lederland
meest „verstaalde" 1
land
van Europa
Hulp-in-de-huishouding
via het stopcontact
Koop liever een
goed siervoorwerp dan
tien dubieuze
l
TEGEN WIL EN DANK GING
DE CIRKEL MEUBELS VOOR
DE HUISKAMER MAKEN
BIJ ONS THUIS
EEN STOEL
DIENT OM
PRETTIG OP
TE ZITTEN
Portret van een
vormgever
Bij de foto
Zweedse
vazen
Wat kan men doen
met 1 kilowattuur
Italiaans aardewerk
WOENSDAG 11 MAART 1959
OP EEN STOEL moet men in alle
gevallen gemakkelijk kunnen zitten. Het
maakt daarbij geen verschil, of hij dienst
doet in een kantoorgebouw, of gebruikt
wordt in de huiskamer. Dit in wezen zo
eenvoudige adagium vormt het. uitgangs
punt voor de gehele meubelproduktie
van de fabrieken van De Cirkel n.v. in
Zwanenburg. Bij het ontwerpen van zit
meubels is deze fabriek ervan uitgegaan,
dat men prettig op een stoel moet kun
nen zitten. Pas daarna komt het uiterlijk
schoon aan de orde. Als beide hoedanig
heden samengaan: des te beter, maar
esthetische eisen worden niet primair
gesteld. Ondanks dit uitgangspunt kan
men echter zeggen, dat het merendeel
van de in grote verscheidenheid gefa
briceerde stoelen inderdaad een sierlijke
lijn hebben, die een stevige constructie
allerminst uitsluit.
Het ls bij De Cirkel allemaal zo'n vijfen
twintig jaar geleden begonnen. De heer J.
Schröfer thans directeur van de fa
briek die uit een oud schrijnwerkersge
slacht kwam en in de verwarmingstech
niek werkzaam was, had er zo omstreeks
1934 plezier in zelf meubels te ontwerpen.
Het was in de tijd, dat het stalen meubel
zijn schuchtere intrede begon te doen. Bij
het Bauhaus in Dessau (Duitsland) werk
ten mensen als Marcel Breuer en Mart
Stam aan het ontwerpen ervan en in Ne
derland probeerde Gispen in Culemborg
voor zijn eerste stalen meubels ingang op
een nog aarzelende markt te vinden. De
heer Schröfer ontmoette belangstelling
voor zijn plannen bij de heer Ahrend, die
in Amsterdam een zaak in kantoormeube
len had. Uit beider initiatief ontstond De
Cirkel, een toentertijd klein fabriekje in
de Houtrijkstraat in Amsterdam. In die da
gen kon het stalen buismeubel nog met be
trekkelijk eenvoudige technische hulpmid
delen worden vervaardigd. De heer Schrö
fer kende uit de verwarmingstechniek het
gebruik van buizen en verder had men al
leen nog maar een buigmachientje en een
lasapparaatje nodig. Het verchromen
van de buizen werd uitbesteed. In het al
lereerste begin dacht men nog stoelen voor
de huiskamer te maken, maar al spoedig
werd het accent verlegd naar het kantoor
meubel: stoelen, tafels, bureaus en ar
chief- en opbergkasten. De ontwikkeling
ging voor de oorlog slechts zeer geleide
lijk. Wel werd het terrein aan de Houtrijk
straat weldra te klein en verhuisde men
naar Wittenburg, maar in de aard van de
produktie kwam weinig verandering. Van
een echte omwenteling kon men pas gaan
spréken ongeveer twee jaar na de oorlog.
De fabriek verhuisde toen naar Zwanen
burg: een gedeelte reeds in 1947, totdat in
1951 het hele bedrijf Amsterdam verlaten
had.
DE TECHNISCHE ontwikkeling leidde
ertoe, dat steeds ingewikkelder appara
tuur moest worden aangeschaft, waardoor
steeds betere kantoormeubels konden wor
den vervaardigd, die tevens een sieraad
voor het oog waren. Daardoor gingen ve
len, die doeltreffende en goedkope meu
bels voor hun woningen wensten, over tot
het aanschaffen van stoelen, die eigenlijk
voor het kantoor waren ontworpen. De
kleinere naoorlogse woningen speelden
hierbij een belangrijke rol. Zo kwam het,
dat De Cirkel, die jarenlang de meubile
ring voor woningen links had laten liggen,
eigenlijk tegen wil en dank de verkoop
doelbewust mede ging richten op de behoef
ten in de woningsector. Met deze ontwikke
ling liep parallel een geleidelijke smaak-
verandering, waaraan voldaan kon wor
den door de betere technische outillage. Zo
wendde de smaak zich meer en meer af
van de verchroomde buismeubelen. Nieu
we, frisse lakkleuren kwamen in de gunst
en de fabriek kon aan de vraag hieraan
voldoen doordat men technisch in staat
was de metalen delen van de stoelen duur
zaam te lakken. Hiermee gepaard ging een
toenassing van andere materialen. De
frames werden meer en meer van plaat
staal gemaakt en de zittingen en ruggen
van kunststoffen, waardoor de stoelen
minder star en meer elastisch werden. Uit
het kantoormeubel ontstonden prakti
sche gebruiksvoorwerpen voor de moder
ne woninginrichting. De Cirkel had zich in
middels verzekerd van de medewerking
van beroepsontwerpers. Friso Kramer
kwam in dienst van de fabriek en hij kreeg
tot taak meubels te ontwerpen, die door
hun eigen karakter moeilijk na te maken
waren. Zo ontstonden de Revolt- en de Re-
sultstoelen. Zo ontstonden ook moderne ta
fels. Uit de kantooropbergkasten kwamen
de van staal vervaardigde berg-eombina-
tiemeubels voor huiselijk gebruik voort.
Uit het kantoorbureau ontstond een een
voudige „schoolset", bestaande uit tafel
en stoel en in meer gecompliceerde vorm
een klein bureautje, dat in vele kleine wo
ningen zijn plaats kreeg.
DE OPDRACHT iets nieuws te maken,
dat moeilijk kon worden gecopieerd, kwam
niet zo maar uit het brein van een op
marktbeheersing beluste ondernemer
voort, het was veeleer een soort zelfbe
scherming daar, waar de wet geen bescher
ming bood. In Nederland is het namelijk
gemakkelijk mogelijk de bestaande wet
ten te ontduiken en ontwerpen van anderen
onder eigen naam na te maken. De in we
zen eenvoudige, maar moeilijk te copiëren
modellen van Friso Kramer, boden wat
dit betreft een zekere waarborg.
Wat is nu de toekomst van het stalen zit
meubel?
De heer Schröfer vertelde ons, dat zijn
fabriek voor het grootste deel werkt voor
de binnenlandse markt. Van betekenis is
alleen export naar België en naar die over
zeese landen, waar geen eigen stalen meu
belindustrie bestaat, omdat in andere lan
den het produkt te duur zou worden door de
hoge transportkosten.
Overigens meende de heer Schröfer, dat
Nederland het meest „verstaalde" land
van Europa is. In Duitsland en de Scandi
navische landen bijvoorbeeld gaat de voor
keur nog meestal uit naar het houten meu
bel. Alleen Amerika is wat dit betreft pro
gressief te noemen. Enige ontwerpen van
de Nederlandse fabriek oogstten aan de
overzijde van de oceaan veel waardering
en werden er ondanks de vrij hoge prijs
(ten gevolge van het trantport) met graag
te gekocht.
OP HET ogenblik maakt de fabriek in
Zwanenburg de meubels geheel zelf. Uit
besteden van welke bewerkingen ook is
niet meer nodig, aangezien men er alle
technische middelen thans zelf voor bezit.
In de fabriek worden in één ruimte alle sta
len frames gemaakt en in de andere de on
derdelen van andere materialen, waarbij
een grote houtbewerkingsloods opvalt. Er
zijn chroom- en nikkelbaden en spuit- en
drooginrichtingen voor het lakwerk. In een
klein hoekje van de fabriek staan de pro-
to-tvpes van nieuwe in ontwikkeling zijn
de meubels: een rijtje moderne kerkban
ken naast een doelmatig en esthetisch
fauteuiltje. Verder worden er opvallen
de tekentafels gemaakt, die op internatio
nale inzendingen prijzen hebben verwor
ven en grif verkocht worden.
Eén van de bij De Cirkel werkende
ontwerpers is de 36-jarige Friso Kra
mer. De andere is W. Rietveld, de zoon
van de bekende Utrechtse architect.
Friso Kramer zegt van zijn vak de
industriële vormgeving „Je moet het
in je hebben. Er zijn eigenlijk geen af
geronde opleidingen voor, al kan men
het grootste deel van het vak op kunst
nijverheidsscholen theoretisch leren".
Zelf is hij ook op een kunstnijver
heidsschool die van Amsterdam
geweest. Tot 1941 toen de toenemende
razzia's een ontijdig einde aan de stu-
die maakten. Na de oorlog is Kramer
nog even op de kunstnijverheidsschool
geweest, maar niet erg lang: „Je was
door de oorlog te volwassen geworden
om nog op school te zitten".
Korte tijd werkte hij bij architect
Kloos in Haarlem en daarna vestigde
hij zich als binnenhuisarchitect. In 1948
begon hij bij De Cirkel met het ont
werpen van huismeubelen. Dat hij
daarbij succes heeft gehad bewijzen de
foto's van de door hem ontworpen meu
bels en de prijzen, die hij op internatio
nale inzendingen kreeg. In Brussel
1957-'58 het „signe d'or" voor zijn Re-
voltstoel. op de Triënnale in Milaan
voortreffelijke beoordelingen.
De industriële vormgeving is meer
dan een artistiek ontwerpen, is meer
ook dan een veredeld ambacht. Het is
een uitbuiten van technische mogelijk
heden door het vervaardigen van een
gebruiksvoorwerp, dat in de eerste
plaats doelmatig is, maar dat verder
aan esthetische eisen voldoet. Een voor
werp, dat populair gezegd nuttigheid
aan schoonheid paart, maar waarvan
de gebruiksfunctie op de eerste plaats
tlsu K rarriet
komt. Uitgaande van de praktische mo
gelijkheden moet de industriële vorm
gever het eerst die factoren weten te
ontdekken, die het ontwerp in zijn ge
heel bepalen. Daarbij speelt het volgens
Friso Kramer geen rol, of het een fluit
ketel, een moderne tram of een stoel
betreft.
De kunstenaar in hem vindt het niet
erg, als hij zijn schepping uit handen
moet geven en haar onder het grote
publiek moet brengen. Integendeel hij
vindt het fijn als zijn meubels goed ver
kocht worden en het doet hem oneindig
veel goed als hij ze overal in gebruik
vindt.
Overalbehalve bij hem thuis. „Ik
wil mijn eigen ontwerpen niet thuis
hebben staan. Wèl die van een ander,
ofschoon", besluit hij ontwapenend, „Ik
zo gauw niet zou weten van wie".
Het einde van de ontwikkeling is nog niet
te zien en men verwacht bij De Cirkel in
de toekomst nog meer mogelijkheden te
kunnen uitbuiten. Men is er bij het Zwa-
nenburgse bedrijf niet bang voor: er zijn
bekwame ontwerpers, er is een voldoende
technische outillage en wat De Cirkel be
treft wordt heel Nederland verstaald".
Ook het stalen bergmeubel da.t hierboven
is afgebeeld, is bij De Cirkel gemaakt en
ontstaan uit een stalen archiefkast voor
kantoren.
„ALS JE zo'n veertig jaar in dit vak
zit", zegt de directeur van een groot
magazijn in huishoudelijke en luxe arti
kelen, „dan ken je je pappenheimers zo'n
beetje. Maar toch kom je steeds weer voor
verrassingen te staan want de smaak van
het publiek is grillig als een vrouw.
„Daar is bijvoorbeeld het serviesgoed.
De laatste jaren wilde het publiek uitslui
tend strakke, „zakelijke" eet- en theeser
viezen.
Prachtig, dachten we, dan kunnen we nu
helemaal overschakelen op het moderne
genre. Maar net hadden we de boel omge
gooid, of er kwam ineens weer vraag naar
ouderwetse serviezen. Vele klanten en
met name het „betere" publiek gingen
plotseling weer vragen naar borden, kop
jes en schalen met ribbels, ':ruloren en
grote bloemmotieven, maar nu uitsluitend
in het duurdere genre. Inplaats van de
goedkope namaak-barok wenst men thans
serviezen in „echt-klassieke" stijlen- en
dan liefst in Rosenthal of ander kostbaar
kwaliteitsporselein. En zo zijn we dus
weer op hetzelfde punt, waar we begon
nen zijn.
Vanwaar deze stap terug?
„Ik geloof, dat een deel van het publiek
uitgekeken raakt op al die strakke, mo
derne vormen. Bij wijze van reactie be
gint men dan naar wat „romantischer"
dingen om te zien. Misschien hangt dat
samen met onze echt-Nederlandse hang
naar „gezelligheid". Maar er kunnen
ook andere oorzaken zijn. In de jaren kort
na de oorlog is er veel geliefhebberd in de
„moderne" vormgeving. Alles wat maar
rechttoe, rechtaan was, vond grif een weg
naar het publiek. De onmogelijkste mis
baksels zelfs: glazen waar je niet uit drin
ken kon, dekschalen die men niet aan kon
pakken, stoelen waarin nauwelijks te zit
ten viel.
Gelukkig is dat soort rommel nu goed
deels van de markt verdwenen, maar bij
veel mensen heeft dit alles waarschijnlijk
een tegenzin gekweekt tegen alles wat
„modern" is. Dat is onbillijk, maar wat
wil men? Slechts weinigen hebben vol-
doende onderscheidingsvermogen om
scherp te kunnen onderkennen, wat echt
en eerlijk is, en wat namaak. Zo zijn ve
len ertoe gekomen om critiekloos te gaan
generaliseren, in de geest van: alles wat
zich als „modern" aandient, is lelijk (of
mooi).
Smaakverbctering
„Veel betekenis hoeft zo'n reactie ech
ter niet te hebben. Het moderne interieur
met zijn zuivere oervormen van cirkel,
bol en rechthoek, hoort bij onze tijd en
begint al zozeer gemeengoed te worden,
dat men zich haast niet kan voorstellen,
hoe het ooit weer door de krullaria van
vorige generaties verdrongen zou worden.
Bovendien, verbetert de smaak van het
publiek langzaam maar zeker, vooral
dankzij de cultureel-estetische voorlich
ting door tentoonstellingen, volksuniversi
teiten en scholen. „Ik merk dat dagelijks
aan mijn klanten, van wie vooral de jon
gelui dikwijls blijk geven van een ver
rassend goede keus bij de aankoop van
hun huishoudelijke- of siervoorwerpen.
Artikelen zoals gipsen „fabrieksbeeldjes",
rooktafels, likeurstellen en gehamerd-
blikken vissen op pseudo-marmeren voet
stuk zijn hard op hun retour. Dat bete
kent een versmalling van mijn debiet,
maar ik ben er niet rouwig om. Want per
slot kun je als winkelier beter één ver
antwoord (en dus wat duurder) siervoor
werp verkopen, dan tien prullen, waarop
de winstmarge meestal miniem is en die
bovendien het aanzien van je zaak scha
den.
Datzelfde geldt trouwens voor de klant.
Het gaat hier immers om artikelen, waar
niet slechts de bezitter jarenlang met ple
zier tegenaan wil kijken, maar die boven
dien de critische blikken van zijn huis
vrienden en bezoekers moeten doorstaan.
Daarom geeft men liever een paar centen
meer uit voor een werkelijk goed stuk.
Unica en exclusieve kunstvoorwerpen
blijven natuurlijk voorbehouden aan de
bezitters van een dikke beurs, maar daar
naast zijn er tegenwoordig redelijk-
geprijsde siervoorwerpen, die wel machi
naal vervaardigd worden, maar toch eer
lijk en verantwoord van kleur en vorm
geving zijn. Ik noem bijvoorbeeld het sier
lijke glaswerk van Leerdam en de Kristal-
unie, het moderne kristal van Moza en
diverse Scandinavische fabrieken en een
overvloed van moderne vazen, schalen en
ander aardewerk, gedecoreerd met kleu
rige nonfiguratieve motieven la Mon
driaan of Picasso. Ook in het „kleingoed"
is keus te over; denk maar eens aan de
bonbonschaaltjes en asbakjes van fijn
porselein, versierd met grappige voorstel
lingen in wulps-Parijse, of sportief-Engel-
se cartoonstijl.
Machinaal maar mooi
Andere mogelijkheden zijn er in pitriet,
fruitschalen en broodmanden van binnen
landse of uitheemse houtsoorten en zelfs
in draadijzer. De verscheidenheid is zo
groot, dat iedereen wel iets van zijn ga
ding kan vinden en dan tegen prijzen
die soms maar weinig hoger liggen dan
het bazaargoed.
Natuurlijk zullen echt antieke en ook de
stijlzuivere „ouderwetse" dingen altijd
hun waarde behouden, maar de periode
der schijndeftigheid, loopt gelukkig -
op haar laatste balpoten.
Steeds weer kwamen en komen er uit
vindingen en uitvindinkjes op elektrisch
gebied, bestemd om het leven iets gemak
kelijker en daardoor meestal aangena
mer te maken. De meeste van die ont
dekkingen, zijn óf onmiddellijk weer ver
dwenen omdat ze onbruikbaar bleken, óf
direct ingeburgerd omdat ze in een reeds
lang gevoelde behoefte voorzagen. Onder
deze laatste categorie vallen bijv. elek
trische artikelen, die velen van ons dage
lijks gebruiken. We noemen de fornuizen,
kokers, stofzuigers, strijkijzers, brood
roosters, wasmachines, centrifuges, venti
latoren, koelkasten, geysers, keukenma
chines en straalkacheltjes. Verder zijn er
onder meer nog elektrische afvalvernie-
tigers, aardappelenschillers, vatenwas-
machines en tientallen apparaten, die
vooral de huisvrouw heel wat werk uit
handen nemen en die ten dienste staan
van het gehele gezin.
Bij de bijzonder gastvrije K.E.M.A. aan
de Utrechtseweg in Arnhem hebben we ge
hoord wat de oorzaak is geweest van de
ze razendsnelle ontwikkeling. Of beter ge
zegd: het complex van oorzaken, dat na
de tweede wereldoorlog de elektrotechni
sche winkels als het ware uit de grond
heeft doen oprijzen en dat er tevens voor
gezorgd heeft, dat het publiek steeds meer
belangstelling ging tonen voor al die huis
houdelijke toestellen.
In de eerste plaats was daar de woning
nood, waardoor talloze gezinnen slechts
de beschikking kregen over enkele ka
mers met in het gunstigste geval het ge
bruik van de keuken. Daardoor kwamen
vooral de eenvoudige kookplaatjes in
trek, waarop de vrouw des huizes in een
minimum van tijd wat water warm kon
maken voor de thee en de koffie. Boven
dien nam de verkoop van koelkasten een
bijzonder grote vlucht. „Een koelkast is
geen luxe meer", zo vertelde men ons bij
de K.E.M.A., „zoveel mensen hebben nau
welijks plaats om hun provinand wat koel
te bewaren. Vooral 's -zomers bedèrven-
een heleboel etenswaren onnodig. Zo'n
koelkastje betaalt zich na verloop van tijd
vanzelf. En zo is het met al die dingen.
Tegenwoordig werken of studeren man en
vrouw allebei en de vrouw heeft dan niet,
zoals vroeger, de hele dag de tijd om in
haar huis rond te lopen en voor alles te
zorgen. Dat is begrijpelijk en daarop kij
ken vooral de jongeren altijd uit naar de
nieuwste elektrische apparaatjes. Overal
tref je tegenwoordig bijvoorbeeld elektri
sche scheerapparaten en koffiemolens
aan. Een wasmachine is geen bijzonder
heid meer evenmin als een centrifuge.
Daarbij komt dat in vele gezinnen behoor
lijk verdiend wordt doordat beide echte
lieden verdienen. Verleden jaar bijvoor
beeld werden door de handelaren 150.000
wasmachines verkocht. Vele op afbetaling
omdat daardoor de aanschaf van een der
gelijk, toch altijd nog kostbaar apparaat
bijzonder gemakkelijk wordt gemaakt.
Maar als je het goed bekijkt is het niet
eens zo onverstandig want na een paar
jaar heb je zo'n ding er altijd weer uit.
En die ontwikkeling staat nog lang niet
stil. Over een paar jaar zijn we al weer
stukken verder. In Amerika hebben we
daar een uitstekend voorbeeld in dit op
zicht, want daar staat in elk huis een was
machine en een koelkast terwijl men
voorts dikwijls de beschikking heeft over
centrifuges, afwasmachines en home-
freezers, die machines waarmee men zelf
groenten, vis en vlees kan invriezen".
In het uitgebreide en overzichtelijk in
gerichte voorlichtingsgebouw van de
K.E.M.A. hebben wij kunnen zien wat er
op het gebied van de elektrische appara
ten zoal te koop is in Nederland en daar
ook hebben wij een blik in de (wellicht
nabije) toekomst kunnen werpen. In de
research-afdeling, waar mejuffrouw Bos
nia de scepter zwaait, stonden bijvoor
beeld enkele zeer geperfectioneerde was
machines, die in de Verenigde Staten al
gemeengoed zijn geworden, apparaten
waar men de vuile was indoet en waar men
korte tijd later, na gemanoeuvreer met
een dashboard vol knoppen en schakelaars
de lakens, slopen en overhemden schoon
kan uithalen. Mejuffrouw ir. Bosma onder
zoekt de deugdelijkheid van dergelijke ma
chines, waarna de fabrikanten of impor
teurs een uitvoerig rapport krijgen toege
zonden waarin alle voor- en nadelen van
de apparaten uitvoerig worden opgesomd.
„Nog even en dan komen die ingewik
kelde machines hier ook", voorspelde men
ons bij de KEMA. „Dienstmeisjes
voor dag en nacht zijn, bij wijze van spre
ken, uitgestorven. En bovendien hoeven
we eigenlijk nu al geen propaganda meer
te maken. De mensen komen vanzelf wel
en dat is vooral ook te danken aan het
feit, dat de energie in Nederland vrij goed
koop is. We zijn er dan ook in de eerste
plaats op uit om het publiek te leren een
zo economisch mogelijk gebruik van de
stroom te laten maken. Daartoe hebben
we natuurlijk de medewerking van de ge
meentelijke en provinciale energiebedrij
ven nodig, van de Nederlandse Vrouwen
Elektriciteits Verenigingen, van de nij
verheidsscholen en van tientallen instan
ties, die alle zijn opgericht om de vrouw
bij te staan in haar hoe langer hoe meer
omvattende taak".
Uiteraard blijft het onderzoek naar de
zo veilig mogelijke uitvoering van de ap
paraten bij de K.E.M.A. op de eerste
plaats staan. Bijna zevenhonderd mensen,
waaronder vier professoren, elf nijver
heidsleraressen, vijftig academici en 85
h.t.s.-ers hebben daarbij ieder op het eigen
terrein een volledige dagtaak. Daarnaast
houdt men zich bezig met de vormgeving,
de duurzaamheid, de bedrijfszekerheid en
de doelmatigheid. Woorden, die gemakke
lijk uitgesproken en neergeschreven zijn,
maar begrippen voor de K.E.M.A.-men-
sen, die nauw verbonden zijn aan tiental
len afdelingen met allerlei testapparaten.
Men houdt zich bij de K.E.M.A. overi
gens niet alleen bezig met de keuring van
de huishoudelijke apparaten. Men kan er
eveneens terecht voor adviezen op het
gebied van de (elektrische) verlichting en
de (elektrische) verwarming, men keurt
installatiematerialen (stekkers, stopcon
tacten, draden, snoeren etz.), hoogspan
ningsmaterialen, meetinstrumenten,
gloeilampen, motoren etc.
En het prettige is, dat de voorlichting
geheel neutraal is, men doet het uitslui
tend in de overtuiging, dat de toepassing
van de elektriciteit een vereenvoudiging
in de organisatie van de huishouding met
zich meebrengt waardoor de taak van de
huisvrouw belangrijk vergemakkelijkt
wordt. Een streven dat naar onze (man
nelijke) mening alleen maar aangemoe
digd kan worden.
De electriciteit heeft een bijzonder
belangrijke plaats in ons (huiselijk)
leven ingenomen. Hóe belangrijk beseft
men pas wanneer men het volgende
staatje eens bekijkt, waarbij is opge
somd wat men zoal met één kilowatt
uur kan uitrichten. Steeds weer komen
we dan apparaten en apparaatjes te
gen, die zonder dat we er eigenlijk
erg in hebben gehad, ons heel wat
werkjes uit handen genomen hebben.
Met één kilowatt-uur kan men onder
meer namelijk:
met een snelkoker 8 liter water koken,
een kachel (2 staven 1000 W) 1 uur
gebruiken;
een compressie-koelkast (120 liter) 24
uur gebruiken;
een gloeilamp (100 W) 10 uur gebrui
ken;
een klok 1 maand gebruiken:
op een fornuis een maaltijd voor 5 per
sonen bereiden;
met een haardroger 3 dames het haar
drogen;
een stofzuiger 5 uur gebruiken;
een naaimachine 12 uur gebruiken;
een radiotoestel 10 tot 20 uur laten
spelen;
met een strijkijzer 2 uur strijken;
met een theelichtje 20 uur thee warm
houden;
een koekplaat (1000 W) 1 uur gebruiken;
een vloerboender 4 uur laten wrijveu
en met een scheerapparaat 400 maal
scheren.
IN DE ZESTIG jaren dat de Nederlandse elektriciteitsvoorziening bestaat,
heeft de toepassing van de elektriciteit een geweldige vlucht genomen. En nog
steeds breiden de centrales en de netten van de elektriciteitsbedrijven zien
geregeld uit, nemen het aantal en de omvang der huis- en f abri eksins tall aties
gestadig toe en worden de afgenomen hoeveelheden stroom jaarlijks groter. Aan
de sterkte, veiligheid en doelmatigheid van de toestellen en installatie-onderdelen
worden terecht zeer hoge eisen
gesteld. Eisen, opgenomen in
een reeks van voorschriften, die
zijn vastgesteld op grond van
de ervaring en van uitvoerige
onderzoekingen. En deze onder
zoekingen hebben in de meeste
gevallen plaats bij de n.v. tot
Keuring van Electrotechnische
Materialen te Arnhem, (kortweg
K.E.M.A. geheten), waar men
keuringen op elektrotechnisch
gebied uitvoert voor de elektri
citeitsbedrijven, voor industrie,
handel en consument.