UtOUia VOOR JULLIE Dagelijkse hoofdrol op het huiselijk toneel KABOUTERMANNETJE PIP ZOEKT SNEEUWKLOKJES Voor de Kroniek van een krantenverkoopster Slobebloem Erbij Voor kettinggangsters Opvouwbare douchecel Londen zonder Kitty BELGISCHE STUDENTEN DANSEN TEVEEL DOOSJE-DEKSELTJE ZATERDAG 14 MAART 1959 t MEVROUW Edy de Meester praat het liefst over de gewone dingen van het da gelijks leven, over haar man Johan de Meester, over haar kinderen Eduard Jan en Floris Johan en over haar huis, een mooie flat aan de Amstel in Amsterdam. Het is vol licht in de grote kamers. De openslaande deuren staan wijd open. Wa lopen naar het balkon. Voor ons stroomt de Amstel, een brede grijze rivier, het grijs hier en daar lichter, glinsterend als de zon erop schijnt. Aan beide kanten lig gen boten. Een oude vrouw bukt zich. haalt wasgoed uit een mand en hangt het aan een lijn. Een paar opgeschoten jongens fietsen haar fluitend voorbij. Rechts rijdt een blauwe tram de brede stenen brug over, links is de grijze kerktoren en de ge le magere brug. We zeggen niets, kijken alleen. Ik weet niet of mevrouw ^e Mees ter ook dit alles ziet. Ze staat geleund te gen de muur. Haar haar is net als de ri vier: wat verwarrend en hier en daar iets lichter, net alsof de zon ermee speelt. Ze glimlacht wat voor zich heen. Haar ogen soms groen soms héél licht blauw en haar helrode mond lachen mee. We gaan naar binnen. En dan praat mevrouw De Meester, om dat het haar gevraagd wordt tóch over haar vroegere leven, over de tijd dat ze als Edy de Boer naar de Toneelschool ging. „Ik was nog ontzettend jong. Zes tien of zeventien jaar. Het eerste jaar was erg leuk. Het tweede minder. Het was Sneeuwkettingen voor autobanden zijn zelfs in het winterse verkeer in Nederland doorgedrongen. Gek eigenlijk, dat men er nooit eerder aan gedacht heeft iets der gelijks ook ten behoeve van voetgangers op gladde paden te vervaardigen. Dank zij een Duitse firma zijn ze er toch gekomen. Ze zijn door een speciale samenstelling van het materiaal bijzonder licht. Wij zullen ze gelukkig dit jaar niet meer nodig hebben, tenzij voor wintersport in den vreemde. Voor iets meer dan honderd gulden kun nen kleinbehuisden eigenaar worden van deze opvouwbare douchecel, die in enkele minuten bijvoorbeeld in de keuken kan worden opgezet of gedemonteerd. Het is een Nederlandse constructie die bestaat uit een metalen bak met een grondvlak van 72 x 95 centimeter. In de vier hoeken van de opstaande rand wordt het geraam te van metalen stijlen geplaatst, dat de gordijnbeugel met het plastic schuifgor dijn draagt. Een handdouche, aangesloten op de keukengeijser, wordt aan de boven zijde van een der buizen bevestigd; de af- voerslang moet via een muurbuisje, dat de leverancier eventueel voor u aanbrengt in de straatput uitmonden. In opgevouwen toestand neemt deze draagbare douchecel zo weinig ruimte in dat zij in iedere hang kast past of gewoon aan een paar haken in de keukenmuur opgehangen kan worden. toen oorlog, we kregen nauwelijks les meer. We zaten ongeveer met zijn dertie nen in de klas... Bep Versluys, Truus Dekker, Piet Franse, Henny Orri en Diny de Neef onder anderen. Meestal zaten we op de trap, praatten wat en rookten el- kaars sigaretten. De meeste lei-aren wa ren er niet. De bussen en trams gingen niet meer. Dat jaar bleven we haast al lemaal zitten. Ik kreeg toen een auditie bij Comedia en werd aangenomen. Ik heb daar ongeveer drie jaar gespeeld. Mijn eerste grote rol vertolkte ik op mijn acht tiende. Mijn man heb ik daar leren ken nen. Hij kwam uit Den Haag bij ons re gisseren. Ik weet nog goed, dat hij een wit poedeltje bij zich had en mij vroeg dat te bewaren. Dat vond ik geweldig!1' Ze lacht een beetje uitdagend nu. Dat past wel bij haar, ze is dan nog mooier. Als mevrouw De Meester dit vertelt, kijkt ze soms naar buiten. Het is net alsof ze niet meeleeft met wat ze vertelt, alsof het haar niet meer bezighoudt. Ze gaat wat stroef verder. „Het was voor een toneel speelster destijds erg moeilijk. We ver dienden nauwelijks iets, vooral dan zij die de Toneelschool niet haalden. Overal leen den we geld. We hadden grote schulden. Ja, dat is tegenwoordig gelukkig heel wat beter. Nu krijgen de actrices een vast salaris, enfin dat weet u ook wel". „Of ik zelf nog wel eens speel?" Ze trekt de scherpe wenkbrauwen even op. „Nee, zelden. Het kan me eigenlijk niets sche len. Zelfs vroeger deed het me niet zo veel. Ik was geloof ik nooit helemaal ze ker van mezelf en haast altijd een beetje bang". Ze lacht wat verlegen. INEENS kan ik me haar heel goed op het toneel voorstellen: een heel mooie vrouw met een zachte, ietwat aarzelende stem. „Wat ik wél erg leuk vond was Elckerlyc spelen in Delft. Dat heb ik een paar jaar geleden tijdens het Holland Fes tival gedaan, toen Lous Hensen onver wacht ziek werd. Dat in de openlucht spe len was prettig. En ook dat reizen viel wel mee. Weet je, ik haat dat trekken door de provincie in die bussen". Inderdaad kan ik me mevrouw De Meester moeilijk voor stellen in een hobbelende bus. Nee. ze past veel meer in deze entourage: ruime zon nige kamers met veel boeken en een prachtig uitzicht. „Ik lees veel, maar wel van alles. Ik ben net een vuilnisvat, ik stop er van alles in. Het huishouden vind ik helemaal niet naar. Ik beschouw het als een soort gym nastiekles. Elke dag doe ik trouw mijn oefeningetjes. We hebben zestig meter boeken. Dat heb ik gewoon eens geteld, toen ik aan het afstoffen was. Als ik sta te strijken of sta te wassen zet ik de ra dio aan, dan gaat alles veel vlugger. Met de kinderen doen we eigenlijk van alles". Als mevrouw De Meester over deze ge wone dingen praat, dus over het huishou den, de radio en de kinderen, is ze heel anders. Ze vertelt levendig en veel vlug ger. Het zijn de onderwerpen, die haar boeien, 's Zomers ga ik met ze zwemmen, ze kunnen het allebei nog niet. Floris Jo han Flo is net een rat. Hij komt zel den boven water. Hij heeft een slag om op te schieten. Eduard Jan Ed spartelt alleen nóg maar. Vaak gaan we ook Chi nees met ze eten. Soms ga ik ook weieens met ze in een, lunchroom zitten. Dat vinden ze fijn. Alles is zo groot en er is een or kest. Wil je misschien nog even de kin derkamer zien?" WE LOPEN de lange gang door. We ko men in een haast even lichte kamer, maar dit is écht een kinderkamer. Overal staan beesten, boten, verfdozen, of hangen ge kleurde tekeningen aan de muur. Op de schoorsteen staat een ruimteschip. Me vrouw De Meester pakt het en demon streert het op de grond. Er moet iets uit springen, maar het doet niets. Waar- CEEN CEZOEK MEER IN DONKERE KASTEN! Een buitengewoon handig nieuwtje op verlichtingsgebied zijn de zogenaamde veercontactlampen die men tegenwoordig bijna overal kan kopen. Zij worden aan gebracht als inwendige verlichting in kas ten en andere bergruimten, die met deuren afgesloten plegen te worden. Wanneer de kastdeur geopend wordt, springt er een veer terug en de lamp gaat branden, zo dat men het interieur in de kast gemakke lijk kan overzien. Wordt de deur gesloten, dan verbreekt de veer het contact weer en dc lamp gaat uit. Wie het vaak hopeloze gezoek in donkere kasten moe is, kan zich voor weinig geld een dergelijke verlichting laten aanleggen door een erkend elektri cien. Zélf doen moet in verband met kort- sluitings- en brandgevaar ten sterkste ontraden worden. Ook voor theemeubels keukenkastjes e.d. biedt het systeem vele voordelen. Daar meestal met een zwak lampje volstaan kan worden (25 tot 40 watt) zijn de kosten van het stroomver bruik te verwaarlozen. schijnlijk is het kapot. Ze schopt er even de haren en zeegroene ogen, dat straks vlug tegen en laat het dan midden in de kamer op het balkon gaat staan om over het grij- staan. Ze loopt naar de apen, ze noemt ze ze water, de boten en de blauwe tram heen allemaal bij hun naam en trekt ze aan hun te kijken of Eduard Jan en Floris Johan lange oren en aan hun staart. Als ze dat nog niet uit school komen hollen, doet is mevrouw De Meester net nog een heel jong meisje, een meisje met verwar- Eva hoornik OP donderdagavond 26 maart zal een Parijse krantenverkoopster haar trieste levensgeschiedenis voor de microfoon van de Franse omroep komen vertellen. Het is Zouzou. die al jaren een bekende ver schijning op de boulevard tussen de Place de l'Etoile en de Place des Ternes is. Ik heb alleraardigste klanten, zegt ze om zich te verzoenen met haar tegenslag in het leven. Want Zouzou heeft betere dagen gekend in de dagen dat haar moeder, Ëmillienne d'Alencon. een gevierde vrouw van de wereld was. Haar vader was Emile Duhard, maar ze heeft hem aleen uit de verte in een loge van de Odeonschouw- burg gezien. Mathe d'Alengon werd in een Engels pension opgevoed, woonde later in een klein appartement in het zestiende arrondissement, dat door haar moeder was gehuurd. Dat is in de dagen van „la belle époque" geweest, toen de beste jockeys de paarden van d'Alcngon op renbanen van Auteuil en Lonchamp reden. In de winter verhuisden Emilienne d'Alengon en haar dochter naar Monte Carlo, waar ze elke avond duizend francs (vijfhonderd gulden!) aan Haar dochter gaf om roulette te spelen. Marthe verscheen overigens nooit op de Parijse partijtjes van haar moeder, om redenen die men wel kan gissen. Eén keer slechts mocht zij zich temidden van de gasten bewegen, onder wie de Spaanse Infante, vorst Yossoupov, dezelfde die Raspoetin terecht zou laten stellen, Mistin- quettOm tien uur 's avonds werd Marthe weggestuurd. Wat er daarna wel gebeurde? Joost mag het weten, geeft Zouzou ten antwoord. Toen stierf Jacques Hennessy, de beschermer van de mooie Emilliene, wier laatste jaren een aaneen schakeling van ellende waren: weg rij tuigen en juwelen, verkocht de mooie hui zen en het' landgoed in Maisons-Laffitte. Niemand volgde Emilienne op haar laat ste tocht naar een verlaten graf in Monaco waar zelfs geen bloem van enig medeleven getuigde. Zo werd haar dochter Marthe overgeleverd aan de armoede. Zij nam eerst haar intrek in een kamer van een vroeger dienstmeisje van haar moeder, was enige tijd gouvernante bij rijke Ame rikaanse families. Op een dag wist ze niet meer hoe aan de kost te komen. Ze nam een pak kranten en schreeuwde de vijf- kolomskopperf over de Parijse boulevards. En dat doe ik nu nogzegt ze be rustend. De titel van het programma „Le bureau des rêves perdus" doet schrijnend aan met betreking tot deze lij densweg van een oude, zieke vrouw, die nog teert op haar verloren illusies, haar hart gevuld met de steeds vager wordende herinneringen. Toch beklaagt Zouzou zich niet: zij is alleen, arm, maar ook vrij. Men luistere donderdag 26 maart. 22.10 uur. naar Frankrijk II over de golflengten 358, 259 en 218 meter. LONDEN (UPI) Kitty'sbloemen- winkeltje bij Charing Cross in Lon-den gaat verdwijnen om plaats te maken voor nieuwe gebouwen. Het kleine win keltje, waar vroeger George Bernard Shaw en Charlie Chaplin wel eens een tuiltje kochten, werd deze week ge sloten na een „bloeitijd" van vijfen dertig jaar. De eigenares, Kitty Bailey, zestig jaar, ging naar huis. Het winkeltje kon zelfs niet gered worden door inter ventie van een vooraanstaande figuur als de dirigent Sir Adrian Boult, die ook een vaste klant van Kitty was. Kitty, die nooit getrouwd is geweest, gaf de jongemannen, die bij haar boe ketjes kochten, steevast goed raad. Zij vindt dat zij zodoende neel heeft bij gedragen tot. het stand komen van huwe lijken. Enkele blokken vrni hel winkeltje verwijderd wordt de. traditie levend ge houden in een muzikale vorm: het is de muzikale komedie „My fair lady" over het Londense bloemenmeisje Elsa Doolittle, dat door Shaw in „Pyg malion" onsterfelijk is gemaakt. (Van onze correspondent in Brussel) IN Leuven. Gent, Brussel en Luik studeren meer dan twintigduizend jonge Belgen van beiderlei kunne. Er wordt gezegd, dat velen van hen te veel dan sen. De rector-magnificus in Leuven heeft al een paar keer gevraagd wat minder danspartijtjes te organiseren. In Brussel heeft de rector de studenten leiders bij elkaar geroepen om hen te wijzen op het verkeerde inzicht, dat de burgers van de hoofdstad krijgen, als zij jaarlijks een bandeloze studenten--, stoet in de straten zien voorbijtrekken, waarbij het verkeer wordt lamgelegd. De avondpartijtjes van mannelijke studenten onder elkaar worden meer en meer verdrongen door de dansfees ten. De presidenten van de diverse studentenclubs concurreren met elkaar wie de bestgeslaagde fuif van het sei zoen geeftmet de meeste en char- manste vrouwelijke studenten. Er ont breekt alleen nog maar een „Miss Universiteit" aan! Het hoeft dus nie mand te verwonderen, dat de profes soren af en toe de wenkbrauwen fron sen. Een bekende Belgische hoogleraar zei ons dan ook: „Men moet hopen, dat de verdergaande democratisering van het hoger onderwijs ook het aantal werkstudenten zal zien toenemen. Niet alleen, omdat hierdoor de ouders zich minder beperkingen moeten opleggen om zoonlief te laten studeren, maar tevens omdat het vroegtijdig contact met het bedrijfsleven de studenten zeker niet zal schaden". Een enquête heeft bewezen dat een zeer groot ge deelte der studenten aan de Vlaamse universiteiten en hoge scholen uit de kleine middenstand en burgerij afkom stig is. Studenten, die na eeri nacht feest de colleges verzaken, worden in België „brossers" genoemd. Velen van hen halen een „buis". Dat wil zeggen: zij zakken voor hun examen. Jaarlijks wordt een derde van alle studenten af gewezenEn al zal dat niet alleen door het „brossen" en „salamanderen" komen, men maakt zich toch bezorgd over de danswoede. Vrijwel iedere plantenliefhebber houdt van mooie snijbloemen. Men treft ze veel aan onder de overblijvende of vaste tuin planten. Nu is het de tijd om vaste planten te bestellen. Voor de zomer bloeien ze volop. Bij het poten moet u er vooral om denken dat de grond goed los gespit moet worden. Druk de aarde na het poten flink vast: ze moet overal tussen de wortels zit ten, zodat de plant niet zweeft. Trollius of globebloem is een mooie overblijvende tuinplant; de dubbele gele bloemen doen wel een beetje denken aan grote boter bloemen of dotterbloemen; ze behoren trouwens ook tot dezelfde familie. De trol lius wordt veel voor snijbloem gekweekt. Ze groeit het best in een kleiachtige grond soort; in schrale grondsoorten zal men er niet zoveel plezier van hebben; mengt u ze echter met oude stalmest of compost dan zal het nog wel gaan. Geef in de zo mermaanden een lichte overbemesting; de bekende tuin- en gazonkorrelmest komt hiervoor in aanmerking. G. Kromdijk IN de slaapkamer van mannetje Pip hing een kalender met een blaadje voor elke dag. Iedere morgen bij het op staan, keek het mannetje het eerst naar de kalender. De hoeveelste heb ben we vandaag? vroeg hij en dan: O., de negentiende februari? Is het echt niet de twintigste? Dan zouden we al weer een stukje dichter bij de lente zijn. Maar de kalender stond op de ne gentiende en daar moest mannetje Pip zich aan houden. Hij sprong uit zijn bedje, trok haastig zijn ochtendjas aan en iiep naar het venster. Buiten bedek te een dikke sneeuwlaag het bos. Hij waste zich vlug, want het was erg koud in zijn slaapkamertje en daarna ging hij naar beneden om het vuur op te ra kelen en er nieuw hout op te doen Omdat het koud was, besloot hi.; thuis te blijven met een boekje voor de winterdag. De morgen ging zo snel voorbij. Toen de koekoek in het bos tw.aalf keer zijn naam riep, wist Pip dat het middag was. Hij maakte een kopje geurige mannetjeskoffie, sneed een dikke plak snijkoek af en at langzaam en bedacht zaam, af en toe naar buiten kijkend of de sneeuw er nog was. Had ik nu maar een weerberichtje, dacht Pip, dan kon ik weten of het gaat dooien- Maar hij had geen weerberichtje. Ik zal maar afwachten, besloot hij. Mis schien is de lente al heel dichtbij. Je kunt nooit weten hoe dicht. Misschien zijn de sneeuwklokjes al uit de grond gekomen. Weet je wat! Ik ga kijken of de sneeuw klokjes er al zijn! Hij deed gauw een dikke das om, trok de kraag van zijn winterjas hoog over zijn oren en stapte naar buiten. Joeijoei, riep hij, wat is de sneeuw koud! Toen keek hij naar beneden; hij liep nog op zijn blote voe ten. Gauw keerde hij terug naar binnen en deed zijn laarzen aan. Toen ging hij op weg. Zijn adem steeg als een klein wolkje voor hem uit. OP EEN PLEKJE, niet zo heel ver weg en ook weer niet zo heel dichtbij, bleef mannetje Pip staan. Hij haalde zijn Bos-Atlasje te voorschijn. Ja hoor, hier moest hij zijn! Je kon het op de kaart lezen: Sneeuwklokjes, stond er. bloeitijd in januari en februari. Nou maar goed kijken, zei Pip. Hij tuur de en tuurde, maar er viel geen sneeuwklokje te bekennen. Heb ik me dan vergist? dacht hij. Opnieuw raadpleegde hij zijn atlasje. Hij was juist van plan om onverrichterzake •naar huis terug te gaan, toen er een konijn voorbijkwam. Barend, heette het en het had erge haast, want het was bang om opgegeten te worden door de vos. Hé konijn, riep mannetje Pip, waar ga jij zo gauw naar toe? Ik ga naar huis, antwoordde het ko nijn, ik ben bang om opgegeten te wor den door de vos. Is de vos er dan? vroeg mannetje Pip. Hij zou er kunnen zijn, mannetje Pip, zei het konijn. Maar wat doe jij hier? Ben je de weg kwijt? Je kijkt net of je de weg kwijt bent. Acht, konijn, zei mannetje Pip, ik sta hier alleen, omdat ik naar sneeuw klokjes zoek. Op mijn atlasje kan ik ze wel vinden. Maar ze zijn nog niet uit de grond gekomen en dat is vreemd want het is al eind februari. Ja, er gebeuren wel meer vreemde dingen in de wereld, antwoordde het konijn. Zijn er nog geen sneeuw klokjes, zeg je? Misschien hebben ze nog geen zin om uit de grond te ko men. Misschien zijn ze wel bang dat ze verkouden worden. Maar gek konijn, riep mannetje Pip, sneeuwklokjes worden niet verxou- den! Het konijn dacht een ogenblikje diep na. Nu je het zegt, ja, daar kan je. wel eens gelijk in hebben, zei het. Hé, daar heb ik eigenlijk nooit eerder aan gedacht. Toch, zei Pip, zou het best kunnen zijn, dat ze ineens, roets, hun kopjes boven de sneeuw uitsteken. Dat wil ik zo graag zien, weet je. Heb je zin om met me te wachten tot je ze ineens, roets, hun kopje boven de sneeuw uit steken? Zin wel, zei het konijn, als het maar niet te lang duurt. Ik zou niet graag willen dat de vos de. lucht van me kreeg. Goed, 'zei Pip. Weet je wat? We doen allebei onze ogen dicht en dan tel ik tot drie. Waarom? vroeg Barend. Omdat ik dat erg leuk vind, Barend. Ik ook, zei Barend. Ga maar tel len, Pip. Ik doe mijn^ogen dicht. Ze deden hun ogen dicht en mannetje Pip telde: een-twee-drie en toen deden ze hun ogen weer open, maar er waren nog geen sneeuwklokjes. We zullen het nog eens proberen, zei Pip en toen kneep hij opnieuw zijn ogen stijf dicht en Pip telde: een-twee-drie .vier-vijf- zes.. zeven (dat was om het wat langer te rekken), tien-elf, twaalf. Hij open de zijn ogen. Nee, de sneeuwklokjes waren er nog niet. Jammer, hè Ba rend, zei mannetje Pip, maar hij kreeg geen antwoord. Waar net nog Barend het konijn had gestaan zag hij nu alleen maar de afdrukken van zijn pootjes in de sneeuw. Barend, het konijn, was verdwenen Goedenmiddag mannetje Pip, hoor de hij ineens een stem achter zich. Ge schrokken draaide mannetje Pip zich om. Daar stond Reintje de vos en hij lachte erg vriendelijk naar Pip en hij keek hem aan met heel onschuldige ogen en hij likte zijn bek. Koud weertje, hè, mannetje Pip, zei de vos. Mannetje Pip stond sprakeloos. Koud weertje., zei hij toen, koud weertje., hoe durf jij, lelijke vos, nog tegen mij te praten, terwijl je net mijn goede vriend, Barend, het konijn hebt opge geten! Wie heb ik opgegeten? vroeg de vos. Barend, riep Pip, mijn vriend het ko nijn! Wou je me soms nog wijsmaken dat je het niet hebt gedaan? Was die hier dan? vroeg de vos. Jazeker was die hier, antwoordde Pip. Ik stond net nog met hem te praten. En nu zit hij in jouw buik. O., ik moet er niet aan denken, zei de vos Deed je dat maar, zei Pip, deed je dat maar. Wat ben jij slecht, vos. Ko nijnen opeten! Je moest je schamen!' Het is dat ik maar een mannetje ben en niet zo sterk en zo vlug ben als jij, maar anders.. Anders wat?.zei de vos, terwijl hij dreigend naderbij kwam. Pas op, vos, zei Pip, zie je niet dat ik boos ben? Ja, zei de vos Als ik boos ben, ben ik niet gemak kelijk, zei mannetje Pip. De vos keek het mannetje onderzoe kend aan. Ben je sterk als je boos bent? vroeg hij. Vreselijk, antwoordde Pip. Hoe sterk? Als ik boos ben, dan kan ik wel een olifant omgooien, zo, met zijn poten in de lucht. Dat is niet mis, beaamde de vos. En een leeuw, een leeuw bind ik ge woon met zijn staart vast aan een boom. Goeie genade, zei de vos en hij deed gauw een stapje achteruit. En weet je wat ik met een vos doe? Met een vos hoef ik eigenlijk maar heel weinig te doen. Ik kijk hem alleen maar aan en dan gaat hij vanzelf smel ten. Wat zeg je! riep de vos. O, ik wou dat er nu een vos in de buurt was, zei mannetje Pip, dan zou je kunnen zien hoe ik het doe. Maar wacht, ben jij niet een vos? Ja! Blijf maar staan, vos. Loop maar niet weg! Je hoeft me alleen maar aan te kijken. Ik laat je smelten en je voelt er niets van. Maar de vos dacht er niet aan om man netje Pip aan te kijken. Hij liep weg, zo hard hij kon. In een ogenblik was hij verdwenen. Toen mannetje Pip hem zag gaan, begon hij vrolijk te lachen. Nu ben ik nog slimmer dan een vos geweest! riep hij. Het volgende ogenblik werd hij vrese lijk bedroefd. Arme Barend, zei hij, arm konijn. Nu zit je in de buik van de vos.De tranen sprongen mannetje Pip in de ogen. Toen gebeurde er plotseling iets heel vreemds. De sneeuw, vlak voor de voe ten van mannetje Pip, begon te bewe gen. Twee kraaloogjes werden zicht baar. Daarna een snuitje, toen kwam een konijnekop te voorschijn. En in eens.. stond daar Barend, het konijn! Mannétje Pip kon zijn ogen niet gelo ven. Barend, ben je daar werkelijk, riep hij, ben je dan niet opgegeten dooi de vos? Nee mannetje Pip, zei Barend. Maar hoe kan dat dan Barend?.. Nou mannetje Pip, dat is heel een voudig. Jij telde tot drie; weet je wel. Ineens kreeg ik de lucht van de vos in mijn neus. Ik dacht: maak dat je weg komt, konijn. Maar waar kon ik heen? Ik kon me alleen maar verstoppen on der de sneeuw. Dat heb ik toen gedaan. Ik had geen tijd meer om je te waar schuwen .Vind je het erg, dat ik je met de vos alleen heb gelaten. Je bent niet bang geweest, hè. Je hebt hem wegge jaagd. Ja Barend, die zal je voorlopig niet meer zien. En Pip vertelde alles wat hij tegen de vos had gezegd en Barend moest zijn buik vasthouden van het lachen. Intussen hadden zij geen van beiden oog voor wat er om hen heen gebeurde. Hé, zei Pip ineens, wat is dat toch voor een leuk geluid. Het lijkt wel of er ergens klokjes luiden En toen zagen ze het! Op het kleine plekje voor hen, precies op de plaats, die op de kaart stond aangegeven, wa ren wel honderd sneeuwklokjes uit de grond gekomen! Hun kleine kopjes bo gen vriendelijk naar de aarde, hun kle peltjes klingelden met fijne, kleine klanken, telkens wanneer de wind ze bewoog. Het was een verrassing zo groot als Pip zelf nooit had kunnen be denkenPIERRE EGO Pas de dekseltjes zo op de dóosjes, dat er woordjes op komen te staan. Als ze er allemaal goed op passen, kun je op de dekseltjes iets lezen, dat kinderen heerlijk vinden in de winter.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 17