OVERWINNING OP DE OLD FINISH SLECHTS SCHIJN?
de kast
Arbeid van
Goed Wonen
stuit vaak af
op mode en
pronkzucht
ER IS DE LAATSTE jaren een herleefde belangstelling
waar te nemen voor de woninginrichting. Op zich
zelf geeft deze constatering zeker aanleiding tot
misverstand. In Nederland immers wordt het „bin
nenhuis" van geslacht tot geslacht met veel zorg
omringd. Zelfs wanneer er tegenwoordig in brede
kring de neiging bestaat te breken met de stijlop
vattingen als die er tenminste waren van een
vorige generatie, dan nog dient men te erkennen
dat het interieur, hoe weinig het overigens zou vol
doen aan de eisen welke men in de tegenwoordige
tijd daaraan stelt, nimmer werd verwaarloosd.
WANNEER men het dus heeft over de toegenomen
interesse voor de woninginrichting betekent dit
vooral, dat de consument zijn interieur bewuster be
paalt. De jonge huishoudens zijn veel critischer ge
worden, niet alleen ten aanzien van de vorm van de
artikelen, maar vooral op het punt van kwaliteit en
doeltreffendheid. Zij worden in de bepaling van hun
oordeel op allerlei manieren geholpen, bijvoorbeeld
door de stichting „Goed Wonen", maar ook door een
indrukwekkende reeks boeken over woninginrich
ting in het algemeen en speciale vraagstukken in
het bijzonder welke de laatste jaren door actieve
uitgevers in het licht werden gezonden. Het kleine
interieur en de techniek ten dienste van de huishou
ding genoten daarbij de meeste aandacht.
Ook fabrikanten en distribuanten hebben blijk ge
geven de evolutie in de publieke smaak en het zich
wijzigend normbesef op de voet te willen volgen. En
hebben de boekverkopers hun jaarlijkse Boeken
week, de woninginrichters brachten een Woning-
tiendaagse op gang, welke morgen voor de zeven
de keer van start gaat.
MEN KAN moeilijk beweren, dat door al die activi
teit van zovele kanten het terrein voor de leek er
overzichtelijker op wordt. Er zijn zoveel meningen
en ze worden zo dikwijls en zo luid verkondigd. En
wanneer we van een grootbedrijf in meubelen lezen,
dat het vijftienhonderd toonkamers bezit, dan schrik
ken we een beetje: zo'n grote keuze kan de koper
alleen maar in verlegenheid brengen.... Daar staat
tegenover, dat de inrichting van de woning een bij
uitstek individuele beslissing blijft. Het is het domein
waarop iedere persoonlijkheid het absolute recht
bezit te doen wat goed is in zijn ogen. En zo bezien
vormen die vijftienhonderd toonkamers nog maar
een schimmetje van de mogelijke mogelijkheden.
Men late zich dus ook door de in deze bijlage ver
kondigde opvattingen en meningen niet van de wijs
brengen. Wij vestigen slechts de aandacht op enkele
facetten van het altijd opnieuw boeiende vraagstuk
een waagstuk der woninginrichting. Wie andere
wegen de voorkeur geeft: hij ontvangt bij voorbaat
onze zegen. En mochten wij hier en daar een lezer
op een gedachte hebben gebracht, waarven hij enig
persoonlijk nut verwacht, dan stemt ons dat tot vol
doening. Hoofdzaak is dat het pieizier dat u beleeft
aan deze ongedwongen en pretentieloze staalkaart
van stijlen evenredig is aan net onze toen wij deze
editie samenstelden.
Redactie
„SLECHTS ZELDEN treft men een
interieur aanwaarvan de doelmatige in
richting, zuivere vormgeving, innerlijk
evenwicht en harmonische kleurencom
binatie ons het gevoel geven van werke
lijke sfeer. De meeste woningen zijn
rommelig, karakterloos en triest".
Dat schreef de voorzitter van de stich
ting „Goed Wonen", het Kamerlid J.
Bommer, in het eerste nummer van het
gelijknamige orgaan van de stichting, dat
elf jaar geleden voor het eerst verscheen.
Goed Wonen" was toen al twee jaar
bezig met zijn strijd tegen de smakeloos
heid hl de woninginrichting. Oppervlak
kig beschouwd zou men thans tot de
slotsom moeten komen, dat Goed Wo
nen' op alle fronten gewonnen heeft.
Het old-finish, de bolpoten, de imitatie-
gothiek, de zwaarlijvige bankstellen en
de kasten met krullen, de smeedijzeren
kaarsenkronen, zij zijn allemaal uit de
uitstalkasten verdreven. In de nieuwe
woonwijken blinkt het blanke hout aan
alle kanten de voorbijganger tegemoet,
nauwelijks door gordijnen aan het oog
onttrokken en door zacht indirect licht
omstraald. De gevolgtrekking ligt voor
de hand: „Goed Wonen' is op mars en
niets kan het meer tegenhouden.
een in de wooncultuur ongeschoold publiek
dikwijls moeilijk als zodanig herkenbaar
is. Vooral gaat het niet om een modieus
meubilair, maar om een doeltreffende wo
ninginrichting van duurzame kwaliteit
welke het oog ook na jaren niet ver
veelt. En ook: die tegen redelijke prijzen
aan de markt komt. „Goed Wonen" pro
pageert geen bizarre dure noviteiten,
maar het massaprodukt, mits het uitmunt
door degelijke, gave materialen, een logi
sche, dus door het gebruik bepaalde vorm
en harmonische verhoudingen. Met die
gegevens tot uitgangspunt geraakt men
tot een reeks standaardmodellen welke
de wisselingen van de mode met succes
Waarom? Omdat de woninginrichting in
Nederland nog steeds dient als welstands
demonstratie. Men wil er vriend en maag,
zo mogelijk ook collega's en superieuren
de loef mee afsteken. Het meubilair zelf
wordt gebruikt om zich van anderen te on
derscheiden in plaats van dat men dat
doel bereikt door rangschikking en inde
ling, welke van eigen smaak, inzicht en
vindingrijkheid kunnen getuigen. Boven
al voelt men zich mentaal te weinig vrij
om het huis geheel naar eigen plezier en
niet volgens de traditie te bewonen.
Zolang dat zo blijft zal de Nederlandse
meubelindustrie voortgaan elke twee jaar
weer een geheel nieuw assortiment op de
markt te brengen. Dat geldt werkelijk
niet alleen voor de traditionele bedrijven:
ook de zogenaamde moderne woningin
richters ontkomen niet aan de mode- en
pronkzucht van hun clientèle. De grote
vraag naar het stoere Zweedse of het meer
verfijnde Deense meubel, dat vooral hoog
De mensen van „Goed Wonen" zelf la
ten zich door die schone schijn niet mis
leiden. Het grootste gevaar dat hun werk
bedreigt is juist, dat het „in de mode"
komt. En dat niet alleen omdat elke suc
cesrijke kunstvorm een daarop geïnspi
reerde kitschvariant uitlokt welke voor
kunnen doorstaan. Dat betekent ook: la
ge produktiekosten omdat aanloop- en ont-
werpkosten over een veel langere periode
kunnen worden uitgesmeerd.
Toch heeft men het in Nederland in dat
opzicht niet zover kunnen brengen als in
Scandinavië. De produktie van standaard
meubelen door „Goed Wonen" in de eer
ste jaren van zijn bestaan gestimuleerd,
werd een fiasco, de kwaliteit, de vorm en
zelfs de prijs ten spijt. Een paar jaar ge
leden deed een groot warenhuis met een
voor zijn rekening ontworpen en vervaar
digd fauteuiltje van vijfendertig gulden
dezelfde ervaring op: het eindigde zijn
commerciële carrière voor nog een tien
tje minder in de opruiming.
Enige jaren geleden leverde èen
Haarlemse firma De Kerkuil in
een arbeiderswoning in Delftwijk een
uitstekend voorbeeld van een verant
woorde woninginrichting tegen een
haalbare prijs. Over het algemeen
hebben de door de handel ingerichte
modelwoningen het nadeel, dat ze een
ideale eindtoestand als een vertrekpunt
voor jonge gezinnen suggereren.
genoteerd stond uit reactie tegen de toe
nemende toepassing van metaal, neemt
alweer af ten gunste van coquette Italiaan
se of gedurfde Amerikaanse modellen.
Voor het grote publiek lijkt het daardoor
vaak, dat het moderne meubel per se duur
moet zijn. De doelstellingen van de con
sumentenstichting „Goed Wonen" en de
gelijknamige distribuantenvereniging lo
pen dan ook zeker niet altijd parallel.
Het werk van „Goed Wonen" zou men
jp^j
1
1'1
1
1 il'll
kunnen omschrijven als ,,'t Helpen den
ken bij het zelf doen". Een wooncultuur
kan men niet maken, men zal zich tevre
den dienen te stellen met het langzaam
doorsijpelen der door middel van het or
gaan (zesduizend abonnees), de toonzaal
aan het Amsterdamse Rokin (zestigdui
zend bezoekers per jaar) en de modelwo
ningen (dit jaar drie) gepropageerde op
vattingen. De actieradius van de stichting
heeft een financiële grens. Het apparaat
wordt voornamelijk door een overheids
subsidie in stand gehouden, de belangstel
lende industrie maakt van tijd tot tijd een
aan een speciaal onderwerp gewijde ten
toonstelling mogelijk. De modelwoningen
worden gefinancierd met behulp van een
subsidie van het ministerie van Volkshuis
vesting en Wederopbouw of van een ge
meentebestuur. De kas van „Goed Wo
nen" laat dus alleen maar toe te doen wat
nuttig is en zelfs dat pas na rijpe overwe
ging. Ook de voorlichting in de toonzaal
geschiedt daarom zo efficiënt mogelijk.
De bezoekers worden eerst naar de docu
mentatie verwezen (er is een meubelbord
en er zijn steeds vernieuwde gegevens om
trent serviezen, verwarming, vloerbedek
king etc.) en pas daarna worden eventue
le vragen beantwoord. Men heeft plannen
de toegang tot deze documentatie nog wat
gemakkelijker en aantrekkelijker te ma
ken, in de trant van de zelfbedienings
winkel. Dat hangt samen met de stijlwij
ziging welke „Goed Wonen" op dit mo
ment doormaakt: men wil op verantwoor
de populaire wijze een groter publiek be
reiken. De inhoud van het tijdschrift is
reeds daarop gericht en men betrekt met
name de smalle beurzen in zijn artikelen,
de verschijning van „Goed Wonen" op de
aanstaande Amsterdamse Huishoudbeurs
kan eveneens als een teken van dat aan
passingsproces worden opgevat. Men kan
de ruim tienjarige stichting slechts suc
ces toewensen op haar lange en moeizame
weg. Het welzijn van de mens heeft im
mers ook iets te maken met de vraag of
hij zich op zijn gemak voelt in zijn eigen
interieur.
J. H. Bartman
„PRACHTIGE kast, eiken, handw.
spotk. moet w." stond er onder de
advertentierubriek „Te Koop". En
aangezien wij eindelijk door het on
volprezen Huisvestingsbureau een
ruimere woning cadeau hadden be
loofd gekregen (nou ja, cadeau) trok
deze advertentie onze verwachtings
volle aandacht.
Het is nogal wat, een ruimere wo
ning Geen samenhokken meer, geen
gefluister op de trap en bedreiging
van de kinderen met pakken rammel
om het lawaai, geen gepas en gemeet
meer om meubeltjes en logees te kun
nen herbergen. En vooral: het is zo'n
weldadige vreugde, eens wat nieuws
te kunnen kopen dat comfort en sfeer
brengt. Zoals die kast. eiken, handw.
Het was in de Nachtegalendwars-
straat nummer zes. Een echtpaar dat
zijn kinderen had zien trouwen, emi
greren en verdwijnen naar alle wind
streken en dus kleiner wilde gaan
wonen. De kast kon niet mee, want
Pa had haar met eigen handen ge
bouwd en daarbij niet op de afmetin
gen beknibbeld. Pa was een handig
knutselaar, dat moet gezegd. De kast
was ruim, mooi, kloek en karaktervol.
Het was jammer dat zij niet door
de deur kon, toen ik met de bode
dienst kwam om haar te halen. Pa
had haar binnen gebouwd en was
nooit met haar gaan wandelen.
Door het raam kon zij evenmin. Er
sneuvelden twee hangplanten en een
rooktafeltje
Tenslotte zaagde Pa het raamgebint
aan stukken. „We gaan hier toch uit,"
zei hij luchtig. En er vielen brokken
kalk, met hier en daar een steen er
tussen, uit de muren. Maar ik kreeg
mijn kast op de bakfiets en Pa begon
onmiddellijk de schade provisorisch
en gecamoufleerd te herstellen. Ik be
taalde edelmoedig een tientje méér
als bijdrage in de reoaraties.
En thuiskomend met mijn kast vond
ik de mededeling van het onvolprezen
Huisvestingsbureau, waarin mij werd
medegedeeld dat ik kon beschikken
over een woning ln de Nachtegalen-
dwarsstraat. Nummer zes.
Dat echtpaar ging namelijk kleiner
wonen en nou ia. De kast kon door
het raam, dat wist ik tenminste.
Lampet
Bepaald niet alledaags is dit zilveren pro7ikledikant van een Indische prins. Vier
levensgrote vleeskleurige dames, voorzien van mechanische waaiers, flankeren de
hoeken van het bed. Zodra de prins zich ter ruste begeeft beginnen de beelden op
het ritme van een ingebouwde muziekdoos hem automatisch koelte toe te waaien.