Mode
Vijf exposities in het Stedelijk Museum
Genuanceerd spel van Marie-Thérèse
Fourneau in Ravel's pianoconcert
Culturele Raad Noordholland
ontplooide vele initiatieven
Jaarverslag 1958
Victor Clowez dirigeert N.Ph.O.
9
Culturele dag in Zandvoort en Haarlem is
gewijd aan „Kunst, kunstenaar en publiek
Georganiseerd overleg voor
onderwijzend personeel
Algemene commissie thans
samengesteld
Ereburger van Uithoorn
J. L. Top vijfentwintig jaar
bij het P.E.N.
Zendtijdtoewijzing voor
politieke partijen
WOENSDAG 18 MAART 1959
DE CULTURELE RAAD Noordholland is blijkens zijn jaarverslag over 1958 niet
ontevreden over hetgeen er in het afgelopen jaar is bereikt op het stuk van coördi
nerend en activerend werk op cultureel gebied, al blijven er ook thans nog vele
wensen onvervuld. Zo constateert het verslag met voldoening, dat ondanks de
bestedingsbeperking de op de culturele raden betrekking hebbende subsidiepost op de
rijksbegroting voor 1959 hoger gesteld is dan op die voor 1958, ofschoon deze ver
hoging, aldus het verslag, niet toereikend lijkt om behalve aan de uitbreiding van een
aantal culturele raden, ook tegemoet te komen aan de noodzakelijke groei van reeds
langer bestaande stichtingen, zoals die in Noordholland. Overigens werkt de constant
krappe beurs remmend op de activiteiten van de raad. Het is daarom verheugend in
het verslag te lezen, dat het aantal aangesloten gemeenten gestegen is tot 77 met een
totale bijdrage van 7515. De meeste gemeenten van meer dan tienduizend inwoners
steunen de stichting, met uitzondering van bijvoorbeeld Alkmaar en Amsterdam, die
om financieeltechnische redenen nog niet zijn aangesloten. Het aantal particuliere
begunstigers bleef nog erg klein: vijftien met een totale bijdrage van 121, De
Culturele Raad meent, dat er in Noordholland meer verenigingen, bedrijven of par
ticulieren bereid gevonden zouden moeten kunnen worden het werk van de raad
metterdaad te steunen.
Ook voor 1959 is een aantal initiatieven
voorbereid. Zo zal, zoals reeds is aange
kondigd, de culturele dag Noordholland
dit jaar op 2 april in Zandvoort en Haar
lem worden gehouden, gewijd aan het on
derwerp „Kunst, kunstenaar en publiek"
waarover mr. A. F. Kamp een inleiding
zal houden. Voorts zal het Scapinoball
in de Haarlemse schouwburg de eerste
voorstelling van een nieuw ballet geven.
Verder zal in navolging van de reizende
tentoonstelling van zeventiende-eeuwse
schilderijen „Stad en Landschap", die
over het algemeen veel succes gehad
In de algemene commissie voor overleg
inzake de rechtspositie van onderwijzend
personeel zijn bij beschikking van de mi
nister van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen benoemd tot lid van de regerings
vertegenwoordiging: dr. J. H. Wesselings,
secretaris-generaal van het ministerie yan
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
mr, J. G. M. Broekman, directeur-generaal
van het onderwijs, mr. H. J. Hoogeboom
Bi-uins Slot, chef van de hoofdafdeling
overheidszaken bij het ministerie van Bin
nenlandse Zaken, rhr. J. E. Ysebaert, raad
adviseur bij het ministerie van Financiën,
ir. N. J. A. van Keulen, directeur van het
landbouwonderwijs bij het ministerie van
Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening.
Aangewezen tot lid van de personeels
vertegenwoordiging zijn: door de bijzon
dere cqmmissie voor het kleuteronderwijs:
mejuffrouw H. S. Rogier te Rotterdam.
Het gewoon lager, voortgezet gewoon
lager, uitgebreid lager en buitengewoon
lager onderwijs: Jac. Lootsma te Amster
dam en Joh. H. M. Derksen te 's-Graven-
hage.
Het nijverheidsonderwijs: Chr. Lavooy te
Amsterdam, G. M. Meurs te 's-Gravenhage
en B. J. W. Philippa te 's-Gravenhage.
Het lager- en middelbaar landbouw
onderwijs: K. Bosie te Oldeberkoop en A.
J. A. Driessen te Hoorn.
Het onderwijs voor de opleiding van
kleuterleidsters: D .H. Dutmer te 's-Gra
venhage.
Het kweekschoolonderwijs: K. Hansel-
man te 's-Gravenhage.
Het voorbereidend hoger en middelbaar
onderwijs: dr. A. la Fleur te Overveen en
P. van Houte te Rotterdam.
Het algemeen comité van overheidsper
soneel: A. van Rossen te 's-Gravenhage.
De r.-k. centrale van burgerlijk over-
heids- en semi-overheidspersoneel: A. C.
M Weijters te 's-Gravenhage.
De christelijke centrale van overheids-
en onderwijzend personeel: P. Kapinga te
Ro'fnrdam.
Het ambtenarencentrum: mr. B. Plomp
to 's-Gravenhage.
D° central" van hogere ambtenai-en:
M Bruggraaff te 's-Gravenhage.
Aangewezen als voorzitter van deze com
missie is dr. J. H. Wesselings.
Benoemd tof secretaris, die de algemene
cpmmi. ;ie zal bijstaan: mr. L. van Dorrm-
sel"r, referendaris bij het ministerie van
Onderwijs. Kunsten en Wetenschappen.
In gebouw Arti et Amicitiae in Am
sterdam begon dinsdagochtend de vei
ling van kunstvoorwerpen uit de na
latenschap van dr. Max. J. Friedlander,
H. E. ten Cate en Steengracht-Schim-
melpenninck van der Oye van Duiven-
oord. Op de foto ziet men veiling
meester Paul Brandt tijdens het
veilen van het schilderij „Sint Joris en
de draak" van Vitale da Bologna, dat
achtenveertig honderd gulden op
bracht. Het doek ging naar een kunst
handel in Amsterdam.
heeft, in augustus begonnen worden met
een tentoonstelling „Tegels door de eeuwen
heen", waarvoor men een groot aantal
binnen- en buitenlandse tegels bijeenge
bracht heeft. Deze expositie zal met het
oog op de vereiste plaatsruimte alleen in
de grotere steden en plaatsen gehouden
kunnen worden. Ook is men bezig met de
voorbereiding van een tentoonstelling van
aardewerk.
Met behulp van een bijdrage van duizend
gulden van het Anjerfonds en nog enige
andere bijdragen heeft de culturele raad
een serie van zestien uitneembare ten
toonstellingselementen ontworpen en ver
vaardigd, waardoor aan het tekort van
tentoonstellingsoutillage in verscheidene
plaatsen tegemoet kon worden gekomen.
De huisvesting van de stichting zal ho
pelijk binnenkort kunnen worden verbe
terd: B. en W. van Bergen hebben de
raad voorgesteld de bovenverdieping van
Huize Kranenburgh ter beschikking te
stellen van de raad en van de Stichting
voor Europees Volkshogeschoolwerk.
Van de in het afgelopen jaar verrichte
werkzaamheden, verdient in de eerste
plaats genoemd te worden de breed op
gezette enquête, die de raad onder de
Noordhollandse amateurtoneelgezel
schappen heeft gehouden. De uitkomsten
van dit onderzoek, dat zich voornamelijk
heeft uitgestrekt op 't gebied van de situatie
van zaalruimten voor uitvoeringen, con
certen en bijeenkomsten, samenstelling
van verenigingen, repertoires, regisseurs,
decors en kostuums, worden op het ogen
blik uitgeweriït. Voorts wordt de mogelijk
heid van een grotere spreiding van gezel
schappen onderzocht, waarbij de bereid
heid van amateurverenigingen om buiten
de plaats hunner vestiging op te treden
wordt afgewogen tegen de vraag naar
stukken in plaatsen, die geen eigen ver
eniging hebben. Men wil hierbij de semi-
beroepsgezelschappen zoveel mogelijk
buiten beschouwing laten. Veel succes
heeft de raad gehad met een bijeenkomst,
die was gewijd aan decorbouwen en die
onder leiding stond van Wim Vessuer.
Hiermee wil men thans doorgaan.
Op muziekgebied valt te vermelden, dat
op 22 maart geïnstalleerd zal worden een
sectie muziek, die onder voorzitterschap
zal staan van de heer D. Rijnders, bur
gemeester van Nieuwer Amstel.
Andere secties, die in het afgelopen jaar
veel en nuttig werk hebben gedaan, zijn die
van plaatselijke gemeenschappen en van
onderzoek en documentatie.
Het maandblad „Noordholland" bleef
wat het aantal abonnees betreft beneden
de verwachtingen, waardoor aanzienlijke
financiële offers nodig waren. Men be
sloot desondanks de uitgave voort te zet
ten, maar de raad hoopt zowel bij vele
individuele belangstellenden als bij hen,
die op enigerlei wijze voor het provincia
le en plaatselijke leven in Noordholland
verantwoordelijkheid dragen, een toene
mend aantal abonnees te vinden.
Voorts heeft de raad in het afgelopen
jaar contacten van gemeentelijke culture
le ambtenaren in Noordholland bevorderd
alsmede in bijeenkomsten van het Natio
naal Overleg voor Gewestelijke Cultuur
zelf contacten buiten de provincie gelegd.
De Culturele Raad hoopt zijn werk on
danks de wetenschap, dat er over het
algemeen weinig provinciaal besef in
Noordholland bestaat en ondanks de be
perkte financiële middelen, in het komen
de jaar met kracht te kunnen voortzet
ten.
In een dinsdagmiddag gehouden bui
tengewone vergadering van de gemeente
raad van Uithoorn is de heer Th. Steen
kamp, president-directeur van de aldaar
gevestigde bacon- en conserven fabriek ,.De
Hoorn" benoemd tot ereburger der ge
meente.
Maandag is de heer J. L. Top, chef van
de afdeling Laagspanningsnetten-Zuid bij
het P.E.N. in Bloemendaal, ter gelegen
heid van zijn vijfentwintigjarig dienstver
band bij het bedrijf door de directie ont
vangen en toegesproken door ir. J. den
Boesterd, die hem een gratificatie over
handigde. Van het Provinciaal bestuur
kreeg hij een bloemenhulde. Namens de
staf van het P.E.N. werd hij toegesproken
door ir. J. G. de Jongh en de heer S.
Mastbergen. Op zijn afdeling werd hij door
de heer F. Heijsman gehuldigd.
De heer Top, die aan de Van Dalenlaan
in Santpoort woonachtig is, recipieerde
des middags in „Velserend" waar hij na
mens het jubileumfonds van het P.E.N.
werd toegesproken door drs. J. Ober.
Zoals bekend is, werd op 1 januari 1958
een voorlopige regeling getroffen door de
staatassecretaris van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen, waarbij aan democra
tische politieke partijen die dit wensen, een
vaste radio-zendtijd van tien minuten per
14 dagen toegekend. Deze voorlopige rege
ling werd opgeschort gedurende een peri
ode van drie weken voor de verkiezingen
van de Tweede Kamer.
Als gevolg van het feit, dat thans meer
politieke partijen dan voorheen in aan
merking komen voor toekenning van radio
zendtijd dient de voorlopige regeling inge
gaan op 1 januari 1958 in een nieuw sche
ma te worden vastgelegd.
In afwachting van de vaststelling van
dit nieuwe schema is, conform de bestaan
de regeling, thans zendtijd toegekend aan:
V.V.D.: Hilversum II: 20 maart 19.20
19.30 uur. A-R.: Hilversum II: 26 maart
19.50—20.00 uur. P.v.d.A.: Hilversum I: 27
maart 18.1518.25 uur. P.S.P.: Hilversum
I: 30 maart 18.15—18.25 uur; K.V.P.: Hil
versum IF: 31 maart 18.2018.30 uur-
C.H.U.: Hilversum I: 2 april 19.50—20.00
uur.
Het dinsdagavondconcert van het Noord
hollands Philharmonisch Oorkest werd ge
leid door de Franse gastdirigent Victor
Clowez. Deze opende de avond met een
eerste uitvoering voor Haarlem van de
vijfdelige suite „Gli Uccellt" - de Vogels -
van Ottorino Respighi. Wat mij betreft
mag het tevens de laatste zijn, want deze
fraai geïnstrumenteerde pastiche van oude
melodieën, bood bijzonder weinig of het
moest dan zijn het markante inleidings
thema van de zeventiende-eeuwse compo
nist Pasciuini. Er volgden vier karakter
stukken respectievelijk de duif, kip, nach
tegaal, koekoek, waarvoor Respighi een
aantal bestaande melodieën - alle pl.m.
1700 - van hun oorspronkelijke simpele
charme beroofd heeft door ze onder te
dompelen in een bad van onbeduidende
tegenstemmen en impressionistische
klankkleuren. Het resultaat was nogal
mager en bepaald beneden het niveau dat
men van de componist van de Fonteinen
en de Pijnbomen van Rome kent.
Marie-Thérèse Fourneau, de bekende
Franse pianiste die te Haarlem al eerder
is opgetreden, was vervolgens soliste in
het pianoconcert van Ravel. Zij heeft het
stuk niet alleen met groot élan, maar ook
met een fijn gevoel voor de wrange kan
ten van Ravel's muzikale mededelingen
vertolkt. Juist omdat zij in de beide boek
delen verder tastte dan een spitse humor
en een onverstoorbare vingervlugheid,
ontstond één geheel met de ingetogen en
toch zo intense lyriek van het middendeel
Zij wierp een licht op deze compositie
waardoor de tegenkant van de humor ont
huld werd: een angst die stem krijgt in
wendingen die smekend en trots tegelijk
zijn. In deze benadering stond haar een
prachtige technische beheersing ten
dienste, die zich ook uitstrekte tot een
glasheldere aanslag; het orkest vormde
een rijk-geschakeerd decor voor deze
tragi-komicche muzikale monoloog. (Ik
vermeld apart het aandeel van de harpis
te Francisca Hinloopen wegens een
korte cadens in het eerste deel). Het pu
bliek heeft de pianiste langdurig zijn
dank betuigd voor haar vertolking van
het aangrijpende werk.
Na de pauze toonde Victor Clowez zich
een dirigent van allure in een uiterst ge
spannen uitvoering van Dvorak's popu
laire Nieuwe-Wereld-symfonie. Eerlijk ge
zegd ontgaat mij waarom dit hier en daar
rijkelijk langdradige stuk maar steeds een
paradepaard van het orkest en een lieve
ling van het publiek blijft. De eindeloze
herhalingen van de voornaamste gegevens
moeten nogal opzichtig in de plaats tre
den van een verwerking waartoe de com
ponist wellicht de kracht miste. Maar
goed, de pittige, springlevende, in alle
details verzorgde uitvoering gaf Dvorak
de beste kansen. Het orkest genoot er
kennelijk van, onder zulk een vitale mu
zikant als Clowez te mogen werken en
steeg boven zichzelf uit, zowel in de
maanlicht-stemmingen van het largo als
in de volkse robuustheid van de snelle
delen. Orkest en dirigent wisten aldus bij
de luisteraars een enthousiaste reactie uit
te lokken.
Sös Bunge
Pietro Chiesa overleden De schilder
Pietro Chiesa, die tal van onderscheidingen
heeft verworven in Europa en de Verenig
de Staten, is in zijn woning in Sorengo
overleden. Hij werd tweeënzeventig jaar.
Advertentie
(Shows, snufjes en alles wat
verder in het domein der vrouw
dagelijks aan de orde komt)
Gisterochtend en -middag heeft Vroom
en Dreesmann met zijn traditionele half
jaarlijkse mode-flitsen weer veel be
langstellenden getrokken. In een vlotte op
eenvolging werd ons in één uur tijd een
blik gegund in het lente-moderijk van V.
en D. Fleurige zomerjaponnetjes wervel
den langs ons heen en wekten het verlan
gen bij ons op naar zon en uitbundige vro
lijkheid. De rokken springen wijd uit on
der de strak ingesnoerde taille en de kra
gen zijn naar Frans voorschrift groot en
even afstand. De lage décolleté's worden
opgevuld met een bef van dezelfde stof.
De zonnejurken worden gecompleteerd
door een coquette korte bolero, waardoor
ze ook geschikt zijn als wandel- en fla
neer jurk.
De meeste dessins zijn geput uit de on
metelijke bloemencollectie en gedrukt op
een structuurweefsel, wat een zeer leven
dig effect geeft.
De ideale combinatie blouse-rok wordt
ieder seizoen weer in nieuwe ideeën ge
bracht. liet is dit jaar wel zeer modieus
over de fleurige rok van weefstof of van
structuurweefsel een vestblouse te dra
gen. Met twee puntjes op de buik of een
strik, die de ruimte op heuphoogte bijeen-
rijgt is men wel het meest modieus ge
kleed.
De ensembles zijn in één detail allemaal
aan elkaar gelijk namelijk wat betreft de
lengte van de mouw, die 3/4 of 7/8 is. Ver
der is er een ruime variatie in wijde en
strakke rokken, en jasjes, die over het
algemeen kort en even afstaand zijn.
Als garnering werd veel gebruik gemaak
van strikjes in dezelfde stof en afsteken
de paarlemoerwitte knopen.
Dat ook het wat oudere forsere type er
gezellig en smaakvol uit kan zien bewe
zen de met zorg uitgekozen modellen voor
de grote maat.
Het glorierijke slot van de modeflitsen
vormden de drie bruidjes, die allen gekleed
waren in een voetvrije bruidsjapon zonder
sleep, misschien minder romantisch, maar
zeker wél praktisch.
Katij
Het Is weer een hele reeks tentoonstel
lingen waarvoor het Stedelijk Museum on
ze aandacht vraagtDe expositie die hel
eerst afloopt is die van kleine sculpturen
en grafiek van de Franse beeldhouwster
Germaine Richier.
GERM Al NE RICHTER
Germaine Richier schijnt lichamelijk te
genwoordig alleen tot klein werk in staat
te zijn. Een van de grotere werken waar
mee zij bekend werd is in het bezit van
het Stedelijk Museum en men ontmoet het
aan het begin van de tentoonstelling. Het
is een nogal macaber mannelijk naakt,
maar toch aangrijpend te noemen. De
kunst van Germaine Richier had voor
heen voor mijn gevoel toch wel heel veel
met de tijd rond de laatste oorlog te ma
ken. Haar stijl leek me een eerlijke, maar
ook een aan een bepaalde tijd wel zeer
sterk gebondene. Waar het toch altijd
moeilijk blijft door gebrek aan afstand
de waarde van veel hedendaagse kunst te
bepalen meen ik van Germaine Richiers
eerlijkheid te kunnen blijven spreken om
dat haar werk met de tijd veranderde.
Haar werk is een echte reactie op onder
vindingen. Het is of ze vrede zoekt in de
natuur door het als het ware opnieuw cre-
eren van de natuur. Onlangs mocht ik iets
•dergelijks opmerken naar aanleiding van
het werk van Tajiri, dat met da.t van vier
andere beeldhouwers bij de Galerie Es
pace in Haarlem te zien is. Germaine Ri
chier heeft op beeldhouwers van vandaag
veel invloed uitgeoefend en ik vraag me
af of de bij Espace mede-exposerende
Kneulman wel tot enkele reliëfs gekomen
zou zijn zonder haar voorbeeld. Germai
ne Richier weet van toevalligheden ge
bruik te maken. Hoewel ik daar altijd hui
verig voor ben, overtuigde zij mij volko
men van haar bewuste bedoelingen. Ter
zijde zij gezegd dat Kneulman werkelijk
te ernstig is om dat gebruik van toeval
ligheden zo maar over te nemen. Dat is
nu weer iets voor de kleine talentjes, zo
als ik pas mocht constateren op een ten
toonstelling van een kunstschool in de pro
vincie, waar de leraar zijn leerlingen ver
blijdt met de uit Germaine Richiers werk
te putten foefjes. En zo blijkt nu ook weer
de belangrijkheid van het werk van een
Germaine Richier omdat het ons helpt het
kaf (die leraar in de provincie) van het
koren (de beeldhouwers bij Espace) te
schèiden. Haar werk is een toetssteen, ze
ker in deze tijd.
Haar grafiek komt me minstens zo bij
zonder voor. Getoetst aan zoveel grafiek,
waarmee het doel door fout gebruik van
middelen of rijkelijk overdreven aandacht
daarvoor wordt verloren, is haar grafiek
puur te noemen. Zij illustreerde onder
meer Rimbaud. Men dient die illustraties
te zien als grafische uitingen van iemand,
die iets aan de auteur onderging. Voor mij
is dit de enige interessante boekverluch
ting. Rimbaud werkte door in Germaine
Richiers werk. En daarmee blijft meer
over van de bedoelingen van Rimbauds ge
dichten dan bij een zo vaak fout verkla
rende illustratie.
G. RIETVELD
Tot 6 maart is in de nieuwe vleugel een
tentoonstelling te zien gewijd aan het werk
van de architect Rietveld. Diens expositie
te Utrecht hebben we indertijd besproken.
Veel wil ik er dus niet van zeggen. Op de
Utrechtse tentoonstelling, verdeeld over
verschillende kleine ruimtes, kwamen in
het verslag van Rietvelds ontwikkeling tel
kens enkele stoelen voor: zijn vrije-tijds-
besteding mag ik haast zeggen, nu hij ons
immers verteld heeft hoe hij 's avonds aan
het maken van die stoelen plezier beleef
de. Daar in de nieuwe vleugel alles an
ders gerangschikt moet worden kregen
die stoelen een belangrijker plaats, dacht
ik, dan wel gewenst is. In de ontwikkeling
van de meubelkunst is Rietvelds werk van
groot belang. Dat zijn stoelen voor velen
meer berucht dan beroemd zijn valt hier
wel te begrijpen. Men moet dit werk dan
ook vooral als waardevol experiment zien.
Jammer dat ze hier zo op tronen staan,
want het zitten is zo belangrijk. Ik mag
u verklappen dat een door Rietveld geïn
spireerd meubel wat dit zitten betreft zeer
wel voldoet. Of die op de tentoonstelling
7.o zijn weet ik nog steeds niet. Wie de
Utrechtse tentoonstelling niet zag kan
thans in ieder geval de schade inhalen.
BART VAN DER LECK
Tot dezelfde datum als de tentoonstelling
van Rietveld duurt is in de nieuwe vleugel
een expositie te zien van het werk van de
schilder Bart van der Leek. In zekere zin
staan zij wel dicht naast elkaar door de
Stijl-ideeën. Een huis van Rietveld ver
draagt echter alle schilderijen. Een schil
derij van Van der Leek verdraagt zeker
niet alle omgevingen. Is men dan niet met
het werk van de eerste veel vrijer dan met
het werk van Van der Leek? En is dat
toch niet een kriterium! Voor mij blijven
de schilderijen van Van der Leek een ver
siering van huizen in een bepaalde stijl.
Het meest waardeer ik dan ook zijn enke
le tapijten. Van der Leek sluit mij het dro
men uit. Hij sluit de wand af. Zelfs door
de. wand van een Rietveld die een nood
zakelijkheid is wil ik wel eens heen in ge
dachten. Hij belet me dat niet, want hij
geeft me nog de plaats voor een schilde
rij en een uitzicht daarmee op een wereld,
die hij met zijn vensters nu eenmaal niet
kon geven. Van der Leek geldt voor heel
veel mensen als belangrijk. Nu maakt mij
Mondriaans begin als schilder al wantrou
wend. Ik heb echter bij een schrijven over
deze figuur getracht te zien dat Mondriaan
in zijn abstracte kunst pas vond wat hij
meende aan ons te kunnen openbaren; dat
met zijn ontwikkeling zijn functie in onze
maatschappij hem duidelijk is geworden.
En blijkens zijn invloed op een en ander
naast de vrije schilderkunst heeft hij ze
ker zijn waarde ten volle bewezen. Als ik
echter op deze tentoonstelling gedemon
streerd zie hoe Van der Leek uitgaande
van een toch min of meer realistische
weergave der dingen, die ons omgeven,
steeds opnieuw tot zijn zozeer geabstra
heerde (abstracties mag ik nog net niet
zeggen) zaken komt, dan vraag ik me af
in hoevei're hier nog sprake is van een
werkelijk levende visie. Van Braque kan
men zich voorstellen, dat hij de dingen
ziet zoals hij ze ons overdraagt. Van der
Lecks verwerkingen zijn mij te cerebraal.
Ik geloof niet in een decoratief geval als
resultaat van een slechte tekening. Want
dat is het toch met bijvoorbeeld een stil
leventje van appels en nog iets, dat uit
loopt op een schilderij van lijntjes en recht
hoekjes. Van der Leek moest namelijk
niets van de cirkel hebben. Het is natuur
lijk van hem een streven naar de essentie
van de dingen geweest. Maar waarom bij
die essentie de cirkel uitgesloten moet
zijn blijft mij een raadsel. In Mondriaan
kan ik een consequente ontwikkeling zien
van iemand, die het in het vrije schilde
ren niet kon vinden. Van der Leek blijft
op mij de indruk maken van een slecht
schilder (zie de abominabele aquarellen
en tekeningen) die op voor mij twijfelach
tige wijze uitweg zocht om te kunnen gel
den. Toch moet ik de toewijding voor een
en ander erkennen. Maar het bevrijdt mij
niet. En het is waarlijk zo dat uw verslag
gever niet hoopt te gelden door een me
ning, die tegenovergesteld is aan die van
zovele andere mensen. Er zijn heel veel
meer mensen, die bij een benaderen van
de ideeën van de Stijlaanhangers (die on
derling al ruzie konden hebben) vastlopen
op Van der Leek. Hij heeft verder weten
te boeien door zich bezig te houden met
ons sociale bestaan. In de schilderijen die
dit probleem betreffen zie ik thans alleen
maar verouderde romantiek van mededo
gen met het bestaan van wat men noemde
het proletariaat. En misschien zie ik dan
nog te veel. In ieder geval ontstond een
schilderij als het uitgaan van een fabriek
onder invloed van een gevoel, dat ons nu,
gezien het schilderij, als mode voorkomt.
Wat bij Steinlen echt was is hier, steeds
weer gezien het schilderij, vals. Geen pro
letariër, die hiervoor kon voelen en ver
moedelijk geen maatschappen jk-geïnte-
resseerde op een gunstiger plaats dan die
proletariër, die door zo'n schilderij bewo
gen werd. De niet zo beste voorstudies
voor dit schilderij liepen trouwens uit op
een gortdroog schilderij met veel minder
ruimtelijkheid dan de studies nog vertoon
den. Dit soort onderwerpen zijn nog te ont
moeten. Ik geloof dat de bewonderaars
van een Van der Leek het van een andere
schilder thans nauwelijks zouden bekijken.
Het kan Van der Leek voorgestaan heb
ben boven de tendenskunst uit te komen.
Het resultaat is dat we in een museum
ellende moeten gaan genieten.
Hoe menselijk is
dan een Le Faucon-
nier, die zo'n belang
rijke rol vervuld
heeft in de vormont-
wikkeling van de
moderne kunst en
toch nog miskend
werd door de nieuw
lichters rond de
beeldende kunst-
Dat kwam omdat Le
Fauconnier net niet
helemaal in de lijn
liep van de kunstpo
litiek van de kubis
ten, een politiek
waarmee een Apolli-
naire, de bekende en
in. de schilderkunst
van zijn tijd zo mee
levende en meevech
tende dichter, nog
rekening moest hou
den! We lezen dat in
de catalogus van de
tentoonstelling van
werken van Le Fau
connier, die tot 13 april in het Stedelijk
Museum gehouden wordt. Die catalogus
begint met een beschouwing van Le
Fauconnier over „De moderne gevoels
sfeer en het schilderij," geschreven voor
de catalogus van een tentoonstelling van
de Moderne Kunstkring in het Stedelijk
Museum in het jaar 1912. Die beschouwing
is nog lang geen geschiedenis geworden
en bevat aan het slot waardevolle wenken
aan jonge kunstenaars, ook van vandaag.
Le Fauconnier exposeerde dus in Neder
land. Hij deed dat vaak. Hij heeft hier lan
ge tijd gewoond en gewerkt. In verschei
dene zijner schilderijen voelt men hem als
een der onzen. Hij heeft grote invloed ge
had op de Nederlandse schilderkunst. Het
begin van de Bergense school ligt bij hem.
Met zijn verblijf in ons land veranderde
ook zijn werk, evolueerde hij van kubist
naar expressionist. Zijn kubisme werd
door Apollinaire een fysisch kubisme ge
noemd. Wij zouden misschien kunnen zeg
gen dat aan Le Fauconniers kubisme het
hart veel meer deel had dan aan het ku
bisme van anderen. Met Braque stond Le
Fauconnier aan het begin van het kubis
me „waar(in) het intellectuele over
heerste," zoals de Nederlandse Parijze-
naar Conrad Kickert voor de catalogus
schrijft. Mogelijk ligt de door de Franse
schilder en kunstbeschouwer Ozenfant ge
releveerde miskenning van Le Faucon
nier toch juist in het feit dat het intellec
tuele in Le Fauconniers werk nu niet zo
overheerste. Mogelijk voelde men rond
1912 in Le Fauconniers ontwikkeling wel
een- voor het Franse gevoel vreemd ex
pressionisme.
Le Fauconnier werd in 1881 te Hesdin
in Noordwest Frankrijk geboren. Het be
hoeft dus al niet zo verwonderlijk te zijn
dat hij en Nederlandse en ook Belgische
schilders elkaar vonden op het gebied der
gevoelens. Hij studeerde te Parijs onder
meer aan de in de ontwikkeling der mo
derne kunst door de leerlingen vooral be
kend geworden Academie Julian. In 1905
trad hij voor het eerst op bij de Franse
Onafhankelijken. Belangrijk is de tijd die
hij vanaf 1906 in Bretagne te Ploumanach
doorbracht. Toen kwam hij al tot grote
vormen, waarmee hij de synthese van een
landschap bracht. Daar ook kwam hij tot
zijn kubistisch vormgeven. De schilderijen
vlak voor zijn meer kubistische gemaakt
komen mij niet als zijn minste voor! La
ter wordt hij in Parijs op Montparnasse
„Chef" van de daar gevestigde groep ku
bisten, waartoe ook behoorde Delaunay,
wiens werk nog niet zo lang geleden in het
Stedelijk Museum te zien was. „Geen con
tact met de Italiaanse Futuristen", leest
men in de catalogus. Le Fauconnier
schreef immers: „In ieder geval brengt
deze weergeving van de moderne bewe
ging (die van de machine) niet noodza
kelijkerwijs het omlijnde idee van een
auto met vijftien wielen met zich mee en
de dissonanten van het straatleven (de he
vige tegenstellingen van het affiche en van
het reclamebord) dringen aan de schil
der niet uitsluitend gebruik van hun kleur
schakeringen op". En hij wijst op de or
dende roeping van de kunstenaar. Belang
rijk ook in verband met een bepaalde pe-
Albert Verweij door Le Fauconnier.
riode van Van der Leek is Le Fauconniers
mening dat de aanleiding tot nieuwe
schoonheid in de moderne tijd wel iets heel
anders kan zijn dan „de straat, fabrieken,
machinerieën. „Het komt niet bij' de kun
stenaar op deze nieuwe mogelijkheden
voor de waarneming te systematiseren.
Hij wil aan zijn tijd een eigen uitdruk
kingswijze verschaffen, die menselijk en
krachtig genoeg is om de tijd te weer
staan". De gelijktijdigheid van beider ten
toonstellingen, toevallig misschien, blijkt
aanleiding tot mogelijk boeiende vergelij
kingen en beschouwingen. Naar aanlei
ding van Van der Lecks puur abstracte
schilderijen citeer ik daarom meteen Le
Fauconnier, die zegt: „Een ander manië
risme zou de volstrekte uitschakeling er
van (het onderwerp) zijn, een louter spel
van ruimtelijke lichamen of kleurvlekken.
Als hij dat spannende duel tussen zijn
verstand en de werkelijkheid zou ontgaan,
zou de kunstenaar komen tot een schilde
ring van gèmoedstoestanden met een be
perkte plastische waarde. Mogelijk dat
Van der Leek helemaal geen waarde
hecht aan gemoedstoestanden. Men be
grijpt nu in ieder geval wel de aanhef tot
mijn schrijven over Le Fauconnier na de
regels over de ander. De afwijzing van het
spel van ruimtelijke lichamen houdt het
zich onttrekken aan de consequenties van
de strengheid der kubistische formules in.
Rond 1913 wordt dan zijn werk veel meer
expressionistisch. Gelijk dat van een Her-
bin lag zijn kubisme ons al goed. Nu komt
hij ons steeds vertrouwder voor door de
overeenkomsten die schilders als bij voor
beeld Piet van Wijngaard, Leo Gestel,
Piet Wiegman en een Belg als Gustave de
Smet in hun werk met het zijne tonen.
Deze tentoonstelling maakt zijn invloed
wel zeer duidelijk. Men ontmoet uit die
Nederlandse periode ook de al te ver
trouwde Le Fauconniers, veelal stillevens,
die mij minder boeien dan bij voorbeeld
het vroegere werk. Misschien dat dit ook
andere bezoekers van deze tentoonstelling
dan ik doet ontdekken niet geweten te heb
ben dat Le Fauconniers oeuvre eigenlijk
zo belangrijk is. En zo blijkt deze ten
toonstelling noodzakelijk en mag hij tot
een der heel belangrijke in de grote reeks
exposities, gebracht door het Stedelijk Mu
seum, gerekend worden. De tentoonstel
ling gaat niet verder dan 1922. Le Fau-
conniei stierf in 1945. Moeten we aanne
men dat het latere werk minder interes
sant is? Eerlijk gezegd doet deze exposi
tie een teruglopen van de kwaliteiten ver
moeden.
PRENTENKABINET
Het prentenkabinet van het Stedelijk
Museum vertoont tenslotte tot 6 april gra
fiek en enkele aquarellen en tekeningen
van Duitse expressionisten. Vertegenwoor
digd zijn Heckel, Kirchner, Nolde, Pech-
stein, Rohlfs en Schmidt-Rottluff. Zij zijn
van invloed geweest op een andere Neder
landse groep: de Ploeg, die Groningse
kunstenaarsvereniging, waarin onder
meer Jan Wiegers zo'n belangrijke rol
gespeeld heeft.
Bob Buys