, dat de rampen prachtige
eigenschappen tevoorschijn zouden roepen: vrijheidsliefde,
onbuigzaamheid, stoerheid, moed, durf, taaie volharding.
Dat de wil zichzelf te zijn en te blijven zich zou laten
gelden, zonder ook maar een ogenblik te verlammen en
dat ons volk alles daarvoor over zou hebben.
Onze geschiedenis leert, dat wij na korte tijd altijd weer
vrij werden. Dat overheersers geen plezier zouden beleven
van een overwonnen Nederland dank zij bovengenoemde
eigenschappen, daarvan was ik van jongaf aan overtuigd
en ook, dat die overheersers vroeg of laat niet anders
zouden kunnen dan ons volk de vrijheid te hergeven.
Spoedig zou de luchtslag om Londen beginnen. Steeds
vaker werd ik door een gedienstige gemaand met het oog
op de luchtaanvallen mijn balkon te verlaten bij het gaan
der sirenes en alsmaar moest ik met mijn stukken ver
huizen naar mijn donkere kamer. Of het luchtalarm klonk,
terwijl ik in Hyde Park wandelde en dan moesten wij onze
toevlucht zoeken in de schuilkelder. Wij noemden die
wandeling op het laatst „musical chairs" spelen. Het loonde
de moeite niet in het Park te wandelen, wij draaiden al
door om de schuilkelder heen om, als de sirenes gingen, er
zó in te zijn.
Het „basement" van Eaton Square werd tot schuilkelder
ingericht. Terwijl dit gebeurde, trokken wij elke dag vóór
het avondeten met een koffertje naar Claridge's en ver
bleven daar de nacht in de grote schuilkelder met vele
anderen om 's morgens na het ontbijt naar onze woning
terug te keren.
In september begon het bombarderen uit de lucht met
volle kracht. Men at vroeg, half zeven reeds, toegerust
voor de kelder, ging met zijn werk er heen en verbleef er
tot vijf of zeven uur 's morgens. Het gehele leven ver-
Aankomst van Koningin Wiihelmina in Londen, mei 1940
anderde. Als bekend, is het Londens gebruik dat zaken
vaak worden afgedaan onder het eten, hetzij onder het
noenmaal, hetzij onder de avondmaaltijd. Dit gebruik was
nu niet langer vol te houden. Achtereenvolgens hielden de
zakenmaaltijden 's avonds en op het middaguur op. Veel
mensen gingen 's avonds met hun auto buiten de stad en
brachten de nacht in dit voertuig door.
Toen de luchtoorlog steeds intensiever werd, besloten
Bernhard en ik een behuizing buiten Londen te betrekken,
waar het wat rustiger was in de lucht. Wij vestigden
ons in Stubbings, een buitenplaats dicht bij Maidenhead,
een uur per auto van Londen. Voor mijn werk vond ik
dit een goede oplossing; de soms onrustige nachten in het
„basement", de ongewone dagindeling hierboven geschetst
en de steeds in Londen bestaande mogelijkheid een „shock"
op te lopen bij een bombardement, maakten het mijns
inziens raadzaam in het belang van het rustig nemen van
beslissingen, buiten Londen te gaan wonen. Spoedig konden
wij ons nieuwe huis betrekken en gingen we geregeld
per auto naar de stad. Vanuit Stubbings konden wij in de
verte het bombarderen zien.
Het. geheel afgesneden zijn van Nederland heeft enkele
maanden geduurd. Daarna sijpelden enkele berichten door,
eerst sporadisch en daarna meer geregeld. Lange tijd bleef
het onmogelijk zich een duidelijk beeld te vormen van de
toestand. Eerst toen de inlichtingen die ons bereikten alle
terreinen van het leven in het vaderland gingen bestrijken
en toen ze geregeld binnenkwamen, werd dit eindelijk
mogelijk. Na enige tijd werden deze berichten aangevuld
door de mededelingen van hen, die uit het bezet gebied
waren overgekomen: de Engelandvaarders. Dank zij hun
inlichtingen ging wat gemeld werd eerst recht voor ons
leven. De Engelandvaarders kwamen uit de verschillende
kringen en delen van ons land en brachten ieder hun
plaatselijke indrukken mee. Zij maakten deel uit van
verschillende verzetsgroepen en hierdoor werd het ons
mogelijk een algemeen beeld te krijgen van het verzet
dat werd geboden en van de algemene toestand thuis.
Ik zag dan ook reikhalzend uit naar iedere enkeling of
groep, die naar mij op komst was.
Er werd op gemerkt dat ze, onmiddellijk nadat aan de
toelatingseisen binnen het Verenigd Koninkrijk was vol
daan, bij mij kwamen, opdat ik zo vers mogelijke indrukken
kreeg van de toestand. Ik liet ze uitvoerig hun lotge
vallen vertellen, alles wat ze hadden gedaan en naar
lichaam en geest hadden doorstaan, en volgde met mijn
volle belangstelling wat zij nog zouden ondervinden en
doormaken na hun aankomst te Londen. In hen had ik
niet alleen een actueel en echt deel van Nederland voor
me, maar ook de ware verzetsgeest. Vanaf het ogenblik,
dat de Engelandvaarders begonnen aan te komen, was het
onderhouden van contacten met hen voor mij een zeer
belangrijke eigen taak en roeping, die mijn ziel en denk
wereld geheel in beslag namen.
Voor het merendeel kwamen zij over om te strijden,
zowel de Engelandvaarders als de Engelandvaarsters. Die
allen, zonder uitzondering, verklaarden, dat zij eerst tot
hun besluit om over te steken waren gekomen, nadat hun
gebleken was, dat de mogelijkheid aan de ondergrondse
strijd deel te nemen voor hen niet meer bestond. Hoe
moeilijk was het voor hen om geduld te hebben tot zij
hun plaats gekregen hadden, hetgeen soms niet spoedig
gebeurde en niet altijd van een leien dakje ging. Een an
dere moeilijkheid was voor hen soms het zich losmaken
van de voorstelling ,die zij zich thuis en onderweg gemaakt
hadden van de oorlogvoering en het wennen aan de
werkelijke oorlogssituatie in Engeland. In Londen en
andere plaatsen was, althans de eerste jaren, afgezien dan
van de grote luchtslag van 1940, van de oorlog weinig te
merken. De bedrijvigheid was in de fabrieken geconcen
treerd, waar iedereen meewerkte aan het vervaardigen
van munitie enzovoort. Alleen de bombardementen maakten
het overduidelijk, dat het oorlog was.
De in Londen en omgeving samengestroomde Nederlanders
vormden als het ware één grote dorpsgemeenschap, waar
binnen men alles van elkaar wist en vernam. Deze bestond
uit Engelandvaarders en onze militairen die daar in
garnizoen lagen, allen die overgekomen waren, hetzij
uit Nederland, hetzij uit het buitenland, benevens de
Nederlandse kolonie in Londen. De Nederlanders uit de
andere delen van Engeland en uit Amerika, Canada en Aus
tralië werden aanstonds in deze gemeenschap opgenomen
wanneer zij voor dienst of met verlof in Londen kwamen.
De overval op Pearl Harbour bracht Amerika in de oorlog
Al spoedig begonnen wij ons af te vragen hoe alles in zijn
werk zou gaan, wanneer de geallieerden eindelijk zouden
overwinnen en het vadeijand zijn. vrijheid zou herkrijgen.
Niemand was bij machte zich van de dan voorkomende
situaties een voorstelling te maken, maar het kabinet en ik
waren het erover eens dat, hoe weinig talrijk de vast
staande gegevens ook waren, er gewerkt moest worden
aan een plan, aan het opsporen en doordenken van de
vraagstukken, die zich bij de overwinning zouden voordoen
en aan het zoeken van oplossingen daarvoor.
Hier kwam het voor mij aan op het vormen van een
eigen oordeel over wat de regeringsinstanties naar voren
zouden brengen.
Zoals ik reeds zei, was er de eerste maanden geen contact
mogelijk tussen Londen en ons land. Toen dit veranderde
en ik kennis nam van de binnengekomen berichten, kwam
bij mij vast te staan, dat het noodzakelijk was om zowel
de bevolking van Nederland als die van de andere delen
des Rijks een nieuwe koers voor het na-oorlogs beleid in
uitzicht te stellen. Deze koers zou georiënteerd moeten
zijn op en overeenkomen met de ten tijde van de bevrijding
in Nederland en groter Nederland in Öost en West levende
wensen.
Ik zag voor mijn geest de omwenteling in de gedachten-
wereld en de daaruit voortkomende drang naar ver
nieuwing op velerlei terrein en meende, dat het gewenst
was vanuit Londen hiervoor begrip te tonen en ons deel
in deze ontwikkeling op ons te nemen.
Ik herinner mij de diepgaande gesprekken over deze
aangelegenheden met de toenmalige minister-president
Gerbrandy. Ik maakte hem hierin mijn wens kenbaar per
soonlijk de gedachte der vernieuwing bij het Nederlandse
volk en bij de inwoners van Nederland Overzee in te lei
den. Uiteraard bleef hierbij een ruim veld open voor
boodschappen van ministers.
Wij kwamen overeen, dat ik dit, zolang geen andere
wegen openstonden, door middel van radio-uitzendingen
zou doen. De ministerraad stemde in met onze gedachten-
gang en kwam met de heer Gerbrandy overeen, dat hij
inzage zou riemen van mijn ontwerp-toespraken en overleg
met mij daarover zou plegen. Hier past mij een woord
van dank en waardering voor dit vooruitziend beleid en
voor de moed van het kabinet om deze verantwoording
op zich te nemen. Zo werd dan langs strikt constitutionele
weg een voorlichting van onze landgenoten mogelijk die
allen, die onder de zware druk leefden, een lichtpunt
aan hun horizon kon wijzen. Zo kon dan nu het oog ge
richt worden op de tijden, waarin zij weer de vrije be
schikking zouden hebben over hun toekomst. De zeer
uitzonderlijke omstandigheden rechtvaardigden mijns
inziens ten volle, dat het zittende kabinet in Londen ver
antwoordelijkheid op zich nam voor mededelingen, die
een tijdperk raakten waarin het vervangen zou zijn door
een ander. Van den beginne af aan stond het vast. dat er
aan het einde van de bezetting een kabinet zou optreden,
waarvan de leden de oorlogsjaren in Nederland hadden
meegemaakt en bijgevolg ten volle op de hoogte zouden
zijn van de toestand zoals deze geworden was en van de
bij ons volk levende wensen.
In mijn radiovoorlichting kwamen uiteraard nimmer
concrete voorstellen voor; de gehele opzet van deze voor
lichting was immers voorbereiding, in afwachting van het
tijdstip dat men zich vrij kon uiten.
Had het jaar 1940 voor mij in het teken gestaan van diepe
bekommernis over Nederland, het jaar 1941 bracht wat
dit betreft helaas geen opluchting. Het ene sombere be
richt na het andere kwam uit het vaderland bij mij binnen.
Duidelijk tekende zich hierin de begeerte van de bezetter
af om onze beproefde nationale "instellingen en levens
regels te nazificeren en daardoor om te brengen en elk
protest om des gewetens wil in gevangenissen en kampen
te smoren.
Bange zorg vervulde mij ten aanzien van het lot onzer
Joodse medeburgers, die steeds venijniger door de vijand
werden bejegend.
Het nieuwe jaar kenmerkte zich door grote bedrijvigheid
op de verschillende fronten, maar zonder dat deze ons
enig perspectief gaf op een naderende bevrijding.
Zo werd het 22 juni, de dag waarop de Duitsers zich
keerden tegen hun vrienden en helpers de Russen, even
onverwacht als zij zich indertijd op ons land wierpen. Dit
bericht veroorzaakte grote vreugde onder de bondgenoten
en niet minder bij mij. Ik herinner mij nog de vreugde
volle, bijna jubelende rede van Churchill waarin hij de
nieuwe bondgenoten als zodanig verwelkomde.
Men voelde: hier was het begin van de ontknoping. Nu
was een eindoverwinning van Hitier teruggebracht tot
het rijk der fabelen. Zij, die hoopten op een spoedige ont
knoping, bleken zich echter vergist te hebben. Het ging
als bij Napoleon. De indringer slaagde erin een groot deel
van Europees Rusland te bezetten en het Russische leger
week en week, maar om op een goed ogenblik terug te
slaan en de vijand terug te drijven. Nadat de verbindings
lijnen dér Russen drastisch verkort waren, hergroepeerden
de Russische strijdkrachten zich en toen begon de tegen
aanval, krachtig gesteund door bondgenoot Winter.
Hitler had zijn mannen de barre koude ingezonden zonder
ze daarvoor te hebben uitgerust. Dit krachtige tegenoffen
sief werd een succes. De daaropvolgende zomer kwamen
de Duitsers weer vooruit, maar om in de winter van '42-'43
nog verder dan in de vorige winter teruggedreven te
worden. In de winter van 1944 werd de Duitse nederlaag
in het oosten volkomen.
Er kwamen tekenen, dat Japan niet altijd toeschouwer
zou blijven in het wereldconflict; maar wanneer zou het
ingrijpen en waar het eerst?
Niemand vermoedde echter het op handen zijn van een
gebeurtenis als Pearl Harbour. Als een donderslag uit een
blauwe lucht kwam het bericht, dat de Japanners de Ame
rikaanse vloot aldaar hadden gebombardeerd. Aanstonds
volgden toen de oorlogsverklaringen van Amerika, onze
bondgenoten en ons aan Japan. De aanval op Pearl Har
bour was de inleiding tot een geweldig offensief der
Japanners, dat al spoedig ook op Nederlands-Indië gericht
was.
Ik behoef hier wel geen overzicht te geven van de zo
snel op elkaar volgende gebeurtenissen; een ieder herin
nert zich die en niet het minst de dappere weerstand die
onzerzijds ter zee, te land en in de lucht werd geboden.
En wie zal ooit de slag op de Javazee vergeten, waar na een
heldhaftige strijd onze vloot en het hulpeskader der bond
genoten door de Jappen in de grond geboord werden?
Wie herinnert zich niet de rouw en de verslagenheid in
zovele gezinnen die één, die hun lief was, moesten ver
liezen?
Na de slag op de Javazee volgde spoedig de verovering
van Java en de bezetting van de belangrijkste punten in
de andere delen van Nederlands-Indië.
De commissie waarover ik zojuist sprak, verliet voor
de capitulatie het land om naar Australië te gaan. Later
verdeelde deze groep zich tussen Londen en Amerika, al
naar gelang de belangen dit meebrachten.
De gouverneur-generaal, die tot op het laatst op zijn
post bleef, trof een tragisch lot. Hij werd gevankelijk naar
Formosa gevoerd en vandaar overgebracht naar Mand-
sjoerije, waar hij de rest van de oorlog verbleef.
Diep aangrijpend was het einde van de laatste officiële
uitzending van Radio-Bandoeng: „Wij sluiten nu. Vaarwel
tot betere tijden! Leve de Koningin!"
Nog enkele dagen weerklonk 's avonds uit deze studio
ons volkslied. Toen zweeg deze Nederlandse stem geheel.
Degenen die voor deze uitzendingen van het Wilhelmus
verantwoordelijk waren, werden door de bezetter ge-
executeerd.
De overlevenden van de zeeslagen die naar Engeland
kwamen, werden door mij ontvangen. Uit de gesprekken
met hen kon ik mij een beeld vormen van de moed die bij
deze gevechten aan de dag was gelegd en van de ont
beringen die zovele van onze mannen in en na de strijd
hadden te doorstaan. Ook na de strijd. Er waren er die als
schipbreukeling dagen lang ronddreven, zwemmend in
een vest in de brandende zon, uitgeput en dorstig, tot zij
eindelijk land bereikten. En sommigen van hen dobberden
zelfs rond. bedreigd door bi-andende olie in de nabijheid.
Onder degenen die bij mij kwamen, waren er die hun
kameraden met hun schip binnen drie minuten ten onder
hadden zien gaan.
Doormans bevel: „Ik val aan, volg mij", gericht tot de
commandanten van het geallieerd eskader en van de eigen
vloot onder zijn bevel, zegt alles omtrent de geest waarin
gevochten is.
Van één van de weinige overlevenden van de „De Ruyter"
vernam ik, dat schout-bij-nacht Doorman en de comman
dant van de „De Ruyter", nadat zij de vervoerbare gewon
den hadden laten vertrekken en de bemanning aan het
bevel het schip te verlaten voldaan had, zich naar de
ziekenboeg begaven waar de onvervoerbare zwaargewonden
waren. Hun laatste ogenblikken hebben zij met dezen
samen doorgebracht.
Om en na die vreselijke maartdagen was er nog steeds
geen zichtbaar teken waar te nemen, dat duidde op een
spoedige bevrijding van Nederland. Voor ons kwam er
maar geen schot in het oorlogsverloop. Dit niettegenstaande
het feit, dat alom gevochtén werd. En toch moest deze
moeizame, miljoenen mensenlevens vergende strijd ge
streden worden, teneinde de ontzaglijke hulpmiddelen van
de vijand uit te putten. Eerst als dit geschied zou zijn,
kon Nederland verlost worden van de hiel van de over
weldiger. Eerst later in dat jaar werden de overwinningen
Koningin Wiihelmina bij de Roosevelts
op de vijand behaald zó overtuigend, dat men aannemen
kon, dat deze een wezenlijke aanslag betekenden op 's vij-
ands oorlogspotentieel.
Het werd de vroege zomer van 1942, toen ik mijn eerste
reis naar de Nieuwe Wereld begon. De zestiende juni
stapte ik in een vliegtuig, dat mij naar Ierland bracht,
waar de vliegboot mij wachtte, die President Roosevelt
gezonden had om mij over te brengen naar Amerika. Het
was mijn eerste reis door de lucht.
Op het vliegveld van Ottawa vond ik mijn dochter met
twee kleutertjes, die wel wat onder de indruk waren
van het grote ronkende gevaarte dat mij had gebracht.
Ook Mackenzie King, de Canadese minister-president,
die zich een oprecht vriend van ons land had betoond en
die Juliana in veel opzichten behulpzaam was geweest,
was ter begroeting aanwezig. Onbeschrijflijk was de
vreugde van het weerzien. Wat genoot ik daarna van de
aardige woning van Juliana in het Rockcliffe Park, te
midden van bosterrein boven een klein meertje. Juliana en
haar gezelschap pasten daar net in. Margriet kon er niet
meer bij en voordat zij kwam werd dan ook een groter
landhuisje betrokken aan de Acacia Avenue. Ik meen, dat
ik bij de Athlones op Government House geslapen heb;
overdag was ik bij Juliana.
Spoedig namen wij de nachttrein naar Lee, Massaschu-
setts. Daar had Juliana een landhuis gehuurd, met op het
bijbehorende terrein een bungalow voor mij. Hier ont
ving ik veel mensen.
Na korte tijd bezocht President Roosevelt ons daar;
hij was toen vergezeld van Martha van Noorwegen, die
vaak bij hem vertoefde. Spoedig zouden wij met de kin
deren de gasten zijn van hem en mevrouw Roosevelt op
hun buiten Hyde Park. Voor Juliana was dit alles niet
nieuw, zij had reeds een of twee reizen door Amerika ge
maakt, op uitnodiging van de president; zij was bij hem
geweest, ook om boodschappen van mij over te brengen,
en voelde zich dus reeds geheel thuis op Hyde Park en
vertrouwd met de mensen en de omgeving en met „the
way of life". Voor mij was alles nieuw en de ontmoeting
met President en mevrouw Roosevelt was een belevenis.
Toch had ik bij de eerste ontmoeting met hem sterk het
gevoel een oude vriend te begroeten, zó hartelijk waren
zijn gevoelens voor Nederland en ook voor Juliana, Bern
hard en de kinderen en mij.
Mijn bewondering en grote waardering waren niet al
leen gaande gemaakt door de correspondentie met hem
en de boodschappen die hij mij zond. doch wellicht nog
meer door zijn „fire-side chats" (die ik geregeld om drie
uur 's nachts in Stubbings kon beluisteren) en zijn staats
manschap, eerst als sympathiserende op onze zaak gericht,
daarna als bondgenoot in de strijd. Bij de kennismaking
met hem kwam men onder de indruk van zijn krachtige
persoonlijkheid, zijn wilskracht en taaie volharding, een
kracht die met name gestaald werd door zijn moedig, ja
renlang dragen van de gevolgen van de kinderverlam
ming die hem had getroffen. Een ontmoeting met Roose
velt gaf de zekerheid, dat hij nimmer zou wijken of een
zaak zou opgeven die hij rechtvaardig achtte en dat hij in
de strijd daarvoor zou volharden tot hij zijn doel bereikt
had.
Ook een belevenis was de ontmoeting met mevrouw
Roosevelt. Een zeer zelfstandige vrouw, die ontzaglijk
veel eigen werk verrichtte, die temidden van al haar be
zigheden als presidentsvrouw nog tijd vond een dagelijks
artikel te schrijven en beschrijvingen het licht te geven
over haar reizen door een groot deel van de wereld, maar
die bovenal de toegewijde, zorgzame echtgenote was,
die alles in het werk stelde om het lijden van haar Franklin
te verzachten en die, waar hij ten gevolge van zijn licha
melijke toestand niet alles uit eigen aanschouwen kon ken
nen. hem steeds nauwkeurig op de hoogte hield van wat
zij waarnam.
Eén ding is een kapitale troost voor de
journalist, die „de mens" zoekt in de Ver
enigde Staten: er is geen gebrek aan. Aan
mensen, bedoel ik. Een stad als Washing
ton is er al is dat misschien voor een
stad geen opmerkelijke eigenschap ge
heel mee gevuld. Er wonen ongeveer een
miljoen mensen en het aardige hiervan is,
dat men met redelijke zekerheid op bijna
iedere man tussen de 21 en 65 jaar kan
wijzen en zeggen: „Dat is een ambtenaar".
In twee dager Washington heb ik nu al
bijzonder veel ambtenaren ontmoet.
Hierbij moet nadrukkelijk worden opge
merkt, dat het ontmoeten van ambtenaren
dus echt „geen kunst" is. Haast iedereen
in „The Nation's Capital" is in dienst van
de Amerikaanse regering. Het zijn in alge
mene zin gesproken, aardige behulpzame
mensen en dit zij
dan gezegd met riiet
meer dan een zijde
lingse blik van her
innering naar Den
Haag. Trouwens, niet
alle Nederlandse
ambtenaren voldoen
aan het beeld, dat
van oudsher in car
toons en cursieve
opgebouwd. Waar-
stukjes van hen is
schijnlijk zullen ook niet alle Amerikaanse
ambtenaren aan even hoge standaards van
vriendelijkheid en behulpzaamheid beant
woorden. Er zijn er zoals gezegd zó
veel, dat ze onmogelijk allemaal aardig
kunnen zijn. Zo is de mensheid niet opge
bouwd en als hij eigenlijk wèl zo is op
gebouwd, dan zal ik het wel altijd verkeerd
hebben gezien. Maar dat is niet erg. Het
gaat hier tenslotte om mijn meningen;
niemand verplicht u daar waarde aan toe
te kennen.
Tot dusverre dus vele aardige mensen: bij
het Department of State (wij noemen dat
het ministerie van Buitenlandse Zaken),
bij het Congres, bij het Witte Huis, bij de
Export-Import Bank en bij nog enkele
andere instituten. Laten wij het voorbeeld
nemen van de smakelijk glimlachende
neger, die het mallotige ondergrondse
treintje bestuurt dat heen en weer rijdt
tussen het kantoorgebouw van de Ame
rikaanse senatoren en het gebouw van het
Congres, het „Capitol".
Het is een minuscuul treintje, dat in één
minuut en op één rail door een wasechte
metro-tunnel heen en weer rijdt. De wa
genvoerder is een ongewoon pikzwarte
neger, die te verlegen is om zijn naam te
noemen. Maar wel fluistert hij mij, niet
erg zachtjes, toe: „U zit daar naast sena
tor Morton van Kentucky". De enorme
man naast mij grijnst breed en zegt: „Yeah,
that's me. And who are you, Sir?" Nog
voor het einde van de korte rit zijn wij
diep in gesprek over zijn staat en zijn
kiezers.
„Ik ben ook een tijdje onder-staats
secretaris op het State Department ge
weest", vertelt senator Morton, „maar dit
is leuker. Hier ben ik mijn eigen baas. En
dit is een bijzonder goed betaalde betrek
king. Komt u eens mee in de Senaat. Er
wordt vergaderd op het ogenblik". Alaar
als ik hoog boven de Senaat op de tribune
ben gaan zitten, vraagt senator Dirksen
wiens afkomst wel duidelijk is net om
verdaging van de zitting. Twee minuten
later zijn de vijftien of twintig senatoren,
die nog aanwezig waren, weer opgeslokt
in de enorme zalen en wandelgangen van
het Capitol. De senator uit Kentucky zie
ik nog net in de verte wegwandelen, arm
in arm met een andere volksvertegenwoor
diger. Maar wie zou zich niet kunnen voor
stellen, dat het regeren van een land als
Amerika een uitermate drukke en tüd-
rovende bezigheid is? Dan is het niettemin
aardig om op de kantoordeur van de
meeste senatoren niet alleen hun naam te
zien, maar ook nog een bordje met de
woorden: „Walk right in" of „You're
welcome".
En dat men welkom is in dit land, is
duidelijk. Niet alleen senatoren laten dat.
merken Ook al die amtbenaren. En ook
de tram-bestuurster, die welwillend het
simpele stratensysteem van haar stad uit
legt. Een glimlachend land. Niet lang van
stof, wel hartelijk.
E. Romatjn
Advertentie
Gebouwen zakten meters
dooroliewinning
LONG BEACH (UPI) Al achttien jaar
lang is Long Beach bezig weg te zakken,
tegelijk met de slinkende oliebel diep on
der haar, waaraan door diverse oliepro
ducenten gezogen wordt. Men hoopt nu de
stad voor verdere verzakking te behoeden
door het volumeverlies aan aardolie te
compenseren door het inpompen van gro
te hoeveelheden zeewater.
De olieproducentan gaan nu het geld
fourneren voor een net van kilometers
en kilometers buizen en voor 259 water
putten in het eivormig olieveld van 5.000
hectaren.
Dit ingrijpen is er tenslotte van geko
men na pogingen van de federale regering
de rechter te laten bevelen, dat het olie
veld gesloten zou worden en door het drei
gement van de Amerikaanse marine, dat
zij haar werf van 175 miljoen dollar hier
zou opgeven.
Ongeveer 800 miljoen vaten olie zijn uit
dit veld gepompt sedert in december 1936
de eerste bronnen daar in actie kwa
men. Men zegt dat dit veld het op een na
rijkste van het land is.
In 1941 werd ontdekt dat het „dak" van
het veld zakte met ongeveer een voet per
jaar. De electrische centrale van de
Southern California Edison Company in
het centrum van het veld, is sedert 1941
ruim acht meter gezakt. De fabriek van
Ford is vijf meter gezakt en het stadhuis
van zeven verdiepingen, oat op vier kilo
meter afstand van het veld staat, zakte
ruim een meter in de afgelopen 18 jaar.
Behalve dat ze zakten, verplaatsten som
mige gebouwen zich ook horizontaal, soms
wel een meter.
Onderzoekingen en lapwerk hebben in
de loop der jaren 100 miljoen dollar ge
kost, maar zolang men het zwarte goud
uit de grond blijft pompen, blijft het land
zinken. Het veld produceert momenteel
80.000 vaten per dag uit 2.930 bronnen, die
121 eigenaars hebben. Het ligt nu in de
bedoeling nog vóór het eind van dit jaar
zo ver te komen dat het veld een injectie
krijgt van 500.000 vaten water per dag.
Geschat wordt dat uiteindelijk een miljoen
vaten water per dag de verzakking zullen
uitschakelen. De ingenieurs hopen, dat de
259 punten daartoe voldoende zullen zijn.