Mode Vijf exposities in het Stedelijk Museum Genuanceerd spel van Marie-Thérèse Fourneau in Ravel's pianoconcert Culturele Raad Noordholland ontplooide vele initiatieven Jaarverslag 1958 Victor Clowez dirigeert N.Ph.O. 9 Culturele dag in Zandvoort en Haarlem is gewijd aan „Kunst, kunstenaar en publiek Georganiseerd overleg voor onderwijzend personeel Algemene commissie thans samengesteld Ereburger van Uithoorn J. L. Top vijfentwintig jaar bij het P.E.N. Zendtijdtoewijzing voor politieke partijen WOENSDAG 18 MAART 1959 DE CULTURELE RAAD Noordholland is blijkens zijn jaarverslag over 1958 niet ontevreden over hetgeen er in het afgelopen jaar is bereikt op het stuk van coördi nerend en activerend werk op cultureel gebied, al blijven er ook thans nog vele wensen onvervuld. Zo constateert het verslag met voldoening, dat ondanks de bestedingsbeperking de op de culturele raden betrekking hebbende subsidiepost op de rijksbegroting voor 1959 hoger gesteld is dan op die voor 1958, ofschoon deze ver hoging, aldus het verslag, niet toereikend lijkt om behalve aan de uitbreiding van een aantal culturele raden, ook tegemoet te komen aan de noodzakelijke groei van reeds langer bestaande stichtingen, zoals die in Noordholland. Overigens werkt de constant krappe beurs remmend op de activiteiten van de raad. Het is daarom verheugend in het verslag te lezen, dat het aantal aangesloten gemeenten gestegen is tot 77 met een totale bijdrage van 7515. De meeste gemeenten van meer dan tienduizend inwoners steunen de stichting, met uitzondering van bijvoorbeeld Alkmaar en Amsterdam, die om financieeltechnische redenen nog niet zijn aangesloten. Het aantal particuliere begunstigers bleef nog erg klein: vijftien met een totale bijdrage van 121, De Culturele Raad meent, dat er in Noordholland meer verenigingen, bedrijven of par ticulieren bereid gevonden zouden moeten kunnen worden het werk van de raad metterdaad te steunen. Ook voor 1959 is een aantal initiatieven voorbereid. Zo zal, zoals reeds is aange kondigd, de culturele dag Noordholland dit jaar op 2 april in Zandvoort en Haar lem worden gehouden, gewijd aan het on derwerp „Kunst, kunstenaar en publiek" waarover mr. A. F. Kamp een inleiding zal houden. Voorts zal het Scapinoball in de Haarlemse schouwburg de eerste voorstelling van een nieuw ballet geven. Verder zal in navolging van de reizende tentoonstelling van zeventiende-eeuwse schilderijen „Stad en Landschap", die over het algemeen veel succes gehad In de algemene commissie voor overleg inzake de rechtspositie van onderwijzend personeel zijn bij beschikking van de mi nister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen benoemd tot lid van de regerings vertegenwoordiging: dr. J. H. Wesselings, secretaris-generaal van het ministerie yan Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, mr, J. G. M. Broekman, directeur-generaal van het onderwijs, mr. H. J. Hoogeboom Bi-uins Slot, chef van de hoofdafdeling overheidszaken bij het ministerie van Bin nenlandse Zaken, rhr. J. E. Ysebaert, raad adviseur bij het ministerie van Financiën, ir. N. J. A. van Keulen, directeur van het landbouwonderwijs bij het ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. Aangewezen tot lid van de personeels vertegenwoordiging zijn: door de bijzon dere cqmmissie voor het kleuteronderwijs: mejuffrouw H. S. Rogier te Rotterdam. Het gewoon lager, voortgezet gewoon lager, uitgebreid lager en buitengewoon lager onderwijs: Jac. Lootsma te Amster dam en Joh. H. M. Derksen te 's-Graven- hage. Het nijverheidsonderwijs: Chr. Lavooy te Amsterdam, G. M. Meurs te 's-Gravenhage en B. J. W. Philippa te 's-Gravenhage. Het lager- en middelbaar landbouw onderwijs: K. Bosie te Oldeberkoop en A. J. A. Driessen te Hoorn. Het onderwijs voor de opleiding van kleuterleidsters: D .H. Dutmer te 's-Gra venhage. Het kweekschoolonderwijs: K. Hansel- man te 's-Gravenhage. Het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs: dr. A. la Fleur te Overveen en P. van Houte te Rotterdam. Het algemeen comité van overheidsper soneel: A. van Rossen te 's-Gravenhage. De r.-k. centrale van burgerlijk over- heids- en semi-overheidspersoneel: A. C. M Weijters te 's-Gravenhage. De christelijke centrale van overheids- en onderwijzend personeel: P. Kapinga te Ro'fnrdam. Het ambtenarencentrum: mr. B. Plomp to 's-Gravenhage. D° central" van hogere ambtenai-en: M Bruggraaff te 's-Gravenhage. Aangewezen als voorzitter van deze com missie is dr. J. H. Wesselings. Benoemd tof secretaris, die de algemene cpmmi. ;ie zal bijstaan: mr. L. van Dorrm- sel"r, referendaris bij het ministerie van Onderwijs. Kunsten en Wetenschappen. In gebouw Arti et Amicitiae in Am sterdam begon dinsdagochtend de vei ling van kunstvoorwerpen uit de na latenschap van dr. Max. J. Friedlander, H. E. ten Cate en Steengracht-Schim- melpenninck van der Oye van Duiven- oord. Op de foto ziet men veiling meester Paul Brandt tijdens het veilen van het schilderij „Sint Joris en de draak" van Vitale da Bologna, dat achtenveertig honderd gulden op bracht. Het doek ging naar een kunst handel in Amsterdam. heeft, in augustus begonnen worden met een tentoonstelling „Tegels door de eeuwen heen", waarvoor men een groot aantal binnen- en buitenlandse tegels bijeenge bracht heeft. Deze expositie zal met het oog op de vereiste plaatsruimte alleen in de grotere steden en plaatsen gehouden kunnen worden. Ook is men bezig met de voorbereiding van een tentoonstelling van aardewerk. Met behulp van een bijdrage van duizend gulden van het Anjerfonds en nog enige andere bijdragen heeft de culturele raad een serie van zestien uitneembare ten toonstellingselementen ontworpen en ver vaardigd, waardoor aan het tekort van tentoonstellingsoutillage in verscheidene plaatsen tegemoet kon worden gekomen. De huisvesting van de stichting zal ho pelijk binnenkort kunnen worden verbe terd: B. en W. van Bergen hebben de raad voorgesteld de bovenverdieping van Huize Kranenburgh ter beschikking te stellen van de raad en van de Stichting voor Europees Volkshogeschoolwerk. Van de in het afgelopen jaar verrichte werkzaamheden, verdient in de eerste plaats genoemd te worden de breed op gezette enquête, die de raad onder de Noordhollandse amateurtoneelgezel schappen heeft gehouden. De uitkomsten van dit onderzoek, dat zich voornamelijk heeft uitgestrekt op 't gebied van de situatie van zaalruimten voor uitvoeringen, con certen en bijeenkomsten, samenstelling van verenigingen, repertoires, regisseurs, decors en kostuums, worden op het ogen blik uitgeweriït. Voorts wordt de mogelijk heid van een grotere spreiding van gezel schappen onderzocht, waarbij de bereid heid van amateurverenigingen om buiten de plaats hunner vestiging op te treden wordt afgewogen tegen de vraag naar stukken in plaatsen, die geen eigen ver eniging hebben. Men wil hierbij de semi- beroepsgezelschappen zoveel mogelijk buiten beschouwing laten. Veel succes heeft de raad gehad met een bijeenkomst, die was gewijd aan decorbouwen en die onder leiding stond van Wim Vessuer. Hiermee wil men thans doorgaan. Op muziekgebied valt te vermelden, dat op 22 maart geïnstalleerd zal worden een sectie muziek, die onder voorzitterschap zal staan van de heer D. Rijnders, bur gemeester van Nieuwer Amstel. Andere secties, die in het afgelopen jaar veel en nuttig werk hebben gedaan, zijn die van plaatselijke gemeenschappen en van onderzoek en documentatie. Het maandblad „Noordholland" bleef wat het aantal abonnees betreft beneden de verwachtingen, waardoor aanzienlijke financiële offers nodig waren. Men be sloot desondanks de uitgave voort te zet ten, maar de raad hoopt zowel bij vele individuele belangstellenden als bij hen, die op enigerlei wijze voor het provincia le en plaatselijke leven in Noordholland verantwoordelijkheid dragen, een toene mend aantal abonnees te vinden. Voorts heeft de raad in het afgelopen jaar contacten van gemeentelijke culture le ambtenaren in Noordholland bevorderd alsmede in bijeenkomsten van het Natio naal Overleg voor Gewestelijke Cultuur zelf contacten buiten de provincie gelegd. De Culturele Raad hoopt zijn werk on danks de wetenschap, dat er over het algemeen weinig provinciaal besef in Noordholland bestaat en ondanks de be perkte financiële middelen, in het komen de jaar met kracht te kunnen voortzet ten. In een dinsdagmiddag gehouden bui tengewone vergadering van de gemeente raad van Uithoorn is de heer Th. Steen kamp, president-directeur van de aldaar gevestigde bacon- en conserven fabriek ,.De Hoorn" benoemd tot ereburger der ge meente. Maandag is de heer J. L. Top, chef van de afdeling Laagspanningsnetten-Zuid bij het P.E.N. in Bloemendaal, ter gelegen heid van zijn vijfentwintigjarig dienstver band bij het bedrijf door de directie ont vangen en toegesproken door ir. J. den Boesterd, die hem een gratificatie over handigde. Van het Provinciaal bestuur kreeg hij een bloemenhulde. Namens de staf van het P.E.N. werd hij toegesproken door ir. J. G. de Jongh en de heer S. Mastbergen. Op zijn afdeling werd hij door de heer F. Heijsman gehuldigd. De heer Top, die aan de Van Dalenlaan in Santpoort woonachtig is, recipieerde des middags in „Velserend" waar hij na mens het jubileumfonds van het P.E.N. werd toegesproken door drs. J. Ober. Zoals bekend is, werd op 1 januari 1958 een voorlopige regeling getroffen door de staatassecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, waarbij aan democra tische politieke partijen die dit wensen, een vaste radio-zendtijd van tien minuten per 14 dagen toegekend. Deze voorlopige rege ling werd opgeschort gedurende een peri ode van drie weken voor de verkiezingen van de Tweede Kamer. Als gevolg van het feit, dat thans meer politieke partijen dan voorheen in aan merking komen voor toekenning van radio zendtijd dient de voorlopige regeling inge gaan op 1 januari 1958 in een nieuw sche ma te worden vastgelegd. In afwachting van de vaststelling van dit nieuwe schema is, conform de bestaan de regeling, thans zendtijd toegekend aan: V.V.D.: Hilversum II: 20 maart 19.20 19.30 uur. A-R.: Hilversum II: 26 maart 19.50—20.00 uur. P.v.d.A.: Hilversum I: 27 maart 18.1518.25 uur. P.S.P.: Hilversum I: 30 maart 18.15—18.25 uur; K.V.P.: Hil versum IF: 31 maart 18.2018.30 uur- C.H.U.: Hilversum I: 2 april 19.50—20.00 uur. Het dinsdagavondconcert van het Noord hollands Philharmonisch Oorkest werd ge leid door de Franse gastdirigent Victor Clowez. Deze opende de avond met een eerste uitvoering voor Haarlem van de vijfdelige suite „Gli Uccellt" - de Vogels - van Ottorino Respighi. Wat mij betreft mag het tevens de laatste zijn, want deze fraai geïnstrumenteerde pastiche van oude melodieën, bood bijzonder weinig of het moest dan zijn het markante inleidings thema van de zeventiende-eeuwse compo nist Pasciuini. Er volgden vier karakter stukken respectievelijk de duif, kip, nach tegaal, koekoek, waarvoor Respighi een aantal bestaande melodieën - alle pl.m. 1700 - van hun oorspronkelijke simpele charme beroofd heeft door ze onder te dompelen in een bad van onbeduidende tegenstemmen en impressionistische klankkleuren. Het resultaat was nogal mager en bepaald beneden het niveau dat men van de componist van de Fonteinen en de Pijnbomen van Rome kent. Marie-Thérèse Fourneau, de bekende Franse pianiste die te Haarlem al eerder is opgetreden, was vervolgens soliste in het pianoconcert van Ravel. Zij heeft het stuk niet alleen met groot élan, maar ook met een fijn gevoel voor de wrange kan ten van Ravel's muzikale mededelingen vertolkt. Juist omdat zij in de beide boek delen verder tastte dan een spitse humor en een onverstoorbare vingervlugheid, ontstond één geheel met de ingetogen en toch zo intense lyriek van het middendeel Zij wierp een licht op deze compositie waardoor de tegenkant van de humor ont huld werd: een angst die stem krijgt in wendingen die smekend en trots tegelijk zijn. In deze benadering stond haar een prachtige technische beheersing ten dienste, die zich ook uitstrekte tot een glasheldere aanslag; het orkest vormde een rijk-geschakeerd decor voor deze tragi-komicche muzikale monoloog. (Ik vermeld apart het aandeel van de harpis te Francisca Hinloopen wegens een korte cadens in het eerste deel). Het pu bliek heeft de pianiste langdurig zijn dank betuigd voor haar vertolking van het aangrijpende werk. Na de pauze toonde Victor Clowez zich een dirigent van allure in een uiterst ge spannen uitvoering van Dvorak's popu laire Nieuwe-Wereld-symfonie. Eerlijk ge zegd ontgaat mij waarom dit hier en daar rijkelijk langdradige stuk maar steeds een paradepaard van het orkest en een lieve ling van het publiek blijft. De eindeloze herhalingen van de voornaamste gegevens moeten nogal opzichtig in de plaats tre den van een verwerking waartoe de com ponist wellicht de kracht miste. Maar goed, de pittige, springlevende, in alle details verzorgde uitvoering gaf Dvorak de beste kansen. Het orkest genoot er kennelijk van, onder zulk een vitale mu zikant als Clowez te mogen werken en steeg boven zichzelf uit, zowel in de maanlicht-stemmingen van het largo als in de volkse robuustheid van de snelle delen. Orkest en dirigent wisten aldus bij de luisteraars een enthousiaste reactie uit te lokken. Sös Bunge Pietro Chiesa overleden De schilder Pietro Chiesa, die tal van onderscheidingen heeft verworven in Europa en de Verenig de Staten, is in zijn woning in Sorengo overleden. Hij werd tweeënzeventig jaar. Advertentie (Shows, snufjes en alles wat verder in het domein der vrouw dagelijks aan de orde komt) Gisterochtend en -middag heeft Vroom en Dreesmann met zijn traditionele half jaarlijkse mode-flitsen weer veel be langstellenden getrokken. In een vlotte op eenvolging werd ons in één uur tijd een blik gegund in het lente-moderijk van V. en D. Fleurige zomerjaponnetjes wervel den langs ons heen en wekten het verlan gen bij ons op naar zon en uitbundige vro lijkheid. De rokken springen wijd uit on der de strak ingesnoerde taille en de kra gen zijn naar Frans voorschrift groot en even afstand. De lage décolleté's worden opgevuld met een bef van dezelfde stof. De zonnejurken worden gecompleteerd door een coquette korte bolero, waardoor ze ook geschikt zijn als wandel- en fla neer jurk. De meeste dessins zijn geput uit de on metelijke bloemencollectie en gedrukt op een structuurweefsel, wat een zeer leven dig effect geeft. De ideale combinatie blouse-rok wordt ieder seizoen weer in nieuwe ideeën ge bracht. liet is dit jaar wel zeer modieus over de fleurige rok van weefstof of van structuurweefsel een vestblouse te dra gen. Met twee puntjes op de buik of een strik, die de ruimte op heuphoogte bijeen- rijgt is men wel het meest modieus ge kleed. De ensembles zijn in één detail allemaal aan elkaar gelijk namelijk wat betreft de lengte van de mouw, die 3/4 of 7/8 is. Ver der is er een ruime variatie in wijde en strakke rokken, en jasjes, die over het algemeen kort en even afstaand zijn. Als garnering werd veel gebruik gemaak van strikjes in dezelfde stof en afsteken de paarlemoerwitte knopen. Dat ook het wat oudere forsere type er gezellig en smaakvol uit kan zien bewe zen de met zorg uitgekozen modellen voor de grote maat. Het glorierijke slot van de modeflitsen vormden de drie bruidjes, die allen gekleed waren in een voetvrije bruidsjapon zonder sleep, misschien minder romantisch, maar zeker wél praktisch. Katij Het Is weer een hele reeks tentoonstel lingen waarvoor het Stedelijk Museum on ze aandacht vraagtDe expositie die hel eerst afloopt is die van kleine sculpturen en grafiek van de Franse beeldhouwster Germaine Richier. GERM Al NE RICHTER Germaine Richier schijnt lichamelijk te genwoordig alleen tot klein werk in staat te zijn. Een van de grotere werken waar mee zij bekend werd is in het bezit van het Stedelijk Museum en men ontmoet het aan het begin van de tentoonstelling. Het is een nogal macaber mannelijk naakt, maar toch aangrijpend te noemen. De kunst van Germaine Richier had voor heen voor mijn gevoel toch wel heel veel met de tijd rond de laatste oorlog te ma ken. Haar stijl leek me een eerlijke, maar ook een aan een bepaalde tijd wel zeer sterk gebondene. Waar het toch altijd moeilijk blijft door gebrek aan afstand de waarde van veel hedendaagse kunst te bepalen meen ik van Germaine Richiers eerlijkheid te kunnen blijven spreken om dat haar werk met de tijd veranderde. Haar werk is een echte reactie op onder vindingen. Het is of ze vrede zoekt in de natuur door het als het ware opnieuw cre- eren van de natuur. Onlangs mocht ik iets •dergelijks opmerken naar aanleiding van het werk van Tajiri, dat met da.t van vier andere beeldhouwers bij de Galerie Es pace in Haarlem te zien is. Germaine Ri chier heeft op beeldhouwers van vandaag veel invloed uitgeoefend en ik vraag me af of de bij Espace mede-exposerende Kneulman wel tot enkele reliëfs gekomen zou zijn zonder haar voorbeeld. Germai ne Richier weet van toevalligheden ge bruik te maken. Hoewel ik daar altijd hui verig voor ben, overtuigde zij mij volko men van haar bewuste bedoelingen. Ter zijde zij gezegd dat Kneulman werkelijk te ernstig is om dat gebruik van toeval ligheden zo maar over te nemen. Dat is nu weer iets voor de kleine talentjes, zo als ik pas mocht constateren op een ten toonstelling van een kunstschool in de pro vincie, waar de leraar zijn leerlingen ver blijdt met de uit Germaine Richiers werk te putten foefjes. En zo blijkt nu ook weer de belangrijkheid van het werk van een Germaine Richier omdat het ons helpt het kaf (die leraar in de provincie) van het koren (de beeldhouwers bij Espace) te schèiden. Haar werk is een toetssteen, ze ker in deze tijd. Haar grafiek komt me minstens zo bij zonder voor. Getoetst aan zoveel grafiek, waarmee het doel door fout gebruik van middelen of rijkelijk overdreven aandacht daarvoor wordt verloren, is haar grafiek puur te noemen. Zij illustreerde onder meer Rimbaud. Men dient die illustraties te zien als grafische uitingen van iemand, die iets aan de auteur onderging. Voor mij is dit de enige interessante boekverluch ting. Rimbaud werkte door in Germaine Richiers werk. En daarmee blijft meer over van de bedoelingen van Rimbauds ge dichten dan bij een zo vaak fout verkla rende illustratie. G. RIETVELD Tot 6 maart is in de nieuwe vleugel een tentoonstelling te zien gewijd aan het werk van de architect Rietveld. Diens expositie te Utrecht hebben we indertijd besproken. Veel wil ik er dus niet van zeggen. Op de Utrechtse tentoonstelling, verdeeld over verschillende kleine ruimtes, kwamen in het verslag van Rietvelds ontwikkeling tel kens enkele stoelen voor: zijn vrije-tijds- besteding mag ik haast zeggen, nu hij ons immers verteld heeft hoe hij 's avonds aan het maken van die stoelen plezier beleef de. Daar in de nieuwe vleugel alles an ders gerangschikt moet worden kregen die stoelen een belangrijker plaats, dacht ik, dan wel gewenst is. In de ontwikkeling van de meubelkunst is Rietvelds werk van groot belang. Dat zijn stoelen voor velen meer berucht dan beroemd zijn valt hier wel te begrijpen. Men moet dit werk dan ook vooral als waardevol experiment zien. Jammer dat ze hier zo op tronen staan, want het zitten is zo belangrijk. Ik mag u verklappen dat een door Rietveld geïn spireerd meubel wat dit zitten betreft zeer wel voldoet. Of die op de tentoonstelling 7.o zijn weet ik nog steeds niet. Wie de Utrechtse tentoonstelling niet zag kan thans in ieder geval de schade inhalen. BART VAN DER LECK Tot dezelfde datum als de tentoonstelling van Rietveld duurt is in de nieuwe vleugel een expositie te zien van het werk van de schilder Bart van der Leek. In zekere zin staan zij wel dicht naast elkaar door de Stijl-ideeën. Een huis van Rietveld ver draagt echter alle schilderijen. Een schil derij van Van der Leek verdraagt zeker niet alle omgevingen. Is men dan niet met het werk van de eerste veel vrijer dan met het werk van Van der Leek? En is dat toch niet een kriterium! Voor mij blijven de schilderijen van Van der Leek een ver siering van huizen in een bepaalde stijl. Het meest waardeer ik dan ook zijn enke le tapijten. Van der Leek sluit mij het dro men uit. Hij sluit de wand af. Zelfs door de. wand van een Rietveld die een nood zakelijkheid is wil ik wel eens heen in ge dachten. Hij belet me dat niet, want hij geeft me nog de plaats voor een schilde rij en een uitzicht daarmee op een wereld, die hij met zijn vensters nu eenmaal niet kon geven. Van der Leek geldt voor heel veel mensen als belangrijk. Nu maakt mij Mondriaans begin als schilder al wantrou wend. Ik heb echter bij een schrijven over deze figuur getracht te zien dat Mondriaan in zijn abstracte kunst pas vond wat hij meende aan ons te kunnen openbaren; dat met zijn ontwikkeling zijn functie in onze maatschappij hem duidelijk is geworden. En blijkens zijn invloed op een en ander naast de vrije schilderkunst heeft hij ze ker zijn waarde ten volle bewezen. Als ik echter op deze tentoonstelling gedemon streerd zie hoe Van der Leek uitgaande van een toch min of meer realistische weergave der dingen, die ons omgeven, steeds opnieuw tot zijn zozeer geabstra heerde (abstracties mag ik nog net niet zeggen) zaken komt, dan vraag ik me af in hoevei're hier nog sprake is van een werkelijk levende visie. Van Braque kan men zich voorstellen, dat hij de dingen ziet zoals hij ze ons overdraagt. Van der Lecks verwerkingen zijn mij te cerebraal. Ik geloof niet in een decoratief geval als resultaat van een slechte tekening. Want dat is het toch met bijvoorbeeld een stil leventje van appels en nog iets, dat uit loopt op een schilderij van lijntjes en recht hoekjes. Van der Leek moest namelijk niets van de cirkel hebben. Het is natuur lijk van hem een streven naar de essentie van de dingen geweest. Maar waarom bij die essentie de cirkel uitgesloten moet zijn blijft mij een raadsel. In Mondriaan kan ik een consequente ontwikkeling zien van iemand, die het in het vrije schilde ren niet kon vinden. Van der Leek blijft op mij de indruk maken van een slecht schilder (zie de abominabele aquarellen en tekeningen) die op voor mij twijfelach tige wijze uitweg zocht om te kunnen gel den. Toch moet ik de toewijding voor een en ander erkennen. Maar het bevrijdt mij niet. En het is waarlijk zo dat uw verslag gever niet hoopt te gelden door een me ning, die tegenovergesteld is aan die van zovele andere mensen. Er zijn heel veel meer mensen, die bij een benaderen van de ideeën van de Stijlaanhangers (die on derling al ruzie konden hebben) vastlopen op Van der Leek. Hij heeft verder weten te boeien door zich bezig te houden met ons sociale bestaan. In de schilderijen die dit probleem betreffen zie ik thans alleen maar verouderde romantiek van mededo gen met het bestaan van wat men noemde het proletariaat. En misschien zie ik dan nog te veel. In ieder geval ontstond een schilderij als het uitgaan van een fabriek onder invloed van een gevoel, dat ons nu, gezien het schilderij, als mode voorkomt. Wat bij Steinlen echt was is hier, steeds weer gezien het schilderij, vals. Geen pro letariër, die hiervoor kon voelen en ver moedelijk geen maatschappen jk-geïnte- resseerde op een gunstiger plaats dan die proletariër, die door zo'n schilderij bewo gen werd. De niet zo beste voorstudies voor dit schilderij liepen trouwens uit op een gortdroog schilderij met veel minder ruimtelijkheid dan de studies nog vertoon den. Dit soort onderwerpen zijn nog te ont moeten. Ik geloof dat de bewonderaars van een Van der Leek het van een andere schilder thans nauwelijks zouden bekijken. Het kan Van der Leek voorgestaan heb ben boven de tendenskunst uit te komen. Het resultaat is dat we in een museum ellende moeten gaan genieten. Hoe menselijk is dan een Le Faucon- nier, die zo'n belang rijke rol vervuld heeft in de vormont- wikkeling van de moderne kunst en toch nog miskend werd door de nieuw lichters rond de beeldende kunst- Dat kwam omdat Le Fauconnier net niet helemaal in de lijn liep van de kunstpo litiek van de kubis ten, een politiek waarmee een Apolli- naire, de bekende en in. de schilderkunst van zijn tijd zo mee levende en meevech tende dichter, nog rekening moest hou den! We lezen dat in de catalogus van de tentoonstelling van werken van Le Fau connier, die tot 13 april in het Stedelijk Museum gehouden wordt. Die catalogus begint met een beschouwing van Le Fauconnier over „De moderne gevoels sfeer en het schilderij," geschreven voor de catalogus van een tentoonstelling van de Moderne Kunstkring in het Stedelijk Museum in het jaar 1912. Die beschouwing is nog lang geen geschiedenis geworden en bevat aan het slot waardevolle wenken aan jonge kunstenaars, ook van vandaag. Le Fauconnier exposeerde dus in Neder land. Hij deed dat vaak. Hij heeft hier lan ge tijd gewoond en gewerkt. In verschei dene zijner schilderijen voelt men hem als een der onzen. Hij heeft grote invloed ge had op de Nederlandse schilderkunst. Het begin van de Bergense school ligt bij hem. Met zijn verblijf in ons land veranderde ook zijn werk, evolueerde hij van kubist naar expressionist. Zijn kubisme werd door Apollinaire een fysisch kubisme ge noemd. Wij zouden misschien kunnen zeg gen dat aan Le Fauconniers kubisme het hart veel meer deel had dan aan het ku bisme van anderen. Met Braque stond Le Fauconnier aan het begin van het kubis me „waar(in) het intellectuele over heerste," zoals de Nederlandse Parijze- naar Conrad Kickert voor de catalogus schrijft. Mogelijk ligt de door de Franse schilder en kunstbeschouwer Ozenfant ge releveerde miskenning van Le Faucon nier toch juist in het feit dat het intellec tuele in Le Fauconniers werk nu niet zo overheerste. Mogelijk voelde men rond 1912 in Le Fauconniers ontwikkeling wel een- voor het Franse gevoel vreemd ex pressionisme. Le Fauconnier werd in 1881 te Hesdin in Noordwest Frankrijk geboren. Het be hoeft dus al niet zo verwonderlijk te zijn dat hij en Nederlandse en ook Belgische schilders elkaar vonden op het gebied der gevoelens. Hij studeerde te Parijs onder meer aan de in de ontwikkeling der mo derne kunst door de leerlingen vooral be kend geworden Academie Julian. In 1905 trad hij voor het eerst op bij de Franse Onafhankelijken. Belangrijk is de tijd die hij vanaf 1906 in Bretagne te Ploumanach doorbracht. Toen kwam hij al tot grote vormen, waarmee hij de synthese van een landschap bracht. Daar ook kwam hij tot zijn kubistisch vormgeven. De schilderijen vlak voor zijn meer kubistische gemaakt komen mij niet als zijn minste voor! La ter wordt hij in Parijs op Montparnasse „Chef" van de daar gevestigde groep ku bisten, waartoe ook behoorde Delaunay, wiens werk nog niet zo lang geleden in het Stedelijk Museum te zien was. „Geen con tact met de Italiaanse Futuristen", leest men in de catalogus. Le Fauconnier schreef immers: „In ieder geval brengt deze weergeving van de moderne bewe ging (die van de machine) niet noodza kelijkerwijs het omlijnde idee van een auto met vijftien wielen met zich mee en de dissonanten van het straatleven (de he vige tegenstellingen van het affiche en van het reclamebord) dringen aan de schil der niet uitsluitend gebruik van hun kleur schakeringen op". En hij wijst op de or dende roeping van de kunstenaar. Belang rijk ook in verband met een bepaalde pe- Albert Verweij door Le Fauconnier. riode van Van der Leek is Le Fauconniers mening dat de aanleiding tot nieuwe schoonheid in de moderne tijd wel iets heel anders kan zijn dan „de straat, fabrieken, machinerieën. „Het komt niet bij' de kun stenaar op deze nieuwe mogelijkheden voor de waarneming te systematiseren. Hij wil aan zijn tijd een eigen uitdruk kingswijze verschaffen, die menselijk en krachtig genoeg is om de tijd te weer staan". De gelijktijdigheid van beider ten toonstellingen, toevallig misschien, blijkt aanleiding tot mogelijk boeiende vergelij kingen en beschouwingen. Naar aanlei ding van Van der Lecks puur abstracte schilderijen citeer ik daarom meteen Le Fauconnier, die zegt: „Een ander manië risme zou de volstrekte uitschakeling er van (het onderwerp) zijn, een louter spel van ruimtelijke lichamen of kleurvlekken. Als hij dat spannende duel tussen zijn verstand en de werkelijkheid zou ontgaan, zou de kunstenaar komen tot een schilde ring van gèmoedstoestanden met een be perkte plastische waarde. Mogelijk dat Van der Leek helemaal geen waarde hecht aan gemoedstoestanden. Men be grijpt nu in ieder geval wel de aanhef tot mijn schrijven over Le Fauconnier na de regels over de ander. De afwijzing van het spel van ruimtelijke lichamen houdt het zich onttrekken aan de consequenties van de strengheid der kubistische formules in. Rond 1913 wordt dan zijn werk veel meer expressionistisch. Gelijk dat van een Her- bin lag zijn kubisme ons al goed. Nu komt hij ons steeds vertrouwder voor door de overeenkomsten die schilders als bij voor beeld Piet van Wijngaard, Leo Gestel, Piet Wiegman en een Belg als Gustave de Smet in hun werk met het zijne tonen. Deze tentoonstelling maakt zijn invloed wel zeer duidelijk. Men ontmoet uit die Nederlandse periode ook de al te ver trouwde Le Fauconniers, veelal stillevens, die mij minder boeien dan bij voorbeeld het vroegere werk. Misschien dat dit ook andere bezoekers van deze tentoonstelling dan ik doet ontdekken niet geweten te heb ben dat Le Fauconniers oeuvre eigenlijk zo belangrijk is. En zo blijkt deze ten toonstelling noodzakelijk en mag hij tot een der heel belangrijke in de grote reeks exposities, gebracht door het Stedelijk Mu seum, gerekend worden. De tentoonstel ling gaat niet verder dan 1922. Le Fau- conniei stierf in 1945. Moeten we aanne men dat het latere werk minder interes sant is? Eerlijk gezegd doet deze exposi tie een teruglopen van de kwaliteiten ver moeden. PRENTENKABINET Het prentenkabinet van het Stedelijk Museum vertoont tenslotte tot 6 april gra fiek en enkele aquarellen en tekeningen van Duitse expressionisten. Vertegenwoor digd zijn Heckel, Kirchner, Nolde, Pech- stein, Rohlfs en Schmidt-Rottluff. Zij zijn van invloed geweest op een andere Neder landse groep: de Ploeg, die Groningse kunstenaarsvereniging, waarin onder meer Jan Wiegers zo'n belangrijke rol gespeeld heeft. Bob Buys

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 13