Haarlemmer W. P. Barnaart: één
der tien rijkste Nederlanders
Werkgevers verenigen zich
in Amerika tegen stakers
WYBERT
De
oase van Europa
Bruine Professor
Veertien der hoogstaangeslagenen van
het departement kwamen uit Haarlem
Chefarine 4
RIJKDOM ONDER NAPOLEON
beroemde
geneesmiddelen
in 1 tablet
doen wonderen!
13
Ook vakbonden gaan gezamenlijk tot actie over
„Times of Indonesia" over
vriendschap met V.S.
INDRUKKEN VAN
EEN RONDREIS
DOOR D£ V.S.
WOENSDAG 11 MAART 1959
DE FRANSE TIJD (inlijving bij Frankrijk, 1810—1813) was voor de Neder
landen één der meest donkere perioden uit de geschiedenis. De Fransen lieten
bij hun vertrek een geruïneerd land achter. Toch hebben zij ook een aantal
maatregelen genomen (burgerlijke stand, vastlegging familienamen, diverse
wetten enz.), die als winstpunten worden beschouwd, en daarom ook na 1813
gehandhaafd bleven. Daarnaast heeft de nauwgezette en uitvoerige ambtelijke
activiteit van het Franse bestuur het nageslacht over talloze zaken zo grondig en
in details ingelicht, dat op velerlei gebied, een helder beeld van de bezettings
jaren kan worden verkregen. Dit geldt ook voor de spreiding van bezit en
eigendom. 7,o hebben de Franse meesters en hun Nederlandse dienaren (na 1813
heus niet allemaal als verraders uit hun ambten gelicht) lijsten opgemaakt van
de 600 hoogstaangeslagenen, uit ieder departement en daarnaast nog lijsten van
honderden gegoede burgers. Daardoor kunnen we thans nog een overzicht
krijgen hoe toen, bij de aanvang van de vorige eeuw, het bezit en geld verspreid
waren en wie de rijksten waren in stad en land. Een overzicht dat wij van vóór
die tijd niet hebben en van na die tijd moeilijk kunnen opmaken.
In Frankrijk waren de rijkste inwoners
reeds in 1803 op de lijsten geplaatst en
toen in 1810 voor ons land de Franse wet
begon te gelden, moesten de ambtenaren
hier het Franse voorbeeld volgen. Het be
trof de registratie van hen ,,die zich door
kunde, braafheid en vermogen meest on
derscheiden". Maar het vermogen had wel
eerst genoemd mogen worden, want daar
was het tenslotte om begonnen.
Er werd per departement een lijst van
600 hoogstaangeslagenen samengesteld,
waarbij de geheven belastingen in 1810 de
grondslag vormden. Gezien de ernst waar
mee deze registratie verricht werd (zelfs
stuivers en centen speelden een rol), mag
men aannemen, dat de bedragen wel niet
veel van de werkelijkheid zullen hebben
verschild, ondanks dat op de wijze waarop
de bedragen werden berekend wel iets zou
zijn aan te mei-ken, daar het grondbezit
hoofdzaak was bij de berekening. De
grondbelasting speelde bij de berekening
n.l. een grote rol naast de inkomstenbe
lasting en de patentbelasting, terwijl een
vermogensbelasting ontbrak. Dit kwam er
praktisch op neer dat kapitaal in grond
belegd belast werd, terwijl renteloos kapi
taal onbelast bleef.
Voor het doel waartoe de lijsten dienden
was dit overigens niet zo vreemd, daar ten
tijde van de republiek grondbezit poli
tieke macht betekende, terwijl bij het
Franse bestuursstysteem ook het bezit de
hoofdrol speelde.
Daar het kapitaal van de best gesitueer
den meestal in onroerende goederen was
belegd, geven de lijsten over het algemeen
wel een juist beeld omtrent de meest kapi
taalkrachtigen in de lande.
Wij beschikken over deze lijsten uit de
provincies boven de grote rivieren, daar
dit gebied administratief vanuit Den Haag
bestuurd werd. De lijsten zijn bewaard in
het archief van binnenlandse zaken, be
rustende in het Algemeen Rijksarchief te
's-Gravenhage.
De bedoeling van de lijsten was aan
vankelijk ze te doen dienen als groslijsten
van kandidaten voor de kiescolleges der
departementen, waarbij men moet be
denken, dat bij het ingewikkelde kies
stelsel de invloed van de burgers gering
was. In plaats van de oude standen van
adel, geestelijkheid en burgerij kwam er
een andere, maar evenmin democratische
onderscheiding voor in de plaats, n.l. die
van bezit en niet-bezit. Overigens bezorg
den de lijsten voor de er op vermelde per
sonen nog een onaangename verrassing,
toen bij Keizerlijk decreet van 5 april 1813
de vorming van vier regimenten gardes
d'honneur) werd afgekondigd, waardoor de
hoogstaangeslagenen hun zonen en familie
leden „mochten" afstaan voor een insti
tuut, dat te vergelijken viel met een „Leib-
sfandarte Adolf Hitler" uit het Duitsland
van 1944. Gelukkig kwamen de ingelijfde
jongemannen te laat in de strijd om nog
belangrijke veldslagen mee te maken.
kijk en arm
Dat Holland in de Franse tijd rijk was,
maar de „buitengewesten" arm, valt duide
lijk aan te tonen. In 1811 waren er in het
departement Monden van de Maas (Zuid-
Holland) 196 aangeslagenen boven 2000
francs, in dat van de Zuiderzee (Noord
holland en Utrecht) 283. Maar in Overijsel
en Gelderland waren tezamen maar 32 en
in Groningen slechts 6 personen aange
slagen boven 2000 francs!
Dezelfde verhoudingen treffen we ook
reeds aan bij de inboedels die in 1807 wa
ren geïnventariseerd. De laagste klasse
was voor Noord- en Zuid-Holland 4500.
voor Utrecht 1500, voor Brabant 600,
voor Friesland 1000 en voor Groningen
en Zeeland elk 800.
Ook de dienstboden en rijpaarden als
welvaartssymbolen bevestigen het verschil
in financiën. In 1807 woonden er in Noord
holland 1206 contruabelen met meer dan
2 dienstboden en 212 met een luxe paard.
In Friesland waren deze cijfers 89 en 36
en in Groningen 93 en 2. Waaruit volgt,
dat men in Groningen liever een dienst
bode extra had dan een luxe paard!
Opvallend is het feit, dat de rijkste Ne
derlanders boven de rivieren (van rijkdom
in Brabant en Limburg was trouwens geen
sprake), in Friesland gezocht moesten
worden. Daar woonde een aantal grond
bezitters waar de Amsterdamse kooplieden
en Haagse regenten niet tegen op konden.
De rijkste Nederlander bij de aanvang
van de vorige eeuw was Carel Emilius Els
baron Collot d'Escury uit Leeuwarden, met
een aanslag van 27972 francs. Hij stamde
uit een oude Franse familie. Zijn voor
vader Louis Collot was in 1685 als pro
testant uitgeweken naar Nederland. De
rijke baron werd in 1779 te Rotterdam ge
boren en overleed in 1828 aan de Wir-
dumerdijk te Leeuwarden. Hij was onder
meer Grietman van Barradeel en lid van
de Staten-Generaal. Een viertal familie
leden van hem vinden wij onder de hoogst
aangeslagenen in Zuid-Holland.
Het lijstje van de rijkste Nederlanders
ziet er verder als viUgt uit:
2. Jhr. Frans Julius Johan van Eysinga,
Langweer 23.089
3. Reinhard baron van Lynden,
Beetsterzwaag 17.381
4. Cocrt Lambertus van Bei.ima, Zweins 16.462
5. Jacob Unico des H. R. Rijksgraaf
van Wassenaar, Delden 15.330
6. Mr. Willem Rendorp, Amsterdam 13.326
7. Nicolaas Backus, Dordrecht 12.715
8. Willem Joseph van Brienen van Groote
Lindt, Amsterdam 11.567
9. Tinco Martinus Lycklama a Nijeholt,
OÏdeboorn 11.535
10. Willem Philip Barnaart, Haarlem 11.245
Rijkdom in Haarlem
Op de lijst van de 600 hoogstaangeslage
nen in het Departement van de Zuiderzee
(Noordholland en Utrecht) komen slechts
14 inwoners van Haarlem voor, Schoten
daarbij inbegrepen. Dit lijkt weinig, maar
wanneer blijkt, dat op deze lijst 332 Am
sterdammers voorkomen, dan is het duide
lijk, dat er voor de rest van de „Zuider
zee" niet zoveel overbleef.
Toch kunnen we Haarlem's positie gun
stig noemen, daar er naast 14 Haarlem
mers, 15 Utrechtenaren op voorkomen en
Alkmaar het met 9, Amersfoort met 6.
Purmerend met 5, Edam met 5 en Hoorn
het met 2 moesten doen. Vergeleken met
Leiden, dat slechts 6 „richards" opleverde,
en Gouda dat er meer 2 kon opbrengen, is
Haarlem's situatie zelfs goed te noemen.
Willem Philip Barnaart was de rijkste
Haarlemmer in het begin van de vorige
eeuw. Hij stamde uit een Haarlemse fa
milie, met als stamvader een omstreeks
1615 geboren Willem Davidszn. Pas in 1678
komt de familienaam Barnaart voor het
eerst in gebruik. In de gehele zeventiende
eeuw was het een eenvoudige familie met
een sober bestaan. In de achttiende eeuw
kwam. de opgang.
Willem Philip werd op 28 november 1781
geboren en overleed in 1851 te Vogelen
zang. Hij was Heer van Bergen en Zand-
voort, een titel, die zijn vader nog niet
voerde. Hij trouwde tweemaal, eerst met
Elisabeth Cornelia Hillegon.de Teding van
Berkhout en later met Maria Cornelia Su
sanna Teding van Berkhout.
Barnaart dankte zijn. opkomst aan de
patriottentijd. Hij bracht het tot maire
(burgemeester) van Haarlem onder Na
poleon en toas tevens lid van de Raad van
het Departement Zuiderzee. Na de bevrij
ding van 1813 was hij nog lid van Gedepu
teerde Staten van Noordholland en kolonel
van de schutterij.
Met een aanslag van .5355 gulden was
Barnaart, met bijna 3000 gulden voor
sprong, onbetwist de rijkste man van
Haarlem. Tevens mocht hij zich er op be
roemen onder de allerrijkste Nederlanders
in die dagen de tiende plaats in te nemen.
De latere Barnaarts waren bloembollen-
handelaren.
Naast de lijst van 600 in het departe
ment van de Zuiderzee werd in 1813 nog
een lijst van 100 rijke Haarlemmers opge
maakt, die moest dienen voor de samen
stelling van de gemeenteraad.
Nu geven deze lijsten van 100 overal
hetzelfde beeld: zij zijn nergens in over
eenstemming met de lijst van 600. Ook
ontbreken verschillende personen, die in
middels gestorven of verhuisd waren. De
aanslag zelf was op een andere basis sa
mengesteld, zodat een vergelijking van de
bedragen practisch onmogelijk is. Wij
geven dan ook eerst de 14 personen voor
komende op de departementale lijst en
daarna in volgorde van aanslag de per
sonen op de gemeentelijke lijst met een
aanslag boven 300 francs.
1 W. P. Barnaart, maire, lid van het
departement, aanslag 5335
2. J. Scholting, notaris, lid gem.bestuur. 2443
3. Pieter Nicolaas Quarles, fabrikant, lid
raad arrondissement 2175
4. G. du Quesne, fabrikant 1958
5 A. van Ooyen (Schoten), rentenier 1338
6 K. Hovens, rentenier 1178
7 D. J. Canter Camerling, pres. rechtbank 1016
8. Judocus Sibmacher, lid gem.bestuur 726
9. H. A. Crommelin, rentenier 636
10. A. Penninkhooft (Schoten), koopman 446
11. Gerrit Vermoten, ontvanger, secretaris 409
12. C. van Oosten, landbouwer 320
13. Hermannus Manger,, predikant 317
14. Willem Jager, rentenier, heemraad 317
De aanslag op de gemeentelijke lijst was voor
de personen: Barnaart 1152.02, Scholting 446.44,
Quarles 2153.27. Canter Camerling 776.73. Sibma
cher 288.84, Vermoten 248.75, Manger 561.64 en
Jager 330.54 frans.
Een gulden was in die tijd 2 1/10 francs.
De lijst van 100:
15 Johannes Beth, rentenier, aanslag 2221.34
16. Gijsb. Adr. Vermeulen, wethouder,
lid gemeentebestuur 1037.04
17 Hendrik van der Graaf, koopman 888.09
18 Hendrik Dan. Gildemeester, azijnfabr. 644.01
19. Ferdinand Vibbe. schoenmaker 637.79
20 Corn. Joh. de Bruinkops, rentenier 575.26
21. Ferdinand v. d. Schaft, fabrikant 573.89
22. Dirk Smink. timmerman 564.09
23. Jan Marchand, koopman 564.09
24 Jacobus Enschede, ontv. belastingen 535.75
25 Hendrik van Geenhuizen, timmerman 535.38
2b Otto Lewc, officier, lid gemeenteraad 521.50
27. Philip Willem Wagner, wapensmid 518.04
28. J. J. Elink van Balkenschoten,
fabrikant, lid gemeenteraad 484.40
29. Dirk Bresser, herbergier 481.23
30. Bartholomeus Tersier. arts 477.46
31. Dirk Wijnands. makelaar 476.67
32. Hendrik van Kempen, rentenier 468.65
33. Abraham Enschede, drukker 464.39
34. Hendrik Lode wijk van Grave,
vrederechter 427.44
35 Jac. Com. Hclmoll, koopm., ontvanger 426.83
36. Hendrik Ottenhof, koopman 423.78
37. Lambertus ter Hall, timmerman 421.90
Willem Philip Barnaart was in de
Franse tijd de rijkste Haarlemse
ingezetene en kwam op de landelijke
lijst op de tiende plaats voor. Hij was
burgemeester („maire") en lid van het
departementsbestuur en werd voor
niet minder dan 5.335 Franse franks
aangeslagen.
38. Jan Hendrik Heshuizen, fabrikant 403.40
39. Claas van der Horst, predikant 397.77
40. Leonard Reeckers, azijnfabrikant 383.80
41. Bartel Willems van der Vlugt, koopm. 380.10
42. Gerit de Bruijn, koopman I 372.08
43 Dirk Wouter Rookmaker, lakenbereid. 363.69
44. Abraham Heems. koopman 360.70
45. G. Voorthelm Schneevoogd. bloemist 353.38
46 Laurens van Oukerke sr.. fabrikant 340.17
47. Derk van Soest, rijtuigverhuurder 334.03
48. Jan Isaac Verkruijsen, fabrikant 332.74
49 Jan de Breuk, fabrikant 329.19
50. Laurens van Oukerke jr., koopman 324.11
51. Johannes Matheus Guepin, makelaar 323.60
52. Jacob van Westerkappel, fabrikant 318.78
53. Lambert Sabelis, aardappelkoopman 316.90
54. Adriaan van Zeeburgh. rentenier,
lid gemeenteraad 313.74
55. Arend van Rossum. wijnkoper 313.49
56. Hendrik Boemke, herbergier 311.00
57. Frans van der Vunne, fabrikant 309.51
58 Lucas Kooy, wever 304.24
Vleer
Advertentie
Bij guur weer n
kunt U verkoudheid
voorkomen met
Op één na de rijkste Haarlemmer in de
Franse tijd was de heer J. Scholting,
die notaris en lid van het gemeente
bestuur iaas. Hij werd voor 2.443
Franse franks aangeslagen.
DJAKARTA (UPI) De Russen, de In
donesische communisten en de Nederlan
ders zijn allen van hun stuk gebracht dooi
de verbeterde betrekkingen tussen Indone
sië en de Verenigde Staten, zo schreef het
in de Engelse taal verschijnende onafhan
kelijk dagblad „Times of Indonesia", in
een hoofdartikel getiteld „De Nederlan
ders ontsteld".
„Heel wat mensen zijn begrijpelijker
wijs ongelukkig over het veranderd kli
maat, dat is voortgekomen uit de verbe
terde betrekking tussen Indonesië en de
Verenigde Staten. De Sovjet-Unie, met
goede reden, ergert zich. en de communis
tische partij van Indonesië, die getrouw de
opvattingen van het Kremlin weerspie
gelt, is al even verontrust. En in dit god
deloos gezelschap bevindt zich Nederland
dat, vreemd als het mag lijken gezien Ne
derlandse verklaringen, dat Indonesië op
het communisme toegaat, erg verontrust
is dat Pedjambon en Foggy Bottom el
kaar aardig beginnen te vinden," .zo werd
in het hoofdartikel gezegd.
Vooi'ts werd daarin gezegd, dat de Ame
rikaanse verkoop van wapens aan Indo
nesië de bloeddruk van het Nederl. ndse
kabinet plotseling sterk opgevoerd heeft
en dat het er naar uitziet dat Nederland
steeds meer geschokt zal raken, indien de
Indonesisch-Amerikaanse betrekkingen
zich blijven verbeteren.
Vlak voor de kerstdagen werd een aan
tal belangrijke Amerikaanse luchtvaart
maatschappijen door stakingen getroffen
en het heeft bedenkelijk lang geduurd
voor een akkoord werd bereikt. Andere
Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen
profiteerden van deze staking, doordat zij
meer passagiers kregen, maar zij ver
heugden zich daar niet over. Zij zien in,
dat zijzelf op den duur ook onder pressie
van de vakverenigingen zullen komen en
eventueel te kampen zullen krijgen met
stakingen. Vandaar dat vijf belangrijke
luchtvaartondernemingen (American, Ca
pital, Eastern, Pan American, United en
Trans World Airlines) een overeenkomst
hebben aangegaan, waarbij zij zich ver
plichten de extra winst, verworven door
een staking, uit te keren aan die maat
schappij van hun groep, die door de sta
king is getroffen. De werkgevers hebben
zich dus verenigd tegen de stakers, zij heb
ben de weerstand versterkt van de maat
schappij, die in een conflict met haar ar
beiders gewikkeld is en zij hebben een
krachtige actie ondernomen om te verhin
deren, dat de werknemers op een punt van
de linie een succes behalen en daarvan op
den duur over de gehele linie profiteren.
De vakverenigingen zijn allerminst te
spreken over dit gesloten front van onder
nemers. Zij beschuldigen de maatschap
pijen van een kartelvorming, die volgens
de wet verboden is. Hun uitingen zijn des
te feller, omdat zij niet alleen bij de lucht
vaartmaatschappijen, doch ook in andere
bedrijven bij de werkgevers de tendens
constateren om zich gezamenlijk te weer
te stellen tegen de eisen der arbeiders.
Iets dergelijks is ook gebeurd in de kran-
tenbedrijven. Deze hebben zich verzekerd
tegen stakingen. Breekt er een staking uit
tegen een krantenbedrijf, dan stelt een re
serve gevormd door contributies van
alle kranten het getroffen blad in staat
de strijd tegen de stakers gemakkelijker
vol te houden.
Ook in de auto-industrie deed hetzelfde
verschijnsel zich voor. Jarenlang is Wal
ter Reuther, leider van de Verenigde auto-
mobiel-arbeiders, er in geslaagd, de ene
maatschappij tegen de andere uit te spe
len. Zwichtte de ene, dan moesten de an
dere wel volgen. Dit jaar evenwel hebben
de „grote drie" duidelijk doen uitkomen,
dat zij een lijn trokken. Toen Ford een
voorstel deed vooi een contract, ontving
Reuther binnen twintig minuten nagenoeg
eendere voorstellen van Chrysler en Ge
neral Motors. Dat was voor de vakvereni
ging een duidelijke aanwijzing, dat zij dit
maal weinig kans zou hebben een bres te
slaan in een kennelijk eenheidsfront.
Iedere actie lokt echter doorgaans een
tegenactie uit. Wanneer de werkgevers
zich verenigen, kan men bij de arbeiders
een dergelijke concentratie verwachten
De grootste vier „elektrische" vakvereni
gingen hebben thans een front gevormd
voor onderhandelingen met Westinghouse
en General Electric. Nu was het de beurt
van de werkgevers om de vakverenigin-
Advertentie
Bij pijn, griep ol „landerig" gevoel zorgt een enkel
tablet dat U weer met plezier Uw werk kunt doen
Er hing een verleidelijke
geur van gebraden vlees in het
restaurantje. De kok ging niet
spaarzaam om met olijfolie,
ook dat rook ik, maar daar
was ik langzamerhand aan ge
wend geraakt. Ik zat aan een
tafeltje bij het raam en kon
me verbeelden in Noord-Afri
ka te zijn: palmen, naar welke
kant ik ook keek. Dat had ik
trouwens verwacht, want ik
bevond mij in Elche, ongeveer
ter hoogte van Alicante aan de
grote weg van Valencia naar
Murcia gelegen. En ik wist,
dat deze stad (nagenoeg even
groot als Delft, maar minder
compact gebouwd) het centrum
vormt van de grootste oase
van Europa.
De eigenaar van de zaak
was spraakzaam genoeg, toen
hem bleek in welke richting
mijn belangstelling ging. „Een
prachtig park", had ik goed
keurend gezegd en die opmer
king gaf hem onmiddellijk een
protest in de mond: „Veel
meer dan een park, senor, een
bos met palmen. Weet u wel,
dat er hier meer dan een mil
joen dadelpalmen staan?"
Ik probeerde uit te rekenen
welk een oppervlakte een mil
joen palmen innemen dat
was niet zó moeilijk. Wanneer
we er gemakshalve een groot
vierkant van maken, duizend
rijen van duizend stuks dus
met een onderlinge afstand
van vijf meter, krijgen we een
woud van vijf bij vijf kilo
meter oftewel vijfentwintig
vierkante kilometer. Inder
daad een oase in het overigens
dorre landschap, die er zijn
mag.
„Als u nog een half uur ge
duld hebt, kunt u kennis ma
ken met Pepe Belmonte", zei
de restaurateur. „Hij is een
Sommigen blijven hardnekkig beweren, dat de Moren het
palmenbos van Elche hebben aangelegd. Het staat echter wel
vast, dat dit niet juist is. Het bestond reeds lang voor de Ro
meinse tijd en de latere veroveraars van Spanje mag alleen
dank worden gebracht voor de goede zorgen, die zij hebben
besteed aan dit in ons werelddeel unieke bos.
palmerero en zal u een massa
interessante bijzonderheden
vertellen."
Pepe Belmonte diende zich
een beetje onbehouwen aan.
Hij ging schuin op een stoel
tegenover me zitten en keek
belangstellend naar de karaf
rode wijn, die nog niet half
leeg was. Ik wenkte en de baas
begreep, dat een tweede glas
gewenst was. Pepe nam een
paar gulzige slokken, veegde
zijn mond met de achterkant
van de hand af en grijnsde
welwillend. Hij was een slanke
jonge kerel van ongeveer der
tig met rusteloze donkere ogen.
„Jullie zijn zeker weer druk
met het verzamelen van bla
deren voor Palmzondag?"
vroeg ik.
„Met het verzamelen en ver
zenden ja," zei hij. „Overigens
zijn we het hele jaar met de
voorbereidingen bezig." En
toen, meermalen aangemoe
digd door een glas wijn uit een
geruisloos aangevoerde tweede
karaf, kreeg ik het opmerke
lijke verhaal van een mij tot
dusverre onbekende palmbla-
dcrenindustrie. Bewoners van
de zuidelijke landen ik had
dat meermalen gezien ver
sieren op de zondag voor Pa
sen de balkons en ramen van
hun woning met de bladeren
van de dadelpalm. Het was me
wel eens opgevallen, dat ze er
altijd zo bl^ek en lusteloos bij
hangen: echt fris groen zijn ze
nooit.
„Daat gaat het juist om", zei
Pepe met het beschermende
lachje van de deskundige. Ze
ondergaan al aan de boom een
soort blonderingsproces".
Niet alle palmbomen zijn
namelijk vruchtbaar en die
exemplaren, waarvan geen na
geslacht kan worden verwacht,
worden dienstbaar gemaakt
aan een ander doel. Vroeg in
het voorjaar klimt een palme
rero als een aap naar de hoge
kruin, bindt de takken in bos
jes bijeen en hult ze in een
zak, waardoor ze geen sprank
je zon kunnen ontvangen.
Daardoor komt het groene
bladpigment niet tot ontwik
keling, zodat ze al bij hun
leven een verdord uiterlijk
aannemen.
„We sturen er ook elk jaar
een naar de paus, heel bijzon
der in elkaar gevlochten.
Maar," vervolgde hij teleurge
steld, „hij gebruikt hem nooit,
want de eer van de officiële
leverantie berust volgens een
traditie van honderden jaren
bij een familie uit San Remo."
Dat is dan wel spijtig voor
de bewoners van Elche, ver
zekerde ik hem. Met een droe
vige knik sloeg Pepe zijn vijf
de glas wijn achterover.
De palmerero staat in de rij
van ambachten te Elche hoog
genoteerd. Het vak gaat van
vader op zoon over en elke fa
milie beweert een typisch ge
heime methode te hebben om
de groei en de vruchtbaarheid
van de palmen te bevorderen.
Blootsvoets en met een touw
om hun middel en de boom
werken zij zich ongelooflijk
snel naar boven om de werk
zaamheden te verrichten, die
door het seizoen worden ge
ëist. Hoewel de natuur meest
al vrij goed voor zichzelf zorgt,
kunnen de resultaten, in casu
de oogsten aan dadels, belang
rijk worden verbeterd door de
bomen bij de bevruchting te
helpen. Dit is een van de taken
van een palmerero.
Nadat de laatste druppel
wijn aan de karaf was ont
trokken, verklaarde Pepe zich
bereid mij de mooiste delen
van het bos te laten zien. We
maakten een stevige wande
ling, soms over de wegen, va
ker dwars door nieuwe aan
plant, waar de oneffen, roest
bruine bodem alles vergt van
de voetspieren. Bij het pas
seren van een ravijntje maak
te hij mij attent op een Ro
meins aandoend borstbeeld
van een vrouw, dat zo maar
en schijnbaar doelloos tussen
een paar rotsblokken was op
gesteld.
„La Dama de Elche," zei
hij. Daar archeologie bepaald
niet zijn fort was, kon ik eerst
later gewaarworden, dat het
origineel van dit beeld in het
Prado te Madrid wordt be
waard. Het dateert vermoede
lijk uit de vijfde eeuw voor
onze jaartelling. Op de plaats
van de vondst en in precies de
zelfde houding als eertijds het
origineel staat nu de copie, die
Pepe mij ten koste van een
aanzienlijke omweg toonde.
Deze „Dame van Elche"
heeft echter niets met palm
bomen te maken en ik maakte
mijn gids dan ook duidelijk,
dat ik andere bezienswaardig
heden wenste. Die kreeg ik
prompt, doordat hij mij naar
de Huerta del Cura (Palmen
tuin van de priester) voerde,
een parkachtig deel van het
bos, dat in de vorige eeuw
door een rustend pastoor met
grote zorg en liefde is ver
fraaid. Daar verheft zich de
trots van Elche: een door een
ijzeren stellage gestutte palm,
die zich vijf meter boven de
grond in acht stammen splitst
en indrukwekkend natuur-
fenomeen, geplant vóór de
Vrede van Munster in 1648.
Tegenover de huerta, op het
kampeerterrein annex zwem
bad, staat de hoogste van de
miljoen dadelpalmen: een
pronkstuk van zevenentwintig
meter. Of het een wereld
record is kon Pepe mij niet
vertellen.
In het fascinerende avond
rood paste Elche zich volko
men aan bij deze oosterse na
tuur. De stad met zijn talrijke
dakterrassen, minaretten en
patios lag roerloos in de gou
den stralen van de ondergaan
de zon. Ik verwachtte in de
langzaam vallende duisternis
schimmen van geheimzinnige
haremvrouwen te zien, maar
juist op dat moment passeerde
mij een autobus met luidruch
tige Amerikaanse toeristen.
Toch was de gedachte aan een
harem hier niet zo gek. Ik be
vond mij in Elche immers te
midden van de grootste harem
ter wereld? Schrijf ik in raad
selen? Mijn excuses daarvoor
in een palmenbos zijn de
vrouwelijke exemplaren verre
in de meerderheid, zodat een
vergelijking met een harem
(het is overigens geen uitvin
ding van mij) niet onlogisch is.
J. F. Kemming
gen te beschuldigen van kartelvorming.
In zeker opzicht kan men de ontwikke
ling vergelijken met de historie in het al
gemeen. Eerst waren lokale oorlogen de
regel, thans dreigt telkens een wereldoor
log.
Wanneer in de sociale strijd zowel vak
verenigingen als de werkgevers zich hech
ter aaneensluiten, zal men misschien min
der spoedig tot een staking overgaan, doch
breekt deze eenmaal uit dan kan zij ge
zien de grote fondsen aan beide kanten
extra hardnekkig en langdurig worden.
Daarom is het misschien wel goed, dat de
Amerikaanse regering vérgaande be
voegdheden bezit om te bemiddelen en een
afkoelingsperiode te gelasten wanneer een
staking het landsbelang te zeer gaat scha
den.
Op een heel bescheiden huis in de Veer
tiende Straat in Washington hangt een
bord met de mededeling, dat dit huis te
huur is. Onder dat bord hangt een brede
strook wit papier met de woorden: „Whites
only" (Alleen voor blanken).
„Maar in Washington is dat nu wel een
uitzondering", vertelde dr. Harry J. Wal
ker mij. Dr. Harry J. Walker is een neger;
hij is docent in de sociologie aan Howard
University, een neger- (maar sinds de in
tegratie niet meer geheel neger-) universi
teit in de stad Washington. „Er is geweldig
veel verbeterd in de positie van de Ame
rikaanse neger", zegt dr. Walker. „Nog lang
niet genoeg, maar dat komt wel. Ik ben
Amerikaan. Ik heb vertrouwen in Ame
rika. Als iets je hier niet bevalt, dan kun
je het zeggen, dan kun je er tegen vech
ten. Welnu, dat doen we. En als ik soms
eens wat somber gestemd ben over de
vooruitgang, dan bedenk ik me dat het
toch al opmerkelijk is, dat we in dit land
allemaal samen kunnen wonen en werken
en leven met mensen van zoveel ver
schillende rassen en herkomsten."
Dr. Walker praat graag over de rassen
kwestie in de Verenigde Staten. Zijn vak,
de sociologie, brengt
hem er uiteraard
voortdurend mee in
aanraking. Hij heeft
er een aantal boeken
over geschreven en is
meermalen als ge-
tuige-deskundige op
getreden in processen
tegen de integratie
op de Amerikaanse
scholen. „In de vorige eeuw heeft een dok
ter uit New Orleans een boek geschreven
onder de titel „Negro Man or Beast".
Het was een dik boek, maar de conclusie
was simpel. De neger was een beest. Dat
idee hebben we nu al voornamelijk over
wonnen", vertelde deze neger-professor
van omstreeks 45 jaar mij.
„Er zijn twee belangrijke factoren, die
ons helpen bij de strijd om de rechten, die
ons volgens de grondwet van dit land toe
komen", ging hij verder. „In de eerste
plaats weet ik zeker, dat geen enkele Ame
rikaanse blanke zich in zijn hart erg ge
makkelijk gevoelt over de rassenscheiding.
En bovendien wordt het voor onze regering
steeds moeilijker om tegenover andere lan
den in de wereld over de menselijke vrij
heden te praten. Iedereen, de hele wereld,
weet precies wat er in Little Rock is ge
beurd. De kwestie van de integratie op de
scholen wordt overal intensief gevolgd.
Dat is voor ons erg belangrijk. Want het is
pijnlijk voor de regering van dit land. Dat
is een belangrijke factor in de toenemende
druk van de federale regering op de Ame
rikaanse staten om de integratie snel en
geruisloos door te voeren."
Dr. Walker is een vriendelijke, maar over
dit onderwerp felle man met persoonlijke
herinneringen aan lynch-partijen in zijn
directe omgeving. „Toen ik nog werkte in
Nashville, Tennesee, is de gast van een col
lega van mij gelyncht. Nee, ik heb daar
geen persoonlijke haat tegen blanken aan
overgehouden. Ik heb uiteraard heel on
vriendelijke gevoelens tegenover de blan
ken, die dat gedaan hebben en tegen de in
dividuele blanken, die mij persoonlijk
slecht hebben behandeld. Maar ik haat de
blanken helemaal niet. Waarom zou ik?
Alle intelligente blanke Amerikanen staan
aan onze kant. Er zitten blanken in het be
stuur van de NAACP, de organisatie voor
de bevordering van de belangen van kleur
lingen; ik heb vele blanke vrienden. In de
meeste steden van de V.S. kan ik nu doen
en laten wat ik wil. Ik word in al die ste
den net zo goed of slecht geholpen en be
diend als iedere blanke en ik heb een
goede baan aan een goede en ook geïn
tegreerde universiteit."
Dit laatste is iets, dat de meeste niet-
Amerikanen geneigd zijn te vergeten.
Sedert de beslissing van het Amerikaanse
Hooggerechtshof op 17 mei 1954, dat alle
scholen voor iedereen open moesten staan,
zijn ook de tot op dat ogenblik specifieke
negerscholen „geïntegreerd". En er is ten
minste één voorbeeld van een „high
school" voor negers in Washington, die de
deuren ook heeft moeten open zetten voor
de blanke kinderen uit de buurt, die maat
schappelijk veel lager stonden dan de ne
gerkinderen, die de school tot dat moment
plachten te bezoeken.
Dr. Walker wordt bijzonder heftig als hij
praat over gouverneur Faubus van de staat
Arkansas. „Maar in Virginia gaat het nu
goed." Hij is op de hoogte met de situatie
in iedere stad van de zuidelijke staten van
de V.S. in de noordelijke staten heeft
het probleem in deze vorm eigenlijk nooit
gespeeld. Dr. Walker is ook, twee jaar ge
leden, in Nederland geweest. „Een heerlijk
land", vindt hij. „Ik zou er graag eens een
paar maanden willen wonen. Maar mis
schien speelt het feit, dat ik daar helemaal
niets van een rassenprobleem heb gemerkt,
hier wel een rol bij. Ik ben in Amsterdam
geweest en in Wageningen en ik heb er
van genoten."
„Maar voorlopig zit ik nog hier, met mijn
werk en met onze strijd. Ik ben helemaal
niet ontevreden. Mijn grootvader was nog
slaaf, mijn vader bakker en ik ben profes-
sir aan een universiteit. Ik ben volledig
Amerikaan." Aldus professor Walker, een
neger.
Ec R&tnayn