UtOUia
VOOR JULLIE
Dagelijkse hoofdrol
op het huiselijk toneel
KABOUTERMANNETJE PIP
ZOEKT SNEEUWKLOKJES
Voor de
Kroniek van een krantenverkoopster
Slobebloem
Erbij
Voor kettinggangsters
Opvouwbare douchecel
Londen zonder Kitty
BELGISCHE STUDENTEN
DANSEN TEVEEL
DOOSJE-DEKSELTJE
ZATERDAG 14 MAART 1959
t
MEVROUW Edy de Meester praat het
liefst over de gewone dingen van het da
gelijks leven, over haar man Johan de
Meester, over haar kinderen Eduard Jan
en Floris Johan en over haar huis, een
mooie flat aan de Amstel in Amsterdam.
Het is vol licht in de grote kamers. De
openslaande deuren staan wijd open. Wa
lopen naar het balkon. Voor ons stroomt
de Amstel, een brede grijze rivier, het
grijs hier en daar lichter, glinsterend als
de zon erop schijnt. Aan beide kanten lig
gen boten. Een oude vrouw bukt zich. haalt
wasgoed uit een mand en hangt het aan
een lijn. Een paar opgeschoten jongens
fietsen haar fluitend voorbij. Rechts rijdt
een blauwe tram de brede stenen brug
over, links is de grijze kerktoren en de ge
le magere brug. We zeggen niets, kijken
alleen. Ik weet niet of mevrouw ^e Mees
ter ook dit alles ziet. Ze staat geleund te
gen de muur. Haar haar is net als de ri
vier: wat verwarrend en hier en daar iets
lichter, net alsof de zon ermee speelt. Ze
glimlacht wat voor zich heen. Haar ogen
soms groen soms héél licht blauw en
haar helrode mond lachen mee. We gaan
naar binnen.
En dan praat mevrouw De Meester, om
dat het haar gevraagd wordt tóch over
haar vroegere leven, over de tijd dat ze
als Edy de Boer naar de Toneelschool
ging. „Ik was nog ontzettend jong. Zes
tien of zeventien jaar. Het eerste jaar was
erg leuk. Het tweede minder. Het was
Sneeuwkettingen voor autobanden zijn
zelfs in het winterse verkeer in Nederland
doorgedrongen. Gek eigenlijk, dat men er
nooit eerder aan gedacht heeft iets der
gelijks ook ten behoeve van voetgangers
op gladde paden te vervaardigen. Dank zij
een Duitse firma zijn ze er toch gekomen.
Ze zijn door een speciale samenstelling van
het materiaal bijzonder licht. Wij zullen
ze gelukkig dit jaar niet meer nodig
hebben, tenzij voor wintersport in den
vreemde.
Voor iets meer dan honderd gulden kun
nen kleinbehuisden eigenaar worden van
deze opvouwbare douchecel, die in enkele
minuten bijvoorbeeld in de keuken kan
worden opgezet of gedemonteerd. Het is
een Nederlandse constructie die bestaat
uit een metalen bak met een grondvlak
van 72 x 95 centimeter. In de vier hoeken
van de opstaande rand wordt het geraam
te van metalen stijlen geplaatst, dat de
gordijnbeugel met het plastic schuifgor
dijn draagt. Een handdouche, aangesloten
op de keukengeijser, wordt aan de boven
zijde van een der buizen bevestigd; de af-
voerslang moet via een muurbuisje, dat
de leverancier eventueel voor u aanbrengt
in de straatput uitmonden. In opgevouwen
toestand neemt deze draagbare douchecel
zo weinig ruimte in dat zij in iedere hang
kast past of gewoon aan een paar haken in
de keukenmuur opgehangen kan worden.
toen oorlog, we kregen nauwelijks les
meer. We zaten ongeveer met zijn dertie
nen in de klas... Bep Versluys, Truus
Dekker, Piet Franse, Henny Orri en Diny
de Neef onder anderen. Meestal zaten we
op de trap, praatten wat en rookten el-
kaars sigaretten. De meeste lei-aren wa
ren er niet. De bussen en trams gingen
niet meer. Dat jaar bleven we haast al
lemaal zitten. Ik kreeg toen een auditie
bij Comedia en werd aangenomen. Ik heb
daar ongeveer drie jaar gespeeld. Mijn
eerste grote rol vertolkte ik op mijn acht
tiende. Mijn man heb ik daar leren ken
nen. Hij kwam uit Den Haag bij ons re
gisseren. Ik weet nog goed, dat hij een
wit poedeltje bij zich had en mij vroeg dat
te bewaren. Dat vond ik geweldig!1'
Ze lacht een beetje uitdagend nu. Dat
past wel bij haar, ze is dan nog mooier.
Als mevrouw De Meester dit vertelt, kijkt
ze soms naar buiten. Het is net alsof ze
niet meeleeft met wat ze vertelt, alsof het
haar niet meer bezighoudt. Ze gaat wat
stroef verder. „Het was voor een toneel
speelster destijds erg moeilijk. We ver
dienden nauwelijks iets, vooral dan zij die
de Toneelschool niet haalden. Overal leen
den we geld. We hadden grote schulden.
Ja, dat is tegenwoordig gelukkig heel
wat beter. Nu krijgen de actrices een vast
salaris, enfin dat weet u ook wel".
„Of ik zelf nog wel eens speel?" Ze trekt
de scherpe wenkbrauwen even op. „Nee,
zelden. Het kan me eigenlijk niets sche
len. Zelfs vroeger deed het me niet zo
veel. Ik was geloof ik nooit helemaal ze
ker van mezelf en haast altijd een beetje
bang". Ze lacht wat verlegen.
INEENS kan ik me haar heel goed op
het toneel voorstellen: een heel mooie
vrouw met een zachte, ietwat aarzelende
stem. „Wat ik wél erg leuk vond was
Elckerlyc spelen in Delft. Dat heb ik een
paar jaar geleden tijdens het Holland Fes
tival gedaan, toen Lous Hensen onver
wacht ziek werd. Dat in de openlucht spe
len was prettig. En ook dat reizen viel
wel mee. Weet je, ik haat dat trekken door
de provincie in die bussen". Inderdaad kan
ik me mevrouw De Meester moeilijk voor
stellen in een hobbelende bus. Nee. ze past
veel meer in deze entourage: ruime zon
nige kamers met veel boeken en een
prachtig uitzicht.
„Ik lees veel, maar wel van alles. Ik
ben net een vuilnisvat, ik stop er van alles
in. Het huishouden vind ik helemaal niet
naar. Ik beschouw het als een soort gym
nastiekles. Elke dag doe ik trouw mijn
oefeningetjes. We hebben zestig meter
boeken. Dat heb ik gewoon eens geteld,
toen ik aan het afstoffen was. Als ik sta
te strijken of sta te wassen zet ik de ra
dio aan, dan gaat alles veel vlugger. Met
de kinderen doen we eigenlijk van alles".
Als mevrouw De Meester over deze ge
wone dingen praat, dus over het huishou
den, de radio en de kinderen, is ze heel
anders. Ze vertelt levendig en veel vlug
ger. Het zijn de onderwerpen, die haar
boeien, 's Zomers ga ik met ze zwemmen,
ze kunnen het allebei nog niet. Floris Jo
han Flo is net een rat. Hij komt zel
den boven water. Hij heeft een slag om op
te schieten. Eduard Jan Ed spartelt
alleen nóg maar. Vaak gaan we ook Chi
nees met ze eten. Soms ga ik ook weieens
met ze in een, lunchroom zitten. Dat vinden
ze fijn. Alles is zo groot en er is een or
kest. Wil je misschien nog even de kin
derkamer zien?"
WE LOPEN de lange gang door. We ko
men in een haast even lichte kamer, maar
dit is écht een kinderkamer. Overal staan
beesten, boten, verfdozen, of hangen ge
kleurde tekeningen aan de muur. Op de
schoorsteen staat een ruimteschip. Me
vrouw De Meester pakt het en demon
streert het op de grond. Er moet iets uit
springen, maar het doet niets. Waar-
CEEN CEZOEK MEER IN
DONKERE KASTEN!
Een buitengewoon handig nieuwtje op
verlichtingsgebied zijn de zogenaamde
veercontactlampen die men tegenwoordig
bijna overal kan kopen. Zij worden aan
gebracht als inwendige verlichting in kas
ten en andere bergruimten, die met deuren
afgesloten plegen te worden. Wanneer de
kastdeur geopend wordt, springt er een
veer terug en de lamp gaat branden, zo
dat men het interieur in de kast gemakke
lijk kan overzien. Wordt de deur gesloten,
dan verbreekt de veer het contact weer en
dc lamp gaat uit. Wie het vaak hopeloze
gezoek in donkere kasten moe is, kan zich
voor weinig geld een dergelijke verlichting
laten aanleggen door een erkend elektri
cien. Zélf doen moet in verband met kort-
sluitings- en brandgevaar ten sterkste
ontraden worden. Ook voor theemeubels
keukenkastjes e.d. biedt het systeem vele
voordelen. Daar meestal met een zwak
lampje volstaan kan worden (25 tot 40
watt) zijn de kosten van het stroomver
bruik te verwaarlozen.
schijnlijk is het kapot. Ze schopt er even de haren en zeegroene ogen, dat straks vlug
tegen en laat het dan midden in de kamer op het balkon gaat staan om over het grij-
staan. Ze loopt naar de apen, ze noemt ze ze water, de boten en de blauwe tram heen
allemaal bij hun naam en trekt ze aan hun te kijken of Eduard Jan en Floris Johan
lange oren en aan hun staart. Als ze dat nog niet uit school komen hollen,
doet is mevrouw De Meester net nog een
heel jong meisje, een meisje met verwar- Eva hoornik
OP donderdagavond 26 maart zal een
Parijse krantenverkoopster haar trieste
levensgeschiedenis voor de microfoon van
de Franse omroep komen vertellen. Het is
Zouzou. die al jaren een bekende ver
schijning op de boulevard tussen de Place
de l'Etoile en de Place des Ternes is. Ik
heb alleraardigste klanten, zegt ze om zich
te verzoenen met haar tegenslag in het
leven. Want Zouzou heeft betere dagen
gekend in de dagen dat haar moeder,
Ëmillienne d'Alencon. een gevierde vrouw
van de wereld was. Haar vader was Emile
Duhard, maar ze heeft hem aleen uit de
verte in een loge van de Odeonschouw-
burg gezien. Mathe d'Alengon werd in een
Engels pension opgevoed, woonde later in
een klein appartement in het zestiende
arrondissement, dat door haar moeder was
gehuurd. Dat is in de dagen van „la belle
époque" geweest, toen de beste jockeys de
paarden van d'Alcngon op renbanen van
Auteuil en Lonchamp reden. In de winter
verhuisden Emilienne d'Alengon en haar
dochter naar Monte Carlo, waar ze elke
avond duizend francs (vijfhonderd gulden!)
aan Haar dochter gaf om roulette te spelen.
Marthe verscheen overigens nooit op de
Parijse partijtjes van haar moeder, om
redenen die men wel kan gissen. Eén keer
slechts mocht zij zich temidden van de
gasten bewegen, onder wie de Spaanse
Infante, vorst Yossoupov, dezelfde die
Raspoetin terecht zou laten stellen, Mistin-
quettOm tien uur 's avonds werd
Marthe weggestuurd. Wat er daarna wel
gebeurde? Joost mag het weten, geeft
Zouzou ten antwoord. Toen stierf Jacques
Hennessy, de beschermer van de mooie
Emilliene, wier laatste jaren een aaneen
schakeling van ellende waren: weg rij
tuigen en juwelen, verkocht de mooie hui
zen en het' landgoed in Maisons-Laffitte.
Niemand volgde Emilienne op haar laat
ste tocht naar een verlaten graf in Monaco
waar zelfs geen bloem van enig medeleven
getuigde. Zo werd haar dochter Marthe
overgeleverd aan de armoede. Zij nam
eerst haar intrek in een kamer van een
vroeger dienstmeisje van haar moeder,
was enige tijd gouvernante bij rijke Ame
rikaanse families. Op een dag wist ze niet
meer hoe aan de kost te komen. Ze nam
een pak kranten en schreeuwde de vijf-
kolomskopperf over de Parijse boulevards.
En dat doe ik nu nogzegt ze be
rustend. De titel van het programma
„Le bureau des rêves perdus" doet
schrijnend aan met betreking tot deze lij
densweg van een oude, zieke vrouw, die
nog teert op haar verloren illusies, haar
hart gevuld met de steeds vager wordende
herinneringen. Toch beklaagt Zouzou zich
niet: zij is alleen, arm, maar ook vrij. Men
luistere donderdag 26 maart. 22.10 uur.
naar Frankrijk II over de golflengten 358,
259 en 218 meter.
LONDEN (UPI) Kitty'sbloemen-
winkeltje bij Charing Cross in Lon-den
gaat verdwijnen om plaats te maken
voor nieuwe gebouwen. Het kleine win
keltje, waar vroeger George Bernard
Shaw en Charlie Chaplin wel eens een
tuiltje kochten, werd deze week ge
sloten na een „bloeitijd" van vijfen
dertig jaar. De eigenares, Kitty Bailey,
zestig jaar, ging naar huis. Het winkeltje
kon zelfs niet gered worden door inter
ventie van een vooraanstaande figuur
als de dirigent Sir Adrian Boult, die
ook een vaste klant van Kitty was.
Kitty, die nooit getrouwd is geweest,
gaf de jongemannen, die bij haar boe
ketjes kochten, steevast goed raad. Zij
vindt dat zij zodoende neel heeft bij
gedragen tot. het stand komen van huwe
lijken. Enkele blokken vrni hel winkeltje
verwijderd wordt de. traditie levend ge
houden in een muzikale vorm: het is
de muzikale komedie „My fair lady"
over het Londense bloemenmeisje Elsa
Doolittle, dat door Shaw in „Pyg
malion" onsterfelijk is gemaakt.
(Van onze correspondent in Brussel)
IN Leuven. Gent, Brussel en Luik
studeren meer dan twintigduizend jonge
Belgen van beiderlei kunne. Er wordt
gezegd, dat velen van hen te veel dan
sen. De rector-magnificus in Leuven
heeft al een paar keer gevraagd wat
minder danspartijtjes te organiseren.
In Brussel heeft de rector de studenten
leiders bij elkaar geroepen om hen te
wijzen op het verkeerde inzicht, dat de
burgers van de hoofdstad krijgen, als
zij jaarlijks een bandeloze studenten--,
stoet in de straten zien voorbijtrekken,
waarbij het verkeer wordt lamgelegd.
De avondpartijtjes van mannelijke
studenten onder elkaar worden meer
en meer verdrongen door de dansfees
ten. De presidenten van de diverse
studentenclubs concurreren met elkaar
wie de bestgeslaagde fuif van het sei
zoen geeftmet de meeste en char-
manste vrouwelijke studenten. Er ont
breekt alleen nog maar een „Miss
Universiteit" aan! Het hoeft dus nie
mand te verwonderen, dat de profes
soren af en toe de wenkbrauwen fron
sen. Een bekende Belgische hoogleraar
zei ons dan ook: „Men moet hopen, dat
de verdergaande democratisering van
het hoger onderwijs ook het aantal
werkstudenten zal zien toenemen. Niet
alleen, omdat hierdoor de ouders zich
minder beperkingen moeten opleggen
om zoonlief te laten studeren, maar
tevens omdat het vroegtijdig contact
met het bedrijfsleven de studenten
zeker niet zal schaden". Een enquête
heeft bewezen dat een zeer groot ge
deelte der studenten aan de Vlaamse
universiteiten en hoge scholen uit de
kleine middenstand en burgerij afkom
stig is. Studenten, die na eeri nacht
feest de colleges verzaken, worden in
België „brossers" genoemd. Velen van
hen halen een „buis". Dat wil zeggen:
zij zakken voor hun examen. Jaarlijks
wordt een derde van alle studenten af
gewezenEn al zal dat niet alleen
door het „brossen" en „salamanderen"
komen, men maakt zich toch bezorgd
over de danswoede.
Vrijwel iedere plantenliefhebber houdt
van mooie snijbloemen. Men treft ze veel
aan onder de overblijvende of vaste tuin
planten. Nu is het de tijd om vaste planten
te bestellen. Voor de zomer bloeien ze
volop. Bij het poten moet u er vooral om
denken dat de grond goed los gespit moet
worden. Druk de aarde na het poten flink
vast: ze moet overal tussen de wortels zit
ten, zodat de plant niet zweeft. Trollius of
globebloem is een mooie overblijvende
tuinplant; de dubbele gele bloemen doen
wel een beetje denken aan grote boter
bloemen of dotterbloemen; ze behoren
trouwens ook tot dezelfde familie. De trol
lius wordt veel voor snijbloem gekweekt.
Ze groeit het best in een kleiachtige grond
soort; in schrale grondsoorten zal men
er niet zoveel plezier van hebben; mengt
u ze echter met oude stalmest of compost
dan zal het nog wel gaan. Geef in de zo
mermaanden een lichte overbemesting; de
bekende tuin- en gazonkorrelmest komt
hiervoor in aanmerking.
G. Kromdijk
IN de slaapkamer van mannetje Pip
hing een kalender met een blaadje voor
elke dag. Iedere morgen bij het op
staan, keek het mannetje het eerst
naar de kalender. De hoeveelste heb
ben we vandaag? vroeg hij en dan:
O., de negentiende februari? Is het
echt niet de twintigste? Dan zouden we
al weer een stukje dichter bij de lente
zijn. Maar de kalender stond op de ne
gentiende en daar moest mannetje Pip
zich aan houden. Hij sprong uit zijn
bedje, trok haastig zijn ochtendjas aan
en iiep naar het venster. Buiten bedek
te een dikke sneeuwlaag het bos. Hij
waste zich vlug, want het was erg koud
in zijn slaapkamertje en daarna ging
hij naar beneden om het vuur op te ra
kelen en er nieuw hout op te doen
Omdat het koud was, besloot hi.;
thuis te blijven met een boekje voor
de winterdag.
De morgen ging zo snel voorbij. Toen
de koekoek in het bos tw.aalf keer zijn
naam riep, wist Pip dat het middag
was. Hij maakte een kopje geurige
mannetjeskoffie, sneed een dikke plak
snijkoek af en at langzaam en bedacht
zaam, af en toe naar buiten kijkend of
de sneeuw er nog was. Had ik nu
maar een weerberichtje, dacht Pip, dan
kon ik weten of het gaat dooien-
Maar hij had geen weerberichtje. Ik
zal maar afwachten, besloot hij. Mis
schien is de lente al heel dichtbij. Je
kunt nooit weten hoe dicht. Misschien
zijn de sneeuwklokjes al uit de grond
gekomen.
Weet je wat! Ik ga kijken of de sneeuw
klokjes er al zijn! Hij deed gauw een
dikke das om, trok de kraag van zijn
winterjas hoog over zijn oren en stapte
naar buiten. Joeijoei, riep hij, wat
is de sneeuw koud! Toen keek hij naar
beneden; hij liep nog op zijn blote voe
ten. Gauw keerde hij terug naar binnen
en deed zijn laarzen aan. Toen ging hij
op weg. Zijn adem steeg als een klein
wolkje voor hem uit.
OP EEN PLEKJE, niet zo heel ver
weg en ook weer niet zo heel dichtbij,
bleef mannetje Pip staan. Hij haalde
zijn Bos-Atlasje te voorschijn. Ja hoor,
hier moest hij zijn! Je kon het op de
kaart lezen: Sneeuwklokjes, stond er.
bloeitijd in januari en februari. Nou
maar goed kijken, zei Pip. Hij tuur
de en tuurde, maar er viel geen
sneeuwklokje te bekennen. Heb ik
me dan vergist? dacht hij. Opnieuw
raadpleegde hij zijn atlasje. Hij was
juist van plan om onverrichterzake
•naar huis terug te gaan, toen er een
konijn voorbijkwam. Barend, heette
het en het had erge haast, want het
was bang om opgegeten te worden
door de vos.
Hé konijn, riep mannetje Pip, waar
ga jij zo gauw naar toe?
Ik ga naar huis, antwoordde het ko
nijn, ik ben bang om opgegeten te wor
den door de vos.
Is de vos er dan? vroeg mannetje
Pip.
Hij zou er kunnen zijn, mannetje
Pip, zei het konijn. Maar wat doe jij
hier? Ben je de weg kwijt? Je kijkt
net of je de weg kwijt bent.
Acht, konijn, zei mannetje Pip, ik
sta hier alleen, omdat ik naar sneeuw
klokjes zoek. Op mijn atlasje kan ik ze
wel vinden. Maar ze zijn nog niet uit
de grond gekomen en dat is vreemd
want het is al eind februari.
Ja, er gebeuren wel meer vreemde
dingen in de wereld, antwoordde het
konijn. Zijn er nog geen sneeuw
klokjes, zeg je? Misschien hebben ze
nog geen zin om uit de grond te ko
men. Misschien zijn ze wel bang dat ze
verkouden worden.
Maar gek konijn, riep mannetje
Pip, sneeuwklokjes worden niet verxou-
den!
Het konijn dacht een ogenblikje diep
na. Nu je het zegt, ja, daar kan je.
wel eens gelijk in hebben, zei het. Hé,
daar heb ik eigenlijk nooit eerder aan
gedacht.
Toch, zei Pip, zou het best kunnen
zijn, dat ze ineens, roets, hun kopjes
boven de sneeuw uitsteken. Dat wil ik
zo graag zien, weet je. Heb je zin om
met me te wachten tot je ze ineens,
roets, hun kopje boven de sneeuw uit
steken?
Zin wel, zei het konijn, als het maar
niet te lang duurt. Ik zou niet graag
willen dat de vos de. lucht van me
kreeg.
Goed, 'zei Pip. Weet je wat? We
doen allebei onze ogen dicht en dan tel
ik tot drie.
Waarom? vroeg Barend.
Omdat ik dat erg leuk vind, Barend.
Ik ook, zei Barend. Ga maar tel
len, Pip. Ik doe mijn^ogen dicht.
Ze deden hun ogen dicht en mannetje
Pip telde: een-twee-drie en toen deden
ze hun ogen weer open, maar er waren
nog geen sneeuwklokjes. We zullen het
nog eens proberen, zei Pip en toen
kneep hij opnieuw zijn ogen stijf dicht
en Pip telde: een-twee-drie .vier-vijf-
zes.. zeven (dat was om het wat langer
te rekken), tien-elf, twaalf. Hij open
de zijn ogen. Nee, de sneeuwklokjes
waren er nog niet. Jammer, hè Ba
rend, zei mannetje Pip, maar hij kreeg
geen antwoord. Waar net nog Barend
het konijn had gestaan zag hij nu alleen
maar de afdrukken van zijn pootjes in
de sneeuw. Barend, het konijn, was
verdwenen
Goedenmiddag mannetje Pip, hoor
de hij ineens een stem achter zich. Ge
schrokken draaide mannetje Pip zich
om. Daar stond Reintje de vos en hij
lachte erg vriendelijk naar Pip en hij
keek hem aan met heel onschuldige
ogen en hij likte zijn bek. Koud
weertje, hè, mannetje Pip, zei de vos.
Mannetje Pip stond sprakeloos. Koud
weertje., zei hij toen, koud weertje.,
hoe durf jij, lelijke vos, nog tegen mij
te praten, terwijl je net mijn goede
vriend, Barend, het konijn hebt opge
geten!
Wie heb ik opgegeten? vroeg de vos.
Barend, riep Pip, mijn vriend het ko
nijn! Wou je me soms nog wijsmaken
dat je het niet hebt gedaan?
Was die hier dan? vroeg de vos.
Jazeker was die hier, antwoordde
Pip. Ik stond net nog met hem te
praten. En nu zit hij in jouw buik.
O., ik moet er niet aan denken, zei
de vos
Deed je dat maar, zei Pip, deed je
dat maar. Wat ben jij slecht, vos. Ko
nijnen opeten! Je moest je schamen!'
Het is dat ik maar een mannetje ben en
niet zo sterk en zo vlug ben als jij,
maar anders..
Anders wat?.zei de vos, terwijl hij
dreigend naderbij kwam.
Pas op, vos, zei Pip, zie je niet dat
ik boos ben?
Ja, zei de vos
Als ik boos ben, ben ik niet gemak
kelijk, zei mannetje Pip.
De vos keek het mannetje onderzoe
kend aan. Ben je sterk als je boos
bent? vroeg hij.
Vreselijk, antwoordde Pip.
Hoe sterk?
Als ik boos ben, dan kan ik wel een
olifant omgooien, zo, met zijn poten in
de lucht.
Dat is niet mis, beaamde de vos.
En een leeuw, een leeuw bind ik ge
woon met zijn staart vast aan een boom.
Goeie genade, zei de vos en hij deed
gauw een stapje achteruit.
En weet je wat ik met een vos doe?
Met een vos hoef ik eigenlijk maar heel
weinig te doen. Ik kijk hem alleen
maar aan en dan gaat hij vanzelf smel
ten.
Wat zeg je! riep de vos.
O, ik wou dat er nu een vos in de
buurt was, zei mannetje Pip, dan zou
je kunnen zien hoe ik het doe. Maar
wacht, ben jij niet een vos? Ja! Blijf
maar staan, vos. Loop maar niet weg!
Je hoeft me alleen maar aan te kijken.
Ik laat je smelten en je voelt er niets
van.
Maar de vos dacht er niet aan om man
netje Pip aan te kijken. Hij liep weg,
zo hard hij kon. In een ogenblik was
hij verdwenen. Toen mannetje Pip hem
zag gaan, begon hij vrolijk te lachen.
Nu ben ik nog slimmer dan een vos
geweest! riep hij.
Het volgende ogenblik werd hij vrese
lijk bedroefd. Arme Barend, zei hij,
arm konijn. Nu zit je in de buik van
de vos.De tranen sprongen mannetje
Pip in de ogen.
Toen gebeurde er plotseling iets heel
vreemds. De sneeuw, vlak voor de voe
ten van mannetje Pip, begon te bewe
gen. Twee kraaloogjes werden zicht
baar. Daarna een snuitje, toen kwam
een konijnekop te voorschijn. En in
eens.. stond daar Barend, het konijn!
Mannétje Pip kon zijn ogen niet gelo
ven. Barend, ben je daar werkelijk,
riep hij, ben je dan niet opgegeten dooi
de vos?
Nee mannetje Pip, zei Barend.
Maar hoe kan dat dan Barend?..
Nou mannetje Pip, dat is heel een
voudig. Jij telde tot drie; weet je wel.
Ineens kreeg ik de lucht van de vos in
mijn neus. Ik dacht: maak dat je weg
komt, konijn. Maar waar kon ik heen?
Ik kon me alleen maar verstoppen on
der de sneeuw. Dat heb ik toen gedaan.
Ik had geen tijd meer om je te waar
schuwen .Vind je het erg, dat ik je met
de vos alleen heb gelaten. Je bent niet
bang geweest, hè. Je hebt hem wegge
jaagd.
Ja Barend, die zal je voorlopig niet
meer zien. En Pip vertelde alles wat
hij tegen de vos had gezegd en Barend
moest zijn buik vasthouden van het
lachen. Intussen hadden zij geen van
beiden oog voor wat er om hen heen
gebeurde. Hé, zei Pip ineens, wat is
dat toch voor een leuk geluid. Het lijkt
wel of er ergens klokjes luiden
En toen zagen ze het! Op het kleine
plekje voor hen, precies op de plaats,
die op de kaart stond aangegeven, wa
ren wel honderd sneeuwklokjes uit de
grond gekomen! Hun kleine kopjes bo
gen vriendelijk naar de aarde, hun kle
peltjes klingelden met fijne, kleine
klanken, telkens wanneer de wind ze
bewoog. Het was een verrassing zo
groot als Pip zelf nooit had kunnen be
denkenPIERRE EGO
Pas de dekseltjes zo op de dóosjes, dat
er woordjes op komen te staan. Als ze
er allemaal goed op passen, kun je op
de dekseltjes iets lezen, dat kinderen
heerlijk vinden in de winter.