HERSTEL VAN DOORNENBURC Positieve kanten van een angstwekkend modern verschijnsel! motievenonderzoek in dienst van de kopers Een muur en ramen in uniek samenspel D. Dooiies hield lezing over Boekdrukkunst in Praag Tweemaal de Door nenburg: naar een prent uit de tweede helft van de acht tiende eeuw en na de verwoesting in 1945. HET motievenonderzoek, ook wel „mo tivation research" genoemd, wordt in Ne derland nog steeds druk besproken en wat meer is steeds intensiever beoefend en gepropageerd. Het voor, maar vooral het tegen wordt door pers en radio sterk belicht en daarbij is men niet altijd recht vaardig in zijn kritiek. Natuurlijk schuilen er gevaren in het aanspreken van de on derbewuste drijfveren van het menselijk handelen, maar de grote vraag blijft of men met de hedendaagse middelen al zo ver is, dat men de consumentenmassa als onder hypnose kan laten handelen en of men ooit deze toestand zal bereiken. Dat men er op dit moment nog heel ver van verwijderd is, bewijst ons Amerika, het land van de reclame bij uitstek, waar men er in het geheel niet in slaagt de jeugd criminaliteit, of bij voorbeeld het neger- vraagstuk op te lossen. Men doet er van overheidswege zeer veel aan, maar mist toch kennelijk de middelen de „verlei ders" om dit wangedrag uit de wereld te helpen. Ernest Dichter, de president van het In stitute for Motivational Research te Cro- ton-on-Hudson, New York, psycholoog en een der belangrijkste mannen op dit ge bied, heeft onlangs duidelijk gewezen op de geladenheid van woorden als: propa ganda, verleiders (die dan nog verbor gen zijn bovendien) en dergelijke. Zodra men deze begrippen door het woord „com municatie" vervangt, wordt de gehele dis cussie een stuk zakelijker en helderder. De reclame is niets anders dan een bij zondere vorm van communicatie, waar in men kan onderscheiden tussen corrèc- te en niet-correcte methoden. Tenslotte kan men op verschillende manieren iemand overhalen iets te doen, het kan langs een zoet lijntje, maar ook met een snauw. NAARMATE de welvaart toeneemt, wordt het publiek veeleisender. Het wil steeds volmaakter snufjes, steeds betere kwaliteiten en steeds uitzonderlijker arti kelen. De ondernemer kent de smaak van het publiek graag, want naar gelang hij daarmee beter op de hoogte is, zal hij meer kunnen verkopen, maar anderzijds de behoeften van zijn klanten beter kunnen bevredigen. Hij wil dan ook graag weten wie zijn artikelen kopen, waarom zij dat doen en waarom anderen niet, hoe de klant via de reclame bereikt kan worden en wel ke kanalen daarvoor de meest aangewe zene zijn. Vroeger probeerde men op de ze vragen antwoord te geven met statisti sche methoden. Men onderzocht bij voor beeld hoeveel mensen een advertentie ge lezen hadden en wat zij zich van de inhoud herinnerden, om op deze basis het karak ter van een nieuwe reclamecampagne te bepalen. Aan de „waarom"-vragen, de vragen naar de reden van het menselijk handelen kwam men in de regel niet toe. Daarmee is het motievenonderzoek begon nen en dit kan een grote steun geven aan de verkoper bij een marktsituatie, waarin de concurrentie steeds scherper wordt. MAAR NIET ALLEEN de producent en de handelaar zijn gebaat bij de resulta ten van dit soort onderzoek, ook de consu ment kan de vruchten ervan plukken. Het is nu eenmaal zo, dat de meeste mensen veel meer met hun gevoel dan met hun verstand bij de dingen betrokken zijn, óók wanneer zij inkopen doen of 't nu een pakje lucifers of een auto is De ritische reactie is eigenlijk een uitzondering. Zo gauw deze optreedt wordt een groot deel van het koopsucces vernietigd. Het gaat ermee als de jongen, die een jaar lang een nieuwe fiets aan zijn vader voor zijn ver jaardag heeft gevraagd en die zal krijgen ook. De avond voor de feestdag vraagt hij zich plotseling af wat hij er eigenlijk aan heeft, zijn oude is ook nog heel rede lijk. Op dat moment is niet alleen het koopsucces weg. sterker: men verliest op een bepaalde manier iets dat vreugde had kunnen schenken. In de moderne recla me zal men met deze emotionaliteit re kening dienen te houden, evenals met het feit dat men advertenties soms ongemerkt emotioneel afschrikwekkend maakt. Zet men bij een autobandenreclame een foto van een ongeluk, dan kan een emotioneel verzet tegen dit merk worden geconsta teerd, ondanks de kwalitatieve deugdelijk heid van het artikel. Juist in het tijdperk van de massapro- duktie geenszins te vereenzelvigen met slechte kwaliteit vindt men bij produ cent en consument de onderscheidings- drang. Men wil niet in alles gelijk zijn aan zijn medemensen en verlangt een pro-1 dukt, dat aan deze distinctiedrang tege- Ter gelegenheid van een tentoonstelling van Nederlandse technische en weten schappelijke litteraturen, die in Praag wordt gehouden, heeft de heer D. Dooijes uit Amsterdam, lid van de Raad voor de Kunst, in het kunsthistorisch instituut van de Praagse universiteit een lezing gehou den over moderne Nederlandse Boekdruk- kunt. De Nederlandse gezant in Praag, dr. ir. A. Sevenster, was hierbij aanwezig. moet komt. Ook daarbij kan het motie venonderzoek goede diensten bewijzen en ieder merk dat speciale cachet geven, waarom de koper vraagt. Tegelijkertijd kan dit onderzoek de schuldgevoelens van de consument helpen overwinnen. Ook de Nederlandse bevolking is nog allerminst gewend aan de toenemende luxe, die bin nen het bereik van allen wordt gebracht en die bij iedere aankoop behalve van zaken die men voor de bevrediging van de eerste levensbehoeften nodig heeft de koper het gevoel geeft iets verbodens te doen, anders gezegd: te verspillen. In de strijd tussen genot en schuld kan het motievenonderzoek de verkoper helpen de schuldgevoelens te laten verdwijnen. Er doen zich bij de koop nog meer conflic ten voor, zoals tussen wensen en scrupu les, tussen nieuwsgierigheid en angst, die de verkoper ook zal moeten leren te be heersen en te hanteren. In de research gaat men verder na welke symbolen er in de communicatie een rol spelen. Kleuren, figuren, bewegingen, woorden, alles is hier van betekenis. Men probeert deze dan tot een geheel te combineren, omdat men heeft ontdekt dat het de totale indruk is van bij voorbeeld een advertentie, die telt. Niet het effect van enkele bijzonderheden is belangrijk. Het Nederlandse publiek is op het ogen blik kennelijk al op de hoogte van de „ver leiders" (die het overigens in het alge meen bij de nuchtere Nederlanders heel slecht doen, men kijke maar eens naar het politieke gedrag) en ernstig op zijn hoede. De gevaren blijken dan bij nader inzien niet zo groot te zijn, te minder als concurrenten elkaar ook in dit opzicht de loef gaan afsteken. Wel kan men bezwa ren hebben tegen toepassing van deze methoden in de politiek, omdat deze mid delen erg duur zijn en dus de financieel Sterkste, partij de beste kansen zou heb ben. maar ook hieraan valt wel iets te doen. W. Langeveld EENS, in lang vervlogen tijden was de Doornenburg een van onze heerlijkste kas telen, een burcht bovendien waar men zich in verschansen kon, zoals in geen andere. Doch in de negentiende eeuw raakte dit slot in verval. In de jaren 1937- 1941 was men erin geslaagd het kasteel door grondig herstel het aanzien te geven, dat in voornaamheid niet onderdeed voor dat uit de glorietijd ervan. En nu, na de oorlogsvernieling van maart 1945, is het voor de tweede keer zo ver. Monumenten zorg heeft zich ook hier niet onbetuigd ge laten. Groots zal het aanzien van de Doornenburg na de restauratie weer zijn, evenals het interieur. Maar toch zal er helaas iets ontbreken. Dat zijn de ver rukkelijke wandtapijten, die in voorbije eeuwen de zalen sierden. Van deze wand tapijten zijn de nog altijd voortreffelijke tekeningen van Alexander Ver Huell in Arnhem aanwezig, die in de Gelderschen Volksalmanak van 1865 als volgt zijn be schreven: „Elk vak stelt een ander jagtvermaak voor. Hier ziet men een gezelschap rid deren en edelvrouwen van de wilde zwijnenjagt terugkeeren, achter het paard rijdendewaarover de romp van het ge- doode wild gebonden is, de afgehouwen kop er boven op bevestigd. Daar weder een kasteel met zijn tallooze boogvensters en pignons, zich weerspiegelend in wijde grachten, waarop de bewoners spelevaren. Zware met zeilen overspannen rijtuigen komen uit de donkere lanen te voorschijn, ivaarin knapen met kruisbogen vogelen beloeren. In een hoek op den voorgrond een minnend paar. De galant, in rijke Spaansche klederdragt, bespeelt eene man doline. Teeder zien zij elkaar in de oogen; en waarschijnlijk zingt hij haar de mode romance dier dagen, het: „Un doux nenni avec un doux sourire" van Clement Marot voor. Op een grasveld rusten in de scha duw. der bomen of wandelen bevallige groepjes rond, die ons, het Heptaméron van de parel der 16de eeuw, de verhalen van de schoonste, der drie vorstelijke Marguéritas voor den geest roepen. In het midden van het Arkadische landschap zit de onoogelijke, met lompen behangen Crocheteur, voddenraper, over wiens stui tende verschijning in de lieflijke verzen van Ronsard de strenge St. Beuve zich zoo zeer ergert". Bijzonder aardig is nog het hoekje met de op de ladder klimmende jongeling bij de appelboom. HET HOOFDSLOT van de Doornenburg, zo vermeldt prof. Ter Kuile, vormde in zijn oorspronkelijke toestand ongeveer een vierkant, waarvan de achterhelft werd in genomen door een zwaar woonblok en de andere helft een ommuurd plein vormde. Waarschijnlijk dagtekende uit de stich tingsperiode ook de zeer ruime voorburcht met een poortgebouw, hoektorens, een halfrond uitspringende toren in een der lange zijden, een kapel en twee arkel- torentjes. Het woongebouw in zijn aan vankelijke opzet moet in de vijftiende eeuw te klein zijn bevonden. Eerst werd het linkerdeel van het plein volgebouwd, daarna ook het nog vrij gebleven rechter gedeelte. Alle drie delen werden op een gelijke hoogte gebracht, die een stuk boven de oorspronkelijke van het oudste woon blok uitging. De voet van de daken werd omgeven door een weergang met kantelen en arkeltorentjes op de hoek en de trap- toren op de rechter voorhoek van het kern- blok werd hoog boven de trappen als spie toren opgehaald. Aldus was een enigszins kubusachtig geheel ontstaan, dat met zijn drie kappen, zijn kantelingen en toren spitsjes een indrukwekkend geheel vorm de. Wellicht zijn deze verbouwingen het gevolg van overgang uit het geslacht van Bylandt naar andere families, die elkaar in vrij snel tempo afwisselden. De Van Amstels van Mijnden, die van het eind der zestiende eeuw tot het laatst der zeven tiende eigenaars waren, bleven rooms- katholiek, hetgeen hun de toegang tot voor delige ambten onthield. Hierbij moet aan getekend worden, dat volgens een over levering Gijsbreght van Amstel na de moord op Floris V naar de Doornenburg zou zijn gevlucht, waar hij veilig zat. Na die tijd zouden de Van Amstels zich Ploys, Ploos of Pleys hebben genoemd. Omdat de Van Amstels van Mijnden niet de middelen bezaten tot ingrijpende mo derniseringen. bleef het kasteel (althans van buiten) het oude aanzien behouden. Het raakte sedert het begin van de negen tiende eeuw steeds meer in verval, vooral toen het sinds 1847 niet meer werd be woond. In 1936 werd het slot overgedragen aan de Stichting tot Behoud van de Door nenburg, die van 1937 tot 1941 de restau ratie ter hand nam. zodat het behoud voor lange tüd verzekerd werd. Maar 1945 ech ter werd het hoofdslot door de Duitse troe pen opgeblazen, waardoor een ruïne van enkele muurbrokken overbleef. De voor burcht werd wel zwaar gehavend, doch kon nog hersteld worden. EEN UITSTEKENDE beschrijving, on geveer gelijkluidend aan die van prof. Ter Kuile, vindt men ook in het handige na slagwerk Kunstreisboek voor Nederland, deel III, verschenen bij P. N. van Kampen Zoon te Amsterdam, waarin nog eens wordt gewezen op de illusie van een weer baar middeleeuws kasteel.'Het rept ook over de voortreffelijke voorlaatste restau ratie van de kruiskozijnen uit de zeven tiende en de schuiframen uit de achttiende eeuw en over de kasteelboerderij. Het is uit de werken van Moes en Sluy- terman zowel als van andere geschied kundigen bekend, dat reeds in 891 of in 892 de villa Dorenburc in een oorkonde van afs.tand van goederen in de Betuwe en elders gelegen, aan de abdij van Laures- ham, vermeld wordt. In een lijst der tijn- sen, die hetzelfde klooster te Lauresham uit de goederen der kerk te Gendt in de Over-Betuwe trok omstreeks 1046, vinden wij Dorincburg opnieuw vermeld. Als on derheerlijkheid van Voorst wordt Doren burg in 1190 genoemd. Weer ruim hon derdvijftig jaar later, in juni 1255, schonk Otto graaf vari Gelrë aan het door hem gestichte klooster Gravendal bij Goch onder meer tienden te Dorenburg. Het zou daarna vele jaren duren, voor- da,t men weer over de Dorenburg hoorde. ER ZAL WEL geen Nederlandse schil der zijn, die zo met zijn werk aan de weg timmert als de Rotterdammer Louis van Roode doet. Van mij mag hij! Toch zul len vele lezers zeggen: Van Roode, nooit van gehoord. En tcch, hoevele uwer heb ben zijn laatste grote werkstuk misschien al gezien.. We kunnen het namelijk ont moeten aan de drukste spoorlijn van Ne derland: het beslaat een deel van de ge vel, van boven naar beneden, van het der tien verdiepingen hoge gebouw van de P.T.T. bij het Rotterdamse Centraal Sta tion, dat zijn voltooiing begint te nade ren Dat gebouw is van de architecten H. en E. Kraayvanger, maar eigenlijk geldt Van Roode ook een beetje als medeschep per, althans voor wat betreft een kant daarvan. Want Van Roode bepaalde de plaatsen van de vensters in een zijmuur van het trappenHuis, waarbij hij natuur lijk altijd nog enigszins gebonden was aan het verloop van de door de architecten getekende trap. Van Roode bepaalde ook de stand van de, vensters ten aanzien van de muur, waaraan zij niet altijd evenwij dig zijn. Architecten geven zoiets niet gauw uit handen en de heren Kraayvanger komt het compliment toe misschien de eersten te zijn, die vertrouwen toonden in een samenwerking als deze. De foto toont ons iets van het naar mijn smaak zo fraaie resultaat. Welk een zinrijke verlevendi ging en ook onderstreping van de schone strakke architectuur! Zinrijk omdat op de trap in de zij muur vensters nodig waren. Het volle dag licht komt van voren. De van het licht het verst liggende omgangen konden best eni ge verlevendiging gebruiken in de vorm van vensters, die de te grote beslotenheid doorbreken. Het werden glas-in-beton-ra- men, gevat in naar buiten stekende kas ten, die aan de binnenzijde dus nissen zijn en alszodanig ook de ruimten der omgan gen verlevendigen. Op de buitenmuur zijn die vensters als de vruchten van een boom, gevormd door twee arabesken in groen en rose sierbeton op beige fond als het ware. Als het ware, want het is eigenlijk een in- tarsia in genoemd beton. Over het geheel (met uitzondering van de vensters) werd nog een dunnere bruine arabeske gekit. Het materiaal maakt op de grote opper vlakte een buitengewoon edele indruk. De glas-in-betonvensters zijn eigenlijk glasmozaïeken, versterkt door in vrije vorm gestelde spijlen van beton met nog enige behandeling in reliëf. Bij verlichting van binnen krijgt men, als het donker is, dus aan de buitenmuur een nieuw kleuren spel te zien. Door stukjes glas in het mo zaïek langs enige lijnen uit het vlak der ramen te laten steken ontstond aan de bui tenzijde nog een overdag zichtbare toe voeging van kleur aan de ornamenten, die de vensters als zodanig reeds vormen. Ook van dichtbij blijft dit gedeelte boeiend. In het trappenhuis ontmoet men dus een suite van abstracte composities in gloeien de kleur. Van Roode zorgde voor steeds wisselende vorm van zijn composities, voor wisselend formaat en voor wat be treft kleur steeds een tegenstelling in de volgorde. Nergens dus een herhaling, ner gens het gevoel: hier was ik al. De wand- bedekking van zijn muur is van rechthoe kige stukjes Cristallino, naast elkaar ge voegd als in een bakstenen muur die men op zijn kant heeft gezet. Een klein venster vertoont zijn initialen, zijn signatuur als het ware, met de vermelding 55-58. Drie jaar deed hij over deze opdracht, die hij tot een dergelijk uniek resultaat bracht. Maar weinigen zullen een muur zo voor zich gekregen hebben. Werd ooit een schil der zo in het werk van architecten betrok ken? De benaming schilder past op Van Rodde trouwens niet meer. Hij was archi tect, schilder, beeldhouwer, glazenier en mozaïeklegger. Zijn ramen zette hij zelf in elkaar in zelfgetimmerde bekistingen. Hoe hij glas in beton moest zetten wist hij eigenlijk nog niet. Anderen met enige ervaring hielden hun werkwijze als vakge heimen voor zich. Misschien was dat ook maar goed, vindt hij. Nu kwam hij op het idee om te werken met trilbeton, dat hecht in elkaar komt te zitten, niet barst tussen de stukken glas en dus waterdichte ven sters oplevert. Het lukte, waarbij men ■moet bedenken dat andere glas-in-beton- vensters water zijn gaan doorlaten. Zijn bekisting met inhoud bracht hijtot trillen met tikjes met een hamer. Zei ik niet dat wellicht nooit een schilder zo aan de weg timmerde als Van Roode! ER IS in Rotterdam nog een ander, ouder werk van Van Roode aan een ge bouw te zien: een mozaïek aan het Hol- beinhuis, uiteraard gezien de bestemming van een heel andere vorm. De verwoes ting van Rotterdam is er eigenlijk de oor zaak van, dat verscheidene Rotterdamse schilders de weg naar de monumentale kunst gekozen hebben. Ze hebben moeten vechten voor hun ideeën, ontstaan door zo bruut veroorzaakte mogelijkheden. Voor dien was de als lithograaf begonnen Van Roode gewoon vrij schilder, die ernstig op zoek was naar eigen uitdrukkingsvor men. Hij meent deze nog steeds niet ge vonden te hebben. Hij schildert veel en zoals ik zag op een jaren geleden gehou den tentoonstelling van Rotterdamse schil ders te Amsterdam ook goed. Hij schil dert om zich fris te houden. Op een ten toonstelling van Rotterdamse schilders in België bleek eigenlijk alleen zijn werk gewaardeerd te worden. Hij is echter van mening, dat men uit het werk van zijn collega's een betere keuze had kunnen doen. Hij verlangt er naar de mensen iets te zeggen. Hij kent de gezonde eerzucht van de kunstenaar. Maar als zijn werk een meer dienende functie heeft, kan hij zich volledig inzetten. Zijn prachtige re sultaat is daar het bewijs van. Men wordt een beetje verlegen tegenover deze stevi ge kerel met zijn dikke hoornen bril, als hij na het verlaten van het imposante P.T.T.-gebouw, dat ik bezocht als een be langrijke tentoonstelling, over zijn andere pogingen vertelt. Men moet er even aan wennen, dat hij een gezone hartelijke Rot terdammer is, die behoefte gevoelt met „uit het noorden" een beetje over ge woon schilderen te babbelen. Bob Buys Want pas in 1326 komt het goed in het oudste leenregister van Gelderland ter sprake: „Item Jahan Pleys helt de hof te Darenborch" leest men hierin. Het bewijs, dat hiermee inderdaad de Doornenburg be doeld wordt, ontbreekt echter. Dit is wél het geval, als het leenregister over 1402 vermeldt, dat Dirck van Bylant, als erve zijns vaders Johans „dat huys te Dorren- burch ende dat voorgeborcht" met acht morgen lands in leen van de Hertog van Gelderland heeft ontvangen. Uit deze belening volgt ook, dat voor 1402 Johan van Bylant heer van de Door nenburg is geweest. Wie deze Johan was, is uit de veelvuldige Gelderse oorkonden vast te stellen. Daarin komt hij namelijk gewoonlijk als Johan van Bylant Dircks- zoon voor. Zijn vader heette Dirck of Theodoricus en wordt in verschillende nog bestaande charters als zodanig vermeld. Deze vader, heer Dirck van Bylant, ridder, woonde in 1396 te Dorenburg, hetgeen weer blijkt uit een belastingrol van het Overkwartier en het Kwartier van Nij megen over dat jaar. Hieruit vloeit voort, dat tussen 1326 en 1396 de Dorenburg in leenbezit van het geslacht Van Bylant is gekomen, een van Nederlands oudste fa milies, die tot 1498 de Doornenburg be volkte. Uit een leenakte van 18 november 1393, die te Dusseldorp berustte, is op te maken, dat zijn zoon, Johan van Bylant Dericsz, op deze datum beleend werd met „tynsgoederen en thins" te Angeren en Angeroyen, welke goederen volgens latere omschrijvingen van de Doornenburg altijd daarbij hebben behoord. Belangrijk is een oorkonde van 1383, waarbij Willem hertog van Gelre en Gulik heer Johan van Bylant, ridder, aanstellen tot „onsen rentmeester van allen onsen landen des hertogriix van Gelre ende der graefschap van Zutphen ende van Veluwen mit allen haeren tobehoeren ende des alyngen lands van Kuyck ensovoorts". Deze oorkonde bevat voorts verschillende be palingen en regelingen in verband met deze waardigheid en onder meer ook deze zin: „Vort sail her Johan vurgenoemd heb ben vur eynen dagelickschen cost tot Darenbergh ende tot Arnhem jairlix also lange als he onse rentmeester wesen sail na belopen der tiit IIIc LXIII aide schilde, III voeder wiins, IIIc malder haveren". Hieruit blijkt duidelijk dat hij zowel op de Doornenbrug als te Arnhem verbleef. De talrijke hem betreffende nog bestaande oorkonden te talrijk om elk hunner af zonderlijk te vermelden doen ons wel zien in hoe „hoge gunst" hij stond van zijn landvorst, wiens raadsman hij bovendien was. Nog kort voor zijn overlijden schonk Hertog Willem op 29 maart 1394 aan „heren Johan van Bylant, ridder, onsen lieven rait ende vriend" het recht van de wind en het gemaal te Gendt, Dorenburch en Angeren „also dat nyemand anders al- daer enich gemaal mit wyntmoelen, mit rosmoelen off quernen hebben en sail". Johan van Bylant had bij zijn echtgenote Geertruid van Doornick onder meer een zoon, Dirck van Bylandt, die hiervoor reeds genoemd is als in 1402 in het leenregister voor het eerst voorkomende. De oorkonden betreffende deze ridder Dirck zijn niet zo talrijk als die welke over zijn vader te vinden zijn. Men vindt hem evenwel ver meld van 1391 tot 1413 in enige akten, waarin hij als getuige of borg voor de her tog van Gelre en Gulik of voor die van Cleve optrad. Hij was gehuwd met Marga- retha van Langerak en leefde nog op St. Petersavond Cathedra (21 februari) 1427, hetgeen blijkt uit de inschrijving in het leenregister van de belening met Doornen burg en toebehoren en de Crachtsweerd aan zijn zoon Johan in dat jaar luidende: „Johan van Bilant beleend tot rfehoeff sy- ner kinderen by siin vrou Sophia van Ros- sem te vercrigen, by transport siins vader Dircks, dien hi weder toch, beheltelick oick syner moder Margriet van Langerack hare tucht". DE ONVOLPREZEN Werumeus Bunïng, die even smakelijk vertelde over kastelen en hun omgeving als wanneer hij kook recepten gaf, sprak in het bijzonder over de Doornenburg op zijn eigen smeuige ma nier. De naam Gijsbreght van Amstel komt hierin vele keren voor. Even voor ge van Arnhem op Doornenburg rijdend achter uw boterham met ham zit, zegt hij, hebt ge een zwaar vierkant rood stuk bakstenen toren hoog door de dichte bladeren zien steken: dat is het kasteel Doornenburg. Als ge een kwart kompasstreek verzeild raakt, rijdt ge op fort Pannerden. als ge oost zuid-oost-ten-oosten rijdt, rijdt ge de Rijn in en een streek zuidelijker de Waal. En als ge oudheidkundige zijt en hier een schop in de grond steekt, graaft ge een Romeinse munt op, of een Germaanse pot scherf.Uitvoerig vertelde Buning van de familie Derksens, die voor de oorlog de kasteelboerderij bewoonde en die deze nu ook nog beheert. Een voorgeslacht van twee eeuwen is wel niet zoveel in verge lijking tot het kasteel, maar de boerderij is oud genoeg om er een ode op te dichten. Wie zich ervoor interesseert hoe het interieur en het exterieur van deze mid deleeuwse burcht eruit gezien hebben, die nu weer zijn uiteindelijke voltooiing nadert onder leiding van de architect M. van Beveren, zal zeker belang erin stellen de hedendaagse restauratie en de indeling van dit machtige slot met de vorige te ver gelijken. Hélma Wolf-Catz

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 15