VOOR JULLIE -LIEFHEBBERIJEN IN CIJFERS- UC&IM Buren hebben de tijd 1 HET BEDROEFDE LIEDJE Leerlingen hielden een modeshow Voor de CactusMoei Erbij Die vlieger gaat niet op ZATERDAG 2 MEI 1959 PAGINA VIER ll - m ,vH I De vorige week hebben leerlingen van de Huishoud- en Industrieschool aan de Voorhelmstraat in Haarlem een modeshow gehouden. Niet alleen fungeerden ze als mannequins, ze „showden" bovendien lou ter hun eigengemaakte kleren. Vele leer lingen uit bijna alle klassen deden mee, zowel van de primaire als de vervolg- klassen, dus ook toekomstige coupeuses en leraressen in de naaldvakken toonden de belangstellenden, wat ze in de afgelopen twee jaar presteerden. Om half vier begon de „show". Het was allemaal net echt. Op de achtergrond werd door een tape-recorder zachte mu ziek gedraaid, er waren meisjes die met thee en eigen gebakken cake en koekjes rondgingen en er was een „lady speaker", die ze allemaal aankondigde, de Willy's, Jetjes en Marjans. Achter elkaar kwamen ze steeds op, net jes rechtop, bij iedere hoek even draaiend om de kijkers, voornamelijk ouders, goed te tonen wat ze op hun school leerden. En dat was heel wat. Dat begon al met de twaalf- tot vijftienjarigen uit de primaire klassen, die onder meer schorten en baby dolls hadden gemaakt, de schorten in fel groen, blauw en rood en de babydolls in pasteltinten. Maar vooral ook van de oudere leerlingen die van de vervolgklassen waren de zomer jurken, vervaardigd van mooie stoffen, vaak een combinatie van groen en blauw, erg verrassend. De ontwerpen waren orgi- neél en de garneringen hele brede cein tuurs, corsages en biesjes waren goed gekozen. De ouders en andere belangstel lenden, die aan de tafeltjes zaten, lieten hun enthousiasme dan ook blijken met een spontaan applaus. En dat verdienden al die meisjes, want naast al die fleurige zomerkleren waren er ook prachtig afge werkte mantelpakken en cocktail jurkjes. Bijna de helft van de Nederlandse bevolking van twaalf jaar en ouder houdt er een liefhebberij op na. Het Centraal Bureau voor de Statistiek ver staat daaronder een „sterk gespeciali seerde en intensief bedreven vrijetijds besteding". Dit bureau heeft nu als onderdeel van een groots opgezet onderzoek naar de vrijetijdsbesteding in Nederland ook een enquête gehouden over het beoefenen van liefhebberijen in de winter van 1955-1956. Het rap port is thans uitgekomen en bevat weer een schat van gegevens. WmSmÈ. Er is weer nieuwe groei te bespeuren bij de succulenten en het wordt dus nu tijd om te verpotten; vele soorten hebben dat echt in het voorjaar nodig. Gebruik voor uw cactussen niet de gewone, anders zo goede bloemistengrond; die moeten een steviger grondmengsel hebben. De bloemist kan u hieraan misschien ook wel helpen. Onder in de pot moeten wat kleine scherf jes komen, hetafvoergaatje mag in geen géval verstopt raken en zorg er ook voor, dat de grond bij het verpotten behoorlijk stevig wordt aangedrukt; als men de vin gers in de grond steekt mag men die niet naar beneden kunnen drukken. In losse grond hebben cactussen het over het alge meen niet naar hun zin. Er zijn soorten die nu bezig zijn met het vormen van kleine bloemknopjes en sommige die al bloeien. Deze kan men nu beter niet verpotten; dat kan beter uitgesteld worden tot na de bloei. Vergeet echter niet, het dan toch nog te doen. Cactussen en vetplantjes die men verpot heeft, kunnen de eerste weken iets meer kunstmatige warmte hebben. Na het verpotten even aangieten: de potgrond vochtig maken, doch dan de eerste weken wat voorzichting zijn met gieten; laat ze In het staatsblad is vandaag een konink lijk besluit gepubliceerd waarbij het ver boden wordt een vlieger in de lucht te heb ben boven een luchtvaartterrein of boven gebied, dat gelegen is binnen een afstand van drie kilometer van de grens van een luchtvaartterrein, of boven gebied dat ge legen is op een afstand van meer dan drie kilometer doch minder dan acht kilome ter van de grens van een luchtvaartterrein indien de uitgevoerde lijn langer is dan honderd meter. Overtredingen worden gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste tweehonderd gulden. eerst maar eens door groeien. Met zonnig weer mag men dan wel een beetje sproeien. G. Kromdijk HET GESPREK ging over klokken en ik liet me ontvallen dat ik er geen had. „Bestaat niet", consta teerde Sonja onmiddellijk. Maud, die me nog het minst goed kende, boog zich naar me over. „Wil jij beweren, dat je zonder klok leeft?", vroeg ze on gelovig. „Ja!", zei ik. Er ontstond een waar tumult in Marians kamer, waar we met negen stu denten samengekomen wa ren om onze eerste club dies te vieren. „Ze is dwaas!" „Ze wil interes sant zijn!" „Ze zal het moeten bewijzen!" En Joke, met haar uiterlijk onbe wogen oosters gezichtje, vroeg met haar langzame stem: „Hoe kan dat nou?" „Je ziet het", repliceerde ik, „kom ik ooit ergens te laat? Laat ik jullie ooit wachten?" Er ontstond een stilte en er groeven zich diepe rimpels in de voor hoofden van mijn clubge- nootjes, waar ik geamu seerd naar zat te kijken. Toen sprong Ada op, klop te me formidabel op m'n schouder en zei: „Kind, ik kom bij je logeren!" „Wan neer?", vroeg ik. „Van avond". En zo kwam het dat ik Ada mee naar m'n kamer troonde. „Zeven uur wek ken!", ordonneerde Ada, toen we ons ter ruste leg den. „Precies zeven uur", riep ik haar. „Hè? Wat?" Toen schrok ze opeens wakker en keek op haar horloge. „Inderdaad, zeven uur", stélde ze vast. „Als je me nu eens om half acht een kop thee bracht?" Ik ging naar de eetkeuken om het ontbijt vast klaar te zetten. Om half acht bracht ik haar het kopje thee. „Wéér raak", constateerde ze. „Zullen we om half neoen ontbijten?" Toen Ada aan het ontbijt verscheen, deed ik net of ik haar niet hoorde. Met m'n vingers in m'n oren zat ik me in een onderwerp te verdiepen dat ik die mor gen op de studiekring moest inleiden. „Hé Gastvrouw!" maande Ada, „zou je niet eens ,,'t Is anders nog zeven vóór" prevelde ik. Stom verbaasd keek Ada me aan. „Je hebt nog gelijk ook", en omzichtig zag ze rond in de keuken, waarschijn lijk naar de een of andere heimelijk verborgen klok. Zo ging het de hele dag door en mijn controleuse joeg ik van de ene ver bazing in de andere. Aan het einde van de dag werd ze handtastelijk en stroop te de mouwen van m'n vestje op, op zoek naar een polshorloge. „Nou", zei ze eindelijk, toen ze geen list kon ontmaskeren, „óf je bent een onmogelijk- geraffineerd schepsel, óf je bent helderziend". „Mis schien het laatste", zei ik beminnelijk. „Ik ga in elk geval", zei ze, ,,'t is midder nacht". „Tien vóór", ver beterde ik haar. Ze holde de trap af. De volgende dag werd ik op Louise's kamer met ge juich ontvangen. „Ge wonnen!", concludeerde Sonja. „Maar mogen we nu ook wetenéh?" Ik stak op m'n gemak een si garet op, waaide heel nauwkeurig het vlammetje uit, nestelde me omstandig in een gemakkelijke stoel en.... zweeg. „Toe nóu!", ongeduldigde het achttal. Ik genoot van de spanning en deed een trek aan m'n sigaret. „Ik maak het op uit de omstandigheden". „De omstandigheden",vroeg Ada verbaasd. „Je kon uit mij toch niet conclu deren „Wel uit de buurvrouw", viel ik haar in de rede. „Die slaat precies om zeven uur met drie tikjes op de asemmer de theeblaadjes uit haar gootsteenbakje. Die van gisteravond, wel te verstaan". „En toen je met je kopje thee kwam?" „Toen vulde de linker buurman zijn kolenkit". „En om half negen?" „Tien vóór? Toen ging de buurman van twee- rechts naar de trein". „En kwart voor tien?" „Toen maalde mijn hoven-buurvrouw elek trisch, gedurende een mi nuut, haar koffie". „En om half drie?" „Om half drie schrobt mijn achter-buurvrouw al tijd geanimeerd haar straatje". „En om half vijf, toen je voor het eten ging zorgen?" „Dan hakt de linker achterbuurvrouw peter selie". „Elke dag?", vroeg Maud ongelovig. „Elke dag Ze heeft zes kinderen en ze zorgt goed voor de vitaminen, zegt ze". „En om half zeven?" „Danzei ik met een blijde zucht, „komt de merel op het dak van de over buren zingen". „Om acht?" „Zet de boven-buurman natuurlijk het nieuws aan". Ada keek me lang en kalm aan. „Om tien voor middernacht waren er toch geen geluiden„Toen", zei ik opgewekt, „deed de gemeente tactvol de helft van de lantaarns uit". Er werd daverend gelachen. De kleinste van ons, Ma- rietje, klapte in haar han den en danste door de kamer. „Ga maar nooit op een flat wonen", raadde Sonja. „Zij misschien juist wél!", zei Joke met haar lang zame stem. Rita Schrijver m OP ZEKERE DAG zat ik wat lui in grootvaders stoel en ik dacht juist: kom, nu moet ik toch werkelijk eens aan het werk, toen ik plotseling een heel fijn stemmetje hoorde. Ik keek op, en zag op de leuning van de stoel een meisje zitten, zó klein en zó fijn als ik nog nooit een meisje gezien heb. „Dag, mevrouw", zei het meisje, „ik ben het liedje van De Speeltuin, ik kom eens met u praten". Jullie snappen, dat ik erg verbaasd opkeek. Eerst dacht ik, dat het Heleentje van Capellen was, want die zong dat liedje toch altijd, maar Heleentje is al veel en veel gro ter, zij kón het niet zijn. „Dag, Liedje", zei ik toen maar, want ik dacht: „Mis schien heet dat meisje Liedje, het is toch een naam, maar het wezentje op mijn stoel zei: „Nee ik heet geen Lied je, ik bèn een liedje, ik heet De Speel tuin, en hoe u daar nu ook over denkt: ik ben er trots op!" „Maar Speeltuin", antwoordde ik, hoewel ik het een erg gekke naam vond voor zo'n leuk ding, „wees toch niet direct zo op je teentjes getrapt, waarom zou je er niet trots op mogen zijn, dat je zo heet?" De Speeltuin roetste van de leuning af op mijn schoot en keek mij met grote, droevige ogen aan. Ik dacht zelfs een moment, dat ik traantjes zag. „Wat is 't dan?" vroeg ik, terwijl ik haar be moedigend aan haar blonde vlechtjes trok, „vertel het maar". Het liedje trok geërgerd het vlechtje uit mijn hand- „Kent u mij?" vroeg het, „hebt u mij wel eens gezongen?" „Jazeker ken ik je, en gezongen heb ik je ook wel eens". „O, dat was dan zeker die ene keer, dat het zo vreselijk lelijk werd ge daan". „Als ik er nog aan denk", voegde De Speeltuin er aan toe, „ik had bijna de geest gegevenenfin, dat heb ik later toch wel gedaan". Eerlijk gezegd begreep ik er nog steeds niets van, maar ik dacht: laat ik mijn mond maar houden, anders krijg ik nog meer steken onder water. De Speeltuin vervolgde: „Ik zal u het verhaal van mijn leven vertellen, maar onderbreekt u mij alstublieft niet, want daar kan ik niet tegen. Als u mij dan zo goed kent, weet u ook wel, dat ik een hele tijd het populairste liedje in het land was. Jong en oud zongen mij, of ze mij aardig vonden of niet, ze konden het niet laten, op school, voor de radio, in de bus, bij het dx~aai- orgel, overal en overal. Ik was ver schrikkelijk gevierd en voelde me bijna een filmster. Natuurlijk waren er ook kniesoren, die het echt vertikten en zeiden, dat ze me vervelend vonden, maar dat was de kif en het kon me niet schelen ook. Tenslotte werd er zelfs een grammofoonplaat van me gemaakt. Ja, ja, ik werd een grammofoonplaat en Heleentje zelf zong mij, o zo mooi, zo mooi". DE SPEELTUIN kneep even haar oogjes dicht bij deze herinnering, toen ging ze door: „Maar ach, u weet, hoe het gaat, de roem stijgt een mens gauw naar 't hoofd, en een liedje zeer zeker. Ik begon er genoeg van te krij gen. Als ik mooi gezongen en gespeeld werd, vond ik het nog wel leuk, maar werd er een beetje een potje van ge maakt, dan dacht ik: Jakkes, ik wou, dat ze hun mond maar hielden of dat die piano of wat het ook was de rikke tik kreeg. Dan was ik er zelfs ook met mijn hoofd niet meer zo bij en dan werd 't helemaal een deuntje van lik- me-vestje". Bij deze woorden schudde de gevierde filmster haar gelokte kop je, terwijl ze haar wipneusje optrok. „Dat was een grote vergissing van mij", vervolgde ze, want niet alle men sen en muziekinstrumenten maken een even mooi geluid, dat kunnen ze niet helpen, ze doen vaak toch hun best en dat moet je juist aanmoedigen. Ik deed dat niet en op een zekere dag het was in de vakantie toen een heleboel kinderen in een bus mij weer eens wil den gaan zingen, dacht ik: Nee, ik doe niet meer mee, en ik stokte hun in de keel- Probeert u zich dat eens voor te stellen: al die kinderen, die mij wil den gaan zingen en die er geen woord uit konden brengen. Het was een hele consternatie, dat kan ik u wel zeggen. De juffrouwen, die er bij waren, dach ten, dat de kindertjes ergens van ge schrokken waren, van een ongeluk op straat of zo, maar ik wist wel beter- „Wat is er toch, wat is er toch?" riepen ze allemaal door elkaar, maar een antwoord kwam er niet. „Waarom zingen we niet?" vroegen de juffrouwen. „Kom, De Speeltuin, Jetje, Miesje, Henkie, we .zingen van De Speeltuin". „Maar ze zongen helemaal niet van de Speeltuin, want ik hield me koest en lachte in mijn vuistje: Die Henkie, die altijd zo schreeuwde, en Clara, die niet eens mijn woorden goed kende... Ik liet me niet langer verknoeien. Ik, De Speeltuin, behoorde zuiver en hel deren iets verzwijgen wat hun niet be valt. Ik merkte al spoedig, dat 't over al rondverteld was, dat ik verstopper tje had gespeeld: steeds minder werd er naar mij gezocht, men zong maar wat iemand voor de mond kwam. „Soms herleefde mijn oude glorie nog wel eens en als grammofoonplaat gaf ik nog wel eens een nummertje weg, maar de ware bezieling ontbrak. Het eerste liedje van het land was ik allang niet meer en dat was mijn eigen schuld. „HET was toevallig weer op een schoolreisje, dat ik met het liedje Het Angelus in gesprek kwam. We zaten achter in de bus op een paar lege plaatsen en het was een rustig, om maar niet te zeggen saai reisje: veel zingen was er niet bij. „Angelus", zei ik, „hoe is het eigen lijk jou vergaan in je lange, lange le ven. Vertel mij er eens iets van, mis schien kan ik ervan leren". „Het Angelus klepte zachtjes, opdat niemand het zou horen en wellicht zou wegroepen. „Kleine, kleine Speeltuin", fluisterde het, „mij is het net zo ver gaan als jou, ook ik was hoogmoedig en zweeg op het hoogtepunt van mijn roem. Je ziet, wat er van mij geworden is: de kinderen staken nog maar zel den hun spel om naar mij te luisteren, laat staan om mij te zingen. Ik mag nog blij zijn, dat ik af en toe op een bescheiden plaatsje achter in een bus of op de laatste rij in een koortje mag zitten. Het zij zo. Dit is het lot van al ons soort liedjes. Werkelijk, alle, alle liedjes begaan de grote fout op een kwade dag hun mond te hóuden- Meestal hebben ze dadelijk spijt, maar dan is het te laat. Hoogmoed komt voor de val, ijdelheid der ijdelheden, uw naam is liedje". „DIEP ONDER DE INDRUK had ik naar deze weinig opwekkende woor den geluisterd", zei De Speeltuin zacht, „natuurlijk huilde ik alweer, want met de waterlanders sta ik altijd gauw klaar, dat hoort bij het vallen van mijn wip- Angelus, snikte ik, wat moeten we nu doen? Ik verveel me zo ontzettend we zijn toch om te zingen, dit is geen leven". „Wij moeten berusten, kindje", ant woordde Het Angelus vaderlijk, „en wij moeten blij zijn en opgewekt, wan neer wij af en toe nog eens de lucht in gaan, op welke manier dat ook is, mooi of lelijk, feilloos of gebrekkig. Altijd moeten w ij in ieder geval ons best doen, ook al zijn wij voor ons eigen gevoel soms niet om aan te horen". „Na dit gezegd te hebben, begon het opeens juichend te kleppen, want een klein meisje helemaal voor in de bus had het geroepen. Alle kinderen zon gen uit volle borst en voor het eerst had ik er vrede mee. Ik geloof, dat ik Het Angelus toen pas goed voor het eerst van mijn leven begreep". „Plotseling stopte de bus en voor ik het wist, liep ik midden tussen de jon gens en meisjes, die vrolijk naar de schommels, glijbaan en rekstokken hol den. Wij waren bij een echte speeltuin gekomen en nooit heb ik zo mijn best gedaan als toen. Heleentje van Capel len was er een kind bij". MET TRANEN van geluk in de ogen bij de gedachte aan die onvergetelij ke dag, keek De Speeltuin mij aan. Zelf was ik ook ontroerd door haar ver haal. Nooit had ik beseft, dat liedjes zo veel konden meemaken. De Speeltuin klom op mijn schouder en fluisterde in mijn oor: „Zing mij nog eenmaal, ik vind het zo heerlijk". Een toen, jongens, heb ik het lied van De Speeltuin gezongen, verschrikkelijk vals en krakerig, want heus, ik kan echt niet zingen, maar ik deed mijn best en De Speeltuin deed ook haar best, en toen leek het toch nog wel ergens op. Eindelijk was het liedje uit, maar toen ik haar wilde bedanken voor de mede werking, was ze verdwenen. Wèg Speeltuin. Maar ik dacht: Dat moet ik de kinde ren toch eens vlug allemaal vertellen, misschien zingen ze dan nog eens een extra-keertje Het Angelus, Het Groene Dal, en natuurlijk, De Speeltuin zelf. E toen heb ik dit verhaaltje geschre ven. „DAT WAS HET BEGIN van alle ellende, want denk maar niet, dat kin- der gezongen te worden, zoals mijn vriendin Heleentje het deed. „Vooruit nu, De Speeltuin, jongens", riepen de juffrouwen weer, tevergeefs, en toen, ja toen begon me diezelfde Henkie, die altijd zo schreeuwde, heel zacht „Het groene dal, het stille dal" te zingen, en de hele bus, de juffrou wen incluis, zongen het mee, zacht en vriendelijk zoals een groen dal gezon gen behoort te worden. Toen voelde ik toch wel iets van jaloezie- Dat groene Dal, dat wel bijna geel van ouderdom moest zijn, deed het nog best. „Dal", fluisterde ik, „je lijkt wel mal, je moet ook je mond houden". „Maar Het Groene Dal was natuur lijk veel te blij, dat het nog eens uit de oude doos gehaald was en bloempjes bloeiden lustig, om van de ruisende waterval nog maar te zwijgen- Ik vond, dat ik dat niet op me kon laten zitten, en toen ook het kleinste bloempje uit gebloeid was, probeerde ik me op ieders lip te wringen. Maar niks hoor, daar klepte Het Angelus er al op los, in tonen zo zuiver en hel, dat ik maar zachtjes in een hoekje achterin de bus ging zitten huilen. Christine Met/ling wmm Lezen, sportbeoefening en musiceren het meeste belangstelling voor naaien, komen in dit rapport niet aan de orde, handwerken enzovoorts. Vrouwen van lei- omdat zij afzonderlijk zijn behandeld. Er dinggevenden zijn hierin het minst ge- blijven dan echter nog genoeg hobby's over interesseerd (achtenvijftig percent). Ge- waarmee de huiselijke Nederlander zijn knutseld wordt er in alle groepen gelij- avonduren kan vullen. Het C.B.S. onder kelijk, met het handwerken is dit dus een scheidt de categorieën handwerken, tui- echte nationale liefhebberij. Filmen en fo- nieren, het houden van huisdieren, han- tograferen en verzamelen worden voorna- denarbeid, filmen en fotograferen, denk- melijk beoefend in leidinggevende groe- sport, verzamelen en tenslotte de groep pen en in de loontrekkende middenstand, „andere". Ons interesseert wat er onder de groep Eenenvijftig percent van de Nederland- „andere" valt. Er zijn immers liefhebbe- se mannen doet nu aan een of meer van rijen, die in geen enkele statistiek vermeld deze dingen, tegen drieënveertig van de vrouwen. Gemiddeld besteedt men er vijf en een half uur per week aan. Staan de vrouwen dus over het algemeen belang rijk achter bij de mannen bij deze vorm van vrijetijdsbesteding, er is een typisch vrouwelijk terrein waarop de mannen in geen enkel opzicht kunnen concurreren. Vanzelfsprekend bedoelen we het hand werken. Achtenzeventig percent van de vrouwen naait, breit, haakt of borduurt en doet dat gemiddeld zeven en een half uur per week. In het rapport kunnen we niet vinden of het noodzakelijke herstelwerk ook onder handwerken wordt gerekend. Bij de huisvrouw zal trouwens in het al gemeen dikwijls lastig te onderscheiden zijn wat precies vrije-tijdsbesteding kan worden genoemd en wat niet. Geknutseld wordt er door drieënvijftig percent. Hier zijn de mannen weer in de meerderheid. De knutselaars hebben er gemiddeld bijna vier uur per week voor over. Absolute cijfers geven vaak nog een be tere indruk dan percentages. Ongeveer 1.600.000 vrouwen naaien, breien, bordu ren en dergelijke. Ook de knutselaars ko men boven het miljoen, namelijk tot 1.200.000, waarvan 900.000 mannen. Het aantal verzamelaars loopt ook in de hon derdduizenden, namelijk 225.000, en ook daar zijn de mannen weer sterk in de meerderheid. Honderdnegentig duizend mensen doen aan denksport en het zelfde aantal vult een gedeelte van de vrije tijd met film en foto. In de leeftijdsgroep van twaalf tot ze ventien jaar worden de meeste liefhebbe rijen beoefend, naarmate men ouder wordt neemt dit af. Het spreekt haast van zelf dat bepaalde liefhebberijen voor de jeugd aantrekkelijker zijn dan voor de ouderen. Toch zou het moeilijk zijn zonder meer uit bovengenoemde categorieën de door de jeugd geprefereerde te kiezen. Knutselen en verzamelen blijken voor de jeugd attractief te zijn, handwerken en het verzorgen van planten en bloemen krijgen van de ouderen de voorkeur. Denk- sport wordt voornamelijk beoefend door de groep van 29 tot 59 jaar. De ouderen Schoonmaak: ook een hobby geven meer tijd aan hun hobby's, de groep --, van zestig jaar en ouder zelfs twee keer worden, maar die toch een belangrijk ge- zoveel als de twaalf tot zeventien jarigen, veelte van de vrije tijd in beslag kunnen Ook de inkomensgroepen zijn van bete- nemen. De man, die iedere avond in zijn kenis. Zo beoefent de loontrekkende mid- stamcafé zes biertjes drinkt en daarbij denstand het meest liefhebberijen, drie- mets doet, besteedt zijn vrije tijd; de jon- envijftig tegen achtendertig van de risi- §e paartjes, die s avonds lange wande- codragende, waar het kleinste aantal be- lingen door onze parken maken gebruiken oefenaars wordt gevonden. Vrouwen van hun vrije tijd voor een zeer bijzondere landarbeiders, arbeiders en boeren tonen >,lief-hebberij er zijn mensen die het plezierig vinden zoveel mogelijk tijd te verslapen, lang en lekker te eten en zo meer. Of moet men uit de statistiek aflei den dat zulke mensen in Nederland niet meer voorkomen? Ons lijkt het waar schijnlijk, dat alleen de zogenaamse posi tieve hobby's zijn opgenomen, maar wie heeft dan uitgemaakt wat positief is? W. Langeveld

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 16