VOOR JULLIE
-LIEFHEBBERIJEN IN CIJFERS-
UC&IM
Buren hebben de tijd
1
HET BEDROEFDE LIEDJE
Leerlingen hielden
een modeshow
Voor de
CactusMoei
Erbij
Die vlieger gaat niet op
ZATERDAG 2 MEI 1959
PAGINA VIER
ll - m ,vH I
De vorige week hebben leerlingen van
de Huishoud- en Industrieschool aan de
Voorhelmstraat in Haarlem een modeshow
gehouden. Niet alleen fungeerden ze als
mannequins, ze „showden" bovendien lou
ter hun eigengemaakte kleren. Vele leer
lingen uit bijna alle klassen deden mee,
zowel van de primaire als de vervolg-
klassen, dus ook toekomstige coupeuses en
leraressen in de naaldvakken toonden de
belangstellenden, wat ze in de afgelopen
twee jaar presteerden.
Om half vier begon de „show". Het was
allemaal net echt. Op de achtergrond
werd door een tape-recorder zachte mu
ziek gedraaid, er waren meisjes die met
thee en eigen gebakken cake en koekjes
rondgingen en er was een „lady speaker",
die ze allemaal aankondigde, de Willy's,
Jetjes en Marjans.
Achter elkaar kwamen ze steeds op, net
jes rechtop, bij iedere hoek even draaiend
om de kijkers, voornamelijk ouders,
goed te tonen wat ze op hun school
leerden. En dat was heel wat. Dat
begon al met de twaalf- tot vijftienjarigen
uit de primaire klassen, die onder meer
schorten en baby dolls hadden gemaakt,
de schorten in fel groen, blauw en rood en
de babydolls in pasteltinten. Maar vooral
ook van de oudere leerlingen die van
de vervolgklassen waren de zomer
jurken, vervaardigd van mooie stoffen,
vaak een combinatie van groen en blauw,
erg verrassend. De ontwerpen waren orgi-
neél en de garneringen hele brede cein
tuurs, corsages en biesjes waren goed
gekozen. De ouders en andere belangstel
lenden, die aan de tafeltjes zaten, lieten
hun enthousiasme dan ook blijken met een
spontaan applaus. En dat verdienden al
die meisjes, want naast al die fleurige
zomerkleren waren er ook prachtig afge
werkte mantelpakken en cocktail jurkjes.
Bijna de helft van de Nederlandse
bevolking van twaalf jaar en ouder
houdt er een liefhebberij op na. Het
Centraal Bureau voor de Statistiek ver
staat daaronder een „sterk gespeciali
seerde en intensief bedreven vrijetijds
besteding". Dit bureau heeft nu als
onderdeel van een groots opgezet
onderzoek naar de vrijetijdsbesteding
in Nederland ook een enquête gehouden
over het beoefenen van liefhebberijen
in de winter van 1955-1956. Het rap
port is thans uitgekomen en bevat
weer een schat van gegevens.
WmSmÈ.
Er is weer nieuwe groei te bespeuren bij
de succulenten en het wordt dus nu tijd
om te verpotten; vele soorten hebben dat
echt in het voorjaar nodig. Gebruik voor
uw cactussen niet de gewone, anders zo
goede bloemistengrond; die moeten een
steviger grondmengsel hebben. De bloemist
kan u hieraan misschien ook wel helpen.
Onder in de pot moeten wat kleine scherf
jes komen, hetafvoergaatje mag in geen
géval verstopt raken en zorg er ook voor,
dat de grond bij het verpotten behoorlijk
stevig wordt aangedrukt; als men de vin
gers in de grond steekt mag men die niet
naar beneden kunnen drukken. In losse
grond hebben cactussen het over het alge
meen niet naar hun zin. Er zijn soorten die
nu bezig zijn met het vormen van kleine
bloemknopjes en sommige die al bloeien.
Deze kan men nu beter niet verpotten; dat
kan beter uitgesteld worden tot na de
bloei. Vergeet echter niet, het dan toch
nog te doen. Cactussen en vetplantjes die
men verpot heeft, kunnen de eerste weken
iets meer kunstmatige warmte hebben. Na
het verpotten even aangieten: de potgrond
vochtig maken, doch dan de eerste weken
wat voorzichting zijn met gieten; laat ze
In het staatsblad is vandaag een konink
lijk besluit gepubliceerd waarbij het ver
boden wordt een vlieger in de lucht te heb
ben boven een luchtvaartterrein of boven
gebied, dat gelegen is binnen een afstand
van drie kilometer van de grens van een
luchtvaartterrein, of boven gebied dat ge
legen is op een afstand van meer dan drie
kilometer doch minder dan acht kilome
ter van de grens van een luchtvaartterrein
indien de uitgevoerde lijn langer is dan
honderd meter.
Overtredingen worden gestraft met
hechtenis van ten hoogste veertien dagen
of geldboete van ten hoogste tweehonderd
gulden.
eerst maar eens door groeien. Met zonnig
weer mag men dan wel een beetje sproeien.
G. Kromdijk
HET GESPREK ging
over klokken en ik liet me
ontvallen dat ik er geen
had. „Bestaat niet", consta
teerde Sonja onmiddellijk.
Maud, die me nog het
minst goed kende, boog
zich naar me over. „Wil
jij beweren, dat je zonder
klok leeft?", vroeg ze on
gelovig. „Ja!", zei ik.
Er ontstond een waar
tumult in Marians kamer,
waar we met negen stu
denten samengekomen wa
ren om onze eerste club
dies te vieren. „Ze is
dwaas!" „Ze wil interes
sant zijn!" „Ze zal het
moeten bewijzen!" En Joke,
met haar uiterlijk onbe
wogen oosters gezichtje,
vroeg met haar langzame
stem: „Hoe kan dat nou?"
„Je ziet het", repliceerde
ik, „kom ik ooit ergens te
laat? Laat ik jullie ooit
wachten?" Er ontstond een
stilte en er groeven zich
diepe rimpels in de voor
hoofden van mijn clubge-
nootjes, waar ik geamu
seerd naar zat te kijken.
Toen sprong Ada op, klop
te me formidabel op m'n
schouder en zei: „Kind, ik
kom bij je logeren!" „Wan
neer?", vroeg ik. „Van
avond".
En zo kwam het dat ik
Ada mee naar m'n kamer
troonde. „Zeven uur wek
ken!", ordonneerde Ada,
toen we ons ter ruste leg
den. „Precies zeven uur",
riep ik haar. „Hè? Wat?"
Toen schrok ze opeens
wakker en keek op haar
horloge. „Inderdaad, zeven
uur", stélde ze vast. „Als je
me nu eens om half acht
een kop thee bracht?" Ik
ging naar de eetkeuken om
het ontbijt vast klaar te
zetten. Om half acht bracht
ik haar het kopje thee.
„Wéér raak", constateerde
ze. „Zullen we om half
neoen ontbijten?"
Toen Ada aan het ontbijt
verscheen, deed ik net of ik
haar niet hoorde. Met m'n
vingers in m'n oren zat ik
me in een onderwerp te
verdiepen dat ik die mor
gen op de studiekring
moest inleiden. „Hé
Gastvrouw!" maande Ada,
„zou je niet eens
,,'t Is anders nog zeven
vóór" prevelde ik. Stom
verbaasd keek Ada me aan.
„Je hebt nog gelijk ook",
en omzichtig zag ze rond
in de keuken, waarschijn
lijk naar de een of andere
heimelijk verborgen klok.
Zo ging het de hele dag
door en mijn controleuse
joeg ik van de ene ver
bazing in de andere. Aan
het einde van de dag werd
ze handtastelijk en stroop
te de mouwen van m'n
vestje op, op zoek naar een
polshorloge. „Nou", zei
ze eindelijk, toen ze geen
list kon ontmaskeren,
„óf je bent een onmogelijk-
geraffineerd schepsel, óf je
bent helderziend". „Mis
schien het laatste", zei ik
beminnelijk. „Ik ga in elk
geval", zei ze, ,,'t is midder
nacht". „Tien vóór", ver
beterde ik haar. Ze holde
de trap af.
De volgende dag werd ik
op Louise's kamer met ge
juich ontvangen. „Ge
wonnen!", concludeerde
Sonja. „Maar mogen we nu
ook wetenéh?" Ik
stak op m'n gemak een si
garet op, waaide heel
nauwkeurig het vlammetje
uit, nestelde me omstandig
in een gemakkelijke stoel
en.... zweeg. „Toe nóu!",
ongeduldigde het achttal.
Ik genoot van de spanning
en deed een trek aan m'n
sigaret. „Ik maak het op
uit de omstandigheden".
„De omstandigheden",vroeg
Ada verbaasd. „Je kon uit
mij toch niet conclu
deren
„Wel uit de buurvrouw",
viel ik haar in de rede.
„Die slaat precies om zeven
uur met drie tikjes op de
asemmer de theeblaadjes
uit haar gootsteenbakje.
Die van gisteravond, wel te
verstaan".
„En toen je met je kopje
thee kwam?"
„Toen vulde de linker
buurman zijn kolenkit".
„En om half negen?"
„Tien vóór? Toen ging
de buurman van twee-
rechts naar de trein".
„En kwart voor tien?"
„Toen maalde mijn
hoven-buurvrouw elek
trisch, gedurende een mi
nuut, haar koffie".
„En om half drie?"
„Om half drie schrobt
mijn achter-buurvrouw al
tijd geanimeerd haar
straatje".
„En om half vijf, toen je
voor het eten ging zorgen?"
„Dan hakt de linker
achterbuurvrouw peter
selie".
„Elke dag?", vroeg Maud
ongelovig.
„Elke dag Ze heeft
zes kinderen en ze zorgt
goed voor de vitaminen,
zegt ze".
„En om half zeven?"
„Danzei ik met een
blijde zucht, „komt de merel
op het dak van de over
buren zingen".
„Om acht?"
„Zet de boven-buurman
natuurlijk het nieuws aan".
Ada keek me lang en
kalm aan. „Om tien voor
middernacht waren er toch
geen geluiden„Toen",
zei ik opgewekt, „deed de
gemeente tactvol de helft
van de lantaarns uit". Er
werd daverend gelachen.
De kleinste van ons, Ma-
rietje, klapte in haar han
den en danste door de
kamer. „Ga maar nooit op
een flat wonen", raadde
Sonja.
„Zij misschien juist wél!",
zei Joke met haar lang
zame stem.
Rita Schrijver m
OP ZEKERE DAG zat ik wat lui in
grootvaders stoel en ik dacht juist:
kom, nu moet ik toch werkelijk eens
aan het werk, toen ik plotseling een
heel fijn stemmetje hoorde. Ik keek op,
en zag op de leuning van de stoel een
meisje zitten, zó klein en zó fijn als ik
nog nooit een meisje gezien heb. „Dag,
mevrouw", zei het meisje, „ik ben het
liedje van De Speeltuin, ik kom eens
met u praten". Jullie snappen, dat ik
erg verbaasd opkeek. Eerst dacht ik,
dat het Heleentje van Capellen was,
want die zong dat liedje toch altijd,
maar Heleentje is al veel en veel gro
ter, zij kón het niet zijn. „Dag, Liedje",
zei ik toen maar, want ik dacht: „Mis
schien heet dat meisje Liedje, het is
toch een naam, maar het wezentje op
mijn stoel zei: „Nee ik heet geen Lied
je, ik bèn een liedje, ik heet De Speel
tuin, en hoe u daar nu ook over denkt:
ik ben er trots op!"
„Maar Speeltuin", antwoordde ik,
hoewel ik het een erg gekke naam
vond voor zo'n leuk ding, „wees toch
niet direct zo op je teentjes getrapt,
waarom zou je er niet trots op mogen
zijn, dat je zo heet?"
De Speeltuin roetste van de leuning
af op mijn schoot en keek mij met
grote, droevige ogen aan. Ik dacht zelfs
een moment, dat ik traantjes zag. „Wat
is 't dan?" vroeg ik, terwijl ik haar be
moedigend aan haar blonde vlechtjes
trok, „vertel het maar". Het liedje trok
geërgerd het vlechtje uit mijn hand-
„Kent u mij?" vroeg het, „hebt u mij
wel eens gezongen?"
„Jazeker ken ik je, en gezongen heb
ik je ook wel eens".
„O, dat was dan zeker die ene keer,
dat het zo vreselijk lelijk werd ge
daan".
„Als ik er nog aan denk", voegde De
Speeltuin er aan toe, „ik had bijna de
geest gegevenenfin, dat heb ik
later toch wel gedaan".
Eerlijk gezegd begreep ik er nog steeds
niets van, maar ik dacht: laat ik mijn
mond maar houden, anders krijg ik
nog meer steken onder water.
De Speeltuin vervolgde: „Ik zal u
het verhaal van mijn leven vertellen,
maar onderbreekt u mij alstublieft
niet, want daar kan ik niet tegen. Als
u mij dan zo goed kent, weet u ook
wel, dat ik een hele tijd het populairste
liedje in het land was. Jong en oud
zongen mij, of ze mij aardig vonden of
niet, ze konden het niet laten, op school,
voor de radio, in de bus, bij het dx~aai-
orgel, overal en overal. Ik was ver
schrikkelijk gevierd en voelde me bijna
een filmster. Natuurlijk waren er ook
kniesoren, die het echt vertikten en
zeiden, dat ze me vervelend vonden,
maar dat was de kif en het kon me
niet schelen ook. Tenslotte werd er zelfs
een grammofoonplaat van me gemaakt.
Ja, ja, ik werd een grammofoonplaat
en Heleentje zelf zong mij, o zo mooi,
zo mooi".
DE SPEELTUIN kneep even haar
oogjes dicht bij deze herinnering, toen
ging ze door: „Maar ach, u weet, hoe
het gaat, de roem stijgt een mens
gauw naar 't hoofd, en een liedje zeer
zeker. Ik begon er genoeg van te krij
gen. Als ik mooi gezongen en gespeeld
werd, vond ik het nog wel leuk, maar
werd er een beetje een potje van ge
maakt, dan dacht ik: Jakkes, ik wou,
dat ze hun mond maar hielden of dat
die piano of wat het ook was de rikke
tik kreeg. Dan was ik er zelfs ook met
mijn hoofd niet meer zo bij en dan
werd 't helemaal een deuntje van lik-
me-vestje". Bij deze woorden schudde
de gevierde filmster haar gelokte kop
je, terwijl ze haar wipneusje optrok.
„Dat was een grote vergissing van
mij", vervolgde ze, want niet alle men
sen en muziekinstrumenten maken een
even mooi geluid, dat kunnen ze niet
helpen, ze doen vaak toch hun best en
dat moet je juist aanmoedigen. Ik deed
dat niet en op een zekere dag het
was in de vakantie toen een heleboel
kinderen in een bus mij weer eens wil
den gaan zingen, dacht ik: Nee, ik doe
niet meer mee, en ik stokte hun in
de keel- Probeert u zich dat eens voor
te stellen: al die kinderen, die mij wil
den gaan zingen en die er geen woord
uit konden brengen. Het was een hele
consternatie, dat kan ik u wel zeggen.
De juffrouwen, die er bij waren, dach
ten, dat de kindertjes ergens van ge
schrokken waren, van een ongeluk op
straat of zo, maar ik wist wel beter-
„Wat is er toch, wat is er toch?"
riepen ze allemaal door elkaar, maar
een antwoord kwam er niet.
„Waarom zingen we niet?" vroegen
de juffrouwen. „Kom, De Speeltuin,
Jetje, Miesje, Henkie, we .zingen van
De Speeltuin".
„Maar ze zongen helemaal niet van
de Speeltuin, want ik hield me koest
en lachte in mijn vuistje: Die Henkie,
die altijd zo schreeuwde, en Clara, die
niet eens mijn woorden goed kende...
Ik liet me niet langer verknoeien. Ik,
De Speeltuin, behoorde zuiver en hel
deren iets verzwijgen wat hun niet be
valt. Ik merkte al spoedig, dat 't over
al rondverteld was, dat ik verstopper
tje had gespeeld: steeds minder werd er
naar mij gezocht, men zong maar wat
iemand voor de mond kwam.
„Soms herleefde mijn oude glorie
nog wel eens en als grammofoonplaat
gaf ik nog wel eens een nummertje
weg, maar de ware bezieling ontbrak.
Het eerste liedje van het land was ik
allang niet meer en dat was mijn eigen
schuld.
„HET was toevallig weer op een
schoolreisje, dat ik met het liedje Het
Angelus in gesprek kwam. We zaten
achter in de bus op een paar lege
plaatsen en het was een rustig, om
maar niet te zeggen saai reisje: veel
zingen was er niet bij.
„Angelus", zei ik, „hoe is het eigen
lijk jou vergaan in je lange, lange le
ven. Vertel mij er eens iets van, mis
schien kan ik ervan leren".
„Het Angelus klepte zachtjes, opdat
niemand het zou horen en wellicht zou
wegroepen. „Kleine, kleine Speeltuin",
fluisterde het, „mij is het net zo ver
gaan als jou, ook ik was hoogmoedig en
zweeg op het hoogtepunt van mijn
roem. Je ziet, wat er van mij geworden
is: de kinderen staken nog maar zel
den hun spel om naar mij te luisteren,
laat staan om mij te zingen. Ik mag
nog blij zijn, dat ik af en toe op een
bescheiden plaatsje achter in een bus
of op de laatste rij in een koortje mag
zitten. Het zij zo. Dit is het lot van al
ons soort liedjes. Werkelijk, alle, alle
liedjes begaan de grote fout op een
kwade dag hun mond te hóuden-
Meestal hebben ze dadelijk spijt, maar
dan is het te laat. Hoogmoed komt voor
de val, ijdelheid der ijdelheden, uw
naam is liedje".
„DIEP ONDER DE INDRUK had ik
naar deze weinig opwekkende woor
den geluisterd", zei De Speeltuin zacht,
„natuurlijk huilde ik alweer, want met
de waterlanders sta ik altijd gauw
klaar, dat hoort bij het vallen van mijn
wip- Angelus, snikte ik, wat moeten we
nu doen? Ik verveel me zo ontzettend
we zijn toch om te zingen, dit is geen
leven".
„Wij moeten berusten, kindje", ant
woordde Het Angelus vaderlijk, „en
wij moeten blij zijn en opgewekt, wan
neer wij af en toe nog eens de lucht in
gaan, op welke manier dat ook is, mooi
of lelijk, feilloos of gebrekkig. Altijd
moeten w ij in ieder geval ons best
doen, ook al zijn wij voor ons eigen
gevoel soms niet om aan te horen".
„Na dit gezegd te hebben, begon het
opeens juichend te kleppen, want een
klein meisje helemaal voor in de bus
had het geroepen. Alle kinderen zon
gen uit volle borst en voor het eerst
had ik er vrede mee. Ik geloof, dat ik
Het Angelus toen pas goed voor het
eerst van mijn leven begreep".
„Plotseling stopte de bus en voor ik
het wist, liep ik midden tussen de jon
gens en meisjes, die vrolijk naar de
schommels, glijbaan en rekstokken hol
den. Wij waren bij een echte speeltuin
gekomen en nooit heb ik zo mijn best
gedaan als toen. Heleentje van Capel
len was er een kind bij".
MET TRANEN van geluk in de ogen
bij de gedachte aan die onvergetelij
ke dag, keek De Speeltuin mij aan.
Zelf was ik ook ontroerd door haar ver
haal. Nooit had ik beseft, dat liedjes zo
veel konden meemaken.
De Speeltuin klom op mijn schouder
en fluisterde in mijn oor: „Zing mij
nog eenmaal, ik vind het zo heerlijk".
Een toen, jongens, heb ik het lied van
De Speeltuin gezongen, verschrikkelijk
vals en krakerig, want heus, ik kan
echt niet zingen, maar ik deed mijn best
en De Speeltuin deed ook haar best, en
toen leek het toch nog wel ergens op.
Eindelijk was het liedje uit, maar toen
ik haar wilde bedanken voor de mede
werking, was ze verdwenen. Wèg
Speeltuin.
Maar ik dacht: Dat moet ik de kinde
ren toch eens vlug allemaal vertellen,
misschien zingen ze dan nog eens een
extra-keertje Het Angelus, Het Groene
Dal, en natuurlijk, De Speeltuin zelf.
E toen heb ik dit verhaaltje geschre
ven.
„DAT WAS HET BEGIN van alle
ellende, want denk maar niet, dat kin-
der gezongen te worden, zoals mijn
vriendin Heleentje het deed.
„Vooruit nu, De Speeltuin, jongens",
riepen de juffrouwen weer, tevergeefs,
en toen, ja toen begon me diezelfde
Henkie, die altijd zo schreeuwde, heel
zacht „Het groene dal, het stille dal"
te zingen, en de hele bus, de juffrou
wen incluis, zongen het mee, zacht en
vriendelijk zoals een groen dal gezon
gen behoort te worden. Toen voelde ik
toch wel iets van jaloezie- Dat groene
Dal, dat wel bijna geel van ouderdom
moest zijn, deed het nog best.
„Dal", fluisterde ik, „je lijkt wel mal,
je moet ook je mond houden".
„Maar Het Groene Dal was natuur
lijk veel te blij, dat het nog eens uit
de oude doos gehaald was en bloempjes
bloeiden lustig, om van de ruisende
waterval nog maar te zwijgen- Ik vond,
dat ik dat niet op me kon laten zitten,
en toen ook het kleinste bloempje uit
gebloeid was, probeerde ik me op
ieders lip te wringen. Maar niks hoor,
daar klepte Het Angelus er al op los,
in tonen zo zuiver en hel, dat ik maar
zachtjes in een hoekje achterin de bus
ging zitten huilen.
Christine Met/ling
wmm
Lezen, sportbeoefening en musiceren het meeste belangstelling voor naaien,
komen in dit rapport niet aan de orde, handwerken enzovoorts. Vrouwen van lei-
omdat zij afzonderlijk zijn behandeld. Er dinggevenden zijn hierin het minst ge-
blijven dan echter nog genoeg hobby's over interesseerd (achtenvijftig percent). Ge-
waarmee de huiselijke Nederlander zijn knutseld wordt er in alle groepen gelij-
avonduren kan vullen. Het C.B.S. onder kelijk, met het handwerken is dit dus een
scheidt de categorieën handwerken, tui- echte nationale liefhebberij. Filmen en fo-
nieren, het houden van huisdieren, han- tograferen en verzamelen worden voorna-
denarbeid, filmen en fotograferen, denk- melijk beoefend in leidinggevende groe-
sport, verzamelen en tenslotte de groep pen en in de loontrekkende middenstand,
„andere". Ons interesseert wat er onder de groep
Eenenvijftig percent van de Nederland- „andere" valt. Er zijn immers liefhebbe-
se mannen doet nu aan een of meer van rijen, die in geen enkele statistiek vermeld
deze dingen, tegen drieënveertig van de
vrouwen. Gemiddeld besteedt men er vijf
en een half uur per week aan. Staan de
vrouwen dus over het algemeen belang
rijk achter bij de mannen bij deze vorm
van vrijetijdsbesteding, er is een typisch
vrouwelijk terrein waarop de mannen in
geen enkel opzicht kunnen concurreren.
Vanzelfsprekend bedoelen we het hand
werken. Achtenzeventig percent van de
vrouwen naait, breit, haakt of borduurt en
doet dat gemiddeld zeven en een half uur
per week. In het rapport kunnen we niet
vinden of het noodzakelijke herstelwerk
ook onder handwerken wordt gerekend.
Bij de huisvrouw zal trouwens in het al
gemeen dikwijls lastig te onderscheiden
zijn wat precies vrije-tijdsbesteding kan
worden genoemd en wat niet.
Geknutseld wordt er door drieënvijftig
percent. Hier zijn de mannen weer in de
meerderheid. De knutselaars hebben er
gemiddeld bijna vier uur per week voor
over.
Absolute cijfers geven vaak nog een be
tere indruk dan percentages. Ongeveer
1.600.000 vrouwen naaien, breien, bordu
ren en dergelijke. Ook de knutselaars ko
men boven het miljoen, namelijk tot
1.200.000, waarvan 900.000 mannen. Het
aantal verzamelaars loopt ook in de hon
derdduizenden, namelijk 225.000, en ook
daar zijn de mannen weer sterk in de
meerderheid. Honderdnegentig duizend
mensen doen aan denksport en het zelfde
aantal vult een gedeelte van de vrije
tijd met film en foto.
In de leeftijdsgroep van twaalf tot ze
ventien jaar worden de meeste liefhebbe
rijen beoefend, naarmate men ouder
wordt neemt dit af. Het spreekt haast van
zelf dat bepaalde liefhebberijen voor de
jeugd aantrekkelijker zijn dan voor de
ouderen. Toch zou het moeilijk zijn zonder
meer uit bovengenoemde categorieën de
door de jeugd geprefereerde te kiezen.
Knutselen en verzamelen blijken voor de
jeugd attractief te zijn, handwerken en
het verzorgen van planten en bloemen
krijgen van de ouderen de voorkeur. Denk-
sport wordt voornamelijk beoefend door
de groep van 29 tot 59 jaar. De ouderen Schoonmaak: ook een hobby
geven meer tijd aan hun hobby's, de groep --,
van zestig jaar en ouder zelfs twee keer worden, maar die toch een belangrijk ge-
zoveel als de twaalf tot zeventien jarigen, veelte van de vrije tijd in beslag kunnen
Ook de inkomensgroepen zijn van bete- nemen. De man, die iedere avond in zijn
kenis. Zo beoefent de loontrekkende mid- stamcafé zes biertjes drinkt en daarbij
denstand het meest liefhebberijen, drie- mets doet, besteedt zijn vrije tijd; de jon-
envijftig tegen achtendertig van de risi- §e paartjes, die s avonds lange wande-
codragende, waar het kleinste aantal be- lingen door onze parken maken gebruiken
oefenaars wordt gevonden. Vrouwen van hun vrije tijd voor een zeer bijzondere
landarbeiders, arbeiders en boeren tonen >,lief-hebberij er zijn mensen die het
plezierig vinden zoveel mogelijk tijd te
verslapen, lang en lekker te eten en zo
meer. Of moet men uit de statistiek aflei
den dat zulke mensen in Nederland niet
meer voorkomen? Ons lijkt het waar
schijnlijk, dat alleen de zogenaamse posi
tieve hobby's zijn opgenomen, maar wie
heeft dan uitgemaakt wat positief is?
W. Langeveld