HERSTEL VAN DOORNENBURC
Positieve kanten van
een angstwekkend
modern verschijnsel!
motievenonderzoek
in dienst van de kopers
Een muur
en ramen
in uniek
samenspel
D. Dooiies hield lezing over
Boekdrukkunst in Praag
Tweemaal de Door
nenburg: naar een
prent uit de tweede
helft van de acht
tiende eeuw en na
de verwoesting in
1945.
HET motievenonderzoek, ook wel „mo
tivation research" genoemd, wordt in Ne
derland nog steeds druk besproken en
wat meer is steeds intensiever beoefend
en gepropageerd. Het voor, maar vooral
het tegen wordt door pers en radio sterk
belicht en daarbij is men niet altijd recht
vaardig in zijn kritiek. Natuurlijk schuilen
er gevaren in het aanspreken van de on
derbewuste drijfveren van het menselijk
handelen, maar de grote vraag blijft of
men met de hedendaagse middelen al zo
ver is, dat men de consumentenmassa als
onder hypnose kan laten handelen en of
men ooit deze toestand zal bereiken. Dat
men er op dit moment nog heel ver van
verwijderd is, bewijst ons Amerika, het
land van de reclame bij uitstek, waar men
er in het geheel niet in slaagt de jeugd
criminaliteit, of bij voorbeeld het neger-
vraagstuk op te lossen. Men doet er van
overheidswege zeer veel aan, maar mist
toch kennelijk de middelen de „verlei
ders" om dit wangedrag uit de wereld
te helpen.
Ernest Dichter, de president van het In
stitute for Motivational Research te Cro-
ton-on-Hudson, New York, psycholoog en
een der belangrijkste mannen op dit ge
bied, heeft onlangs duidelijk gewezen op
de geladenheid van woorden als: propa
ganda, verleiders (die dan nog verbor
gen zijn bovendien) en dergelijke. Zodra
men deze begrippen door het woord „com
municatie" vervangt, wordt de gehele dis
cussie een stuk zakelijker en helderder.
De reclame is niets anders dan een bij
zondere vorm van communicatie, waar
in men kan onderscheiden tussen corrèc-
te en niet-correcte methoden. Tenslotte
kan men op verschillende manieren
iemand overhalen iets te doen, het kan
langs een zoet lijntje, maar ook met een
snauw.
NAARMATE de welvaart toeneemt,
wordt het publiek veeleisender. Het wil
steeds volmaakter snufjes, steeds betere
kwaliteiten en steeds uitzonderlijker arti
kelen. De ondernemer kent de smaak van
het publiek graag, want naar gelang hij
daarmee beter op de hoogte is, zal hij meer
kunnen verkopen, maar anderzijds de
behoeften van zijn klanten beter kunnen
bevredigen. Hij wil dan ook graag weten
wie zijn artikelen kopen, waarom zij dat
doen en waarom anderen niet, hoe de klant
via de reclame bereikt kan worden en wel
ke kanalen daarvoor de meest aangewe
zene zijn. Vroeger probeerde men op de
ze vragen antwoord te geven met statisti
sche methoden. Men onderzocht bij voor
beeld hoeveel mensen een advertentie ge
lezen hadden en wat zij zich van de inhoud
herinnerden, om op deze basis het karak
ter van een nieuwe reclamecampagne te
bepalen. Aan de „waarom"-vragen, de
vragen naar de reden van het menselijk
handelen kwam men in de regel niet toe.
Daarmee is het motievenonderzoek begon
nen en dit kan een grote steun geven aan
de verkoper bij een marktsituatie, waarin
de concurrentie steeds scherper wordt.
MAAR NIET ALLEEN de producent en
de handelaar zijn gebaat bij de resulta
ten van dit soort onderzoek, ook de consu
ment kan de vruchten ervan plukken. Het
is nu eenmaal zo, dat de meeste mensen
veel meer met hun gevoel dan met hun
verstand bij de dingen betrokken zijn, óók
wanneer zij inkopen doen of 't nu een
pakje lucifers of een auto is De ritische
reactie is eigenlijk een uitzondering. Zo
gauw deze optreedt wordt een groot deel
van het koopsucces vernietigd. Het gaat
ermee als de jongen, die een jaar lang een
nieuwe fiets aan zijn vader voor zijn ver
jaardag heeft gevraagd en die zal krijgen
ook. De avond voor de feestdag vraagt
hij zich plotseling af wat hij er eigenlijk
aan heeft, zijn oude is ook nog heel rede
lijk. Op dat moment is niet alleen het
koopsucces weg. sterker: men verliest op
een bepaalde manier iets dat vreugde had
kunnen schenken. In de moderne recla
me zal men met deze emotionaliteit re
kening dienen te houden, evenals met het
feit dat men advertenties soms ongemerkt
emotioneel afschrikwekkend maakt. Zet
men bij een autobandenreclame een foto
van een ongeluk, dan kan een emotioneel
verzet tegen dit merk worden geconsta
teerd, ondanks de kwalitatieve deugdelijk
heid van het artikel.
Juist in het tijdperk van de massapro-
duktie geenszins te vereenzelvigen met
slechte kwaliteit vindt men bij produ
cent en consument de onderscheidings-
drang. Men wil niet in alles gelijk zijn
aan zijn medemensen en verlangt een pro-1
dukt, dat aan deze distinctiedrang tege-
Ter gelegenheid van een tentoonstelling
van Nederlandse technische en weten
schappelijke litteraturen, die in Praag
wordt gehouden, heeft de heer D. Dooijes
uit Amsterdam, lid van de Raad voor de
Kunst, in het kunsthistorisch instituut van
de Praagse universiteit een lezing gehou
den over moderne Nederlandse Boekdruk-
kunt. De Nederlandse gezant in Praag, dr.
ir. A. Sevenster, was hierbij aanwezig.
moet komt. Ook daarbij kan het motie
venonderzoek goede diensten bewijzen en
ieder merk dat speciale cachet geven,
waarom de koper vraagt. Tegelijkertijd
kan dit onderzoek de schuldgevoelens van
de consument helpen overwinnen. Ook de
Nederlandse bevolking is nog allerminst
gewend aan de toenemende luxe, die bin
nen het bereik van allen wordt gebracht
en die bij iedere aankoop behalve van
zaken die men voor de bevrediging van
de eerste levensbehoeften nodig heeft
de koper het gevoel geeft iets verbodens
te doen, anders gezegd: te verspillen. In
de strijd tussen genot en schuld kan het
motievenonderzoek de verkoper helpen de
schuldgevoelens te laten verdwijnen. Er
doen zich bij de koop nog meer conflic
ten voor, zoals tussen wensen en scrupu
les, tussen nieuwsgierigheid en angst, die
de verkoper ook zal moeten leren te be
heersen en te hanteren. In de research
gaat men verder na welke symbolen er in
de communicatie een rol spelen. Kleuren,
figuren, bewegingen, woorden, alles is
hier van betekenis. Men probeert deze dan
tot een geheel te combineren, omdat men
heeft ontdekt dat het de totale indruk is
van bij voorbeeld een advertentie, die telt.
Niet het effect van enkele bijzonderheden
is belangrijk.
Het Nederlandse publiek is op het ogen
blik kennelijk al op de hoogte van de „ver
leiders" (die het overigens in het alge
meen bij de nuchtere Nederlanders heel
slecht doen, men kijke maar eens naar
het politieke gedrag) en ernstig op zijn
hoede. De gevaren blijken dan bij nader
inzien niet zo groot te zijn, te minder als
concurrenten elkaar ook in dit opzicht de
loef gaan afsteken. Wel kan men bezwa
ren hebben tegen toepassing van deze
methoden in de politiek, omdat deze mid
delen erg duur zijn en dus de financieel
Sterkste, partij de beste kansen zou heb
ben. maar ook hieraan valt wel iets te
doen.
W. Langeveld
EENS, in lang vervlogen tijden was de
Doornenburg een van onze heerlijkste kas
telen, een burcht bovendien waar men
zich in verschansen kon, zoals in geen
andere. Doch in de negentiende eeuw
raakte dit slot in verval. In de jaren 1937-
1941 was men erin geslaagd het kasteel
door grondig herstel het aanzien te geven,
dat in voornaamheid niet onderdeed voor
dat uit de glorietijd ervan. En nu, na de
oorlogsvernieling van maart 1945, is het
voor de tweede keer zo ver. Monumenten
zorg heeft zich ook hier niet onbetuigd ge
laten. Groots zal het aanzien van de
Doornenburg na de restauratie weer zijn,
evenals het interieur. Maar toch zal er
helaas iets ontbreken. Dat zijn de ver
rukkelijke wandtapijten, die in voorbije
eeuwen de zalen sierden. Van deze wand
tapijten zijn de nog altijd voortreffelijke
tekeningen van Alexander Ver Huell in
Arnhem aanwezig, die in de Gelderschen
Volksalmanak van 1865 als volgt zijn be
schreven:
„Elk vak stelt een ander jagtvermaak
voor. Hier ziet men een gezelschap rid
deren en edelvrouwen van de wilde
zwijnenjagt terugkeeren, achter het paard
rijdendewaarover de romp van het ge-
doode wild gebonden is, de afgehouwen
kop er boven op bevestigd. Daar weder
een kasteel met zijn tallooze boogvensters
en pignons, zich weerspiegelend in wijde
grachten, waarop de bewoners spelevaren.
Zware met zeilen overspannen rijtuigen
komen uit de donkere lanen te voorschijn,
ivaarin knapen met kruisbogen vogelen
beloeren. In een hoek op den voorgrond
een minnend paar. De galant, in rijke
Spaansche klederdragt, bespeelt eene man
doline. Teeder zien zij elkaar in de oogen;
en waarschijnlijk zingt hij haar de mode
romance dier dagen, het: „Un doux nenni
avec un doux sourire" van Clement Marot
voor. Op een grasveld rusten in de scha
duw. der bomen of wandelen bevallige
groepjes rond, die ons, het Heptaméron
van de parel der 16de eeuw, de verhalen
van de schoonste, der drie vorstelijke
Marguéritas voor den geest roepen. In het
midden van het Arkadische landschap zit
de onoogelijke, met lompen behangen
Crocheteur, voddenraper, over wiens stui
tende verschijning in de lieflijke verzen
van Ronsard de strenge St. Beuve zich zoo
zeer ergert". Bijzonder aardig is nog het
hoekje met de op de ladder klimmende
jongeling bij de appelboom.
HET HOOFDSLOT van de Doornenburg,
zo vermeldt prof. Ter Kuile, vormde in zijn
oorspronkelijke toestand ongeveer een
vierkant, waarvan de achterhelft werd in
genomen door een zwaar woonblok en de
andere helft een ommuurd plein vormde.
Waarschijnlijk dagtekende uit de stich
tingsperiode ook de zeer ruime voorburcht
met een poortgebouw, hoektorens, een
halfrond uitspringende toren in een der
lange zijden, een kapel en twee arkel-
torentjes. Het woongebouw in zijn aan
vankelijke opzet moet in de vijftiende
eeuw te klein zijn bevonden. Eerst werd
het linkerdeel van het plein volgebouwd,
daarna ook het nog vrij gebleven rechter
gedeelte. Alle drie delen werden op een
gelijke hoogte gebracht, die een stuk boven
de oorspronkelijke van het oudste woon
blok uitging. De voet van de daken werd
omgeven door een weergang met kantelen
en arkeltorentjes op de hoek en de trap-
toren op de rechter voorhoek van het kern-
blok werd hoog boven de trappen als spie
toren opgehaald. Aldus was een enigszins
kubusachtig geheel ontstaan, dat met zijn
drie kappen, zijn kantelingen en toren
spitsjes een indrukwekkend geheel vorm
de. Wellicht zijn deze verbouwingen het
gevolg van overgang uit het geslacht van
Bylandt naar andere families, die elkaar
in vrij snel tempo afwisselden. De Van
Amstels van Mijnden, die van het eind der
zestiende eeuw tot het laatst der zeven
tiende eigenaars waren, bleven rooms-
katholiek, hetgeen hun de toegang tot voor
delige ambten onthield. Hierbij moet aan
getekend worden, dat volgens een over
levering Gijsbreght van Amstel na de
moord op Floris V naar de Doornenburg
zou zijn gevlucht, waar hij veilig zat. Na
die tijd zouden de Van Amstels zich Ploys,
Ploos of Pleys hebben genoemd.
Omdat de Van Amstels van Mijnden niet
de middelen bezaten tot ingrijpende mo
derniseringen. bleef het kasteel (althans
van buiten) het oude aanzien behouden.
Het raakte sedert het begin van de negen
tiende eeuw steeds meer in verval, vooral
toen het sinds 1847 niet meer werd be
woond. In 1936 werd het slot overgedragen
aan de Stichting tot Behoud van de Door
nenburg, die van 1937 tot 1941 de restau
ratie ter hand nam. zodat het behoud voor
lange tüd verzekerd werd. Maar 1945 ech
ter werd het hoofdslot door de Duitse troe
pen opgeblazen, waardoor een ruïne van
enkele muurbrokken overbleef. De voor
burcht werd wel zwaar gehavend, doch
kon nog hersteld worden.
EEN UITSTEKENDE beschrijving, on
geveer gelijkluidend aan die van prof. Ter
Kuile, vindt men ook in het handige na
slagwerk Kunstreisboek voor Nederland,
deel III, verschenen bij P. N. van Kampen
Zoon te Amsterdam, waarin nog eens
wordt gewezen op de illusie van een weer
baar middeleeuws kasteel.'Het rept ook
over de voortreffelijke voorlaatste restau
ratie van de kruiskozijnen uit de zeven
tiende en de schuiframen uit de achttiende
eeuw en over de kasteelboerderij.
Het is uit de werken van Moes en Sluy-
terman zowel als van andere geschied
kundigen bekend, dat reeds in 891 of in
892 de villa Dorenburc in een oorkonde
van afs.tand van goederen in de Betuwe en
elders gelegen, aan de abdij van Laures-
ham, vermeld wordt. In een lijst der tijn-
sen, die hetzelfde klooster te Lauresham
uit de goederen der kerk te Gendt in de
Over-Betuwe trok omstreeks 1046, vinden
wij Dorincburg opnieuw vermeld. Als on
derheerlijkheid van Voorst wordt Doren
burg in 1190 genoemd. Weer ruim hon
derdvijftig jaar later, in juni 1255, schonk
Otto graaf vari Gelrë aan het door hem
gestichte klooster Gravendal bij Goch
onder meer tienden te Dorenburg.
Het zou daarna vele jaren duren, voor-
da,t men weer over de Dorenburg hoorde.
ER ZAL WEL geen Nederlandse schil
der zijn, die zo met zijn werk aan de weg
timmert als de Rotterdammer Louis van
Roode doet. Van mij mag hij! Toch zul
len vele lezers zeggen: Van Roode, nooit
van gehoord. En tcch, hoevele uwer heb
ben zijn laatste grote werkstuk misschien
al gezien.. We kunnen het namelijk ont
moeten aan de drukste spoorlijn van Ne
derland: het beslaat een deel van de ge
vel, van boven naar beneden, van het der
tien verdiepingen hoge gebouw van de
P.T.T. bij het Rotterdamse Centraal Sta
tion, dat zijn voltooiing begint te nade
ren Dat gebouw is van de architecten H.
en E. Kraayvanger, maar eigenlijk geldt
Van Roode ook een beetje als medeschep
per, althans voor wat betreft een kant
daarvan. Want Van Roode bepaalde de
plaatsen van de vensters in een zijmuur
van het trappenHuis, waarbij hij natuur
lijk altijd nog enigszins gebonden was aan
het verloop van de door de architecten
getekende trap. Van Roode bepaalde ook
de stand van de, vensters ten aanzien van
de muur, waaraan zij niet altijd evenwij
dig zijn. Architecten geven zoiets niet
gauw uit handen en de heren Kraayvanger
komt het compliment toe misschien de
eersten te zijn, die vertrouwen toonden in
een samenwerking als deze. De foto toont
ons iets van het naar mijn smaak zo fraaie
resultaat. Welk een zinrijke verlevendi
ging en ook onderstreping van de schone
strakke architectuur!
Zinrijk omdat op de trap in de zij
muur vensters nodig waren. Het volle dag
licht komt van voren. De van het licht het
verst liggende omgangen konden best eni
ge verlevendiging gebruiken in de vorm
van vensters, die de te grote beslotenheid
doorbreken. Het werden glas-in-beton-ra-
men, gevat in naar buiten stekende kas
ten, die aan de binnenzijde dus nissen zijn
en alszodanig ook de ruimten der omgan
gen verlevendigen. Op de buitenmuur zijn
die vensters als de vruchten van een boom,
gevormd door twee arabesken in groen en
rose sierbeton op beige fond als het ware.
Als het ware, want het is eigenlijk een in-
tarsia in genoemd beton. Over het geheel
(met uitzondering van de vensters) werd
nog een dunnere bruine arabeske gekit.
Het materiaal maakt op de grote opper
vlakte een buitengewoon edele indruk.
De glas-in-betonvensters zijn eigenlijk
glasmozaïeken, versterkt door in vrije
vorm gestelde spijlen van beton met nog
enige behandeling in reliëf. Bij verlichting
van binnen krijgt men, als het donker is,
dus aan de buitenmuur een nieuw kleuren
spel te zien. Door stukjes glas in het mo
zaïek langs enige lijnen uit het vlak der
ramen te laten steken ontstond aan de bui
tenzijde nog een overdag zichtbare toe
voeging van kleur aan de ornamenten, die
de vensters als zodanig reeds vormen. Ook
van dichtbij blijft dit gedeelte boeiend.
In het trappenhuis ontmoet men dus een
suite van abstracte composities in gloeien
de kleur. Van Roode zorgde voor steeds
wisselende vorm van zijn composities,
voor wisselend formaat en voor wat be
treft kleur steeds een tegenstelling in de
volgorde. Nergens dus een herhaling, ner
gens het gevoel: hier was ik al. De wand-
bedekking van zijn muur is van rechthoe
kige stukjes Cristallino, naast elkaar ge
voegd als in een bakstenen muur die men
op zijn kant heeft gezet. Een klein venster
vertoont zijn initialen, zijn signatuur als
het ware, met de vermelding 55-58. Drie
jaar deed hij over deze opdracht, die hij
tot een dergelijk uniek resultaat bracht.
Maar weinigen zullen een muur zo voor
zich gekregen hebben. Werd ooit een schil
der zo in het werk van architecten betrok
ken? De benaming schilder past op Van
Rodde trouwens niet meer. Hij was archi
tect, schilder, beeldhouwer, glazenier en
mozaïeklegger. Zijn ramen zette hij zelf
in elkaar in zelfgetimmerde bekistingen.
Hoe hij glas in beton moest zetten wist
hij eigenlijk nog niet. Anderen met enige
ervaring hielden hun werkwijze als vakge
heimen voor zich. Misschien was dat ook
maar goed, vindt hij. Nu kwam hij op het
idee om te werken met trilbeton, dat hecht
in elkaar komt te zitten, niet barst tussen
de stukken glas en dus waterdichte ven
sters oplevert. Het lukte, waarbij men
■moet bedenken dat andere glas-in-beton-
vensters water zijn gaan doorlaten. Zijn
bekisting met inhoud bracht hijtot trillen
met tikjes met een hamer. Zei ik niet dat
wellicht nooit een schilder zo aan de weg
timmerde als Van Roode!
ER IS in Rotterdam nog een ander,
ouder werk van Van Roode aan een ge
bouw te zien: een mozaïek aan het Hol-
beinhuis, uiteraard gezien de bestemming
van een heel andere vorm. De verwoes
ting van Rotterdam is er eigenlijk de oor
zaak van, dat verscheidene Rotterdamse
schilders de weg naar de monumentale
kunst gekozen hebben. Ze hebben moeten
vechten voor hun ideeën, ontstaan door zo
bruut veroorzaakte mogelijkheden. Voor
dien was de als lithograaf begonnen Van
Roode gewoon vrij schilder, die ernstig
op zoek was naar eigen uitdrukkingsvor
men. Hij meent deze nog steeds niet ge
vonden te hebben. Hij schildert veel en
zoals ik zag op een jaren geleden gehou
den tentoonstelling van Rotterdamse schil
ders te Amsterdam ook goed. Hij schil
dert om zich fris te houden. Op een ten
toonstelling van Rotterdamse schilders in
België bleek eigenlijk alleen zijn werk
gewaardeerd te worden. Hij is echter van
mening, dat men uit het werk van zijn
collega's een betere keuze had kunnen
doen. Hij verlangt er naar de mensen iets
te zeggen. Hij kent de gezonde eerzucht
van de kunstenaar. Maar als zijn werk
een meer dienende functie heeft, kan hij
zich volledig inzetten. Zijn prachtige re
sultaat is daar het bewijs van. Men wordt
een beetje verlegen tegenover deze stevi
ge kerel met zijn dikke hoornen bril, als
hij na het verlaten van het imposante
P.T.T.-gebouw, dat ik bezocht als een be
langrijke tentoonstelling, over zijn andere
pogingen vertelt. Men moet er even aan
wennen, dat hij een gezone hartelijke Rot
terdammer is, die behoefte gevoelt met
„uit het noorden" een beetje over ge
woon schilderen te babbelen.
Bob Buys
Want pas in 1326 komt het goed in het
oudste leenregister van Gelderland ter
sprake: „Item Jahan Pleys helt de hof te
Darenborch" leest men hierin. Het bewijs,
dat hiermee inderdaad de Doornenburg be
doeld wordt, ontbreekt echter. Dit is wél
het geval, als het leenregister over 1402
vermeldt, dat Dirck van Bylant, als erve
zijns vaders Johans „dat huys te Dorren-
burch ende dat voorgeborcht" met acht
morgen lands in leen van de Hertog van
Gelderland heeft ontvangen.
Uit deze belening volgt ook, dat voor
1402 Johan van Bylant heer van de Door
nenburg is geweest. Wie deze Johan was,
is uit de veelvuldige Gelderse oorkonden
vast te stellen. Daarin komt hij namelijk
gewoonlijk als Johan van Bylant Dircks-
zoon voor. Zijn vader heette Dirck of
Theodoricus en wordt in verschillende nog
bestaande charters als zodanig vermeld.
Deze vader, heer Dirck van Bylant, ridder,
woonde in 1396 te Dorenburg, hetgeen
weer blijkt uit een belastingrol van het
Overkwartier en het Kwartier van Nij
megen over dat jaar. Hieruit vloeit voort,
dat tussen 1326 en 1396 de Dorenburg in
leenbezit van het geslacht Van Bylant is
gekomen, een van Nederlands oudste fa
milies, die tot 1498 de Doornenburg be
volkte. Uit een leenakte van 18 november
1393, die te Dusseldorp berustte, is op te
maken, dat zijn zoon, Johan van Bylant
Dericsz, op deze datum beleend werd met
„tynsgoederen en thins" te Angeren en
Angeroyen, welke goederen volgens latere
omschrijvingen van de Doornenburg altijd
daarbij hebben behoord.
Belangrijk is een oorkonde van 1383,
waarbij Willem hertog van Gelre en Gulik
heer Johan van Bylant, ridder, aanstellen
tot „onsen rentmeester van allen onsen
landen des hertogriix van Gelre ende der
graefschap van Zutphen ende van Veluwen
mit allen haeren tobehoeren ende des
alyngen lands van Kuyck ensovoorts". Deze
oorkonde bevat voorts verschillende be
palingen en regelingen in verband met
deze waardigheid en onder meer ook deze
zin: „Vort sail her Johan vurgenoemd heb
ben vur eynen dagelickschen cost tot
Darenbergh ende tot Arnhem jairlix also
lange als he onse rentmeester wesen sail
na belopen der tiit IIIc LXIII aide schilde,
III voeder wiins, IIIc malder haveren".
Hieruit blijkt duidelijk dat hij zowel op
de Doornenbrug als te Arnhem verbleef.
De talrijke hem betreffende nog bestaande
oorkonden te talrijk om elk hunner af
zonderlijk te vermelden doen ons wel
zien in hoe „hoge gunst" hij stond van zijn
landvorst, wiens raadsman hij bovendien
was. Nog kort voor zijn overlijden schonk
Hertog Willem op 29 maart 1394 aan
„heren Johan van Bylant, ridder, onsen
lieven rait ende vriend" het recht van de
wind en het gemaal te Gendt, Dorenburch
en Angeren „also dat nyemand anders al-
daer enich gemaal mit wyntmoelen, mit
rosmoelen off quernen hebben en sail".
Johan van Bylant had bij zijn echtgenote
Geertruid van Doornick onder meer een
zoon, Dirck van Bylandt, die hiervoor reeds
genoemd is als in 1402 in het leenregister
voor het eerst voorkomende. De oorkonden
betreffende deze ridder Dirck zijn niet zo
talrijk als die welke over zijn vader te
vinden zijn. Men vindt hem evenwel ver
meld van 1391 tot 1413 in enige akten,
waarin hij als getuige of borg voor de her
tog van Gelre en Gulik of voor die van
Cleve optrad. Hij was gehuwd met Marga-
retha van Langerak en leefde nog op St.
Petersavond Cathedra (21 februari) 1427,
hetgeen blijkt uit de inschrijving in het
leenregister van de belening met Doornen
burg en toebehoren en de Crachtsweerd
aan zijn zoon Johan in dat jaar luidende:
„Johan van Bilant beleend tot rfehoeff sy-
ner kinderen by siin vrou Sophia van Ros-
sem te vercrigen, by transport siins vader
Dircks, dien hi weder toch, beheltelick oick
syner moder Margriet van Langerack hare
tucht".
DE ONVOLPREZEN Werumeus Bunïng,
die even smakelijk vertelde over kastelen
en hun omgeving als wanneer hij kook
recepten gaf, sprak in het bijzonder over
de Doornenburg op zijn eigen smeuige ma
nier. De naam Gijsbreght van Amstel komt
hierin vele keren voor. Even voor ge van
Arnhem op Doornenburg rijdend achter
uw boterham met ham zit, zegt hij, hebt
ge een zwaar vierkant rood stuk bakstenen
toren hoog door de dichte bladeren zien
steken: dat is het kasteel Doornenburg. Als
ge een kwart kompasstreek verzeild raakt,
rijdt ge op fort Pannerden. als ge oost
zuid-oost-ten-oosten rijdt, rijdt ge de Rijn
in en een streek zuidelijker de Waal. En
als ge oudheidkundige zijt en hier een
schop in de grond steekt, graaft ge een
Romeinse munt op, of een Germaanse pot
scherf.Uitvoerig vertelde Buning van
de familie Derksens, die voor de oorlog
de kasteelboerderij bewoonde en die deze
nu ook nog beheert. Een voorgeslacht van
twee eeuwen is wel niet zoveel in verge
lijking tot het kasteel, maar de boerderij is
oud genoeg om er een ode op te dichten.
Wie zich ervoor interesseert hoe het
interieur en het exterieur van deze mid
deleeuwse burcht eruit gezien hebben, die
nu weer zijn uiteindelijke voltooiing nadert
onder leiding van de architect M. van
Beveren, zal zeker belang erin stellen de
hedendaagse restauratie en de indeling van
dit machtige slot met de vorige te ver
gelijken.
Hélma Wolf-Catz