De vreemde voorgeschiedenis van onze nylonhonsen VROUWELIJKE LEVENSKUNST acauut VOOR JULLIE PRINSESJE APPELWANG vV DU PONT'S MILJARDENRIJK Lavatera trimestris Tïlen neme. Voor dé Erbij KATHERINE MANSFIELD, SCHRIJFSTER MET AFKEER VAN HET GIGANTISCHE Om af te maken Samen uit n r* ZATERDAG 25 APRIL 1959 PAGINA VIER IN HET JAAR 1739 aanschouwde Pierre-Samuel Dupont de Ne mours in Parijs het levenslicht. Hij studeerde sociale, economische en politieke wetenschappen. Hij had bovendien politieke belang stelling. Enige jaren diende hij de koning van Polen. Later kreeg hij belangrijke ambtelijke functies in zijn vaderland. Hij was een dergenen, die het verdrag van 1783 opstelden, waarbij Frankrijk de onafhankelijkheid der Verenigde Staten erkende. Misschien was dit wel een eerste stap op de weg naar de hedendaagse nylonkous! Hoe dit zij, in 1789 werd Pierre-Samuel lid van de Franse Staten- Generaal. Hij steunde tal van progressieve wetten en maatregelen, doch bleef zijn koning Lodewijk XVI trouw. Dit laatste had tot gevolg, dat men hem een paar jaar later in de gevangenis wierp en besloot, hem te verbannen. Een invloedrijke vriend wist de uit voering van dit besluit te verhinderen. Pierre-Samuel echter vond het welletjes. Hij ging in 1799 met vrouw en kroost scheep naar Amerika. Tot tweemaal toe keerde hij naar Frankrijk terug, doch in 1814 vestigde hij zich blijvend in de Verenigde Staten, waar hij in 1817 stierf, na vele teleurstellende ervaringen. WAT HEEFT dit alles nu te maken met de nylon-kous? Dat zult u zien. Precies op 1 januari 1800. op de eerste dag van de negentiende eeuw dus, arriveerde het gezin Du Pont in de Ameri kaanse haven Newport. Hun gehele bezit was de lading zout van het schip. Maar dit zout had onderweg zo geleden, dat het vrijwel waardeloos was geworden. Dupont en de zijnen waren dus aange wezen op het verre van gemakkelijke bestaan van onbemiddelde immigranten. Pierre-Samuel's zoon schafte raad. Hij had in Frank rijk scheikunde gestudeerd en besloot daarom, het in de Nieuwe Wereld eens met buskruit te gaan proberen. Hij sprak met enige vooraanstaande Amerikanen, wees op de verdiensten die zijn vader zich jegens de Verenigde Staten had verworven door het verdrag van 1783, vond steun en begon een buskruitfabriek. De fabriek deed het goed en na enige jaren behoorde hij tot de welgestelden. Toen in 1914 de oorlog uitbrak stegen de vraag en de prijs van dynamiet op ongekende wijze. De firma Dupont de Nemours besloot het eens met dynamiet te proberen. De ze gevaarlijke springstof bleek het com mercieel uitstekend te doen. Zó goed, dat de firma binnen een paar jaar zijn dy- namietproduktie van 4.000.000 kg. per jaar kon vergroten tot 220.000.000 kg. per jaar. De winsten hielden meer dan gelijke tred met de omzetten. Het resultaat? Honder den miljoenen dollars verdienden de fir ma en de familie Du Pont de Nemours aan de Eerste Wereldoorlog. Hoe vreemd het moge klinken, de springstof dynamiet legde de hechte grondslag voor een der grootste wereldconcerns. Na oorlog komt vrede. Zo was het ook in 1918. En de vrede bracht vanzelfspre kend minder vraag naar dynamiet en meer vraag naar minder ontplofbare pro- dukten. De firma Du Pont de Nemours schakelde over van dynamiet op lippen stiften, kunstzijde, kunstrubber en ande re min of meer onschuldige artikelen. Aan de lopende band verlieten zij de fabrieken van de Du Pont's en zij legden de fabri kanten waarlijk geen windeieren. De fir ma ging behoren tot de belangrijkste in dustriële concerns met grote belangen ook in de auto-industrie en, natuurlijk, in de chemische industrie. Reusachtige bedra gen worden besteed voor wetenschappelij ke onderzoekingen. Het concern beschikt over een vijftigtal eigen laboratoria. Veer tig miljoen dollar (dat is ruim 150.000.000) steekt het jaarlijks in de wetenschap. Elf jaren lang werd er in de laboratoriums gewerkt en gezocht om de nylonkous te kunnen gaan vervaardigen. WIJ WILLEN hier slechts aanstippen, dat die stof in luttele jaren in tal van in dustrieën en beroepen toepassing ging vin den. Iets uitvoeriger gaan wij in op de nylonkous, het kledingstuk, dat het mach tige Rijk der Vrouw zonder slag of stoot veroverde. Er wonen op aarde ruim zes entwintighonderd miljoen mensen. Het aantal vrouwen en meisjes kan men dus op dertienhonderd miljoen stellen. Volgens de ramingen der kousenfabrikanten is voor meer dan driehonderd miljoen vrouwen en jonge meisjes een paar nylon kousen een „ideaal". Bij een gemiddelde van zes paar kousen per jaar komt u op.re kent u zelf maar verder en dan beseft u, welke fantastische winsten de uitvinding van de nylonkous de familie en het con cern Du Pont de Nemours heeft opgele verd, tenminste enkele miljarden. Nieuw tenu voor waterskiërs, bestaande uit schuimrubber. AL KATHERINE MANSFIELDS WERK, zelfs haar kritieken (waaronder prachtige stukken over Couperus), zijn doordrenkt van de litteraire passie, die haar leven verslonden heeft, en van haar dichterlijk heid en menselijkheid. Haar gedachten- gang heeft met die van Lawrence gemeen, die zij zich de psychologie van de man niet denken kan zonder die van de vrou- welijke tegenspeler. Daardoor wordt de vrouw bij hen vaak de hoofdpersoon, ge zien door de ogen van de man. De overeen komst tussen deze beide auteurs in dit op zicht is de tweeëenheid man-vrouw, ivaar- omheen al het gebeuren zich voltrekt en waaraan zelfs de hen omringende voor werpen in dat wat zij uitdrukken onderge schikt zijn. Het verschil is echter, dat de voorkeur van Lawrence naar een gigant van een hoofdpersoon uitgaat. Bij Kathe- rine Mansfield komt de vrouwelijke char me en het vaak ongewilde raffinement van haar vrouwenfiguren goed uit tegen de achtergrond van de filosofische schuch tere man. Mansfields humor is spranke lend, soms ironisch en af en toe met wat trieste zelfspot. Haar tederheid heeft een afkeer van het gigantische. Zelfs haar zeeën murmureren altijd en bulderen nooit. Met dezelfde vrouwelijke levens kunst schenkt zij de huiselijke voorwerpen betovering. Haar kritische geest en poë tisch gevoel behoeden haar voor gemeen plaatsen. Beiden, Lawrence en Katherine Mansfield, deden baanbrekend werk voor al wat de psychologie en de afwezigheid van het sentimentele element betreft. In haar dagboek noteert zij op 20 september 1916: „Ik lijk meer op Lawrence dan op wie ook. Wij gelijken in feite ondenkbaar veel op elkaar". Een echte bloemenliefhebber .bleek deze prille bezoeker van de Keukenhof te zijn. Slechts met moeite kon men hem ervan weerhouden, de bloeiende narcissen op te eten. EEN GOED VOORBEELD van de Mans- field beschrijvingen is te vinden in het korte verhaal „Psychology" met een voor die tijd en ook voor de onze uit zonderlijk beknopte weergave: „Zo, ter wijl ze de theepot warmde en droog- schudde boven de spiritusvlam zag ze die tv/ee anderen: hij, achterover leunend, het zich gemakkelijk makend tuèsen de kussens, en zij, als een opgerolde slak in het blauwe huisje van de leunstoel. De afbeelding was zo duidelijk en precies, dat deze kon geschilderd zijn op de blauwe deksel van de theepot. En toch kon ze zich niet haasten. Ze had kunnen schreeuwen: „Geef me tijd". Ze moest tijd hebben om te kalmeren. Ze had tijd nodig om zich zelf te bevrijden van al deze bekende din gen die haar zo sterk bezielden. Want al deze fleurige zaken rondom haar waren een deel van haar van haar oorsprong en zij beiden wisten dat en het maakte de grootste, meest heftige aanspraak op haar". In „The garden party", waarnaar haar bekende novellenbundel heet, zijn de be levenissen opgetekend van een kind een meisje temidden van de heerlijke natuur, de gazonnen, met werklui voor het komende feest. Een feest, dat het kind dreigt te verwarren als dood en leven er met elkaar in botsing komen. Op fijnzin nige, toch kinderlijke, nooit te vergeten wijze lost het kind dit conflict op door- vruchten te gaan brengen aan de in ar moede levende vrouw van de getroffene. In „At the bay", een van de weinige lange novellen, is het het zieleleven van een jong meisje, waardoor men getroffen wordt, één met de tot een sprookje geworden na tuur. En in een ander gedeelte komt men onder de indruk van de als in een epos beschreven wandelende schaapherder te midden van zijn kudde met de zee als achtergrond. Haar verhalen geven een on- eindigheidsgevoel door de telkens weer herhaalde natuurelementen, terwijl de pointe de lichtende glansplek is. EEN VAN DE GROTE GAVEN van Katherine Mansfield is, dat zij ook haar meest aandachtige lezer kan overtroeven. Zij laat de lezer één seconde in twijfel en laat hem dan gerustgesteld herademen. Dan voert zij hem weer verder mee door haar psychologische detective in minia tuur. Met een schok ervaart men, dat men de heel kleine trekjes, die tot een oplos sing leiden, pas geproefd heeft als het verhaal is geëindigd. Dit wonderbaarlijk harmonisch samengaan van talent en lot was Katherine Mansfield ook in haar eigen leven toebedeeld, want zowel in de liefde als in de ziekte werd zij geconfron teerd met het schrijnend onverwachte. Het sleep haar pen. VOOR HAAR NOVELLEN is het niet nodig haar leven te kennen. Voor haar kritieken, haar „Journal" en haar „Scrap- book", waarin zij ook schreef over haar bekende personen, is het belangrijker. Zij werd in 1888 geboren als een van de drie dochters van de zakenman Sir Harold Beauchamp in Wellington, Nieuw-Zee- land. Haar grootmoeder van moeders zijde heette Mansfield. Ze had één broer, Les lie, die tot haar ontroostbaar verdriet in de eerste wereldoorlog sneuvelde. Op 15- jarige leeftijd bezocht zij met haar zusters Queens College te Londen, waar zij boven dien nog aan de muziekacademie cello studeerde. Haar tweede echtgenoot was de essayist John Middleton Murry. Haar in nige wens een kind van hem te krijgen is nooit vervuld. Hoewel uit alle na gelaten brieven en aantekeningen blijkt, dat Katherine Mansfield zeer veel van hem hield, was haar leven met hem niet stabiel. In 1918 kreeg zij pleuris, daarna Eenjarige zomerbloemen zijn ideaal voor tuinbeplanting; ze kunnen rijk bloeien en veel soorten houden het vrijwel de hele zomer vol. Lavatera trimestris behoort tot één van hen en nu kunt u hiervan zaad bestellen dat al direct na ontvangst gezaaid kan worden. U hebt er wel een beetje ruimte voor nodig, want het zijn nogal sterk groeiende planten en ze kunnen ook wel een hoogte van ongeveer één meter bereiken. Zorg er in ieder geval voor dat de grond goed wordt los gespit; bemesten dient men ook te doen. Gebruik er de be kende oude koemest voor; daarin groeien eenjarige zomerbloemen over het algemeen prima en als de grond voldoende humus bevat, kan men ook heel goede resultaten bereiken met de bekende tuin- en gazon- korrelmest. Stop het zaad in vochtige grond en werk het niet te diep onder; het is al voldoende als het juist onder de opper vlakte zit. Na opkomst zal men moeten dunnen, want de plantjes hebben toch heus wel een onderlinge afstand van ongeveer dertig centimeter nodig. De mooie roze bloemen ontwikkelen zich in de loop van de zomer en het zijn goede snijbloemen. G. Kromdijk Een zeer geliefde vraagbaak voor de huisvrouw in overgrootmoeders tijd was de „Schatkamer voor alle Stan den", dat in de vorige eeuw door de Gebroeders Diederichs, uitgevers-eige naars van het Algemeen Handelsblad te Amsterdam werd uitgegeven. De in tekenaars op dit maandblad, behelzen de „allerlei Huishoudelijke voorschrif ten nevens al hetgeen in de Zamen- leving noodig, nuttig en aangenaam ge acht kan worden", ontvingen iedere maand één bladzijde „Schatkamer". Maar die ene pagina stond dan ook boordevol kostelijke tips, zoals de onderstaande proeven uit de jaargang 1842 bewijzen: (318) Het inslapen te bevorderen. Wanneer men geene verdoovende mid delen, opium, slaapstroop enz., gebrui ken wil, welke zelfstandigheden hoogst nadeelig voor de gezondheid zijn, en men door het lezen van sommige ge dichten en romans niet in den slaap kan vallen, dan bestaat er geen beter en onschadelijker middel, dan zich het voorhoofd met de vlakke hand te drijven, waardoor de oogen welhaast digt vallen. (327) Middel tegen pijn aan holle kiezen. Men neemt zes greinen fijne witte suiker, 4 greinen peper en 3 grei nen keukenzout, alles zoo fijn als mo gelijk, en smelt dit op een zacht vuur waarbij men alles goed ondereenmengt en er balletjes van maakt van de groot te eener erwt, welke men vervolgens in de holle kies stopt. Of men neemt 1 schrupel nagelolie, 2 dragma's vi trioolether, en bevochtige met deze vloeistof een wolletje, hetwelk men in de holle kies legt. Dit middel is een van de werkzaamste. (329) Rosse haren blond te maken. Men neemt grote weegbladeren, zooveel mogelijk versch, snijdt dezelve klein en vervaardigt daarvan een sterk overge haald water. Dit doet men wederom in de distilleerketel op versche blade ren en stoke zoodanig dat men een sterk zoogenaamd dubbel weegblad- water verkrijge. Nu losse men in eene halve kan >/a Nederlandsch lood zeep en 1 lood soda op, kamt zich met deze vloeistof de haren goed door, en wel dagelijks, tot dat dezelve door en door nat zijn, en laat dezelve dan droogen. Nadat men eenige weken met deze be handeling is voortgegaan, verkrijgen de haren eene blonde kleur. (345) Onschadelijk middel ter ver krijging van witte tanden. Men neme jonge wijngaardranken en verbrandt dezelve tot kolen, die men zoo fijn wrijft als immer mogelijk is, en de stof met een weinig rozehoning aanmaakt. Met deze zelfstandigheid wrijve men de tanden. haar eerste longbloeding. Door haar ziekte verbleef Katherine Mansfield veel in Zuid- Frankrijk. In 1922 werd zij opgenomen in een sanatorium in Fontainebleau, waar zij in januari van het jaar 1923 voorgoed de ogen sloot. John Middleton Murry heeft met alle piëteit haar bijna onleesbaar na gelaten werk verzorgd. OP EEN GROTE weide, waar heel veel bloempjes groeien en insecten le ven, woont in een Hagewinde een heel klein elfje, een prinsesje zo teer en zo fijn als een grashalmpje. Ze heeft een paar heldere oogjes en twee rode wan getjes, een bellefleur gelijk. Daarom heet ze prinsesje Appelwang tot Belle fleur, maar dat is zo'n lange naam, dat men haar meestal kortweg Appel wang noemt. Als zij aan het wandelen is, zeggen alle bloempjes haar goeden dag: „Dag lief prinsesje, dag Appel wang" zo knikken ze haar dan met hun kopjes vriendelijk toe! Op die grote weide gaat ze op bezoek bij alle diertjes, ze kent ze alle bij hun naam en voor elk van hun .heeft ze een vriendelijk woord. Ook nu is ze weer aan het wandelen en komt eerst bij Willy Vlug, de Hooi wagen, die met een gebroken pootje ligt te kermen van de pijn. Ze spalkt zijn pootje en zegt: „Nu kalm aan doen, Willy Vlug, dan ben je gauw weer in orde". Daar gaat Toon Angel, de wesp, die zo maar een mensenkindje gesto ken heeft. „Foei, Toon, dat mag je nooit weer doen. hoor! Dat doet zo'n kindje heel erge pijn". „Ik zal het nooit weer doen. Appelwang", beloofde Toon Angel. „Dan is het best hoor Toon, maar vergeet het niet!" en ze gaat verder. „Prinsesje, Prinsesje Ap pelwang, mijn kindje is ziek" roept een kikkertje, dat in een sloot op een water lelieblad zit met haar kindje Dikkopje op haar schoot. „Hoe kan ik bij je ko men?" maar daar komt al hulp opda gen. Twee waterkevertjes trekken sa men een blad van een waterlelie af en maken er een bootje van, waarin het prinsesje plaats neemt en daar komen twee visjes en die brengen het bootje naar de plaats waar het kikkertje ang stig met haar kindje zit te wachten. Ap pelwang stapt uit en terwijl de visjes bij het bootje wachten om straks hun geliefd prinsesje weer terug te bren gen, onderzoekt zij Dikkopje. „Het is niets hoor met je kindje, alleen maar een beetje verkouden. Houd het maar een poosje dicht tegen je aan, dan is het gauw weer beter." De visjes bren gen Jxaar spoedig nu weer aan land, maar daar hoort ze een vreselijk la waai. Wat is daar nu weer aan de hand. Maar eens even kijken. O wee, daar ziet ze het al. Daar zijn een paar men senkinderen weer eens bezig geweest zo'n mooi mierennest te verstoren, door er met een takje doorheen te slaan. Aan het eind van de dag is Appel wang van al het sjouwen en verzorgen heel erg moe. Ze wil nu graag naar haar paleisje terug. „Stap maar op mijn rug, dan zal ik je wel terugbren gen" zoemt Fientje Bien, het bijtje, en het prinsesje neemt plaats. Snel vliegt Fientje Bien nu met zijn lieve last naar Appelwang's huisje. „We zijn er al, stap maar af, prinsesje" zoemt het bijtje en even later duikelt een klein vermoeid elfje in haar kleine zachte bedje om pas de volgende mor gen wakker te worden. En ze droomt en droomt van al die lieve bloemetjes en al die lieve diertjes, waar ze toch zo veel van houdt en die altijd alles willen doen om haar gelukkig te ma ken. „Word wakker, opstaan, Prinsesje Appelwang", roept het zonnetje en schijnt vrolijk in Appelwang's snoetje. Deze slaat haar oogjes op en roept lachend: „Dag lieve zon, dag zonne straaltjes", en vlug stapt ze haar bedje uit. „Ik wil mij gaan wassen", zegt ze. „Lief prinsesje, mogen wij voor het water zorgen", vragen de dauwdrup pels. Het prinsesje knikt. „Mag ik dan het badje wezen?", vraagt de boter bloem heel vriendelijk. „Dat mag, hoor Geeltje!" Een paar dauwdruppels la ten zich in het bloempje vallen, en het prinsesje wast zich dat het een lieve lust is en wrijft haar wangetjes gloeiend rood. „Nu ben ik lekker schoon", zegt ze. „Mag ik een jurkje voor je spin nen, prinsesje", vraagt heel bedeesd een klein spinnetje en spint een ragfijn kleedje en het prinsesje trekt het aan. „Nu wil ik graag mijn haar borste len". „Mag ik dat met mijn pootje doen"? vraagt Jan Vlieg en borstelt o zo zacht de blonde haartjes. Om deze tekening helemaal af te maken moet je een lijn trekken van 1 naar 2 naar 3 naar 4 en zo verder tot 77. „Nu moet ik toch gauw wat gaan eten, want o, wat heb ik een honger!" „Ik wil je graag wat van mijn honing geven", zoemt vriendelijk Fientje Bien, die juist komt aan gevlogen. „O, wat smaakt dat lekker. Dank je wel, Fien tje Bien". „Nu nog wat drinken, want van de honing heb ik dorst gekregen". „Dat kan, Prinsesje", zegt het Klein Hoefblad. „Ik heb nog wat melk in mijn stengeltje". „Mag ik dan als bekertje dienen?" vraagt het Vingerhoedskruid. Nu is Appelwang helemaal verza digd en zegt dat ze weer wil gaan wan delen. „Dan maken wij een mooi pad voor je", zeggen de miertjes, en lopen voor haar uit, onderwijl alles wegsle pend, wat het prinsesje maar hinderen kan. „Dag Prinsesje", piept een muis je. „Dag Hansje Slim, hoe maak jij het?" „Wij hebben vijf kleintjes gekre gen, Prinsesje, ze zijn zo lief!". „Mor gen kom ik naar je vrouwtje kijken, hoor", belooft ze. „Dag allemaal!" en blij stapt ze verder. NA EEN POOSJE roept ze: „Och, wat word ik moe, mijn voetjes doen zo zeer". Dat hooi-de een bonte vlinder en vroeg: „Och, mag ik jouw paardje zijn, prinsesje Appelwang?" „Ja, wat graag, Bontje, dat vind ik fijn", en ze klapte van vreugde in haar handjes. Ze klom op de rug van de vlinder. „Wacht nog even, prinsesje, dan maak ik een leidsel voor je", zegt Spin Lang- draad, en gaf haar die al spoedig. „Hop paardje, hop", zingt Appelwang en de vlinder fladdert met zijn lichte last al hoger en hoger. „Wat heerlijk, zien jul lie me", roept ze naar beneden. „Ja, ja, we zien je wel", roepen alle dier tjes, „dag, veel pleizier hoor!" Zo vliegt Bontje nog een hele tijd door en vraagt dan: „Word je nu niet moe, lief prinsesje?" „Ja, eigenlijk wel, Bontje. Ik kan mijn oogjes bijna niet meer open houden", en zij legt haar hoofdje tegen het kopje van de vlinder. „Dan breng ik je nu maar naar je pa leisje". „Graag, Bontje, want morgen wachten er weer een heleboel diertjes op mij en heb ik dus weer een drukke dag". Bontje vliegt nu regelrecht naar het paleisje de Hagewinde en voorzichtig stapt Appelwang af. „Wel bedankt, Bontje, voor het heerlijke ritje". „Al goed, prinsesje, slaap maar lekker!" en weg fladdert het vlindertje. Weldra ligt prinsesje Appelwang tot Bellefleur weer in haar bedje te dro men van alles wat ze die dag beleefd heeft en van alle vriendelijkheid van de dieren en bloemen. De Hagewinde wiegt zacht heen en weer door de wind, die fluistert: „Slaap, mijn prinsesje, siaap". ANITA Een jongen en een meisje zijn samen uit geweest. Wat hebben ze gezien? Dat kun je te weten komen door van hokje tot hokje te lezen, beginnen bij de pijl onderaan. 7r' -és él S3 H ff ♦a to 7 7- ir .B- S'ó •S.T '37 35.' Si 'Hf .MS" Zf/ SS Hü 3 'sr Helma Wolf-Catz MM' Mi' *8* 3S .Vl %k ar 'Xé '3. -IS -n 9 i 1 ♦6 'V *9 32' --ZB '3W .17 '9 Si. *it 21 *So

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 18