School en bedrijfsleven vonden elkaar In gemeenschappelijke taak GROOTSTE CIRCUS TER WERELD KOMT NAAR HAARLEM Erbij NIEUWE METHODEN OM JONGE MENSE VOOR TE BEREIDEN OP HUN TOEKOMSTIGE ARBEID PAGINA TWEE MBgBgMBBgHft.11 ■■■■'■■ui,_j. Docenten in aardrijkskunde en ge schiedenis worden op Schiphol voor gelicht over beroepen en functies in vliegtuigbouw en luchtvaart. Op de -chtergrond een Fokker „Friendship". Leerlingen van „Hel Rijnlands Ly ceum," te Wassenaar brengen een bezoek aan T.N.O. in Delft tijdens een „werkweek" DE TDD IS VOORBIJ dat de middel bare scholen de „lege" dagen tus sen proefwerkperiode en eind rapport opvulden met zogenaam de leerzame excursies. Het be drijfsleven was over dat soort „sight-seeing" niet bijster geest driftig en de scholieren en hun leraren bewaren in het algemeen ook geen bijzonder fleurige her innering aan een doodvermoeiend gesjouw langs allerlei ingewikkel de machinerieën, waarvan men na afloop bijna net zo weinig snapte als aan het begin van het uitstapje. Toch voelde zowel het onderwijs als het bedrijfsleven behoefte aan een vruchtbaar contact om te ver mijden dat de afstand tussen beide steeds groter zou worden. Want na de bevrijding bleken de jonge mensen zich moeilijker te kunnen aanpassen aan de sfeer van het bedrijfsleven, werd het hun ook moeilijker de juiste functie te kie zen door de toenemende speciali satie, kwamen ook meer en meer jongeren van de schoolbanken, wier toekomstig beroep niet van huis uit traditioneel bepaald was Geen wonder dus, dat er vaak ver keerd werd gekozen en dat heel wat talenten minder rendement af wierpen dan men mocht verwach- ten. Dit was ook gezien in het licht van een grotere behoefte aan lei dinggevend personeel in de onder nemingen betreurenswaardig. Voor de oorlog was de verhouding tus sen het aantal leidinggevende functies en het gehele personeel in het bedrijfsleven ongeveer één op veertig; thans is er op elke tien werknemers reeds een staffunctio naris nodig, in de chemische in dustrie zelfs één op drie. Men kwam dan ook in onderwijskringen tot de conclusie, dat men er met een verbetering van het excursie programma alleen niet kwam, maar dat men moest streven naar een algemene klimaatsverbetering in het contact tussen onderwijs en bedrijfsleven, waardoor de leraren beter op de hoogte zouden komen van wat „werken in een bedrijf" eigenlijk heel precies inhoudt. HAARLEMSE PIONIERS IN HAARLEM HÈEFT een plaatselijke commissie van leden van de Maatschap pij voor Nijverheid en Handel en leraren in dat opzicht pionierswerk verricht, ter wijl in Den Haag een soortgelijke ontwik keling viel te constateren. De daarbij op gedane ervaringen leidden er in 1955 toe, dat de vier centrale werkgeversorganisa ties tezamen met de Maatschappij voor Nijverheid en Handel en de Raad van Le raren de stichting Contactcentrum Be drijfsleven-Onderwijs oprichtten. De start van de jonge stichting, een tweedaagse conferentie voor rectoren en directeuren van gymnasia en hogere burgerscholen was een gelukkig yoorteken voor de weer klank welke het C.B.O. in het onderwijs heeft gevonden. Men verwachtte voor de ze bespreking van de fun :tie van de do cent in de beroepskeuze van de leerling, de toekomstmogelijkheden in het bedrijfs leven voor de afgestudeerden van middel bare scholen, de opleidingsproblemen in het bedrijfsleven en de functie van het middelbaar onderwijs bij de voorberei ding van de leerling voor de maatschap pij ongeveer veertig of vijftig deelne mers: het werden er bijna tweehonderd- vijftig! Op de daarop volgende soortgelij ke conferenties met de docenten versche nen vele honderden leraren en lerares sen, zodat men thans kan zeggen, dat het Contactcentrum BedrüfslevenOnderwijs met zeker tweeduizend van de achtdui zend docenten bij het middelbaar onder wijs relaties onderhoudt en daardoor vier- honderddertig scholen met honderdveer tigduizend leerlingen bestrijkt. Men dient daarbij te bedenken, dat het C.B.O. zich alleen richt tot het vierde, vijfde en zesde leerjaar. De liefde voor het C.B.O. komt echter beslist niet alleen van de kant van het onderwijs. Het. bedrijfsleven toont niet al leen belangstelling door als gastheer op te treden voor bezoekende scholieren, maar het steunt ook in financieel opzicht het Het koorddansen, nog altijd een der voornaam,ste attracties van elke circusvoor stelling, is al vele eeuwen oud. Uit Frankrijk kwam het naar Amsterdam waar zoals deze oude prent laat zien „met bevallige zekerheid een spel, de liefde be treffende, op het slappe koord werd uitgebeeld". Bij het einde van het stuk sprongen de dansers „wenend op den grond, om onmiddellijk met gracielijke zwier voor het applaus te danken". Tegenwoordig spelen de evolXLties der koorddansers zich op een heel wat hoger en gevaarlijker niveau af, dit terwtlle van de op sensatie beluste toeschov.werx. werk van het Contactcentrum op royale wijze: bijna vijftig ondernemingen en drie plaatselijke fabrikantenkringen brachten het vorig jaar voor het C.B.O. 127.000 gulden bijeen. Die medewerking wordt niet als filantropie gezien, maar als com mercieel gezond. Men kan het onderwijs immers niet verwijten dat geen goede voorbereiding van de jeugd op de moderne maatschappij wordt gegeven, als de onder nemingen in gebreke zouden blijven hel onderwijs in dat opzicht met voorlichting terzijde te staan. Dat geld is hard nodig ook want de ac tiviteit van het kleine, maar onder leiding van drs. J. D. Visser efficiënt werkende bureau aan de 't Hoenstraat in Den Haag, neemt nog steeds toe. Na de algemene oriënterende bijeenkomsten voor de leerkrachten is men conferenties gaan houden voor speciale vakgebieden, opdat de leraren gemakkelijker de jongste ont wikkelingen in hun eigen vak kunnen bij houden. Voor een vak als scheikunde bij voorbeeld is dat van onschatbaar belang. Een paar onlangs in Amsterdam gehou den bijeenkomsten betroffen de toepas singen van de wiskunde in de administra tieve sectoren van het bedrijfsleven en de betekenis en omvang van de effectenbeurs en effectenhandel. Ook voor deze studieda gen bestond een verheugend grote be langstelling: men rekende op vijfentwintig man, maar er kwamen wel honderd aan meldingen. Het frappante daarbij is, dat men niet alleen docenten aantrekt, die de visie op hun eigen vak willen bewaren, maar tevens anderen die de behoefte ge voelen tegenover hun leerlingen zo all round mogelijk te zijn. Zo meldde zich voor de studiedagen over de effectenhan del een leraar in de biologie aan. Dat zelf de verschijnsel valt ook bij de stages in de zomervakanties op te merken: de Alk- maarse rector, die stage gaat lopen bij de Shell om te weten te komen hoe de perso- neelsselectie geschiedt is misschien wel het meest spectaculaire, maar zeker niet het enige voorbeeld van deze door het Contractcentrum Bedrijfsleven-Onder wijs bevorderde activiteit. BEROEPENVOORLICHTING Van het één komt het ander en zo kan het moeilijk verwonderen dal allengs ook verlangens groeiden naar een goede be- roepenvoorlichting op de scholen. Aan dat onderwerp heeft het Contractcentrum in de herfst van 1957 een landelijke confe rentie gewijd, voorafgegaan door een oriënteringsreis door vijf onderwijsmen sen naar Engeland. Het gaat daarbij niet om de beroepskeuze, welke men aan de leerlingen zelf wil overlaten, maar om sommige leerkrachten zó met kennis en materiaal toe te rusten, dat zij de scho lieren, wanneer deze daar uit eigen bewe ging naar vragen, zo goed mogelijk kun nen voorlichten. Naar het Engelse voor beeld van de „careersmaster" gingen sommige Nederlandse middelbare scho len reeds bij wijze van proef over tot de aanwijzing vam een school dekaan. j Daar op dit terrein vaak gebrek is aap goed voorlichtend materiaal, heeft het C.B.O. het initiatief genomen tot de uitga ve van een reeks brochures over de hoge re functies in het bedrijfsleven. Binnen kort verschijnt het eerste gedeelte over dc koopvaardij. Daarna volgen boekjes over het reclamewezen, het bankbedrijf en de mijnbouw. Een commissie ziet erop toe, dat deze boekjes niet een wervend karak ter zullen dragen ten gunste van de be handelde beroepen. De minder rooskleu rige kanten van een beroep dienen even zeer tot uitdrukking te komen. En verder zal deze serie niet tot het bedrijfsleven in engere zin beperkt blijven, want men wil ook de vrije beroepen en anderen in de gelegenheid stellen mee te doen. Werkt het C.B.O. nu alleen maar van binnen uit door de binding tussen leraren korps en bedrijfsleven te verstevigen? Wordt er dan niets gedaan aan het recht streekse contact met de scholieren? Dat laatste wordt zeker niet verwaarloosd. In feite is het zo, dat alle excursies van mid delbare scholen voortaan onder auspiciën van het C.B.O. tot stand komen. In Den Haag hebben een paar specialisten een dagtaak uitgedokterd van zo verantwoord mogelijke excursieprogramma's. Die wor den dan ook zoveel mogelijk ingepast in de leerstof der betrokken klassen. Dat wil dus zeggen, dat. de technische bedrijven meer voor de B-klassen zijn gereserveerd en dat de A-klassers dikwijls de commer cieel en administratief interessante on dernemingen zullen bezoeken. Die excur sies worden vooraf ingeleid in de klas, zo dat de scholieren niet onvoorbereid met een bedrijf in kennis worden gebracht. Meestal wordt niet een fabriek of een kantoor in zijn geheel bezocht, maar wordt met een voor de leerlingen essentieel on derdeel volstaan. Door de betekenis van dit onderdeel zo goed mogelijk te illustre ren kan een bezoek aan een bank even boeiend worden als aan een industrie. Deze excursies zijn op tal van scholen echter reeds achterhaald door de zoge naamde werkweken. waarbij een klas een week lang studies maakt van belang rijke bedrijven (Philips, de B.P.M., de vaak dragers van bekende namen in het Nederlandse economische leven, die aan zo'n gedachtenwisseling kleur en reliëf verlenen. Twee jaar geleden begon het C.T' O. eens aandacht te schenken aan het wer ken door scholieren tijdens de zomerva kantie. Men heeft daarover mondeling en schriftelijk voorlichting gegeven, omdat de ervaringen tijdens dergelijk vakantie werk gegeven niet zonder invloed blijken op de latere benadering van het bedrijfs leven. Het C.B.O. -verleende in 1958 zijn bemiddeling bij het organiseren van een vakantiekamp van meisjes die bij een con serven fabriek in Breda gingen werken en deze proef slaagde zo uitstekend, dat zij dit jaar wordt herhaald en uitgebreid met een kamp voor jongens, die de P.T.T. een handje gaan helpen. NOG GEEN VERZADIGING „Het verzadigingspunt van het contact tussen onderwijs en bedrijfsleven is nog niet in zicht en zal waarschijnlijk voorlo pig ook niet bereikt worden. De snelle vn: itsch'inpelijke veranderingen houden aan, zodat school en onderneming zich steeds weei in andere posities tegenover elkander gesteld zien. Er is onderlinge wisselwerking in hun verschuivingen, maar ook verschil in tempo, dat met hun wezen overeenstemt", zo begint het dezer dagen verschenen jaarverslag over 1958. De inhoud van dat rapport getuigt even zeer van het dynamisme dat in die woor den ligt opgesloten. Men vestigde de aan dacht op het belang van radio, televisie en film voor het onderwijs, op de mogelijk- P.T.T. en de Nede,iüa^n.dse Spoorwagen hed^n welke de .discussietechniek biedt en >est in trék) en van ver- 'men' bracht 'opnieuw vele schoolleiders te- zijn daarbij het mees sGShiïlcndê aspecten van' het bedrijfsleven, waarbij de kathedermethode het meer en meer moet afleggen tegen het groepsge sprek en door aan steden of streken gewijde studies, waarin uiteraard ook de plaatselijke bedrijven worden betrokken. R.ontere betekenis moet ook worden toe gekend aan de forum-discussies welke met de leerlingen van eindexamenklas- scn plaats vonden over toekomst en moge lijkheden van het bedrijfsleven. Het zijn opnieuw zamen ter bespreking van het onderwerp organisatie en leidinggeven. In twaalf plaatsen werden studiedagen gehouden, want het C.B.O. werkt sterk gedecentra liseerd. Dat is niet alleen een voorwaar de voor een zo goed mogelijke samenwer king tussen scholen en ondernemingen op plaatselijk niveau, het maakt ook dat het C.B.O. met een in omvang beperkt appa raat een uitgestrekt arbeidsveld kan be werken. ADOLPHE PLATH stond met de handen in de zakken te kijken naar de vrachtauto's met puin en zand, die af en aan rijden om het braak liggende terrein aan de Jan van Galenstraat te Amster dam zestig centimeter op te hogen. Dit is nodig, op dat de hoofdstad in juni het Duitse Circus Krone plaats kan bieden. Aanvan kelijk was er namelijk sprake van, dat Amsterdam we gens gebrek aan staan plaats van de tourneelijst zou worden geschrapt. De belangstelling van Adolphe Plath voor deze werkzaamheden spruit voort uit het feit, dat hij adjunct-directeur is van Circus Krone. „Als wij de enorme tent, de stallen en de honderden wa gens op één terrein willen onder brengen, moet dat terrein zeker 40.000 vierkante meter groot zijn. En in welke stad vind je dat? Hier in Amsterdam komt alleen de Jan van Galenstraat in aanmerking", aldus de heer Plath, „maar als het regent staat het direct blank. Daarom wilden wij Amsterdam niet bezoeken, maar het gemeen tebestuur laat het terrein nu op hogen om het voor ons en voor degenen, die na ons zullen komen, geschikt te maken. Wij komen nu zodra de ophoging gereed zal zijn, dat is in juni". Circus Krone geeft op 16 mei zijn Nederlandse première in Utrecht. Adolphe Plath raakt enthousiast als dit ter sprake komt: „Dit wordt een intocht zo groots, als slechts te vergelijken is met de intocht van Sinterklaas in Amsterdam. Het gemeentebestuur is ons bijzonder terwille geweest. Het zal zelfs de parade afnemen!" Na Utrecht zal de circusstad Rot terdam bezoeken (26 mei tot en met 14 juni), vervolgens komt Amsterdam aan de beurt en van 9 juli tot en met 14 juli wordt Haarlem bezocht, waar het circus vermoedelijk verrijzen zal op de helikopterweide aan de Wagenweg ten zuiden van de Spanjaardslaan. Verder worden bezocht Emmen, Enschede, Nijmegen, Zwolle, Leeuwarden, Groningen en Den Haag Onlangs brachten wij aan i_ir- cus Krone in Dusseldorp een be zoek. Wij zaten toen in het rij dende circuscafeetje tegenover Frieda Sembach-Krone en Carl Sembach. Zij bezitten nu het enorme Amerikaanse Ringling Brothers en Barnum en Bailey als reizend circus heeft opgehou den te bestaan het grootste circus van onze aardbol. Zij zijn de eigenaars van tweehonderd woon- en pakwagens, van een tent, waarin duizenden mensen tegelijk de voorstelling kunnen zien en van meer dan vierhonderd dieren. Hun onderneming heeft ruim driehonderd artiesten en employés in dienst. Dat betekent, dat er om alles te kunnen betalen onderhoud, afschrijvingen, voe ding, belastingen iedere dag opnieuw vijftienduizend gulden de kassawagens moeten binnenrol len. Dat is in ieder reisseizoen zo'n paar miljoen gulden. En die moe ten straks, met guldens en kwar tjes in Nederland bijeen komen, wil de tournee geen fiasco wor den. Carl Krone werd in 1870 ergens in Duitsland in een woonwagen geboren. Zijn vader was kermis reiziger, die met. een groepje die ren rondtrok. Het sprak vanzelf, dat Carl al op jeugdige leeftijd een actieve rol ging spelen in vaders menagerie. Hij werd de attractie van het bedrijfje, want hij begon met roofdierendressuur, die toen nog in de kinderschoenen stond. In die tijd trad de dompteur met zijn leeuwen of tijgers op in de kooiwagen zelf, en niet, zoals tegenwoordig, in een speciale kooi. Toen vader Krone in 1901 stierf, nam Carl de directie over. Hij trouwde met de dochter van Be- noit Ahlers, die met een honden theatertje rondtrok, voegde zijn bedrijfje, met dat van zijn schoon vader samen, leende wat geld en startte met het „Circus Charles". In 1905 bezat hij een voor die tijd reusachtige circustent en een uit gebreid wagenpark. Toen Circus Charles in 1911 Nederland bereis de, behoorde het reeds tot de grootste ondernemingen ter we reld. Carls vrouw Ida trad op met een nummer, dat sindsdien onge ëvenaard is gebleven: zij begaf zich in een kooi met niet minder dan vijftig leeuwen. De eerste wereldoorlog bracht het bedrijf zware slagen toe, maar in 1918 brak een gouden tijd aan. Carl herdoopte zijn bedrijf in „Circus Krone" en bouwde in Miinchen een vast circusgebouw, dat thans nog het winterverblijf van het circus is. In de twintiger jaren beleefde het circus een felle concurrentiestrijd mèt circus Sar- rassani; beide noemden zich het „grootste circus van Europa". Na een reeks processen kwam Kro ne als winnaar uit de strijd. Om streeks 1930 bereikte Carl Krone de top. Zijn personeel bestond toen uit ruim duizend mensen en voor het vervoer van zijn onder neming waren vier treinen nodig. In de stallen stonden vierhonderd paarden, zevenentwintig olifanten en tientallen andere dieren. In de kooiwagens trof men ruim honderd vijftig roofdieren aan. In de oorlog werd het bedrijf ver kleind. In 1943 reisde Krone in Oostenrijk. Regisseur Arsene Car- dinale bevestigde ons het verhaal, dat Frieda deed: hoe de oude Carl Krone daar tijdens de première te Salzburg met gekruiste armen onder de orkestbak stond om de voorstelling van begin tot einde te zien. Na het laatste nummer trok hij zich stil in de wagen terug. Een uur water was hij dood. Ida Krone, haar dochter Frieda en Carl Sembach, de vermaarde dompteur, die inmiddels met Frieda was getrouwd, namen de zware taak van de circusvorst over. In 1945, toen er van de des tijds zo bloeiende onderneming maar weinig over was, begon de opbouw. Een opbouw, die slaagde, vooral dank zij de oude Ida Kro ne. Circus Krone liet weer van zich horen. Toen Tda Krone twee jaar geleden, 81 jaar oud, over leed, was Krone weer wat het vroeger was. het grootste circus van Europa. Carl Sembach zei ons: „Het circus is niet uit de tijd. Het zal er altijd zijn, zolang er mensen zijn, die amusement zoe ken. Maar wij hebben ons wel aan deze tijd aangepast. Volgens mij is de tijd voorbij, dat men het pu-» bliek kan imponeren met een paar leeuwen of met een driedubbele salto. O ja, wij hebben zowel het een als het ander in ons program ma, maar het zijn geen op zichzelf staande nummers, het is een uit vijf geweldige taferelen bestaan de ineenlopende show, van een al lure, zoals een circus nog nooit heeft gebracht. Dat wij de goede weg zijn ingeslagen, moge wel blijken uit het feit, dat wij nu al drie jaar met hetzelfde program ma door Europa trekken. En steeds voor een uitverkochte tent

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 16