Opa Plug hoort nieuws bij de
vleet op de visserijgolf
Vlootvernieuwing blijft nog uit
bij de haringschepen
Het
om
beste schip, de beste manier
de meeste haring te vangen
Vleetvisser of
trawlvisser eerste
Eén uit vele
Niet alles even mooi
DE DOOD VAN JAN HARING
DONDERDAG 14 MEI 1959
DE HARINGEN tussen de 56 en de 57 graden noorderbreedte, daar in de
Noordzee tussen Denemarken en Schotland, hebben het nu nog rustig. Over
enkele dagen slechts zal dat anders zijn. Want dan gaat de vleet overboord. De
zware bruine vleet. De vleet van de loggers; de trawlers met hun sleepnetten.
De onmetelijke vloot heeft dan de jacht op de haring ingezet. Pas werkelijk
spannend gaat het worden als de jagers de zilveren buit van de combinaties
overnemen en de tocht naar huis beginnen. Dan breken de hartstochten los.
Wie zal de enerverende race winnen. Een Kdtwijker, een Vlaardinger, een
Scheveninger of misschien wel een IJmuidcnaar?
HET SCHIETEN van de vleet voor de
eerste ploeg zal niet voor woensdag 20
mei om twaalf uur mogen geschieden. Dit
is uitdrukkelijk bepaald. Maar vóór die
tijd zal „opa" Jan Plug, 73 jaar, op zijn
zolder aan de Breesaapstraat in IJ muiden
de radio aanzetten om de visserijgolf uit
te luisteren. Hij is de man die „de slag om
de haring" van begin tot einde via de radio
zal volgen. Hij zal zich niet laten opzwe
pen door plaatselijke hartstochten.
Hij is evenveel IJmuidenaar als Sche
veninger, evenveel Amsterdammer als
Hagenaar. Hij zal rustig naar de verrich
tingen van de trawlers en loggers luiste
ren en ondertussen netten breien.
Hij weet hoe het toegaat op de schepen.
Hij weet precies hoe de schepen heten, hoe
ze er uitzien, kent de schippers van naam.
Door het vele luisteren naar de radio kan
hij zelfs hun stemmen van elkaar onder-
scheiden.;.Dat is schipper Leen Blok zegt
hij. Hij kan het weten.
VIJFTIG JAAR heeft opa Plug bij el
kaar gevaren. Vijftig lange jaren. Als jon
gen van dertien jaar, als jongmaatje, voer
hij al. Hij stamt uit een familie van vis
sers. Zijn vader was schipper op de IJM
63 „Vertrouwen". Zes broers heeft hij. Al
lemaal varen zij. ?Zijn vader komt uit
Noordwijk, zijn moeder uit Scheveningen.
Hij werd in Den Haag geboren en kent
Scheveningen op z'n duimpje. Maar niet
alleen Scheveningen, maar ook Noordwijk
waar hij vele jaren van zijn leven sleet,
IJmuiden en Katwijk. En zelfs Amster
dam, waar hij in de dertiger jaren en
hoe kan het anders haring heeft ver
kocht. Zoute en zure haringen. Want groe
ne haring kende men toen niet. Lustte men
ook niet. Dat is pas later gekomen.
OPA PLUG vertelt dat men vroeger
geen vlaggetjesdag kende. „We gingen
vroeger ook later weg. Dan trokken we
naar de Shetland Islands en gingen daar
voor anker. Dan keken we wel waar de
visserij was. Tegenwoordig vissen ze veel
dichter bij." Opa Plug veegt zich het
zweet van het voorhoofd. Het is warm
daar boven op zolder. En hij heeft al
is het nog vroeg in de morgen al hard
gewerkt. „Ik brei van 's morgens zes tot
's avonds tien uur," zegt hij. „Dat doe ik
al jaren." Met snelle zekere bewegingen,
een rustige regelmatige slag, breit hij
door terwijl hij over vroeger vertelt, ,,'t
Breien gaat niet zo snel meer tegenwoor
dig. Ik word een beetje stram in m'n han
den." Hij draait wat aan de knoppen van
de radio. „Een oud beestje, maar hij doet
't best." De visserijgolf komt haarfijn
door.
„Tegenwoordig kunnen ze de andere dag
al schieten. Ze stomen zo'n 240 mijl en
gooien dan hun netten al weg."
Opa Plug vertelt ook dat er vroeger niet
met het drijfnet werd gevist. „Het net ging
toen zo'n tien vaam diep. Nu gaan ze zo'n
drie vaam. Nu gaat de reep ook onder de
netten, vroeger altijd erboven."
„Bij Shetland vingen we in lang vervlo
gen jaren de fijnste haring. Dat was pas
haring," vertelt opa. Er klinkt een zekere
trots door in zijn stem.
OMSTREEKS 1900 werd er door de ma
trozen op de vissersschepen niet veel ver
diend. Percentages kende men toen nog
niet. Per maand verdiende een matroos
61,75. De voeding moesten ze zelf beta
len. „Dat was altijd nog een zes tot acht
gulden in de maand," vertelt opa Plug.
„Een heleboel geld voor die tijd." Nu kost
de voeding aan boord wel zestig tot tach
tig gulden. Meeuwenoord uit IJmuiden
was de eerste die percentages aan de op
varenden verstrekte. De matrozen kregen
een rijksdaalder van elke duizend gulden.
Die rijksdaalder werd niet onmiddellijk
uitgekeerd, maar in een fonds gestort. Bij
ziekte of ongevallen kregen de matrozen
dank zij dit fonds toch een gedeelte van
hun loon uitbetaald. „Dat was een sociaal
voelend mens. Een goede man. Hij wordt
door de IJmuidenaren in ere gehouden,"
zegt opa.
OMSTREEKS 1930 hebben vele vissers
schepen gedurende veertien weken niet ge
vist. De bemanningen eisten vrije voeding
en waren in staking gegaan. Zo ook opa
Plug. Maar omdat hij toch aan de kost
wilde komen ging hij met haring op de
fiets naar Amsterdam. Huis aan huis werd
de haring verkocht. Het ging opa naar den
vleze. Hij kreeg zelfs een standplaats op
het Gerard Douplein bij de Albert Cuyp-
straat. „Ik kan een goed harinkje klaar
maken", vertelt hij, „met of zonder uitjes.
Meestal verkocht ik zoute haring. De zure
verkocht ik bijna alleen 's winters. Met
kerstmis en Oud en Nieuw gingen ze grif
weg." Vaak kochten de Amsterdammers
tassen vol zoute haring. Per stuk kosten
ze vijf cent. Voor drie haringen moest
men twaalf cent neertellen. Opa heeft het
haringverkopen een hele tijd volgehouden.
Hij schafte zich zelfs een pakhuisje aan,
waarin hij hele voorraden opsloeg.
OVER ZIJN TOCHTEN naar IJsland
kan hij ook met veel genoegen vertellen.
Opa voer toen op de trawler „Donald" van
Groen in IJmuiden. Zes jaar heeft hij op
deze boot gevaren. „Half februari trok
ken we dan naar IJsland en kwamen pas
half augustus terug. In 1908 ging ik voor
het eerst. Alleen de kabeljauw moesten
we hebben. Andere vis die we boven wa
ter haalden ging weer net zo rap over
boord. Alle gevangen koolvis en schelvis
verdween op die manier weer in zee. De
kabeljauw werd ingezouten. Men viste
net zo lang tot de hele schuit vol was."
De kabeljauw werd al verkocht voordat
ze gevangen was. Als het zout op was werd
de resterende kabeljauw in het ijs gezet.
Opa Plug raakt niet uitgepraat over deze
reizen. „We maakten reizen van tiendui
zend tot elfduizend gulden. Daar kregen
we één zesde percent van. Bovendien was
de lever en de kuit voor de bemanning.
We kregen na zo'n reis vaak nog zo'n hon
derdtwintig tot honderdvijftig gulden in
't handje, want die lever en kuit bracht
nog heel wat op."
wen „die kerel verdiende geld als wa
ter", zegt opa De Mohammedaanse
had het jacht louter en alleen laten bou
wen om haar man hiermee af en toe een
bezoek te kunnen brengen. Het jacht kost
te 150.000 heel veel geld in die tijd en
was in Nederland gebouwd. Plotseling be
sloot de vrouw zich toch maar niet aan
zeereisjes te gaan wagen. „Ik heb er geen
zin meer in," zei ze.
INTUSSEN WAS het jacht echter al
klaar. Het werd gecharterd door de Roe
meense en de Bulgaarse regering als vis
serijopleidingsschip. Opa Plug werd
stuurman. Kapitein werd J. Bakhuyzen.
„Een pracht scheepje," vindt opa. „Het
had twee schroeven en liep wel twaalf tot
dertien mijl. Het was net zo groot als een
kotter. We visten met alle netten en vin
gen tarbot, roggen, wijting en heel veel
steur. Bovendien kregen we vaak mosse
len in het net.
De zee zat stampvol met vis. Ze visten
er namelijk nooit, hoogstens wat onder de
wal. Soms vingen we steuren van om en
nabij de zeshonderd pond. Reuze beesten
waren het. En geld dat we verdienden...
Elke week kon ik 45 gulden naar m'n
vrouw sturen en hield zelf ook nog een
tientje op zak. Maar toch was ik blij toen
we weer terug waren in Holland.
Opa Plug kent de Zwarte Zee bijna net
zo goed als de Noordzee. „Een p...zee is
het. Net een put. Wel honderd tot twee-
hondex-d vaam diep. En natuurlijk altijd
slecht weer. Een onstuimige zee. Net als
de Vikingbank. Daar kan het ook zo spo
ken".
DE TRAWLERS die thans ter haring
vangst trekken zijn grote, snelle, kapitale
schepen. Ze hebben betrekkelijk weinig
last van een ruwe zee en zeker geen last
van windstilte. Bij windstilte konden de
vissers vroeger echter niets beginnen. Opa
Plug kan daarover meepraten. Hij heeft
zelf nog met zeilschepen gevist. Onder an
dere op de „Elsa". „Het was een prachtig
snel schip. Als 't helemaal was opgetuigd
leek 't wel een jacht. Maar met windstilte
was het niets gedaan".
OPA PLUG denkt nog vaak terug aan
de tijd dat hij nog ter haringvangst trok.
Er werd tot ver om de Noord gevist. Tot
bij Lerwick waar de bommen naar toe
waaiden en weer vandaan dreven. De rei
zen duurden lang. Soms dertien tot veer-
Opa Plug in zijn karakteristieke houding achter de radio.
Opa verdiende in die dagen behoorlijk.
Daarom is hij in 1910 getrouwd. „Ik had
toen geld om meubels te kopen." „We za
gen geen gevaar, maar toch waren die
tochten naar IJsland geen habbewassie.
De „Donald" was een stoomtrawler, die
een 8V2 tot 9 mijl kon stomen met de hulp-
zeilen op." Maar opa hield van het avon
tuur en kon vooral de centjes heel goed
gebruiken.
Over avonturen gesproken. Opa heeft er
heel wat beleefd. Meer dan menige vis
sersman. Zijn Roemeens-Bulgaarse avon
tuur bijvoorbeeld. In geuren en kleuren
doet hij het verhaal uit de doeken.
In 1926 had de vrouw van een zekere
meneer Van der Poll die zorgde voor de
verscheping van bedevaartgangers naar
Mekka een groot luxe jacht laten bouwen.
Die vrouw was een Mohammedaanse en
woonde in Djedda. Haar man had echter
een prachtige villa in Monaco laten bou-
Make-up voor de Big Show.
WINTERHARING IN NOORWEGEN
De totale aanvoer van de winterharing-
visserij in Noorwegen bedroeg tot 14 maart
4.378.230 hl tegen 3.500.290 in de overeen
komstige periode in 1958. In 1957, dat een
buitengewoon gunstig jaar was, lag de
totaal aangevoerde hoeveelheid winter-
haring boven 8.200.000 hL
Er is nog steeds geen aanwijzing, dat de
situatie er voor de haringvloot beter op
wordt.
Slechte vangsten, stijgende exploitatie
kosten en andere kostprijsverhogende fac
toren doen nog steeds hun invloed gelden.
Wel zijn de prijzen het afgelopen jaar
hoog geweest, maar dit mes snijdt naar
twee kanten.
Het is nog altijd zo, dat het voor de
haringreders moeilijk is het budget slui
tend te maken. De exploitatierekening
levert bijna geen overschotten op.
Het gevolg is dat er van de noodzake
lijke vlootvernieuwing niets komt. Er zijn
wel een paar schepen uit de vaart geno
men, maar toch kan niet worden gezegd,
dat de gemiddelde ouderdom van de sche
pen is verlaagd.
Alleen financiële hulp van het rijk kan
een oplossing bieden, en deze hulp is hog
steeds onvoldoende
Geen goede haven
Dat bljjkt ook bij het havenprobleem.
Nog steeds wacht men in Scheveningen en
Vlaggetjesdag, jaren geleden, in IJmuiden
AL EEUWENLANG is de haringvisserij voor ons van grote betekenis. Als de haring
zich niet meer zou laten vangen, dan zou dit een ramp voor het Nederlandse visserij
bedrijf betekenen. Er zijn in de historie twee uitvindingen geweest die belangrijk
hebben bijgedragen tot de ontwikkeling: het haringkaken omstreeks 1400 en het
staande haringwant, dat iets later in gebruik werd genomen.
Het waren bepaald geen papjongetjes die in die tijd met haringbuizen de Noordzee
op gingen. De hoekers zeilden helemaal tot IJsland, om kabeljauw te vangen. Daar
was wél durf en goed zeemanschap voor nodig. De zee is immers altijd (goed en)
wreed geweest. Vandaag de dag zijn het alleen de sterkste trawlers die rond IJsland
en Groenland vissen en zij beschikken over de modernste hulpmiddelen.
tien weken. Dan zaten er pas zestig ton
nen in het ruim, raakte het drinkwater en
de honderd pond vette spek op. Na zo'n
reis werd weer naar zee getrokken. Vier
honderd kantjes in acht weken. Soms
werd in een storm de gehele vleet ver
speeld. Vijfenzestig netten....
Opa herinnert zich nog heel goed hoe de
de bewoners van de Shetlands opgetogen
waren als de Hollanders aan wal kwa
men. Die droegen immers klompen. „Ze
keken hun ogen uit". Klompen worden
nergens anders gebruikt dan hier in Ne
derland. De vissersman is gek op klom
pen. Ze zijn reuze makkelijk. Krijg je
geen kouwe benen ook''.
Het zilveren haringseizoen is bijna aan
gebroken. Een gouden tijd. Vooral als
men weet dat de besomming van een bom
omstreeks 1900 van 9200 voor de gehele
haringteelt een ware rijkdom was. „Je
wor rijk man", zeiden ze dan.
Katwijk met smart op de zo noodzakelijke
verbetering.
„Als het een beetje waait, is het levens
gevaarlijk de haven van Scheveningen
binnen te varen", zeggen de reders. „Bo
vendien kunnen door de verzanding de
schepen maar op bepaalde tijden de ha
ven verlaten".
Over de toekomst van de drijf net visserij
zijn ook veel sombere geluiden gehoord.
Maar men is bij de redersvereniging voor
de haringvisserij toch wel optimistisch.
„Het is nog steeds zo, dat de kwaliteits-
propaganda met de vleetharing wordt ge
maakt", zegt men. „In de eerste maanden
van het seizoen is de vleetharing het
beste".
Bovendien beschikt men bij de drijfnet
schepen over gespecialiseerde beman
ningen.
Het schijnt zo te zijn, dat er een natuur
lijk evenwicht zal intreden.
Bemanningsmoeilijkheden zijn er niet ge
weest. Men heeft voldoende mensen aan
kunnen trekken voor de campagne 1959.
En toch, het is nog maar 35 jaar gele
den dat het grootste deel van de vissers
vloot uit zeilschepen bestond. Toen een
maal de stoommachine bij de vloot was
gekomen, ging het snel met de omschake
ling. De jaren 1927 en 1928 gaven een plot
selinge drang tot de ombouw van zeillog-
ger tot motorlogger te zien.
Niet zomaar op goed geluk
Het is niet zo, dat wanneer straks de
schepen weer naar zee zijn vertrokken,
hetzij via de Nieuwe Waterweg, hetzij uit
de haven van Scheveningen of uit IJmui
den, dat op goed geluk en op willekeurige
plaatsen de netten worden uitgeworpen.
Ook in de diepten der zeeën is een op
merkelijke regelmaat en de grote scholen
vis, schijnbaar in het wilde weg rond
zwemmende, bewegen zich in werkelijk
heid naar vaste wetten en in bepaalde
richtingen. Onze vissers weten dit en zij
richten hun koers naar die delen van de
zee, waar verwacht kan worden dat de
haringscholen zich in die bepaalde tijd
van het seizoen zullen vertonen. De visse
rij, die in het noorden begint, beweegt zich
naarmate het seizoen vordert, in zuidelij
ke richting. Men kan verschillende episo
den aanwijzen, die als het ware aan be
paalde data gebonden zijn. Zo wordt het
half september de tijd voor de Doggers-
bankvisserij, half oktober voor die onder
Engelands zuidoostkust, half november
voor die in het Kanaal. Vooral in die ge
bieden kunnen enorme scholen voorkomen
zodat menigmaal het gewicht van de ge
vangen haring de dikste touwen doet bre
ken, waardoor én netten én haring verlo
ren gaan.
Niet zelden komt het voor dat in één
nacht van 300.000 tot 500.000 stuks gevan
gen wordt. Gewoonlijk is de visserij óf
overvloedig, óf matig tot gering. Hoe te
leurstellend is het, wanneer na uren ar
beid voor het uitzetten der netten (circa
3 km. lengte beslaande) gevolgd door uren
voor het inhalen der vleet slechts een en
kele haring wordt gevangen, terwijl soms
de naaste buurman de vangst nauwelijks
bergen kan
Het schieten van de vleet vindt plaats in
de namiddag, het inhalen in de vroege
morgenuren.
Er is altijd meningsverschil geweest
hoeveel nachten per week mocht worden
gevist. Sommige reders zouden 7 visnach-
ten wensen: enkele vissers achten hoog
stens 5 geoorloofd. In het algemeen wordt
door onze haringvissers geweigerd 7
nachten te vissen en het is regel dat er in
de nacht van zaterdag op zondag niet ge
vist wordt, zelfs niet in de gunstigste
vangsttijden van het seizoen.
Eugène Maas
Naast Willem Beukels wordt als tweede
grote figuur in de geschiedenis van de Ne
derlandse visserij genoemd: Adriaan
Eugène Maas, die in Scheveningen heeft
gewoond, maar die een geboren Rotter
dammer was. Het zinde deze Maas hele
maal niet, zoals er in het midden van de
vorige eeuw werd gevist. Geen katoen
meer, maar hennep moest de grondstof
voor het viswant zijn! Plet scheepstype
deugde volgens de heer Maas, ook al niet.
Een bomschuit zeilt niet best. En Maas
importeerde de logger, die het schip voor
de haringdrijfnetvisserij is geworden. Zo is
het nu nog, zij het in ietwat gewijzigde
vorm. Zelfs nieuw gebouwde schepen die
wat bouw en inrichting betreft volwaardi
ge trawlers zijn, worden nog steeds „log
ger" genoemd, alleen maar wegens het feit
dat zij zoute haring aanbrengen; die ha
ring wordt echter met een trawler gevan
gen, want voor de vleetvisserij zijn deze
schepen niet geschikt.
Niet uitsluitend voor haring
Zullen deze grote moderne schepen de
haringdrijfnetvisserij straks overbodig
maken? Met deze vraag houdt men zich
in het bedrijf bezig. Het nieuwe visserij-
schip kan zich niet produktief maken wan
neer het uitsluitend aangewezen is op de
uitoefening van de haringdrijfnetvisserij
voor welke visserij eigenlijk geen speciaal
schip meer wordt gebouwd.
Gedurende een reeks van jaren was het
drijfnet het aangewezen vistuig voor het
vangen van haring, maar het haringtrawl-
net heeft daarin verandering gebracht hoe
wel het intensieve gebruik ervan heel lang
zaam is gegaan.
Het zijn Franse vissers geweest die in
1919-192Ó middelen bedachten om de bo
venkant van het trawlnet hoger te laten
zweven. Zij deden dat met vliegers, die
aan beide zijden en in het midden van de
Bij het begin van de teelt houdt een
ieder zich bezig met de vraag welke van
de twee de eerste haring aanbrengt: een
vleetvisser of een trawlvisser. Laatstge
noemde beschikt veelal over het sterkste
motorvermogen en kan dus spoediger
naar en van de visgronden stomen. Maar
beide schepen hebben één ding gemeen
en wel, dat de haring eerst gevangen
moet worden!
Welk schip zal de gelukkige zijn?
We wachten maar weer af.
Wat is de haring eigenlijk? Hij behoort
tot de beenvissen. De familie met de tal
rijkste leden, en ook de familie, die eco
nomisch gezien het belangrijkste is.
Vreemde namen vindt men er onder, de
Os-ogige haring, de Australische snoekha-
ring en de Australische Pelser. Maar ook
de sprot en de ansjovis behoren tot de ha-
ringachtigen.
De meeste leden van de familie wagen
zich niet ver van de kust. In de diepzee
zal men nooit een haring aantreffen. Hij
voelt zich thuis in de kustwateren van al
le gematigde en tropische streken.
De gewone haring bevolkt in geweldige
scholen het noordelijk deel van de Atlan
tische Oceaan, de Noord- en Oostzee en de
zeeën benoorden Azië. Hij leeft van klei
ne schaaldieren en kuit en larven van an
dere vissen. De grootste lengte die hij
kan bereiken is dertig centimeter. Als hij
tenminste niet voortijdig door een walvis,
haai of dolfijn wordt veroberd. De Doorn
haai is zelfs zo'n liefhebber van een malse
groene, dat hij de scholen tot in de netten
van de vissers volgt!
Lokale rassen
De haring vormt vrij lokale rassen. Zo
verschilt de Noordzeeharing aanmerke
lijk van de haring die, bij de riviermon
dingen in brakwater leeft. Niet alléén in
paaitijd maar ook in lichaamskenmer
ken. De Noordzee-haring paait in zomer
en najaar, de brakwaterharing in de len
te.
De haring laat zijn tien tot dertigdui
zend eieren niet, zoals andere vissoorten,
aan de oppervlakte van het water drijven,
maar kleeft ze vast aan voorwerpen op
bovenpees werden bevestigd. Zij hoopten
daarmede haring en makreel te kunnen
vangen. Na 1920 werd met een dergelijk
net zelfs in de oceaan gevist en de resul
taten bleven niet uit. De trawlers vingen
toen veel eerder makreel dan de drifters zandbanken. Hele eiervelden vormt hij op
en zi] werden daarom gevaarlijke concur- ^eze manjer
Na drie tot vier maanden is de uit het
ei gekomen larve ongeveer vier centime
ter lang. Hij heet dan „bliek" en trekt in
het voorjaar uit het brakke water naar de
zee. Na een jaar keert de volwassen ha
ring weer terug naar zijn geboortewate
ren.
renten van de vissers met de makreel
drijfnetten.
Het zijn echter niet de Fransen geweest
die het haringtrawlnet geperfectioneerd
hebben in de vorm zoals wij het thans
kennen; dit succes staat op naam van de
Duitsers. De trawlerschipper von Eitzen
kwam namelijk op het idee. voor wat be
trof het hoger doen zweven van de boven
pees, scheerbordjes te gebruiken en daar
mede heeft de haringtrawl zijn bestaans
recht veroverd.
Wat ons land betreft, was voor de oor
log de haringtrawlvisserij al van beteke
nis, maar zij werd uitsluitend uitgeoefend
door de stoomtrawlers en enkele motor
trawlers. Na de oorlog zijn ook de loggers
de haringtrawl gaan gebruiken. Kan met
het haringdrijfnet per etmaal slechts één
schot worden gedaan en moest men dan
verder maar afwachten, de haringtrawl
biedt veel meer mogelijkheden. Per et
maal kunnen meer trekken worden ge
daan. Een en ander viel samen met hét
nieuwe type echolood, waardoor haring
scholen kunnen worden waargenomen.
Het is dan ook heel begrijpelijk dat het
type visserijschip dat de laatste jaren is
gebouwd, geheel is aangepast aan de
trawlvisserijhet is voorzien van een ton-
nenruim om de gevangen haring te kaken
en te zouten.
Traditie
De haringdrijfnetvisserij niet het ha-
ringtrawlbedrijf heeft een traditie. Vlag
getjesdag is dan ook een specialiteit van
de drijfnetvisserij. Vlaggetjesdag is de
feestdag vóór de aanvang van een nieuwe
teelt. Deze visserij is een seizoen bedrijf,
de trawlvisserij gaat het gehele jaar door.
Soms neemt (1e haring wraak op zijn
vervolgers. Door tientallen jaren van de
bekende visgronden weg te blijven bracht
hij vissersdorpen op de Zweedse kust en
langs de Duitse bocht in de diepste armoe
de.
Als eenmaal de tariefmuren tussen
verscheidene landen in Europa zijn af
gebroken, als geen contingenten meer
bestaan voor de visserij binnen het
Euromarktgebied, dan dreigt Neder
lands positie niet al te best te worden.
Er is een krachtige concurrentie te ver
wachten, vooral van landen welker re
geringen reeds grote faciliteiten aan de
nationale visserij verlenen en gaan
verlenen. Capaciteit èn uitrusting van
de vissersvloot gaan meer dan ooit een
rol spelen. Onze haringloggers en onze
garnalenschepen zijn veelal verouderd,
zij zijn in elk geval niet meegegaan met
de tijd. De nieuwbouw heeft hier geen
gelijke tred gehouden met de moderne
eisen. De regering moet helpen. Maar
dan in overleg met het bedrijfsleven.
Het mag natuurlijk niet zó zijn, dat in
het wilde weg gesiLbsidieerd en ge
moderniseerd ivordt zodat Nederlandse
bedrijven elkaar om zeep helpen.
Achter de kerktoren van Hoorn gloeit de avondhemel als een geelgroen aureool.
Een lauwe wind drijft de Hollandse en de Spaanse vloot naar elkaar toe. De Spaanse
vloot, zestien galjoenen met blinkende zeilen en negen snelle fregatten. De Hol
landse vloot, twee buitgemaakte galjoenen, zes fregratten en een stel bewapende
vissersschuiten.
Eenzaam staat de Spaanse admiraal Bossu op de kampagne van zijn vlaggeschip.
Hij voelt zich onzeker in deze ondiepe, verraderlijke zeearm. Met sombere voor
gevoelens ziet hij de Hollandse vloot naderen over de olieachtige Zuiderzee. Net
even buiten de schootsafstand van de Spaanse kanonnen gaan de Hollanders de
zelfde koers varen als hun tegenstanders. Schipper Diricsz veegt het bijtende zweet
uit zijn bleekblauwe ogen. Ook hij is bang. „Als het onweer losbarst vallen we aan",
zegt hij tegen Jan Haring, zijn bootsman. Gelukkig klinkt zijn stem vast.
Als een machtige hand die zich tot een vuist balt pakken de wolken samen. Dan
klieft de bliksem de drukkende deken van de hitte. Een blauwe vuurslag kronkelt
om de grote mast van een Spaans fregat. Treft de kruitkamer. Het geluid van de
donderslagen, de ontploffing en het vreugdegehuil van de Hollanders mengt zich.
Hels en onheilspellend. „God is met ons", zegt schipper Diricsz tegen zijn bootsman.
Die kijkt hem aan met zijn groene, dierlijke ogen. Hij zwijgt. Admiraal Bossu krimpt
ineen van ontzetting. Brandend zinkt het fregat. Een koude hand omklemt de hals
van de admiraal. Hij krijgt een hevige hoestbui.
De Hollanders gaan tot de aanval over. Met bliksemflitsen en krakende donder
slagen. De branders worden door de Spanjaarden in de grond geboord voor zij
schade aan kunnen richten. Oranje vuurstralen schieten over de zee. Hier en daar
breken branden uit op de in wolken kruitdamp gehulde schepen.
Schipper Diricsz koerst op het vijandelijke admiraalsschip aan. Bootsman Haring
jaagt de bemanning op. vloekend en schreeuwend. Het duel begint. Een rij witte
fonteinen spuit op langs de Spanjaard na het eerste salvo. „Te kort", brult schipper
Diricsz woedend. Zijn bolle gelaat heeft nu iets krijgshaftigs. Ineens voelt hij een
vlijmende pijn in zijn borst. Met een wanhopige kreet duikelt hij overboord. Ge
troffen door een Spaanse musketkogel. Het schip is stuurloos geschoten. Onbarm
hartig drijft de wind het naar de Spanjaard. Het is geheel donker geworden. De
hemel is helder. Rood schijnt de maan door de nevel van de strijd. Met een mes
tussen de tanden springt Jan Haring in zee. Het gevecht is verloren.
De vrouwen van Hoorn waken deze nacht. Ook de vrouw van Jan Haring. Zij
hoort het. gerommel van het scheepsgeschut. De gehele nacht. Het gaat door als de
zon boven de gladde zee rijst.
Grauw van vermoeidheid zit Bossu in zijn zetel op de kampagne. Zijn koude,
harde bevelenreeks wordt steeds vaker door een hoestbui onderbroken. Hij kijkt om
hoog. De eerste stralen van de zon vallen op de koninklijke Spaanse vlag. Daarna
kijkt Bossu naar beneden, op het dek. Veel roerloze gedaanten liggen daar. Een
zeemonster klimt over de verschansing. Lange natte haren hangen voor het gezicht.
Een mes blinkt tussen de tanden. Weer voelt Bossu die klamme hand om zijn hals.
Jan Haring hinkt naar de grote mast. Snel klimt hij naar boven. Met toegesnoerde
keel ziet de admiraal toe. Het mes flitst, door het vlaggetouw. Jan Haring verscheurt
de vlag met zijn tanden. De flarden bespuwt hij en gooit ze weg. Vreemde, kleurige
vogels, meegevoerd door de wind.
De Spaanse admiraal ziet de kleine figuur afdalen. Ziet hem halverwege uitglijden
en neerploffen op het dek met een doffe slag. Een paar matrozen schieten toe met
opgeheven handspaken. Bossu weerhoudt hen met zijn scherpe stem. Hijgend daalt
hij het trapje af naar het dek. Hij strompelt naar de Hollander toe. Die is niet dood.
De gloeiende, zwarte ogen van de admiraal ontmoeten de wilde, groene ogen van
de Hollander. Bossu zet zijn pistool op de borst van zijn vijand en haalt de haan
over. Zo eindigt het leven van Jan Haring op een mooie ochtend van het jaar 1573.
De tachtigjarige oorlog duurt voort.