Adamski, die Venus-bewoners g
zegt te kennenkomt in ons land
Ruimtebroeders zijn te goed voor ons
Nederlandse „ufologen"
in gespannen verwachting
JDIE VERLOREN
LENTEBLOEMEN IN EEN OUD DUINLANDSCHAP
NIEUWE BOEKEN
•fe in zakformaat
Litteraire
Kanttekeningen
Erbij
VAN GERARD WALSCHAP
ZATERDAG 2 MEI 195 9
PAGINA TWEE
„Een vreemd voorwerp
gezien in de lucht!";
„een vliegende schotel
gesignaleerd!". Vele §|i
mensen halen bij zulke
berichten de schouders
op en kijken de brenger
van dergelijke tijdingen
met een medelijdende
blik aan. Dikwijls wordt
hun nuchtere reactie ge
steund door de krant,
waaraan sterrewachten,
luchtmacht of andere in
stanties hebben meege
deeld, dat op het bedoel
de tijdstip op de betrok
ken plaats weerballons
of straaljagers aanwezig
waren. Toch neemt het
aantal meldingen van
waargenomen vliegende
schotels elk jaar toe en
is er een groeiend aantal
personen, onder wie
vooraanstaande figuren,
dat zich bij de officiële
ontkenningen van het be
staan van de onverklaar
bare luchtverschijnselen
niet zonder meer wenst
neer te leggen. Deze
mensen, die ook in Ne
derland hun activiteit ont
wikkelen, beoefenen
zoals zijzelf zeggen
een nieuwe wetenschap,
„ufologie" genaamd, of
wel de studie van de
Unidentified Flyinq Ob
jects (niet-geïdentifi-
ceerde vliegende voor
werpen). De belangstel
ling voor de vliegende
schotels, hun beman-
ninqen en de plaats van
herkomst is over het al
gemeen door Ameri-
De „Schotel van Venus" die George Adamski beweert, enkele
jaren geleden gefotografeerd te hebben.
kaanse voorbeelden ge
ïnspireerd. Maar toch zijn
er onder de „ufologen"
in ons land enkelen, die
beweren reeds lang ge
leden een opdracht van
buitenaardse wezens te
hebben ontvangen of
sinds tientallen jaren uit
eigen beweging interes
se voor dit onderwerp
te hebben opgevat.
Maar op dit moment
leeft toch vrijwel de ge
hele Ufo-gemeenschap
in Nederland, ongeacht
het tijdstip waarop men
is toegetreden en on
danks de onderlinge me
ningsverschillen, in ge
spannen verwachting in
verband met het bezoek
van de Poolse Ameri
kaan, de 67-jarige Geor
ge Adamski, op tweede
pinksterdag aan Den
Haag en op 22 mei aan
Amsterdam. Adamski ver
wierf onder andere be
kendheid met zijn boek
„Vliegende schotels zijn
geland", waarin hij zijn
ontmoeting met een be
woner van de planeet
Venus op 20 november
1952 uitvoerig beschreef.
De boodschap die deze
onderzoeker van de ruim
te, een magere man met
grijs golvend haar, zijn
geestverwanten hier te
lande brengt, zal, zo be
grepen we na enkele ge
sprekken, wel met „ge
mengde gevoelens" wor
den aangehoord; zelfs in
Ufo-kringen zijn er die
aan de waarheid van zijn
ervaringen twijfelen.
OM NIET verstrikt te raken in
een veelheid van theorieën hebben wij ons
beperkt tot een onderhoud met de heren
■Tohan Keukenmeester, van beroep tolk, en
S. Kooistra, van beroep binnenhuisarchi
tect; beiden leiders van het Diets Interpla
netair Studie Centrum te Den Haag. Deze
ongeveer honderd leden en duizend be
langstellenden tellende organisatie ver
zorgt de uitgave van het blad Disc-Digest,
waarvan de heer Keukenmeester hoofdre
dacteur is. Bijna alle stromingen binnen
de „ufologie" komen in dit tijdschrift re
gelmatig naar voren.
De beginnende „ufoloog" zal lijkt ons
veel belang hebben bij een artikel van
de hand van de Amerikaanse piloot Ken
Hatton. Na zijn overtuiging te hebben uit
gesproken dat met het bestaan van vlie
gende schotels en de aanwezigheid van
menselijk leven op andere planeten reke
ning moet worden gehouden, geeft hij niet
minder dan vijftien mogelijkheden van
luchtverschijnselen, die men in aanmer
king moet nemen alvorens een vliegende
schotel te mogen constateren. In een lan
ge reeks somt hij ze op, waarbij wij ons
willen beperken tot: vliegtuigen, vogels,
lichtweerkaatsing op wolken, meteoren,
kometen, sterren, planeten, de maan,
kunstmanen, noorderlicht en luchtspiege
lingen. De schrijver adviseert ten slotte
de eventuele waarnemer contact op te ne
men met de dichtstbijzijnde sterrewacht.
Een brede kloof scheidt de „ufologie"
van de officiële wetenschap en overheid.
Waar de laatste elk bestaan van „ufo's"
afwijst, daar gaan de „ufologen" een paar
en in verscheidene gevallen zelfs zeer
vele stappen verder in hun verklaringen
van de geheimen der ruimte. Zij zoeken
daarbij steun in de mededeling: onder on
ze officiële tegenstanders bevinden zich
vooraanstaande persoonlijkheden, die in
werkelijkheid aan onze kant staan. Wij
kunnen hun namen niet noemen, want wij
willen hen niet compromitteren. Maar in
de Disc-Digest vinden wij toch artikelen
van een Deense luitenant-kolonel H. C. Pe
tersen, die beweert door de radarrappor
ten "van de gronddienst van de Deense
luchtmacht van het bestaan van vliegen
de schotels verzekerd te zijn geraakt;
voorts van de gewezen majoor van de
Amerikaanse Marine Donald E. Keyhoe,
schrijver van diverse boeken over deze
materie en thans directeur van het
N.I.C.A.P. te New York (het nationale co
mité tot onderzoek van luchtverschijnse
len). Daarnaast noemt men namen van
geleerden en specialisten, die min of meer
positief tegenover de vliegende schotels
staan, bijvoorbeeld prof. Hermann Oberth,
Duits expert op het gebied van de V-2 ra
ketten, luchtmaarschalk lord Dowding, ge
wezen stafchef van de Britse luchtmacht,
prof. Hall, astronoom aan het Lowell Ob
servatorium en prof. Hess, astronoom aan
het Flagstaff Observatorium.
DE „UFOLOGEN" gaan uit van het
bestaan van vliegende schotels. Hun aan
wezigheid is voor de beoefenaars van deze
„nieuwe" studie geen strijdvraag meer.
Dat de bemanning van de ruimteschepen
bestaat uit bewoners van andere planeten,
wordt door hen ook als vaststaand be
schouwd. Maar wanneer het er om gaat
te bewijzen dat contacten hebben plaats
gehad tussen Venusbewoners en aardbe
woners nemen de heren Kooistra en Keu
kenmeester toch de nodige reserve in acht.
Zij stellen namelijk dat een dergelijke ont
moeting nog nooit heeft plaats kunnen vin
den om de eenvoudige reden, dat de aard
bewoners nog op een te laag niveau leven
en van de kennis der „ruimtebroeders"
slechts misbruik zouden maken. De aard
bewoner zou het vooral mankeren aan een
juist evenwicht tussen de ontwikkeling van
„verstand" en „intuïtie", een situatie ove
rigens, die hem volgens beide heren
wel „zeer is opgebroken, getuige de voort
durende toeneming van de radioactivi
teit".
GEORGE ADAMSKI beweert in zijn
boeken daarentegen vele malen contact
met „Venusianen" te hebben gehad en
zelfs enige keren een trip met hun schotel
te hebben mogen meemaken. Zo zou hij
vernomen hebben dat op de planeet Venus
ziekte, misdaad, krankzinnigheid en oor
log tot het verre verleden behoren. De
verschijning der „Venusianen" en andere,
nog hoger ontwikkelde, „ruimtebroeders"
aan de (aardse) hemel schrijft men in de
ze kringen toe aan een groeiende belang
stelling van die zijde voor de situatie,
waarin wij momenteel verkeren. Tevens
zou onder andere op het gebied van de
atoomsplitsing de aardse mens het sta
dium hebben bereikt, waarin hij niet ver
der kan gaan met het „met voeten treden
van de natuurwetten". Niet alleen Adams
ki maar ook anderen beweren ontmoetin
gen met afgezanten der omringende pla
neten te hebben mogen meemaken. Zo
verklaart mevrouw Elizabeth Klarer uit
Parktown bij Johannesburg, dat zij sedert
april 1956 drie keer in ruimtevaartuigen
van Venus tochten boven Zuid-Afrika ge
maakt heeft. Zij werd daarbij te woord ge
staan door blonde mannen, die voortref
felijk Engels spraken. Dergelijke verhalen
gaan in een onafgebroken stroom de kan
toren der diverse Ufo-organisaties over de
gehele wereld in en uit.
Zelfs zo n oud, vervallen ho.ve.ntje is een feest, voor het oog in het zachte licht van
de nog laagstaande lentezon.
HOEVEEL Haarlemmers zullen zich
realiseren dat hun stad is gebouiod op een
brokje oud duinlandschap (tenminste
voorzover het de binnenstad betreft)? Het
ziet er nu eenmaal weinig duinachtig meer
uit in de geasfalteerde straten. Een enkele
oude naam wekt echter vermoedens, bij
voorbeeld Het Zand"
DRIEHONDERD MILJOEN „PAPERBACKS",
verdeeld over 1123 titels, werden in 1958 door
Amerikaanse uitgevers op de markt gebracht.
Dat het zo vaak voorspelde fiasco waarop deze
fantastische massaproduktie onvermijdelijk eens
zou moeten uitlopen, vooralsnog niet in zicht is
mag men opmaken uit het feit dat de omzetten
in de drie eerste maanden van dit jaar zelfs weer
een stijging te zien geven ten opzichte van die
in de gelijke periode van 1958!
DE MEEST VERKOCHTE UITGAVEN van het
afgelopen jaar, The nun's story, Onionhead, God's
little acre, Peyton place en Mandingo hebben ook
in ons land gretig aftrek gevonden; Rally round
the flag, hoys van Max Shulman is hier echter
nog niet helemaal aan zijn trekken gekomen. Het
geen zeer jammer is, want het boek is de paar
guldens die men er voor moet neerleggen de lief
hebber van een heerlijk stuk kolder meer dan
waard. „The New York Times", die meestentijds
niet zo vlot klaar staat met complimentjes, noem
de het „verreweg het allerkostelijkste boek van
het jaar". Romans en verhalen in het humoristi
sche genre genieten nog altijd veel belangstelling
er. bereiken soms in enkele weken een enorme
afzet. Jean Kerr heeft met haar Please don't eat
the daisies, een heerlijke farce over conflicten,
resulterend uit haar gelijktijdige ambities op huis
houdelijk. echtelijk en artistiek terrein, in een
korte spanne tijds ruim anderhalf miljoen lezers
en lezeressen enige vrolijke uurtjes bezorgd. Ge
peperder en meer bedoeld voor mannen die te
gen een stootje kunnen is Cartoon laffs, het vier
de boekje van die aard dat door de redactie van
het Amerikaanse tijdschrift „True" werd samen
gesteld uit het beste van het cartoon- en grap-
penarsenaal van diverse jaargangen. Aangename
verstrooiing bieden verder Short Stories van W.
W. Jacobs, waarin naast een flinke verzameling
humoristische verhalen ook werd opgenomen zijn
beroemde griezelverhaal „The monkey's Paw".
Voorts Nancy Mitford's Love in a cold climate en
Noblesse Oblige van Alexander Fullerton nog een
ongewoon oorlogsverhaal A wren called Smith en
Come hither nurse waarin Jane Grant op grappi
ge wijze verslag doet van haar belevenissen ge
durende haar opleiding tot verpleegster.
HET BUNDELTJE The daffodil sky bevat vijf
tien van de beste verhalen die H. E. Bates ge
schreven heeft; ook hierin weer toont hij zich
een scherp, humaan observator van mensen en
hun omgeving. Anders geaard is het werk van
Angus Wilson, van wie velen zich inmiddels Hem
lock and after en Anglo-saxon Attitude zullen
hebben aangeschaft. Thans verscheen in een goed
kope herdruk zijn eersteling The wrong set, een
collectie korte verhalen. Hoewel elk nieuw werk
van Wilson bij verschijnen uitbundige lof werd
toegezwaaid blijven vele critici toch van mening
dat zijn beste werk nog altijd in dit boek werd
gepubliceerd. Voor hen die hem nog niet kennen
en op zoek zijn naar „iets bijzonders" een zeer
geschikte gelegenheid tot kennismaking, die voor
al voor de verwende lezer ongetwijfeld een zeer
aangename zal blijken.
A. M.
voor jaar szonneoioemen.
ger eeuwen de Grote Markt werd aange
duid. En kijk nu eens goed.naar de hoogte
verschillen in de buurt van dat oude Zand
bij uw volgende bezoek aan de binnen
stad, dan zult u er waarlijk nog iets van
heuvelachtigheid zij hel ook heel wei
nig terugvinden. Neem bijvoorbeeld de
Koningstraat eens onder de loep, bekijk
aandachtig de grenslijn tussen puien en
trottoir en u zult het met eigen ogen zien:
bij Het Zand is hij duidelijk lager dan ter
hoogte van de Stoofsteeg. En de Grote
Houtstraat ligt wéér een tikkeltje hoger
Zie de flauwe helling van de Paarlaar -
steeg.
Maar genoeg over dit alles. De lente is
per saldo niet helemaal de juiste tijd om
veel in stad te zijn en ik wilde u voor
stellen wat mee te gaan genieten van de
bloemen op de zuidelijke voortzetting van
onze oude duinrichel. Laat ons hiertoe de
hoogte maar houden en over Dreef, Bron-
steeweg en Binnenweg naar Groenendaal
trekken. Dat is een heel oude route, waar
van het laatste gedeelte (Bronsteeweg en
Binnenweg) juist over de oostelijke rand
van de duinrug loopt. Bij de Bron-stee ont
sprong vroeger een beekje, dat naar het
Spaarne stroomde, maar daar is al lang
niets meer van te vinden. En zelfs is in
Heemstede het profiel van het landschap
grotendeels verdwenen door de ophogin
gen uit de jaren twintig. Maar nauwelijks
voorbij het raadhuis is het er weer, daar
bewijzen de heuvels van Groenendaal on
omstotelijk hun oude duinkarakter. Het
Spaarne, dat in de stad nog vlak langs hef
oude duinlandschap „stroomt", ligt hier
vrij ver naar het oosten, temidden' van la
ge veenachtige landen.
Een doorsteekje naar de Glipperweg
brengt u weer naar de rand van het bin-
nenduin en waar nu rechts een zwaar ijze
ren hek is gesierd met de uit antieke krul
letters gevormde naam „Meer en Berg",
daar zou.ik u willen voorstellen eens dwars
over te steken naar het westen. Dus het
hek door en wandelen onder de bomen van
de aloude buitenplaats. De lichte muziek
van fluiter en spotvogel, waarbij spechten
heel dikwijls voor het slagwerk zorgen,
zal u steeds als een plezierige achtergrond
begeleiden. Een enkele beuketak zal u al
verblijden met zijn toefjes van jong en
zachtgroen blad en tussen het struikgewas
zult u de lentebloemen van het bos wel
ontdekken. Want daar staat niet alleen het
eenvoudige en zeer algemene hondsdraf te
pronken met zijn aardige blauwe lipbloe-
men, maar er zijn ook hier en daar de
prachtige bosviooltjes, nagenoeg effen en
van een teer violetblauw. Zij moeten het
van deze tijd, nu er nog tamelijk veel zon
op de grond doordringt, hebben. Straks,
als het kreupelhout volop in het blad zit.
zal hun bloei geen zin meer hebben om
dat insekten nu eenmaal het licht en niet
de duisternis plegen te zoeken.
VEEL MEER opvallend dan de „laag-
bij-de-grondse" viooltjes en het hondsdraf
zijn de voorjaarszonnebloemen. Toegege
ven, zij horen hier beslist niet van ouder
op ouder thuis zoals de andere bloemen.
Zij horen thuis in Midden- of Zuideuropese
bergbossen en iemand zal hen hier stellig
wie weet hoe lang al geleden heb
ben geplant. Maar ze willen het kennelijk
best doen in het Nederlandse binnenduin,
getuige ook de prachtvegetatie, welke ze
op Elswout hebben gevormd. En met hun
GERARD WALSCHAP is weergekeerd,
niet als, maar mét „de verloren zoon".
Nogmaals is hij in zichzelf opgestaan,
rechtovereind, onveranderd strijdbaar,
onverdacht eerlijk, vrij en onverveerd. Hij
heeft zijn geestelijke onafhankelijkheid
niet cadeau gekregen, van anderen zomin
als van zichzelf. Hij is met zichzelf man
moedig in strijd geweest, hij heeft zich
de gramschap van verstokte slechthoren
den op de hals gehaald, hij zei waarheden
die men niet horen, signaleerde toestan
den die men niet zien wilde en heeft
voor zijn onbuigzaam.' nonconförmisme
rijkelijk betaald. Meer dan dat echter
heeft hij ermee gewonnen: zichzélf; heeft,
hij ermee behouden: zijn vurige oprecht
heid; heeft hij ermee verdiend: het res
pect dat men de schrijver en de mens
Walschap toedraagt, de bewondering en
dankbaarheid die men beiden, de mens in
de schrijver, de schrijver in de mens, ver
schuldigd is. Hij is de opstandige weg ge
gaan van Celibaatnaar „Een mens van
goeden ivil", van „Sibylle" naar „Houte-
kiet", hij heeft „Vaarwel dan gezegd
en „Adieu en Merci", zijn oor inmiddels te
luisteren leggend op eigen hart, zijn hoofd
om raad vragend met eigen stem, om zich
'ieenziend met open en wakkere ogen,
Allium paradoxum aan het Manpad.
Klimop-ereprys onder de loep.
grote gele bloemen op stevige stelen zijn
ze toch maar een vreugd voor iedere wan
delaar in zo'n aangelegd bos.
Toch is het ook wel de moeite waard
eens goed op de kleintjes onder de voor
jaarsbloemen te letten. Het zal u misschien
wat gezoek kosten, maar dan ineens zult
u er ook hele plekken van vinden, van de
peuterige vroegelingetjes met hun kleine
witte bloemen of van de alweer iets gro
tere klimop-ereprijs, die heel licht roze
bloempjes heeft en kleine drielobbige bla
deren. Bekijk hem eens van dichtbij en u
zult zien hoe ruig behaard dat kleine ding
is, om van zijn sierlijke vormen maar niet
te spreken.
Om onze dwarse oversteek compleet te
naken, moeten we nu het Groenendaalse
lek aan de Herenweg uit. Dan staan we op
le wie weet hoe oude weg over de west-
:ant van onze duinrug. Dat .ju het einde
.•an uw wandeling kunnen zijn, maar ik
aad u aan nu nog even naar het zuiden af
e zwaaien. Tot waar Witte van Heemste
de moet hebben gevochten, aan het Man
pad. Gebruik daar, bij het wat rommelige
bosje links dan behalve uw ogen ook uw
neus terdege en u zult op het spoor komen
van een wonderlijk ui-achtig gewas, dat
laar in volle bloei staat. Een Nederlandse
naam heeft het niet, alleen een weten
schappelijke: Allium paradoxum. En het
is ook tamelijk vreemd en paradoxaal.
Want elke bloemtros heeft doorgaans maar
één vrij grote witte bloem aan een slank
steeltje; en verder een aantal glazige bol
letjes. Vreemd en paradoxaal. En hoe de
ze Perzische plant daar aan het Manpad
is verzeild geraakt, het zal wel een raad
sel blijven. Misschien met opzet geplant,
misschien ook weggegooid met afval van
een bollenkwekerij. Wie van snuffelen
houdt mag trachten het uit te zoeken!
Kees Hana
op zoek naar een waarheid, zijn waarheid,
waarvoor hij kon staan. Op zoek naar een
wijze van mens-zijn, die hem het leven
waard en zichzelf waardig zou maken. En
nu hij daar dan weer staat, is het niet met
de neus in de wind, niet als „de verloren
zoon", maar als een vrije zoon op een vrij
Vlaams erf, die men verwerpen of de hand.
reiken mag, maar niet kan negéren, noch
kan verkleinen, omdat hij is die hij is en
schrijft wat hij is.
Walschap heeft de gelijkenis van de
verloren zoon te baat genomen om met
de wijsheid der jaren nog eens rekenschap
af te leggen van zichzelf aan zichzelf
dat allereerst. Hij heeft Nazareth naar
Vlaanderen, Vlaanderen naar Nazareth
verplaatst, hij heeft eeuwen van strijd
overkoepeld, geweten tegenover schijn
deugd, kritische geest tegenover ortho
doxie, eerlijkheid tegenover hypocrisie
gesteld, en daarmee een parabel van de
evangelische parabel geschreven, waar
van de moraal de kern van zijn strijd
vaardigheid en zijn liefde samenvat in het
homo homini sacer: de mens zij de mens
heilig. Dat is vaker gezegd: Maar mis
schien moet men de lange weg van Na
zareth via Rome naar Vlaanderen zijn ge
gaan om het zó te zeggen, om zich ironisch
van velerlei dwaasheden en domheden en
boosaardigheden te kunnen distantiëren
dan alle ironie, alle galgenhumor en
verbeten sarcasmen ten spijt uit be
proefde overtuiging en met dringende
ernst te herhalen: de mens zij de mens
heilig. Ongetwijfeld is „De verloren zoon"
(verschenen bij Ad. Donker, Rotterdam-
Ontwikkeling, Antwerpen) een autobio
grafische roman, gehuld in de travestie
der „gelijkenis". Maar het is juist de ge
kozen vorm van de parabel en de kostelij
ke vrijmoedigheid waarmee deze bewerkt
en verwerkt is, die de eigen ervaringen
verheffen tot de rang van het bovenper
soonlijke en algemeen-menselijke, tot het
humane, tot een authentiek getuigenis.
DE VERLOREN ZOON GAD is dan
weer teruggekeerd in Nazareth, na vele
jaren van omzwerving, van avontuur en
jeugdige vrijheidslust. Het gemeste kalf
is op, de feestguirlandes zijn verregend en
verwaaid, de bloemen verwelkt en al
les is weer als het was. De jeugd, die Gad
in Nazareth had achtergelaten, is ver
schrompeld en verdord, de liefde die hij
zocht heeft hij er niet gevonden. Wat bleef,
is een tante die in onnozele goedheid al
haar liefde legt in een ondraaglijke beke-
ringszucht, een broer die met verbeten
godsvrucht de verloren zoon tot tergend
voorbeeld wil trekken, een vader die te
moe en te wrak is om in het deugdzaam
ouderhuis „een beetje vreugde, warmte
en liefde" wakker te roepen, en ten slot
te dan het bekrompen, kleinzielig, intrige
rend dorpje Nazareth, waar de verloren
thuiskomer wordt nagewezen en gemeden,
geschuwd en gehoond. Zijn jeugdvriend
Ruben wat is er wel van hem gewor
den? Hij behaalde de doctorsgraad in de
theologie, werd met onderscheidingen
overladen, is een groot en machtig man
nu, die zijn vriendschap voor de verloren
zoon weliswaar niet verloor en wel ronduit
wil betonen, maar toch zwicht zodra zijn
toekomst, zijn goede naam, de onver
dachtheid van zijn vroomheid in het ge
ding komen. Er is temidden van de Naza-
reners geen plaats meer voor een „vrij
buiter" als Gad. Het ontbreekt hem aan
de wijsheid der jaren om als zijn oude
vriend Ben de Schoenlapper alleen met
zichzelf rust en vreugde te vinden in een
sceptisch-beschouwelijke levenswijs en
aan liefde om bij de „zedenloze" Sarah
meer te vinden dan troost. Gad verdraagt
het femelende Nazareth niet langer. Het
benauwt hem tot walgens toe, het prik
kelt hem tot verzet, tot een wars nihilis
me. Hij wil al die kleine hypocrieten „ter
gen en scandaliseren dat ze er groen vén
uitslaan", hij wil uitdagen om onver
bloemd te kunnen zeggen dat twee maal
twee vier is. Neen zeggen alléén, dat is
niet genoeg, want Gad is een idealist, hij
droomt van grote werken ten bate dei-
mensen, die zijn anders-zijn zullen recht
vaardigen. „Slecht zijn", denkt hij, „on
kuis en ongelovig, geïsoleerd, geschuwd,
belasterd, gehaat, de dierbaren zien bid
den, schreien, lijden, dc angsten, het zoe
ken, het zelfverwijt, de verlatenheid, de
wanhoop in een leeg heelal, de verlok
kingen van de zelfmoord, nu en dan een
flits van één enkel absurde troost: zoveel
kan een mens niet moeten lijden voor
zichzelf alleen, dat is een lot mij opge
legd, dit lijd ik ook voor anderen." Aldus
Gad. Wie goed luistert herkent de stem
van „Celibaat." en het vele dat daarop
volgde: Vlaanderen ligt zeer dicl.t bij Na
zareth, Walschap staat zeer dicht bij de
verloren zoon.
NATUURLIJK KEERT de verloren
zoon zijn Nazareth opnieuw de rug toe.
Zijn terugkeer was vergeefs, zijn goede
bedoelingen werden miskend. Hij gaat een
nieuw leven beginnen van werken en bou
wen, dat de vrijheid van leven en geest
zal waarmaken. In Jeruzalem sticht hij
een menswaardige onderneming, die ve
le Nazareners aantrekt. Hij trouwt, krijgt
twee zonen en is als vrij man na vijfen
twintig jaar de bezitter van een model
kwekerij zoals er in heel Palestina geen
te vinden is. Gad heeft niet alleen veel
verricht, hij heeft ook veel geleerd. Hij
heeft zijn dorpsgenoot Jezus van het hoog-
heike horen prediken, hij heeft hem te
gast gehad, hij bewondert en eerbiedigt
hem, hij voelt zich gegrepen door de heils
leer die hij verkondigt, hij ontsteekt in
woede over de laffe veroordeling tot de
kruisdood, maar hij volgt de man van Na
zareth niet, „Zijn ideaal verschoof naar
het midden" tussen de kracht van Jezus
en de wijsheid van Ben de Schoenlapper.
„DE VERLOREN ZOON", naar de
vorm Walschaps oorspronkelijkste en be-
zadigste roman, naar inhoud welhaast het
felste en onherroepelijkste wat hij schreef,
is het eindpunt van een lange, moeizame
weg vol doornen en distels. Walschap heeft
zich een doortocht gebaand. Hij staat
daar, aan dat eindpunt, gehavend mis
schien, gedeerd zonder twijfel, maar vrij
en rechtop. Hij heeft de waarheid van zijn
hart besomd en nagerekend: twee maal
twee is vier. Hij zegt het hier nóg eens,
links van hem Ben van Nazareth, rechts
van hem Jezus van Nazareth: „de mens
zij de mens heilig."
C. J. E. Dinaux