Adamski, die Venus-bewoners g zegt te kennenkomt in ons land Ruimtebroeders zijn te goed voor ons Nederlandse „ufologen" in gespannen verwachting JDIE VERLOREN LENTEBLOEMEN IN EEN OUD DUINLANDSCHAP NIEUWE BOEKEN •fe in zakformaat Litteraire Kanttekeningen Erbij VAN GERARD WALSCHAP ZATERDAG 2 MEI 195 9 PAGINA TWEE „Een vreemd voorwerp gezien in de lucht!"; „een vliegende schotel gesignaleerd!". Vele §|i mensen halen bij zulke berichten de schouders op en kijken de brenger van dergelijke tijdingen met een medelijdende blik aan. Dikwijls wordt hun nuchtere reactie ge steund door de krant, waaraan sterrewachten, luchtmacht of andere in stanties hebben meege deeld, dat op het bedoel de tijdstip op de betrok ken plaats weerballons of straaljagers aanwezig waren. Toch neemt het aantal meldingen van waargenomen vliegende schotels elk jaar toe en is er een groeiend aantal personen, onder wie vooraanstaande figuren, dat zich bij de officiële ontkenningen van het be staan van de onverklaar bare luchtverschijnselen niet zonder meer wenst neer te leggen. Deze mensen, die ook in Ne derland hun activiteit ont wikkelen, beoefenen zoals zijzelf zeggen een nieuwe wetenschap, „ufologie" genaamd, of wel de studie van de Unidentified Flyinq Ob jects (niet-geïdentifi- ceerde vliegende voor werpen). De belangstel ling voor de vliegende schotels, hun beman- ninqen en de plaats van herkomst is over het al gemeen door Ameri- De „Schotel van Venus" die George Adamski beweert, enkele jaren geleden gefotografeerd te hebben. kaanse voorbeelden ge ïnspireerd. Maar toch zijn er onder de „ufologen" in ons land enkelen, die beweren reeds lang ge leden een opdracht van buitenaardse wezens te hebben ontvangen of sinds tientallen jaren uit eigen beweging interes se voor dit onderwerp te hebben opgevat. Maar op dit moment leeft toch vrijwel de ge hele Ufo-gemeenschap in Nederland, ongeacht het tijdstip waarop men is toegetreden en on danks de onderlinge me ningsverschillen, in ge spannen verwachting in verband met het bezoek van de Poolse Ameri kaan, de 67-jarige Geor ge Adamski, op tweede pinksterdag aan Den Haag en op 22 mei aan Amsterdam. Adamski ver wierf onder andere be kendheid met zijn boek „Vliegende schotels zijn geland", waarin hij zijn ontmoeting met een be woner van de planeet Venus op 20 november 1952 uitvoerig beschreef. De boodschap die deze onderzoeker van de ruim te, een magere man met grijs golvend haar, zijn geestverwanten hier te lande brengt, zal, zo be grepen we na enkele ge sprekken, wel met „ge mengde gevoelens" wor den aangehoord; zelfs in Ufo-kringen zijn er die aan de waarheid van zijn ervaringen twijfelen. OM NIET verstrikt te raken in een veelheid van theorieën hebben wij ons beperkt tot een onderhoud met de heren ■Tohan Keukenmeester, van beroep tolk, en S. Kooistra, van beroep binnenhuisarchi tect; beiden leiders van het Diets Interpla netair Studie Centrum te Den Haag. Deze ongeveer honderd leden en duizend be langstellenden tellende organisatie ver zorgt de uitgave van het blad Disc-Digest, waarvan de heer Keukenmeester hoofdre dacteur is. Bijna alle stromingen binnen de „ufologie" komen in dit tijdschrift re gelmatig naar voren. De beginnende „ufoloog" zal lijkt ons veel belang hebben bij een artikel van de hand van de Amerikaanse piloot Ken Hatton. Na zijn overtuiging te hebben uit gesproken dat met het bestaan van vlie gende schotels en de aanwezigheid van menselijk leven op andere planeten reke ning moet worden gehouden, geeft hij niet minder dan vijftien mogelijkheden van luchtverschijnselen, die men in aanmer king moet nemen alvorens een vliegende schotel te mogen constateren. In een lan ge reeks somt hij ze op, waarbij wij ons willen beperken tot: vliegtuigen, vogels, lichtweerkaatsing op wolken, meteoren, kometen, sterren, planeten, de maan, kunstmanen, noorderlicht en luchtspiege lingen. De schrijver adviseert ten slotte de eventuele waarnemer contact op te ne men met de dichtstbijzijnde sterrewacht. Een brede kloof scheidt de „ufologie" van de officiële wetenschap en overheid. Waar de laatste elk bestaan van „ufo's" afwijst, daar gaan de „ufologen" een paar en in verscheidene gevallen zelfs zeer vele stappen verder in hun verklaringen van de geheimen der ruimte. Zij zoeken daarbij steun in de mededeling: onder on ze officiële tegenstanders bevinden zich vooraanstaande persoonlijkheden, die in werkelijkheid aan onze kant staan. Wij kunnen hun namen niet noemen, want wij willen hen niet compromitteren. Maar in de Disc-Digest vinden wij toch artikelen van een Deense luitenant-kolonel H. C. Pe tersen, die beweert door de radarrappor ten "van de gronddienst van de Deense luchtmacht van het bestaan van vliegen de schotels verzekerd te zijn geraakt; voorts van de gewezen majoor van de Amerikaanse Marine Donald E. Keyhoe, schrijver van diverse boeken over deze materie en thans directeur van het N.I.C.A.P. te New York (het nationale co mité tot onderzoek van luchtverschijnse len). Daarnaast noemt men namen van geleerden en specialisten, die min of meer positief tegenover de vliegende schotels staan, bijvoorbeeld prof. Hermann Oberth, Duits expert op het gebied van de V-2 ra ketten, luchtmaarschalk lord Dowding, ge wezen stafchef van de Britse luchtmacht, prof. Hall, astronoom aan het Lowell Ob servatorium en prof. Hess, astronoom aan het Flagstaff Observatorium. DE „UFOLOGEN" gaan uit van het bestaan van vliegende schotels. Hun aan wezigheid is voor de beoefenaars van deze „nieuwe" studie geen strijdvraag meer. Dat de bemanning van de ruimteschepen bestaat uit bewoners van andere planeten, wordt door hen ook als vaststaand be schouwd. Maar wanneer het er om gaat te bewijzen dat contacten hebben plaats gehad tussen Venusbewoners en aardbe woners nemen de heren Kooistra en Keu kenmeester toch de nodige reserve in acht. Zij stellen namelijk dat een dergelijke ont moeting nog nooit heeft plaats kunnen vin den om de eenvoudige reden, dat de aard bewoners nog op een te laag niveau leven en van de kennis der „ruimtebroeders" slechts misbruik zouden maken. De aard bewoner zou het vooral mankeren aan een juist evenwicht tussen de ontwikkeling van „verstand" en „intuïtie", een situatie ove rigens, die hem volgens beide heren wel „zeer is opgebroken, getuige de voort durende toeneming van de radioactivi teit". GEORGE ADAMSKI beweert in zijn boeken daarentegen vele malen contact met „Venusianen" te hebben gehad en zelfs enige keren een trip met hun schotel te hebben mogen meemaken. Zo zou hij vernomen hebben dat op de planeet Venus ziekte, misdaad, krankzinnigheid en oor log tot het verre verleden behoren. De verschijning der „Venusianen" en andere, nog hoger ontwikkelde, „ruimtebroeders" aan de (aardse) hemel schrijft men in de ze kringen toe aan een groeiende belang stelling van die zijde voor de situatie, waarin wij momenteel verkeren. Tevens zou onder andere op het gebied van de atoomsplitsing de aardse mens het sta dium hebben bereikt, waarin hij niet ver der kan gaan met het „met voeten treden van de natuurwetten". Niet alleen Adams ki maar ook anderen beweren ontmoetin gen met afgezanten der omringende pla neten te hebben mogen meemaken. Zo verklaart mevrouw Elizabeth Klarer uit Parktown bij Johannesburg, dat zij sedert april 1956 drie keer in ruimtevaartuigen van Venus tochten boven Zuid-Afrika ge maakt heeft. Zij werd daarbij te woord ge staan door blonde mannen, die voortref felijk Engels spraken. Dergelijke verhalen gaan in een onafgebroken stroom de kan toren der diverse Ufo-organisaties over de gehele wereld in en uit. Zelfs zo n oud, vervallen ho.ve.ntje is een feest, voor het oog in het zachte licht van de nog laagstaande lentezon. HOEVEEL Haarlemmers zullen zich realiseren dat hun stad is gebouiod op een brokje oud duinlandschap (tenminste voorzover het de binnenstad betreft)? Het ziet er nu eenmaal weinig duinachtig meer uit in de geasfalteerde straten. Een enkele oude naam wekt echter vermoedens, bij voorbeeld Het Zand" DRIEHONDERD MILJOEN „PAPERBACKS", verdeeld over 1123 titels, werden in 1958 door Amerikaanse uitgevers op de markt gebracht. Dat het zo vaak voorspelde fiasco waarop deze fantastische massaproduktie onvermijdelijk eens zou moeten uitlopen, vooralsnog niet in zicht is mag men opmaken uit het feit dat de omzetten in de drie eerste maanden van dit jaar zelfs weer een stijging te zien geven ten opzichte van die in de gelijke periode van 1958! DE MEEST VERKOCHTE UITGAVEN van het afgelopen jaar, The nun's story, Onionhead, God's little acre, Peyton place en Mandingo hebben ook in ons land gretig aftrek gevonden; Rally round the flag, hoys van Max Shulman is hier echter nog niet helemaal aan zijn trekken gekomen. Het geen zeer jammer is, want het boek is de paar guldens die men er voor moet neerleggen de lief hebber van een heerlijk stuk kolder meer dan waard. „The New York Times", die meestentijds niet zo vlot klaar staat met complimentjes, noem de het „verreweg het allerkostelijkste boek van het jaar". Romans en verhalen in het humoristi sche genre genieten nog altijd veel belangstelling er. bereiken soms in enkele weken een enorme afzet. Jean Kerr heeft met haar Please don't eat the daisies, een heerlijke farce over conflicten, resulterend uit haar gelijktijdige ambities op huis houdelijk. echtelijk en artistiek terrein, in een korte spanne tijds ruim anderhalf miljoen lezers en lezeressen enige vrolijke uurtjes bezorgd. Ge peperder en meer bedoeld voor mannen die te gen een stootje kunnen is Cartoon laffs, het vier de boekje van die aard dat door de redactie van het Amerikaanse tijdschrift „True" werd samen gesteld uit het beste van het cartoon- en grap- penarsenaal van diverse jaargangen. Aangename verstrooiing bieden verder Short Stories van W. W. Jacobs, waarin naast een flinke verzameling humoristische verhalen ook werd opgenomen zijn beroemde griezelverhaal „The monkey's Paw". Voorts Nancy Mitford's Love in a cold climate en Noblesse Oblige van Alexander Fullerton nog een ongewoon oorlogsverhaal A wren called Smith en Come hither nurse waarin Jane Grant op grappi ge wijze verslag doet van haar belevenissen ge durende haar opleiding tot verpleegster. HET BUNDELTJE The daffodil sky bevat vijf tien van de beste verhalen die H. E. Bates ge schreven heeft; ook hierin weer toont hij zich een scherp, humaan observator van mensen en hun omgeving. Anders geaard is het werk van Angus Wilson, van wie velen zich inmiddels Hem lock and after en Anglo-saxon Attitude zullen hebben aangeschaft. Thans verscheen in een goed kope herdruk zijn eersteling The wrong set, een collectie korte verhalen. Hoewel elk nieuw werk van Wilson bij verschijnen uitbundige lof werd toegezwaaid blijven vele critici toch van mening dat zijn beste werk nog altijd in dit boek werd gepubliceerd. Voor hen die hem nog niet kennen en op zoek zijn naar „iets bijzonders" een zeer geschikte gelegenheid tot kennismaking, die voor al voor de verwende lezer ongetwijfeld een zeer aangename zal blijken. A. M. voor jaar szonneoioemen. ger eeuwen de Grote Markt werd aange duid. En kijk nu eens goed.naar de hoogte verschillen in de buurt van dat oude Zand bij uw volgende bezoek aan de binnen stad, dan zult u er waarlijk nog iets van heuvelachtigheid zij hel ook heel wei nig terugvinden. Neem bijvoorbeeld de Koningstraat eens onder de loep, bekijk aandachtig de grenslijn tussen puien en trottoir en u zult het met eigen ogen zien: bij Het Zand is hij duidelijk lager dan ter hoogte van de Stoofsteeg. En de Grote Houtstraat ligt wéér een tikkeltje hoger Zie de flauwe helling van de Paarlaar - steeg. Maar genoeg over dit alles. De lente is per saldo niet helemaal de juiste tijd om veel in stad te zijn en ik wilde u voor stellen wat mee te gaan genieten van de bloemen op de zuidelijke voortzetting van onze oude duinrichel. Laat ons hiertoe de hoogte maar houden en over Dreef, Bron- steeweg en Binnenweg naar Groenendaal trekken. Dat is een heel oude route, waar van het laatste gedeelte (Bronsteeweg en Binnenweg) juist over de oostelijke rand van de duinrug loopt. Bij de Bron-stee ont sprong vroeger een beekje, dat naar het Spaarne stroomde, maar daar is al lang niets meer van te vinden. En zelfs is in Heemstede het profiel van het landschap grotendeels verdwenen door de ophogin gen uit de jaren twintig. Maar nauwelijks voorbij het raadhuis is het er weer, daar bewijzen de heuvels van Groenendaal on omstotelijk hun oude duinkarakter. Het Spaarne, dat in de stad nog vlak langs hef oude duinlandschap „stroomt", ligt hier vrij ver naar het oosten, temidden' van la ge veenachtige landen. Een doorsteekje naar de Glipperweg brengt u weer naar de rand van het bin- nenduin en waar nu rechts een zwaar ijze ren hek is gesierd met de uit antieke krul letters gevormde naam „Meer en Berg", daar zou.ik u willen voorstellen eens dwars over te steken naar het westen. Dus het hek door en wandelen onder de bomen van de aloude buitenplaats. De lichte muziek van fluiter en spotvogel, waarbij spechten heel dikwijls voor het slagwerk zorgen, zal u steeds als een plezierige achtergrond begeleiden. Een enkele beuketak zal u al verblijden met zijn toefjes van jong en zachtgroen blad en tussen het struikgewas zult u de lentebloemen van het bos wel ontdekken. Want daar staat niet alleen het eenvoudige en zeer algemene hondsdraf te pronken met zijn aardige blauwe lipbloe- men, maar er zijn ook hier en daar de prachtige bosviooltjes, nagenoeg effen en van een teer violetblauw. Zij moeten het van deze tijd, nu er nog tamelijk veel zon op de grond doordringt, hebben. Straks, als het kreupelhout volop in het blad zit. zal hun bloei geen zin meer hebben om dat insekten nu eenmaal het licht en niet de duisternis plegen te zoeken. VEEL MEER opvallend dan de „laag- bij-de-grondse" viooltjes en het hondsdraf zijn de voorjaarszonnebloemen. Toegege ven, zij horen hier beslist niet van ouder op ouder thuis zoals de andere bloemen. Zij horen thuis in Midden- of Zuideuropese bergbossen en iemand zal hen hier stellig wie weet hoe lang al geleden heb ben geplant. Maar ze willen het kennelijk best doen in het Nederlandse binnenduin, getuige ook de prachtvegetatie, welke ze op Elswout hebben gevormd. En met hun GERARD WALSCHAP is weergekeerd, niet als, maar mét „de verloren zoon". Nogmaals is hij in zichzelf opgestaan, rechtovereind, onveranderd strijdbaar, onverdacht eerlijk, vrij en onverveerd. Hij heeft zijn geestelijke onafhankelijkheid niet cadeau gekregen, van anderen zomin als van zichzelf. Hij is met zichzelf man moedig in strijd geweest, hij heeft zich de gramschap van verstokte slechthoren den op de hals gehaald, hij zei waarheden die men niet horen, signaleerde toestan den die men niet zien wilde en heeft voor zijn onbuigzaam.' nonconförmisme rijkelijk betaald. Meer dan dat echter heeft hij ermee gewonnen: zichzélf; heeft, hij ermee behouden: zijn vurige oprecht heid; heeft hij ermee verdiend: het res pect dat men de schrijver en de mens Walschap toedraagt, de bewondering en dankbaarheid die men beiden, de mens in de schrijver, de schrijver in de mens, ver schuldigd is. Hij is de opstandige weg ge gaan van Celibaatnaar „Een mens van goeden ivil", van „Sibylle" naar „Houte- kiet", hij heeft „Vaarwel dan gezegd en „Adieu en Merci", zijn oor inmiddels te luisteren leggend op eigen hart, zijn hoofd om raad vragend met eigen stem, om zich 'ieenziend met open en wakkere ogen, Allium paradoxum aan het Manpad. Klimop-ereprys onder de loep. grote gele bloemen op stevige stelen zijn ze toch maar een vreugd voor iedere wan delaar in zo'n aangelegd bos. Toch is het ook wel de moeite waard eens goed op de kleintjes onder de voor jaarsbloemen te letten. Het zal u misschien wat gezoek kosten, maar dan ineens zult u er ook hele plekken van vinden, van de peuterige vroegelingetjes met hun kleine witte bloemen of van de alweer iets gro tere klimop-ereprijs, die heel licht roze bloempjes heeft en kleine drielobbige bla deren. Bekijk hem eens van dichtbij en u zult zien hoe ruig behaard dat kleine ding is, om van zijn sierlijke vormen maar niet te spreken. Om onze dwarse oversteek compleet te naken, moeten we nu het Groenendaalse lek aan de Herenweg uit. Dan staan we op le wie weet hoe oude weg over de west- :ant van onze duinrug. Dat .ju het einde .•an uw wandeling kunnen zijn, maar ik aad u aan nu nog even naar het zuiden af e zwaaien. Tot waar Witte van Heemste de moet hebben gevochten, aan het Man pad. Gebruik daar, bij het wat rommelige bosje links dan behalve uw ogen ook uw neus terdege en u zult op het spoor komen van een wonderlijk ui-achtig gewas, dat laar in volle bloei staat. Een Nederlandse naam heeft het niet, alleen een weten schappelijke: Allium paradoxum. En het is ook tamelijk vreemd en paradoxaal. Want elke bloemtros heeft doorgaans maar één vrij grote witte bloem aan een slank steeltje; en verder een aantal glazige bol letjes. Vreemd en paradoxaal. En hoe de ze Perzische plant daar aan het Manpad is verzeild geraakt, het zal wel een raad sel blijven. Misschien met opzet geplant, misschien ook weggegooid met afval van een bollenkwekerij. Wie van snuffelen houdt mag trachten het uit te zoeken! Kees Hana op zoek naar een waarheid, zijn waarheid, waarvoor hij kon staan. Op zoek naar een wijze van mens-zijn, die hem het leven waard en zichzelf waardig zou maken. En nu hij daar dan weer staat, is het niet met de neus in de wind, niet als „de verloren zoon", maar als een vrije zoon op een vrij Vlaams erf, die men verwerpen of de hand. reiken mag, maar niet kan negéren, noch kan verkleinen, omdat hij is die hij is en schrijft wat hij is. Walschap heeft de gelijkenis van de verloren zoon te baat genomen om met de wijsheid der jaren nog eens rekenschap af te leggen van zichzelf aan zichzelf dat allereerst. Hij heeft Nazareth naar Vlaanderen, Vlaanderen naar Nazareth verplaatst, hij heeft eeuwen van strijd overkoepeld, geweten tegenover schijn deugd, kritische geest tegenover ortho doxie, eerlijkheid tegenover hypocrisie gesteld, en daarmee een parabel van de evangelische parabel geschreven, waar van de moraal de kern van zijn strijd vaardigheid en zijn liefde samenvat in het homo homini sacer: de mens zij de mens heilig. Dat is vaker gezegd: Maar mis schien moet men de lange weg van Na zareth via Rome naar Vlaanderen zijn ge gaan om het zó te zeggen, om zich ironisch van velerlei dwaasheden en domheden en boosaardigheden te kunnen distantiëren dan alle ironie, alle galgenhumor en verbeten sarcasmen ten spijt uit be proefde overtuiging en met dringende ernst te herhalen: de mens zij de mens heilig. Ongetwijfeld is „De verloren zoon" (verschenen bij Ad. Donker, Rotterdam- Ontwikkeling, Antwerpen) een autobio grafische roman, gehuld in de travestie der „gelijkenis". Maar het is juist de ge kozen vorm van de parabel en de kostelij ke vrijmoedigheid waarmee deze bewerkt en verwerkt is, die de eigen ervaringen verheffen tot de rang van het bovenper soonlijke en algemeen-menselijke, tot het humane, tot een authentiek getuigenis. DE VERLOREN ZOON GAD is dan weer teruggekeerd in Nazareth, na vele jaren van omzwerving, van avontuur en jeugdige vrijheidslust. Het gemeste kalf is op, de feestguirlandes zijn verregend en verwaaid, de bloemen verwelkt en al les is weer als het was. De jeugd, die Gad in Nazareth had achtergelaten, is ver schrompeld en verdord, de liefde die hij zocht heeft hij er niet gevonden. Wat bleef, is een tante die in onnozele goedheid al haar liefde legt in een ondraaglijke beke- ringszucht, een broer die met verbeten godsvrucht de verloren zoon tot tergend voorbeeld wil trekken, een vader die te moe en te wrak is om in het deugdzaam ouderhuis „een beetje vreugde, warmte en liefde" wakker te roepen, en ten slot te dan het bekrompen, kleinzielig, intrige rend dorpje Nazareth, waar de verloren thuiskomer wordt nagewezen en gemeden, geschuwd en gehoond. Zijn jeugdvriend Ruben wat is er wel van hem gewor den? Hij behaalde de doctorsgraad in de theologie, werd met onderscheidingen overladen, is een groot en machtig man nu, die zijn vriendschap voor de verloren zoon weliswaar niet verloor en wel ronduit wil betonen, maar toch zwicht zodra zijn toekomst, zijn goede naam, de onver dachtheid van zijn vroomheid in het ge ding komen. Er is temidden van de Naza- reners geen plaats meer voor een „vrij buiter" als Gad. Het ontbreekt hem aan de wijsheid der jaren om als zijn oude vriend Ben de Schoenlapper alleen met zichzelf rust en vreugde te vinden in een sceptisch-beschouwelijke levenswijs en aan liefde om bij de „zedenloze" Sarah meer te vinden dan troost. Gad verdraagt het femelende Nazareth niet langer. Het benauwt hem tot walgens toe, het prik kelt hem tot verzet, tot een wars nihilis me. Hij wil al die kleine hypocrieten „ter gen en scandaliseren dat ze er groen vén uitslaan", hij wil uitdagen om onver bloemd te kunnen zeggen dat twee maal twee vier is. Neen zeggen alléén, dat is niet genoeg, want Gad is een idealist, hij droomt van grote werken ten bate dei- mensen, die zijn anders-zijn zullen recht vaardigen. „Slecht zijn", denkt hij, „on kuis en ongelovig, geïsoleerd, geschuwd, belasterd, gehaat, de dierbaren zien bid den, schreien, lijden, dc angsten, het zoe ken, het zelfverwijt, de verlatenheid, de wanhoop in een leeg heelal, de verlok kingen van de zelfmoord, nu en dan een flits van één enkel absurde troost: zoveel kan een mens niet moeten lijden voor zichzelf alleen, dat is een lot mij opge legd, dit lijd ik ook voor anderen." Aldus Gad. Wie goed luistert herkent de stem van „Celibaat." en het vele dat daarop volgde: Vlaanderen ligt zeer dicl.t bij Na zareth, Walschap staat zeer dicht bij de verloren zoon. NATUURLIJK KEERT de verloren zoon zijn Nazareth opnieuw de rug toe. Zijn terugkeer was vergeefs, zijn goede bedoelingen werden miskend. Hij gaat een nieuw leven beginnen van werken en bou wen, dat de vrijheid van leven en geest zal waarmaken. In Jeruzalem sticht hij een menswaardige onderneming, die ve le Nazareners aantrekt. Hij trouwt, krijgt twee zonen en is als vrij man na vijfen twintig jaar de bezitter van een model kwekerij zoals er in heel Palestina geen te vinden is. Gad heeft niet alleen veel verricht, hij heeft ook veel geleerd. Hij heeft zijn dorpsgenoot Jezus van het hoog- heike horen prediken, hij heeft hem te gast gehad, hij bewondert en eerbiedigt hem, hij voelt zich gegrepen door de heils leer die hij verkondigt, hij ontsteekt in woede over de laffe veroordeling tot de kruisdood, maar hij volgt de man van Na zareth niet, „Zijn ideaal verschoof naar het midden" tussen de kracht van Jezus en de wijsheid van Ben de Schoenlapper. „DE VERLOREN ZOON", naar de vorm Walschaps oorspronkelijkste en be- zadigste roman, naar inhoud welhaast het felste en onherroepelijkste wat hij schreef, is het eindpunt van een lange, moeizame weg vol doornen en distels. Walschap heeft zich een doortocht gebaand. Hij staat daar, aan dat eindpunt, gehavend mis schien, gedeerd zonder twijfel, maar vrij en rechtop. Hij heeft de waarheid van zijn hart besomd en nagerekend: twee maal twee is vier. Hij zegt het hier nóg eens, links van hem Ben van Nazareth, rechts van hem Jezus van Nazareth: „de mens zij de mens heilig." C. J. E. Dinaux

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 14