Discussie met vier deskundigen
mi
Zo'n groot ouderwets huis
kan wat gezellig zijn
Hang naar het verleden of:
modernmaar gezellig"
in de droomkeuken
DE BUREN
HOUDEN NIET
VAN UW
TOONLADDERS
Zelfs uw afwas
gebeurt machinaal
WOENSDAG 11 MAART 1959
BIJ ONS THUIS
LACUNE IN ONDERWIJS
1EUBEL EN MODE
„ER MOET nog veel gedaan worden der materiaal maken." De heer Das:
aan de smaakontwikkeling van het pu- ten we eerlijk zijn en toegeven dat
bliek op het gebied van de meubilering trek~ en krimPvrii multiplexpaneel
heeft en men weer wat anders wil." De
heer Jansen: „Waaruit blijkt dat het meu
bel wordt gekocht uit de lust om mee te
doen of juist niet mee te doen, maar niet
uit eigen smaak, omdat men het zelf
mooi vindt." De heer Das: „Het zijn niet
zozeer de jonge mensen die vragen naar
het stijlmeubel, maar de mensen op gepo
seerde leeftijd en die missen in het mo
derne interieur een soort sfeer. Het is na
tuurlijk een misverstand van die mensen,
want ze moeten zich helemaal omschake
len, maar dat kunnen ze niet. De mensen
die de periode hebben meegemaakt tus-
„La-
een
en krimpvrij multiplexpaneel de
j voorkeur kan verdienen boven een mas-
en de woningini ichling. In ons onderwijs sief. De industrie en de techniek hebben 0
vooral op de lagere school, worden de ons zover gebracht dat wij heel gemak- sen de beide oorlogen, die kunnen zich
stijlkennis en de ontwikkeling van het |§Hik het oude kwaliteitswerk kunnen ver- moeilijk aanpassen. Ik ken er wel, die er
gevoel voor schoonheid te zeer verwaar- ^ajigen Een getrokken tafelblad van meu- moeite voor doen en die zitten ook met
n 7 belplaat bestaat niet meer. Ze zijn zelfs mooie buisverlichting, lichte muren en
toosci. Daarom nee ft men nog een lange al verder: ze gebruiken nu spaanders, met rechte, vierkante meubels, maar als ze
weg voor de boeg voor er sprake kan fineer er overheen, en dat is eigenlijk nog dan weer in een oude sfeer komen voelen
zijn van een algemeen verbreide woon- b£#r-
cultuur."
Tot deze conclusies kwam een xzesnreks-
groep van een viertal Haarlemse deskun
digen op het gebied van de woninginrich
ting, waarbij zich een leek had gevoegd
om in bescheiden mate de stem van het.
publiek te laten horen. De woninginrich
ters en meubelontwerpers die
voor dat doel tezamen kwamen
waren de heren H. W. L. Das.
J. C. A. Janssen, A. M. Koeman
en P. J. Tork. De eerste en dc
laatstgenoemde vertegenwoordi
gen daarbij inzonderheid het
ambachtelijk bedrijf. De heer
Tork heeft zich in het voetspoor
van zijn vader gespecialiseerd
op oude meubelstijlen, de heer
Das, die reeds een halve eeuw
de ontwikkeling in de woning
inrichting meemaakt, heeft
vooral naam gemaakt als een
oorspronkelijk meubelontwer
per die nog de tijd heeft gekend
dat de woninginrichting eet
kamer, slaapkamer, zitkamer
geheel op ontwerp werd besteld
hetgeen tegenwoordig een hog'.
uitzondering is geworden. Dc
heren Janssen en Koeman zijn
daarentegen principiële voor
standers van een eigentijdse
woninginrichting, waarin het.
massaprodukt, mits goed ont
worpen en vervaardigd, een be
langrijke plaats inneemt- Hel
gezelschap was dus van vol
doende verscheidenheid om een
boeiende botsing van meningen
te waarborgen, waaruit waar
heid zou kunnen ontspringen.
Het gesprek was dan ook geen vijf mi
nuten op gang of de heren waren al in
de strijdvraag gewikkeld of het in deze
tijd nog wel zin heeft het „oude meubel"
te vervaardigen. „Ik zie er geen enkel be
zwaar in, mits het maar goed gemaakt
wordt dus geheel in overeenstemming
met de oorspronkelijke stijlprincipes
maar je mag 't niet als antiek verkopen,
dat vind ik het gemene," aldus de heren
Das en Tork, waar tegenover de heer Koe
man opmerkte: „Maar 't. getuigt toch wel
van een zekere geestelijke armoede."
De leek in het gezelschap wilde zich lie
ver op concreet terrein begeven en vroeg:
„Maar neemt die vraag naar het oude
meubel nu toe of af?" „Er is natuurlijk
een verschil tussen jong en oud publiek,"
aldus de heer Tork, „de ouderen zijn er
wat ontvankelijker voor, maar er zijn toch
ook heel wat jongeren die eerst van ouder
wetse en later van antieke meubelen hou
den. Er is echter nog een heel ander pro
bleem. Het oude meubel vraagt een grote
vakbekwaamheid en dat wordt wel een
struikelblok. De meubelmakers voelen ook
niet zoveel meer voor dit sterk ambachte
lijk genre omdat het zo loonintensief is.
In de tweede plaats is er, zeker in Haar
lem, een schrijnend gebrek aan bekwa
me beeldhouwers en andere vaklieden, bij
voorbeeld voor het hang- en sluitwerk.
De leek: „Is dat niet een gevolg van een
lacune in ons onderwijs wat betreft de
opvoeding tot stijlkennis?" De heer Das:
„Toch niet wat de vakkennis der meubel
makers betreft: die wordt op de examens
voor de vestigingsvergunning wel degelijk
gevraagd. En overigens is mijn ervaring,
dat ook het publiek de laatste jaren meer
naar stijlmeubelen, vooral Biedermeyer,
vraagt." De heer Tork: „Het gebrek aan
goede materialen en die zijn voor stijl
meubelen onontbeerlijk verhindert ech
ter de ontplooiing van het ambacht. Het is
op het ogenblik beslist onmogelijk een Cu-
ba-mahoniohouten ameublement te- maken
of aan palissander te komen."
De leek: „De omvang van het ambacht
wordt daardoor dus wat gereduceerd. Ik
heb trouwens de indruk, dat het ambacht
maar een beperkte klantenkring bestrijkt.
Het werkt niet voor de woningwetwoning.
De heer Das: „We kunnen er voor wer
ken, maar we doen het niet zo goed als
de moderne woninginrichting." De heer
Tork: „Vergist u zich niet: ook die men
sen verlangen vaak een zeer goed meu
bel, goed nagemaakt of van een zeer goed
materiaal gemaakt."
De heer Jansen: „Het is toch onjuist om
deze kwaliteitseisen te koppelen aan een
bepaalde stijl. Ik geloof dat het moderne
meubel die kwaliteit wel degelijk evenzeer
bezit. Een van de narigheden van het mo
derne meubel is natuurlijk, dat doordat ei-
zoveel gemaakt wordt er ook zoveel slecht
gemaakt wordt. De eis dat het goed moet
zijn geldt even sterk als voor het oude
meubel. Je kan het echter op een andere
manier maken en je kan het ook van an-
De heer Koeman: „Wanneer ik de hon
ger naar allerlei stijl-namaak beschouw,
vraag ik mij toch wel eens af waar dat
aan ligt. Mankeert er soms iets aan ons
moderne meubel?" De leek: „Het grote
gevaar lijkt mij, dat we op een gegeven
ogenblik in het hedendaagse meubel het
Biedermeyer gestileerd herleeft." De heer
Das: „Dat zie ik zo niet. Er is eén heel
ze zich daar beter thuis." De heer Jans
sen: „Ze beleven dus aan dat moderne
dressoir niets en ze beleven dus aan dat
andere ding wel iets. Dat is misschien wel
zo, maar wij geloven dat ze ook niet per
se juist iets aan aat dressoir moeten be
leven. We beleven iets aan die hele ruim
te, aan die wanden die vloer en die gor
dijnen en al die dingen tezamen maken
het interieur. Wc maken inch voor alles
De heer Das demonstreert op vaardige wijze op het tekenbord de stijl
ontwikkeling van de stoelpoot. Zijn collega's Koeman, Janssen en Tork (van
links naar rechts) kijken belangstellend toe.
andere weg ingeslagen. Onze technische
hulpmiddelen zijn niet in staat bepaalde
versieringen na ie maken. Ook het moder
ne materiaal laat een dergelijke werkwij
ze niet toe." De heer Koeman: „Dat moet
je dan ook helemaal niet willen. En dus
horen die meubelen in onze tijd niet thuis."
De heer Jansen: „En daarom verplaatsen
een interieur en niet een stelletje ameu
blementen. Het gaat toch om de inrich
ting van de woning, niet om afzonderlijke
meubelstukken."
De heer Koeman: „Vreemd, men dineert
in een modern ingericht restaurant, men
rijdt erheen in een Amerikaanse wagen
van de laatste gemakken voorzien en men
wij ons van het ambacht naar de industrie-- komt* thuis in z'n Louis XVI-interieur."-De
le vormgeving." De heer Koeman: ,?Daar
zijn we dan ook een aardig eind mee op
weg geweest, maar dan krijg je de men
sen uit de categorie der snobs en die zeg
gen: „Ja maar Jantje heeft ook die stoel
van Pietersen, geef mij maar Bieder
meyer." En daardoor krijgt je een aan
maak in Biedermeyer tot iedereen het
heer Das: „Een soort verbondenheid niet
het verleden."
De leek: „Toch zit het met die moder
ne meubelproduktie toch niet helemaal
goed. Een door „Goed Wonen" indertijd
ondernomen poging om tot de produktie
van standaardmodellen tegen lage prijzen
te komen liep op een mislukking uit. En
ik sta versteld wanneer ik kennis neem
van meubelmagazijnen die hun klanten
uitnodigen hun vijftienhonderd toonka-
mers te bezoeken, waarin ze keuze kun
nen maken uit wel honderd modellen fau
teuils. Iemand heeft eens uitgerekend, dat
er in de wereldlitteratuur zesendertig stan
daardsituaties voorkomen en ik dacht zo
dat een dergelijke beperking evenzeer
geldt voor de meubelindustrie. Zo'n pro
duktie in het wilde weg lijkt me niet in
het belang van het publiek en ook niet in
dat van fabrikant en handelaar."
De heer Koeman: „Dat komt omdat wij
Hollanders van die onverbeterlijke indivi
dualisten zijn. De een wil beslist niet heb
ben wat de ander heeft." De heer Das:
„Ik heb het idee, dat er heel wat men
sen zijn, die lijden aan een overdreven
kwantiteitsromantiek. Die willen door
duur bewerkte meubelen een soort rijk
dom demonstreren." De heer Janssen:
„Dat fiasco met de meubeltjes van „Goed
Wonen" heb ik van zeer nabij meege
maakt. Die dingen werden gemaakt met
cie gedachte iets te doen voor de verbete
ring van het arbeidersinterieur. De groep
waarvoor deze meubelen bestemd waren
heeft ze echter niet gekocht. Wel kwamen
ze terecht bij dokters en ingenieurs met
smaak voor een modern inte
rieur. „Goed Wonen" heeft zich
met de beste bedoelingen tot het
verkeerde publiek <*ewènd: het
was er nog niet rijp voor."
De leek: „Ik kan toch niet aan
de indruk ontkomen, dat ook de
zogenaamde moderne zaken hoe
l&anger hoe meer in een mo
dieuze stroom belanden". De
heer Koeman: „U moet niet
vergeten, dat de tijd zeer snel
en levendig en mobiel is". De
heer Janssen: „Toch zullen de
lingen die tien jaar geleden
;oed waren het over tien jaar
og wel zijn. Maar er zijn na-
tuurlijk maar heel weinig wer
kelijk goede dingen. Ze zijn op
de tien vingers af te tellen".
De heer Koeman: „De tijd
gaat zo snel. Wanneer een jaar
geleden rood in de mode was en
nu is het blauw, dan is het toch
wel begrijpelijk dat men nu
blauwe gordijnen wil hebben en
dat men dan minder kostbare
materialen koopt om ze sneller
te kunnen vervangen". De heer
L „Ik ben zo bang, dat het komt
omdat de mensen op het moderne in
terieur vlugger uitgekeken raken omdat
er minder variatie in zit''. De leek: „Nu is
het voor mij nog een der raadselen van de
meubelbranche, dat het met de massa-
produktie van de werkelijk goede model
len maar niet lukken wil. ik denk wel eens
dat er met een aantal leuzen in de trant
van „Gezelligheid is niet afhankelijk van
stijlen", „gerieflijkheid is even belang
rijk" of „sfeer moet met uw persoonlijk
heid harmoniëren" niet alleen open dep-
ren-worden opengetrapt. maar ook een ont
stellende onwaarachtigheid wordt—bedre
ven".
De heer Janssen: ..Ik vind het inder
daad frapperend dat een van onze, nou ja
laten we zeggen moderne meubelfabrikan
ten reclame maakt met de slagzin: Mo
dern en tóch gezellig". Onder algemene hi
lariteit eindigt daar op de discussie.
41
Kindje, naar ik zo
merk, is er deze week van
studeren niet veel ge
komen
Helaas niet, mijnheer;
en ik had toch zo'n zin om
eens flink te werken; maar
iedere keer als ik begon
met mijn toonladder oef e-
ning, werd ik gestoord door
de buren: tok, tok, tok op
de muur, eerst zachtjes,
dan wat harder, en einde
lijk furioso. Toen heb ik
het maar opgegeven. En
dat was iedere dag het
zelfde liedje.
't Is dus bij jullie erg
gehorig?
Nou, dat merk je pas
goed wanneer er bij de
buren verschil van mening
Op bezoek bij een be
roepsmusicus:
Zeg, vent, wat woon
je hier vorstelijk. En waar
heb je nu je grote vleugel
staan?
Die is de deur uit. Het
ging niet: hinder voor de
buren. Ik zit nu te compo
neren en les te geven in
een hok, dat ik daar spe
ciaal voor gehuurd heb.
Prettig!
Jongens, om een goed
muzikant te worden, moet
je van tijd tot tijd eens
ruzie hebben met je buren!
Dit zijn mijn eigen woor
den in een toespraak, na af
loop van een concours voor
harmonie en fanfare, als
voorzitter van de jury. De
bedoeling tot individuele
studie aan te zetten, deed
mij voor wie mijn ora
tie letterlijk zou kunnen
opnemen de zaak nog al
scherp stellen. Maar de
grappige reflexie die er op
volgde: „onze dirigent raadt
ons aan in de kleerkast te
oefenen of in bed te stu
deren onder de dekens"
toonde aan dat het pro
bleem waarop ik doelde'
hier ook reed^ wnint
steld was.
Want het obstakel „over
last door muziekbeoefe
ning" is in Steden en gro
tere plaatsen met hun com
pacte behuizing niet weg te
denken. En uiteraard vormt
het een ernstig probleem
voor de „vrijetijdsbeste
ding" van de muziekdilet-
tant en voor de ontwikke
ling van het korpswezen in
't algemeen, evengoed als
het zijn remmende invloed
doet gelden op alle vormen
van huismuziek en helaas
ook op de vorming in het
métier van de vakmusicus
en op de taak van de toon
kunstenaar.
Het probleem dateert na
tuurlijk niet van vandaag
of gisteren; ruim een eeuw
geleden was het reeds een
dankbaar onderwerp voor
karikaturisten. Maar met
de komst van de flat
woningen heeft het zich in
de laatste jaren dermate
toegespitst, dat het tijd
wordt naar oplossingen te
zoeken.
Dat er een veer zal moe
ten worden gelaten is
zeker; tenzij dê moderne
woningbouwers een isoleer
methode zouden vinden die
afdoende is. Maar om die
te ontdekken zal men haar
bewust moeten zoeken en
het probleem ems g onder
ogen zien. Misschien zou
begonnen kunnen worden
met het inrichten van een
speciaal studeervertrek, een
soort geïsoleerde cel, hoe
wel de idee dagelijks een
uur celstraf te moeten on
dergaan terwille van de
muziekstudie, niet erg be
vorderlijk zou zijn om de
liofriw de muziek aan
te wakkeren.
Of men zou kunnen den-
ke aan een apart gebouw
per huizenblok, waar in
onderscheidene cellen (of
laat ik deze iets vriende
lijker „kamertjes" noemen)
de lust om muziek te ma
ken kan v/orden botge
vierd. In de hoop dan, dat
het middel niet als een da
gelijkse celstraf wordt aan
gevoeld. Maar, zo zal men
allicht opmerken, wie
plaatst er nu zijn piano
die toch tot het meubilair
van de huiskamer behoort
buiten zijn woning?
Maar wat heb je aan een
piano als je er toch niet op
moogt spelen?
Een zo goed als geruisloos
instrument, het „clavicord",
zou in dit conflict nog een
kans maken de plaats van
de piano in de woonkamer
in te nemen, indien het niet
absurd zou zijn de evolutie
van de instrumentenbouw
uit te schakelen terwille
van een probleem dat de
vrijheid van de muziekbe
oefening beknot en de zin
voor zelfwerkzaamheid bij
de amateur volkomen dreigt
te verstikken.
Jos. de Klerk
HET IS BEKEND dat een huis voor de middenstand dat
veertig jaar geleden werd gebouwd wat ruimer van opzet en
wat rianter van aanzien is dan het eenheidsprodukt dat tegen-
woox-dig herenhuis heet. Waar zijn vandaag het dienstboden
kamertje, de logeerkamer en het studeervertrek, om niet te
spreken van de hall, de zolder en de kelder? Goed, er zijn ook
nadelen. Er is geen centrale verwarming en de aanleg ervan
in een ouderwets herenhuis met acht of meer hoge kamers, is
meestal niet alleen te duur in aanleg en gebruik, maar veelal
niet eens verantwooi'd, omdat bij een eventuele verkoop deze
meerwaarde niet ten volle vei-goed wordt. Er is geen gai-age,
en zo er al x-uimte is om er een te bouwen, dan dient zich het
bezwaar van kosten en opbx-engst weer aan. Desondanks zouden
wij mijn vx-ouw en ik (met vier kinderen plus drie inwonende
verpleegsters) niet terugwillen naar de vierkamerflat, die al
een grote verbetering was na de inwoning op twee kamers en
een geïmpi'oviseerde keuken in een badkamer annex toilet. De
inrichting van het grote huis was' een probleem, dat "het best
wordt geïllusti-eerd door de belangstellende vraag van een der
schilders of de verhuizing al gauw zou komen. „Die is er al",
was het laconieke antwoord van mijn vrouw. Inderdaad, de
inhoud van onze flat stond onopvallend opgetast op de zolder,
ter weerszijden van een grote hang- en legkast, die we van de
vx-oegex-e bewoners hadden ovex-genomen. De waarheid gebiedt
te vertellen dat er nog een verhuizing ondex-weg was, dank zij
de omstandigheid dat onze woningruil samenviel met het ver
trek van mijn schoonmoeder van een groot herenhuis naar een
grote middenstandswoning, waarbij een aantal kapitale meubel
stukken overtollig werd. Toen het vulprobleem was opgelost,
deed zich dat van de verwarming voor. Onze kamers en suite
zijn van voor tot achter bijna dertien meter lang en meer dan
drie meter hoog, desnoods te scheiden door dichte houten schuif-
deui-en. Achter staat een vulhaard, die, evenals het huis, veertig
jaar oud is en via een trechter dagelijks een cafékit anthraciot
aankan. Vóór een oliehaard, waarvoor we een uitvoering ge
kozen hebben, die het meest op een kachel en het minst op een
radiomeubel lijkt. De keuken en de zitkamer van de meisjer
worden eveneens met oliehaarden verwarmd. Voor de trappen
hebben we een onverslijtbare rubberbedekking gekozen, voor
de vloeren van de grote kamers, behalve beneden, waar een
triplexparket ligt, geplakt linoleum en in de gx*anité-gang en
vestibule gekleurde kokosmatten voor de drempels. In de keuken
liggen synthetische tegels, die we graag ook in de badkamer
hadden gezien, maar de verwarring van buizen van gas-, water
en elektriciteit onder de vloer is zo groot, dat een opneembai-e
linoleumbedekking daar aangewezen was.
De wanden van de drie kamers op
de tweede verdieping zijn in functionele
kleuren met muurverf bestreken en elders
is het donkere behang vervangen door
licht behang. De inrichting is eenvoudig
en modern, maar, met het oog op de kos
ten, nog niet gex-eed.
Beneden hebben we geen eenvormig
meubilair. In de voorkamer een strak ka
binet, een tuigkist, een grote rechthoekige
tafel, stoelen met gedraaide stijlen een
schommelstoel, een lage ax-mstoel met ho
ge rugleuning en een Dagobert-armstoel,
alles eiken. Achter staat een satijnnoten
houten lage, L-vormige boekenkast, met
het. lange eind tegen de binnenmuux-. Het
korte eind steekt de kamer in, bij wijze
van afscheiding. Het herinnert vrouwelij-
JAN CASTENS BEPLEIT DE
„OPEN KEUKEN"
De uitgeverij Moussault in Bussum heeft
in de loop der jaren een aantrekkelijk
fonds opgebouwd van boeken over bou
wen en wonen. Een der laatste loten van
deze vruchtbare stam is „Het pi-aktisch.
huis'' van Jan Castens. In opzet en inde
ling, maar voox-al door de behandelde sto
vertooxit het enige overeenkomst me-
„Hoe wilt u wonen?" van Jan Fem-aat.
dat bij „Kosmos" verscheen. Het kan oj.
dezelfde kwaliteiten bogen: het is over
zichtelijk en prettig leesbaar, doeltref
fend geïllustreerd en iedereen, om he'
even of hij pas met een huishouding be-
gint of reeds jaren zelfstandig gevestigd
is. kan er wel iets van zijn gading in vin
den. Bovendien is het werkje redelijk goed
gedocumenteerd, al vinden wij dei-gelijke
handleidingen niet compleet zonder enige
prijsaanduiding. Naar ons gevoel streve:
de auteurs op dit terrein nog altijd tevee
naar een inrichting, welke de mogelijk
heden van het gemiddelde Nederlandse
gezinsbudget te boven gaan.
Dat geldt inzonderheid voor het stok-
paax-dje, dat Jan Castens berijdt, namelijk
de keukeninrichting. Hij bepleit de ge
deeltelijk en geheel open keuken, welke
dus in dii-ecte vei-binding met het woon
vertrek staat. Er is geen i-eden om dez''
oplossing a priori te verwerpen zij kan
zelfs onder bepaalde omstandigheden zee.
aantrekkelijk zjjn mits men maar be
denkt, dat daax-bij aan twee voorwaarden
voldaan dient te worden. In de eerste
plaats vergt de outillage van de keuken
extra zorg, ook in esthetisch opzicht, en
dat bx-engt uitei-aard hogere kosten met
zich en vervolgens wordt de noodzaak van
een tweede woonvertrek groter. Dat laat
ste achten wij een redelijke eis voor eik-
gezin met kindex-en, waai'aan tot nu toe
veel te weinig aandacht werd besteed.
ke gasten aan een toonbank en mannelij
ke gasten bezoekers stellen nog al eens
voor er hoge krukken bij te zetten en het
geestelijk bezit gedeeltelijk te vervangen
door een batterij flessen met geestrijk
vocht. Een andere wens van de heren is
de rechthoekige tafel een café-biljaxi. te
zien in de plaats van de tafel, die onge
veer dezelfde afmetingen heeft. In de hoek
die de boekenkast vox-mt, staat een ronde
tafel met twee houten armstoelen met ho
ge rug. De kolenhaard, die met koper is
beslagen, wordt geflankeerd door een
maisgele chaise longue en een rotanstoel
met hoge x-ugleuning. die bekleed is met
maisgx-oene kussens. Bij gebrek aan ven-
stei-banken staat er een langwerpig ma
honie bloementafeltje voor de openslaande
Alleen de entree al tot zo'n statig
herenhuis van de vroege twintiger
jaren geeft, een indrukwekkend idee.
Dit is de voordeur van een eengezins
woning, zoals die in 11)19 werd ge
bouwd in de Haarlemse randgemeenten.
deuren in de voormalige serre.
In de binnenwand is een doorgeefluik ge
maakt, dat uitkomt in een van de beide
kasten in de keuken. In de serre staat een
oudei'wets dressoir met marmeren Diau,
waarvan de bergruimte als speelgoedkast
dienst doet. Voor het sex-vies zijn er twee
grote kasten ter weex-szijden van de schuif
deuren. Een kastenvraagstuk kennen wij
niet: er zien er zestien, waaronder een die
pe werkkast in de gang en een gai-derobe-
kast op de tweede verdieping waarin des
noods ook een kinderwagen kan staan.
Speelruimte voor de kinderen is er in
overvloed, 's Winters de serre en de ruim
te voor het dubbele stel openslaande deu
ren naar het tegelterras in de voorkamer,
's Zomei'S de kinderkamer, met een dubbe
le stel openslaande deuren naar het om
muurde balkon, en bij mooi weer de voor-
en achtertuin.
De klacht dat oude huizen vaak kleine
•amen hebben en somber zijn kunnen wij
niet delen. Er is een overvloed van hoge
brede ramen in alle kamers. Alleen de
gang is donker omdat de voordeur maar
^en klein raampje heeft. Dat bezwaar is
•-•ndei-vangen door een t.l.buis, die 's mor
gens en 's avonds brandt.
Er zijn nog wel meer nadelen in ons
geval. De delen van de muur op het
zuidwesten slaan bij aanhoudend nat weer
door. Dat euvel kan men gedeeltelijk be
strijden door permanent een raam op een
kier laten staan. Een afdoend middel is
er niet. Een ander ongerief vormt het
condenswater dat neerstroomt van de
vijf glas-in-lood vensters in het trappen
huis die zonder kozijnen in de buitenmuur
zijn aangebracht. Hiervoor is maar één
oplossing: nieuwe ramen met kozijnen en
dubbel glas waartussen een isolex-end va
cuum is. Een tegenvaller is de hoge brand
stofrekening, omdat het stoken in hoge
ruimten onvoordelig is.
Wij tellen deze ongemakken evenwel
licht, omdat wij eindelijk gevonden heb
ben wat we zochten: rüimte, 'ook voor de
kindex-en, die wij graag zo lang mogelijk
van de straat en in huis willen houden.
Wij zien ons huis als een centrum van ge
zel' igheidsleven voor kinderen en kennis
sen, waartoe wij een aantal verstokte vrij
gezellen rekenen.
„De ideale keuken" staat er op de fol
dertjes te lezen. En dat is het dan ook
wel, de naar de laatste uit Amerika af
komstige ideeën ingerichte keuken aan de
Gonnetssti'aat 30 in Haarlem. Zodra men
binnenkomt merkt men, dat alles in die
toch betrekkelijk kleine keuken zo licht
is. En dat komt beslist niet alleen door
dat ene grote raam. Nee, die indruk wordt
veel meer vex-sterkt doox-dat haast alles
wit geëmailleerd is: de ijskast, de wasma
chine, de vaatwasmachine, de gootsteen,
de hangkasten enz. De vloer is bekleed met
lichtbeige colovinyl tegels, die evenals de
tegelmuur boven de aanrecht, afwasbaar
is. Deze kleine keuken is een droom. Alles
is ingesteld op het gemak van de vrouw:
ze hoeft bijna niet meer te bukken, de af
was is in een wip gebeurd en zelfs een de
ken wassen vormt geen probleem meer.
De deuren van de hangkasten sluiten on
hoorbaar: ze zijn voorzien van versterkte,
gex-uisloze scharnieren, evenals de laden,
die bevestigd zijn op wieljes, welke op ko-
gellagei-s lopen. Deze keuken hoo't vooral
het grote voordeel dat hij de vrouw en
vooral dan de werkende vrouw zoveel
tijd bespaart. Wat vroeger een uur in be
slag nam kost nu nog maar enkele minu
ten. Zo bijvoorbeeld de afwas. Voorheen
betekende dat: eerst afspoe'en. dan afwas
sen en tenslotte nog afdrogen. Nu hoeft
men alleen de vuile vaat in de afwas
machine te stoppen. Een krachtivp heet-
water sproeier zorgt voor de verwijdering
van zelfs de hax-dnekkigste etensresten.
Eveneens een belangrijke tijdsbesparing
in deze droomkeuken is het elektrische
fornuis met de kookautomaat, een elek
trische klok die ook de oven op een vooraf
gekozen tijdstip voor u in- of uitschakelt.
Ook de automatische wasmachine is
bijna onmisbaar in de ideale keuken.
Ook het drogen waarbij men vroeger
toch goeddeels afhankelijk was van het
weer, geschiedt in een ommezien. Zelfs de
kens vormen geen probleem meer. Deze
„denkende" wasmachine is bovendien uit
gerust met een ozonlamp. die het goed een
aangename frisse geur geeft.