lederland meest „verstaalde" 1 land van Europa Hulp-in-de-huishouding via het stopcontact Koop liever een goed siervoorwerp dan tien dubieuze l TEGEN WIL EN DANK GING DE CIRKEL MEUBELS VOOR DE HUISKAMER MAKEN BIJ ONS THUIS EEN STOEL DIENT OM PRETTIG OP TE ZITTEN Portret van een vormgever Bij de foto Zweedse vazen Wat kan men doen met 1 kilowattuur Italiaans aardewerk WOENSDAG 11 MAART 1959 OP EEN STOEL moet men in alle gevallen gemakkelijk kunnen zitten. Het maakt daarbij geen verschil, of hij dienst doet in een kantoorgebouw, of gebruikt wordt in de huiskamer. Dit in wezen zo eenvoudige adagium vormt het. uitgangs punt voor de gehele meubelproduktie van de fabrieken van De Cirkel n.v. in Zwanenburg. Bij het ontwerpen van zit meubels is deze fabriek ervan uitgegaan, dat men prettig op een stoel moet kun nen zitten. Pas daarna komt het uiterlijk schoon aan de orde. Als beide hoedanig heden samengaan: des te beter, maar esthetische eisen worden niet primair gesteld. Ondanks dit uitgangspunt kan men echter zeggen, dat het merendeel van de in grote verscheidenheid gefa briceerde stoelen inderdaad een sierlijke lijn hebben, die een stevige constructie allerminst uitsluit. Het ls bij De Cirkel allemaal zo'n vijfen twintig jaar geleden begonnen. De heer J. Schröfer thans directeur van de fa briek die uit een oud schrijnwerkersge slacht kwam en in de verwarmingstech niek werkzaam was, had er zo omstreeks 1934 plezier in zelf meubels te ontwerpen. Het was in de tijd, dat het stalen meubel zijn schuchtere intrede begon te doen. Bij het Bauhaus in Dessau (Duitsland) werk ten mensen als Marcel Breuer en Mart Stam aan het ontwerpen ervan en in Ne derland probeerde Gispen in Culemborg voor zijn eerste stalen meubels ingang op een nog aarzelende markt te vinden. De heer Schröfer ontmoette belangstelling voor zijn plannen bij de heer Ahrend, die in Amsterdam een zaak in kantoormeube len had. Uit beider initiatief ontstond De Cirkel, een toentertijd klein fabriekje in de Houtrijkstraat in Amsterdam. In die da gen kon het stalen buismeubel nog met be trekkelijk eenvoudige technische hulpmid delen worden vervaardigd. De heer Schrö fer kende uit de verwarmingstechniek het gebruik van buizen en verder had men al leen nog maar een buigmachientje en een lasapparaatje nodig. Het verchromen van de buizen werd uitbesteed. In het al lereerste begin dacht men nog stoelen voor de huiskamer te maken, maar al spoedig werd het accent verlegd naar het kantoor meubel: stoelen, tafels, bureaus en ar chief- en opbergkasten. De ontwikkeling ging voor de oorlog slechts zeer geleide lijk. Wel werd het terrein aan de Houtrijk straat weldra te klein en verhuisde men naar Wittenburg, maar in de aard van de produktie kwam weinig verandering. Van een echte omwenteling kon men pas gaan spréken ongeveer twee jaar na de oorlog. De fabriek verhuisde toen naar Zwanen burg: een gedeelte reeds in 1947, totdat in 1951 het hele bedrijf Amsterdam verlaten had. DE TECHNISCHE ontwikkeling leidde ertoe, dat steeds ingewikkelder appara tuur moest worden aangeschaft, waardoor steeds betere kantoormeubels konden wor den vervaardigd, die tevens een sieraad voor het oog waren. Daardoor gingen ve len, die doeltreffende en goedkope meu bels voor hun woningen wensten, over tot het aanschaffen van stoelen, die eigenlijk voor het kantoor waren ontworpen. De kleinere naoorlogse woningen speelden hierbij een belangrijke rol. Zo kwam het, dat De Cirkel, die jarenlang de meubile ring voor woningen links had laten liggen, eigenlijk tegen wil en dank de verkoop doelbewust mede ging richten op de behoef ten in de woningsector. Met deze ontwikke ling liep parallel een geleidelijke smaak- verandering, waaraan voldaan kon wor den door de betere technische outillage. Zo wendde de smaak zich meer en meer af van de verchroomde buismeubelen. Nieu we, frisse lakkleuren kwamen in de gunst en de fabriek kon aan de vraag hieraan voldoen doordat men technisch in staat was de metalen delen van de stoelen duur zaam te lakken. Hiermee gepaard ging een toenassing van andere materialen. De frames werden meer en meer van plaat staal gemaakt en de zittingen en ruggen van kunststoffen, waardoor de stoelen minder star en meer elastisch werden. Uit het kantoormeubel ontstonden prakti sche gebruiksvoorwerpen voor de moder ne woninginrichting. De Cirkel had zich in middels verzekerd van de medewerking van beroepsontwerpers. Friso Kramer kwam in dienst van de fabriek en hij kreeg tot taak meubels te ontwerpen, die door hun eigen karakter moeilijk na te maken waren. Zo ontstonden de Revolt- en de Re- sultstoelen. Zo ontstonden ook moderne ta fels. Uit de kantooropbergkasten kwamen de van staal vervaardigde berg-eombina- tiemeubels voor huiselijk gebruik voort. Uit het kantoorbureau ontstond een een voudige „schoolset", bestaande uit tafel en stoel en in meer gecompliceerde vorm een klein bureautje, dat in vele kleine wo ningen zijn plaats kreeg. DE OPDRACHT iets nieuws te maken, dat moeilijk kon worden gecopieerd, kwam niet zo maar uit het brein van een op marktbeheersing beluste ondernemer voort, het was veeleer een soort zelfbe scherming daar, waar de wet geen bescher ming bood. In Nederland is het namelijk gemakkelijk mogelijk de bestaande wet ten te ontduiken en ontwerpen van anderen onder eigen naam na te maken. De in we zen eenvoudige, maar moeilijk te copiëren modellen van Friso Kramer, boden wat dit betreft een zekere waarborg. Wat is nu de toekomst van het stalen zit meubel? De heer Schröfer vertelde ons, dat zijn fabriek voor het grootste deel werkt voor de binnenlandse markt. Van betekenis is alleen export naar België en naar die over zeese landen, waar geen eigen stalen meu belindustrie bestaat, omdat in andere lan den het produkt te duur zou worden door de hoge transportkosten. Overigens meende de heer Schröfer, dat Nederland het meest „verstaalde" land van Europa is. In Duitsland en de Scandi navische landen bijvoorbeeld gaat de voor keur nog meestal uit naar het houten meu bel. Alleen Amerika is wat dit betreft pro gressief te noemen. Enige ontwerpen van de Nederlandse fabriek oogstten aan de overzijde van de oceaan veel waardering en werden er ondanks de vrij hoge prijs (ten gevolge van het trantport) met graag te gekocht. OP HET ogenblik maakt de fabriek in Zwanenburg de meubels geheel zelf. Uit besteden van welke bewerkingen ook is niet meer nodig, aangezien men er alle technische middelen thans zelf voor bezit. In de fabriek worden in één ruimte alle sta len frames gemaakt en in de andere de on derdelen van andere materialen, waarbij een grote houtbewerkingsloods opvalt. Er zijn chroom- en nikkelbaden en spuit- en drooginrichtingen voor het lakwerk. In een klein hoekje van de fabriek staan de pro- to-tvpes van nieuwe in ontwikkeling zijn de meubels: een rijtje moderne kerkban ken naast een doelmatig en esthetisch fauteuiltje. Verder worden er opvallen de tekentafels gemaakt, die op internatio nale inzendingen prijzen hebben verwor ven en grif verkocht worden. Eén van de bij De Cirkel werkende ontwerpers is de 36-jarige Friso Kra mer. De andere is W. Rietveld, de zoon van de bekende Utrechtse architect. Friso Kramer zegt van zijn vak de industriële vormgeving „Je moet het in je hebben. Er zijn eigenlijk geen af geronde opleidingen voor, al kan men het grootste deel van het vak op kunst nijverheidsscholen theoretisch leren". Zelf is hij ook op een kunstnijver heidsschool die van Amsterdam geweest. Tot 1941 toen de toenemende razzia's een ontijdig einde aan de stu- die maakten. Na de oorlog is Kramer nog even op de kunstnijverheidsschool geweest, maar niet erg lang: „Je was door de oorlog te volwassen geworden om nog op school te zitten". Korte tijd werkte hij bij architect Kloos in Haarlem en daarna vestigde hij zich als binnenhuisarchitect. In 1948 begon hij bij De Cirkel met het ont werpen van huismeubelen. Dat hij daarbij succes heeft gehad bewijzen de foto's van de door hem ontworpen meu bels en de prijzen, die hij op internatio nale inzendingen kreeg. In Brussel 1957-'58 het „signe d'or" voor zijn Re- voltstoel. op de Triënnale in Milaan voortreffelijke beoordelingen. De industriële vormgeving is meer dan een artistiek ontwerpen, is meer ook dan een veredeld ambacht. Het is een uitbuiten van technische mogelijk heden door het vervaardigen van een gebruiksvoorwerp, dat in de eerste plaats doelmatig is, maar dat verder aan esthetische eisen voldoet. Een voor werp, dat populair gezegd nuttigheid aan schoonheid paart, maar waarvan de gebruiksfunctie op de eerste plaats tlsu K rarriet komt. Uitgaande van de praktische mo gelijkheden moet de industriële vorm gever het eerst die factoren weten te ontdekken, die het ontwerp in zijn ge heel bepalen. Daarbij speelt het volgens Friso Kramer geen rol, of het een fluit ketel, een moderne tram of een stoel betreft. De kunstenaar in hem vindt het niet erg, als hij zijn schepping uit handen moet geven en haar onder het grote publiek moet brengen. Integendeel hij vindt het fijn als zijn meubels goed ver kocht worden en het doet hem oneindig veel goed als hij ze overal in gebruik vindt. Overalbehalve bij hem thuis. „Ik wil mijn eigen ontwerpen niet thuis hebben staan. Wèl die van een ander, ofschoon", besluit hij ontwapenend, „Ik zo gauw niet zou weten van wie". Het einde van de ontwikkeling is nog niet te zien en men verwacht bij De Cirkel in de toekomst nog meer mogelijkheden te kunnen uitbuiten. Men is er bij het Zwa- nenburgse bedrijf niet bang voor: er zijn bekwame ontwerpers, er is een voldoende technische outillage en wat De Cirkel be treft wordt heel Nederland verstaald". Ook het stalen bergmeubel da.t hierboven is afgebeeld, is bij De Cirkel gemaakt en ontstaan uit een stalen archiefkast voor kantoren. „ALS JE zo'n veertig jaar in dit vak zit", zegt de directeur van een groot magazijn in huishoudelijke en luxe arti kelen, „dan ken je je pappenheimers zo'n beetje. Maar toch kom je steeds weer voor verrassingen te staan want de smaak van het publiek is grillig als een vrouw. „Daar is bijvoorbeeld het serviesgoed. De laatste jaren wilde het publiek uitslui tend strakke, „zakelijke" eet- en theeser viezen. Prachtig, dachten we, dan kunnen we nu helemaal overschakelen op het moderne genre. Maar net hadden we de boel omge gooid, of er kwam ineens weer vraag naar ouderwetse serviezen. Vele klanten en met name het „betere" publiek gingen plotseling weer vragen naar borden, kop jes en schalen met ribbels, ':ruloren en grote bloemmotieven, maar nu uitsluitend in het duurdere genre. Inplaats van de goedkope namaak-barok wenst men thans serviezen in „echt-klassieke" stijlen- en dan liefst in Rosenthal of ander kostbaar kwaliteitsporselein. En zo zijn we dus weer op hetzelfde punt, waar we begon nen zijn. Vanwaar deze stap terug? „Ik geloof, dat een deel van het publiek uitgekeken raakt op al die strakke, mo derne vormen. Bij wijze van reactie be gint men dan naar wat „romantischer" dingen om te zien. Misschien hangt dat samen met onze echt-Nederlandse hang naar „gezelligheid". Maar er kunnen ook andere oorzaken zijn. In de jaren kort na de oorlog is er veel geliefhebberd in de „moderne" vormgeving. Alles wat maar rechttoe, rechtaan was, vond grif een weg naar het publiek. De onmogelijkste mis baksels zelfs: glazen waar je niet uit drin ken kon, dekschalen die men niet aan kon pakken, stoelen waarin nauwelijks te zit ten viel. Gelukkig is dat soort rommel nu goed deels van de markt verdwenen, maar bij veel mensen heeft dit alles waarschijnlijk een tegenzin gekweekt tegen alles wat „modern" is. Dat is onbillijk, maar wat wil men? Slechts weinigen hebben vol- doende onderscheidingsvermogen om scherp te kunnen onderkennen, wat echt en eerlijk is, en wat namaak. Zo zijn ve len ertoe gekomen om critiekloos te gaan generaliseren, in de geest van: alles wat zich als „modern" aandient, is lelijk (of mooi). Smaakverbctering „Veel betekenis hoeft zo'n reactie ech ter niet te hebben. Het moderne interieur met zijn zuivere oervormen van cirkel, bol en rechthoek, hoort bij onze tijd en begint al zozeer gemeengoed te worden, dat men zich haast niet kan voorstellen, hoe het ooit weer door de krullaria van vorige generaties verdrongen zou worden. Bovendien, verbetert de smaak van het publiek langzaam maar zeker, vooral dankzij de cultureel-estetische voorlich ting door tentoonstellingen, volksuniversi teiten en scholen. „Ik merk dat dagelijks aan mijn klanten, van wie vooral de jon gelui dikwijls blijk geven van een ver rassend goede keus bij de aankoop van hun huishoudelijke- of siervoorwerpen. Artikelen zoals gipsen „fabrieksbeeldjes", rooktafels, likeurstellen en gehamerd- blikken vissen op pseudo-marmeren voet stuk zijn hard op hun retour. Dat bete kent een versmalling van mijn debiet, maar ik ben er niet rouwig om. Want per slot kun je als winkelier beter één ver antwoord (en dus wat duurder) siervoor werp verkopen, dan tien prullen, waarop de winstmarge meestal miniem is en die bovendien het aanzien van je zaak scha den. Datzelfde geldt trouwens voor de klant. Het gaat hier immers om artikelen, waar niet slechts de bezitter jarenlang met ple zier tegenaan wil kijken, maar die boven dien de critische blikken van zijn huis vrienden en bezoekers moeten doorstaan. Daarom geeft men liever een paar centen meer uit voor een werkelijk goed stuk. Unica en exclusieve kunstvoorwerpen blijven natuurlijk voorbehouden aan de bezitters van een dikke beurs, maar daar naast zijn er tegenwoordig redelijk- geprijsde siervoorwerpen, die wel machi naal vervaardigd worden, maar toch eer lijk en verantwoord van kleur en vorm geving zijn. Ik noem bijvoorbeeld het sier lijke glaswerk van Leerdam en de Kristal- unie, het moderne kristal van Moza en diverse Scandinavische fabrieken en een overvloed van moderne vazen, schalen en ander aardewerk, gedecoreerd met kleu rige nonfiguratieve motieven la Mon driaan of Picasso. Ook in het „kleingoed" is keus te over; denk maar eens aan de bonbonschaaltjes en asbakjes van fijn porselein, versierd met grappige voorstel lingen in wulps-Parijse, of sportief-Engel- se cartoonstijl. Machinaal maar mooi Andere mogelijkheden zijn er in pitriet, fruitschalen en broodmanden van binnen landse of uitheemse houtsoorten en zelfs in draadijzer. De verscheidenheid is zo groot, dat iedereen wel iets van zijn ga ding kan vinden en dan tegen prijzen die soms maar weinig hoger liggen dan het bazaargoed. Natuurlijk zullen echt antieke en ook de stijlzuivere „ouderwetse" dingen altijd hun waarde behouden, maar de periode der schijndeftigheid, loopt gelukkig - op haar laatste balpoten. Steeds weer kwamen en komen er uit vindingen en uitvindinkjes op elektrisch gebied, bestemd om het leven iets gemak kelijker en daardoor meestal aangena mer te maken. De meeste van die ont dekkingen, zijn óf onmiddellijk weer ver dwenen omdat ze onbruikbaar bleken, óf direct ingeburgerd omdat ze in een reeds lang gevoelde behoefte voorzagen. Onder deze laatste categorie vallen bijv. elek trische artikelen, die velen van ons dage lijks gebruiken. We noemen de fornuizen, kokers, stofzuigers, strijkijzers, brood roosters, wasmachines, centrifuges, venti latoren, koelkasten, geysers, keukenma chines en straalkacheltjes. Verder zijn er onder meer nog elektrische afvalvernie- tigers, aardappelenschillers, vatenwas- machines en tientallen apparaten, die vooral de huisvrouw heel wat werk uit handen nemen en die ten dienste staan van het gehele gezin. Bij de bijzonder gastvrije K.E.M.A. aan de Utrechtseweg in Arnhem hebben we ge hoord wat de oorzaak is geweest van de ze razendsnelle ontwikkeling. Of beter ge zegd: het complex van oorzaken, dat na de tweede wereldoorlog de elektrotechni sche winkels als het ware uit de grond heeft doen oprijzen en dat er tevens voor gezorgd heeft, dat het publiek steeds meer belangstelling ging tonen voor al die huis houdelijke toestellen. In de eerste plaats was daar de woning nood, waardoor talloze gezinnen slechts de beschikking kregen over enkele ka mers met in het gunstigste geval het ge bruik van de keuken. Daardoor kwamen vooral de eenvoudige kookplaatjes in trek, waarop de vrouw des huizes in een minimum van tijd wat water warm kon maken voor de thee en de koffie. Boven dien nam de verkoop van koelkasten een bijzonder grote vlucht. „Een koelkast is geen luxe meer", zo vertelde men ons bij de K.E.M.A., „zoveel mensen hebben nau welijks plaats om hun provinand wat koel te bewaren. Vooral 's -zomers bedèrven- een heleboel etenswaren onnodig. Zo'n koelkastje betaalt zich na verloop van tijd vanzelf. En zo is het met al die dingen. Tegenwoordig werken of studeren man en vrouw allebei en de vrouw heeft dan niet, zoals vroeger, de hele dag de tijd om in haar huis rond te lopen en voor alles te zorgen. Dat is begrijpelijk en daarop kij ken vooral de jongeren altijd uit naar de nieuwste elektrische apparaatjes. Overal tref je tegenwoordig bijvoorbeeld elektri sche scheerapparaten en koffiemolens aan. Een wasmachine is geen bijzonder heid meer evenmin als een centrifuge. Daarbij komt dat in vele gezinnen behoor lijk verdiend wordt doordat beide echte lieden verdienen. Verleden jaar bijvoor beeld werden door de handelaren 150.000 wasmachines verkocht. Vele op afbetaling omdat daardoor de aanschaf van een der gelijk, toch altijd nog kostbaar apparaat bijzonder gemakkelijk wordt gemaakt. Maar als je het goed bekijkt is het niet eens zo onverstandig want na een paar jaar heb je zo'n ding er altijd weer uit. En die ontwikkeling staat nog lang niet stil. Over een paar jaar zijn we al weer stukken verder. In Amerika hebben we daar een uitstekend voorbeeld in dit op zicht, want daar staat in elk huis een was machine en een koelkast terwijl men voorts dikwijls de beschikking heeft over centrifuges, afwasmachines en home- freezers, die machines waarmee men zelf groenten, vis en vlees kan invriezen". In het uitgebreide en overzichtelijk in gerichte voorlichtingsgebouw van de K.E.M.A. hebben wij kunnen zien wat er op het gebied van de elektrische appara ten zoal te koop is in Nederland en daar ook hebben wij een blik in de (wellicht nabije) toekomst kunnen werpen. In de research-afdeling, waar mejuffrouw Bos nia de scepter zwaait, stonden bijvoor beeld enkele zeer geperfectioneerde was machines, die in de Verenigde Staten al gemeengoed zijn geworden, apparaten waar men de vuile was indoet en waar men korte tijd later, na gemanoeuvreer met een dashboard vol knoppen en schakelaars de lakens, slopen en overhemden schoon kan uithalen. Mejuffrouw ir. Bosma onder zoekt de deugdelijkheid van dergelijke ma chines, waarna de fabrikanten of impor teurs een uitvoerig rapport krijgen toege zonden waarin alle voor- en nadelen van de apparaten uitvoerig worden opgesomd. „Nog even en dan komen die ingewik kelde machines hier ook", voorspelde men ons bij de KEMA. „Dienstmeisjes voor dag en nacht zijn, bij wijze van spre ken, uitgestorven. En bovendien hoeven we eigenlijk nu al geen propaganda meer te maken. De mensen komen vanzelf wel en dat is vooral ook te danken aan het feit, dat de energie in Nederland vrij goed koop is. We zijn er dan ook in de eerste plaats op uit om het publiek te leren een zo economisch mogelijk gebruik van de stroom te laten maken. Daartoe hebben we natuurlijk de medewerking van de ge meentelijke en provinciale energiebedrij ven nodig, van de Nederlandse Vrouwen Elektriciteits Verenigingen, van de nij verheidsscholen en van tientallen instan ties, die alle zijn opgericht om de vrouw bij te staan in haar hoe langer hoe meer omvattende taak". Uiteraard blijft het onderzoek naar de zo veilig mogelijke uitvoering van de ap paraten bij de K.E.M.A. op de eerste plaats staan. Bijna zevenhonderd mensen, waaronder vier professoren, elf nijver heidsleraressen, vijftig academici en 85 h.t.s.-ers hebben daarbij ieder op het eigen terrein een volledige dagtaak. Daarnaast houdt men zich bezig met de vormgeving, de duurzaamheid, de bedrijfszekerheid en de doelmatigheid. Woorden, die gemakke lijk uitgesproken en neergeschreven zijn, maar begrippen voor de K.E.M.A.-men- sen, die nauw verbonden zijn aan tiental len afdelingen met allerlei testapparaten. Men houdt zich bij de K.E.M.A. overi gens niet alleen bezig met de keuring van de huishoudelijke apparaten. Men kan er eveneens terecht voor adviezen op het gebied van de (elektrische) verlichting en de (elektrische) verwarming, men keurt installatiematerialen (stekkers, stopcon tacten, draden, snoeren etz.), hoogspan ningsmaterialen, meetinstrumenten, gloeilampen, motoren etc. En het prettige is, dat de voorlichting geheel neutraal is, men doet het uitslui tend in de overtuiging, dat de toepassing van de elektriciteit een vereenvoudiging in de organisatie van de huishouding met zich meebrengt waardoor de taak van de huisvrouw belangrijk vergemakkelijkt wordt. Een streven dat naar onze (man nelijke) mening alleen maar aangemoe digd kan worden. De electriciteit heeft een bijzonder belangrijke plaats in ons (huiselijk) leven ingenomen. Hóe belangrijk beseft men pas wanneer men het volgende staatje eens bekijkt, waarbij is opge somd wat men zoal met één kilowatt uur kan uitrichten. Steeds weer komen we dan apparaten en apparaatjes te gen, die zonder dat we er eigenlijk erg in hebben gehad, ons heel wat werkjes uit handen genomen hebben. Met één kilowatt-uur kan men onder meer namelijk: met een snelkoker 8 liter water koken, een kachel (2 staven 1000 W) 1 uur gebruiken; een compressie-koelkast (120 liter) 24 uur gebruiken; een gloeilamp (100 W) 10 uur gebrui ken; een klok 1 maand gebruiken: op een fornuis een maaltijd voor 5 per sonen bereiden; met een haardroger 3 dames het haar drogen; een stofzuiger 5 uur gebruiken; een naaimachine 12 uur gebruiken; een radiotoestel 10 tot 20 uur laten spelen; met een strijkijzer 2 uur strijken; met een theelichtje 20 uur thee warm houden; een koekplaat (1000 W) 1 uur gebruiken; een vloerboender 4 uur laten wrijveu en met een scheerapparaat 400 maal scheren. IN DE ZESTIG jaren dat de Nederlandse elektriciteitsvoorziening bestaat, heeft de toepassing van de elektriciteit een geweldige vlucht genomen. En nog steeds breiden de centrales en de netten van de elektriciteitsbedrijven zien geregeld uit, nemen het aantal en de omvang der huis- en f abri eksins tall aties gestadig toe en worden de afgenomen hoeveelheden stroom jaarlijks groter. Aan de sterkte, veiligheid en doelmatigheid van de toestellen en installatie-onderdelen worden terecht zeer hoge eisen gesteld. Eisen, opgenomen in een reeks van voorschriften, die zijn vastgesteld op grond van de ervaring en van uitvoerige onderzoekingen. En deze onder zoekingen hebben in de meeste gevallen plaats bij de n.v. tot Keuring van Electrotechnische Materialen te Arnhem, (kortweg K.E.M.A. geheten), waar men keuringen op elektrotechnisch gebied uitvoert voor de elektri citeitsbedrijven, voor industrie, handel en consument.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 25