Opa Plug hoort nieuws bij de vleet op de visserijgolf Vlootvernieuwing blijft nog uit bij de haringschepen Het om beste schip, de beste manier de meeste haring te vangen Vleetvisser of trawlvisser eerste Eén uit vele Niet alles even mooi DE DOOD VAN JAN HARING DONDERDAG 14 MEI 1959 DE HARINGEN tussen de 56 en de 57 graden noorderbreedte, daar in de Noordzee tussen Denemarken en Schotland, hebben het nu nog rustig. Over enkele dagen slechts zal dat anders zijn. Want dan gaat de vleet overboord. De zware bruine vleet. De vleet van de loggers; de trawlers met hun sleepnetten. De onmetelijke vloot heeft dan de jacht op de haring ingezet. Pas werkelijk spannend gaat het worden als de jagers de zilveren buit van de combinaties overnemen en de tocht naar huis beginnen. Dan breken de hartstochten los. Wie zal de enerverende race winnen. Een Kdtwijker, een Vlaardinger, een Scheveninger of misschien wel een IJmuidcnaar? HET SCHIETEN van de vleet voor de eerste ploeg zal niet voor woensdag 20 mei om twaalf uur mogen geschieden. Dit is uitdrukkelijk bepaald. Maar vóór die tijd zal „opa" Jan Plug, 73 jaar, op zijn zolder aan de Breesaapstraat in IJ muiden de radio aanzetten om de visserijgolf uit te luisteren. Hij is de man die „de slag om de haring" van begin tot einde via de radio zal volgen. Hij zal zich niet laten opzwe pen door plaatselijke hartstochten. Hij is evenveel IJmuidenaar als Sche veninger, evenveel Amsterdammer als Hagenaar. Hij zal rustig naar de verrich tingen van de trawlers en loggers luiste ren en ondertussen netten breien. Hij weet hoe het toegaat op de schepen. Hij weet precies hoe de schepen heten, hoe ze er uitzien, kent de schippers van naam. Door het vele luisteren naar de radio kan hij zelfs hun stemmen van elkaar onder- scheiden.;.Dat is schipper Leen Blok zegt hij. Hij kan het weten. VIJFTIG JAAR heeft opa Plug bij el kaar gevaren. Vijftig lange jaren. Als jon gen van dertien jaar, als jongmaatje, voer hij al. Hij stamt uit een familie van vis sers. Zijn vader was schipper op de IJM 63 „Vertrouwen". Zes broers heeft hij. Al lemaal varen zij. ?Zijn vader komt uit Noordwijk, zijn moeder uit Scheveningen. Hij werd in Den Haag geboren en kent Scheveningen op z'n duimpje. Maar niet alleen Scheveningen, maar ook Noordwijk waar hij vele jaren van zijn leven sleet, IJmuiden en Katwijk. En zelfs Amster dam, waar hij in de dertiger jaren en hoe kan het anders haring heeft ver kocht. Zoute en zure haringen. Want groe ne haring kende men toen niet. Lustte men ook niet. Dat is pas later gekomen. OPA PLUG vertelt dat men vroeger geen vlaggetjesdag kende. „We gingen vroeger ook later weg. Dan trokken we naar de Shetland Islands en gingen daar voor anker. Dan keken we wel waar de visserij was. Tegenwoordig vissen ze veel dichter bij." Opa Plug veegt zich het zweet van het voorhoofd. Het is warm daar boven op zolder. En hij heeft al is het nog vroeg in de morgen al hard gewerkt. „Ik brei van 's morgens zes tot 's avonds tien uur," zegt hij. „Dat doe ik al jaren." Met snelle zekere bewegingen, een rustige regelmatige slag, breit hij door terwijl hij over vroeger vertelt, ,,'t Breien gaat niet zo snel meer tegenwoor dig. Ik word een beetje stram in m'n han den." Hij draait wat aan de knoppen van de radio. „Een oud beestje, maar hij doet 't best." De visserijgolf komt haarfijn door. „Tegenwoordig kunnen ze de andere dag al schieten. Ze stomen zo'n 240 mijl en gooien dan hun netten al weg." Opa Plug vertelt ook dat er vroeger niet met het drijfnet werd gevist. „Het net ging toen zo'n tien vaam diep. Nu gaan ze zo'n drie vaam. Nu gaat de reep ook onder de netten, vroeger altijd erboven." „Bij Shetland vingen we in lang vervlo gen jaren de fijnste haring. Dat was pas haring," vertelt opa. Er klinkt een zekere trots door in zijn stem. OMSTREEKS 1900 werd er door de ma trozen op de vissersschepen niet veel ver diend. Percentages kende men toen nog niet. Per maand verdiende een matroos 61,75. De voeding moesten ze zelf beta len. „Dat was altijd nog een zes tot acht gulden in de maand," vertelt opa Plug. „Een heleboel geld voor die tijd." Nu kost de voeding aan boord wel zestig tot tach tig gulden. Meeuwenoord uit IJmuiden was de eerste die percentages aan de op varenden verstrekte. De matrozen kregen een rijksdaalder van elke duizend gulden. Die rijksdaalder werd niet onmiddellijk uitgekeerd, maar in een fonds gestort. Bij ziekte of ongevallen kregen de matrozen dank zij dit fonds toch een gedeelte van hun loon uitbetaald. „Dat was een sociaal voelend mens. Een goede man. Hij wordt door de IJmuidenaren in ere gehouden," zegt opa. OMSTREEKS 1930 hebben vele vissers schepen gedurende veertien weken niet ge vist. De bemanningen eisten vrije voeding en waren in staking gegaan. Zo ook opa Plug. Maar omdat hij toch aan de kost wilde komen ging hij met haring op de fiets naar Amsterdam. Huis aan huis werd de haring verkocht. Het ging opa naar den vleze. Hij kreeg zelfs een standplaats op het Gerard Douplein bij de Albert Cuyp- straat. „Ik kan een goed harinkje klaar maken", vertelt hij, „met of zonder uitjes. Meestal verkocht ik zoute haring. De zure verkocht ik bijna alleen 's winters. Met kerstmis en Oud en Nieuw gingen ze grif weg." Vaak kochten de Amsterdammers tassen vol zoute haring. Per stuk kosten ze vijf cent. Voor drie haringen moest men twaalf cent neertellen. Opa heeft het haringverkopen een hele tijd volgehouden. Hij schafte zich zelfs een pakhuisje aan, waarin hij hele voorraden opsloeg. OVER ZIJN TOCHTEN naar IJsland kan hij ook met veel genoegen vertellen. Opa voer toen op de trawler „Donald" van Groen in IJmuiden. Zes jaar heeft hij op deze boot gevaren. „Half februari trok ken we dan naar IJsland en kwamen pas half augustus terug. In 1908 ging ik voor het eerst. Alleen de kabeljauw moesten we hebben. Andere vis die we boven wa ter haalden ging weer net zo rap over boord. Alle gevangen koolvis en schelvis verdween op die manier weer in zee. De kabeljauw werd ingezouten. Men viste net zo lang tot de hele schuit vol was." De kabeljauw werd al verkocht voordat ze gevangen was. Als het zout op was werd de resterende kabeljauw in het ijs gezet. Opa Plug raakt niet uitgepraat over deze reizen. „We maakten reizen van tiendui zend tot elfduizend gulden. Daar kregen we één zesde percent van. Bovendien was de lever en de kuit voor de bemanning. We kregen na zo'n reis vaak nog zo'n hon derdtwintig tot honderdvijftig gulden in 't handje, want die lever en kuit bracht nog heel wat op." wen „die kerel verdiende geld als wa ter", zegt opa De Mohammedaanse had het jacht louter en alleen laten bou wen om haar man hiermee af en toe een bezoek te kunnen brengen. Het jacht kost te 150.000 heel veel geld in die tijd en was in Nederland gebouwd. Plotseling be sloot de vrouw zich toch maar niet aan zeereisjes te gaan wagen. „Ik heb er geen zin meer in," zei ze. INTUSSEN WAS het jacht echter al klaar. Het werd gecharterd door de Roe meense en de Bulgaarse regering als vis serijopleidingsschip. Opa Plug werd stuurman. Kapitein werd J. Bakhuyzen. „Een pracht scheepje," vindt opa. „Het had twee schroeven en liep wel twaalf tot dertien mijl. Het was net zo groot als een kotter. We visten met alle netten en vin gen tarbot, roggen, wijting en heel veel steur. Bovendien kregen we vaak mosse len in het net. De zee zat stampvol met vis. Ze visten er namelijk nooit, hoogstens wat onder de wal. Soms vingen we steuren van om en nabij de zeshonderd pond. Reuze beesten waren het. En geld dat we verdienden... Elke week kon ik 45 gulden naar m'n vrouw sturen en hield zelf ook nog een tientje op zak. Maar toch was ik blij toen we weer terug waren in Holland. Opa Plug kent de Zwarte Zee bijna net zo goed als de Noordzee. „Een p...zee is het. Net een put. Wel honderd tot twee- hondex-d vaam diep. En natuurlijk altijd slecht weer. Een onstuimige zee. Net als de Vikingbank. Daar kan het ook zo spo ken". DE TRAWLERS die thans ter haring vangst trekken zijn grote, snelle, kapitale schepen. Ze hebben betrekkelijk weinig last van een ruwe zee en zeker geen last van windstilte. Bij windstilte konden de vissers vroeger echter niets beginnen. Opa Plug kan daarover meepraten. Hij heeft zelf nog met zeilschepen gevist. Onder an dere op de „Elsa". „Het was een prachtig snel schip. Als 't helemaal was opgetuigd leek 't wel een jacht. Maar met windstilte was het niets gedaan". OPA PLUG denkt nog vaak terug aan de tijd dat hij nog ter haringvangst trok. Er werd tot ver om de Noord gevist. Tot bij Lerwick waar de bommen naar toe waaiden en weer vandaan dreven. De rei zen duurden lang. Soms dertien tot veer- Opa Plug in zijn karakteristieke houding achter de radio. Opa verdiende in die dagen behoorlijk. Daarom is hij in 1910 getrouwd. „Ik had toen geld om meubels te kopen." „We za gen geen gevaar, maar toch waren die tochten naar IJsland geen habbewassie. De „Donald" was een stoomtrawler, die een 8V2 tot 9 mijl kon stomen met de hulp- zeilen op." Maar opa hield van het avon tuur en kon vooral de centjes heel goed gebruiken. Over avonturen gesproken. Opa heeft er heel wat beleefd. Meer dan menige vis sersman. Zijn Roemeens-Bulgaarse avon tuur bijvoorbeeld. In geuren en kleuren doet hij het verhaal uit de doeken. In 1926 had de vrouw van een zekere meneer Van der Poll die zorgde voor de verscheping van bedevaartgangers naar Mekka een groot luxe jacht laten bouwen. Die vrouw was een Mohammedaanse en woonde in Djedda. Haar man had echter een prachtige villa in Monaco laten bou- Make-up voor de Big Show. WINTERHARING IN NOORWEGEN De totale aanvoer van de winterharing- visserij in Noorwegen bedroeg tot 14 maart 4.378.230 hl tegen 3.500.290 in de overeen komstige periode in 1958. In 1957, dat een buitengewoon gunstig jaar was, lag de totaal aangevoerde hoeveelheid winter- haring boven 8.200.000 hL Er is nog steeds geen aanwijzing, dat de situatie er voor de haringvloot beter op wordt. Slechte vangsten, stijgende exploitatie kosten en andere kostprijsverhogende fac toren doen nog steeds hun invloed gelden. Wel zijn de prijzen het afgelopen jaar hoog geweest, maar dit mes snijdt naar twee kanten. Het is nog altijd zo, dat het voor de haringreders moeilijk is het budget slui tend te maken. De exploitatierekening levert bijna geen overschotten op. Het gevolg is dat er van de noodzake lijke vlootvernieuwing niets komt. Er zijn wel een paar schepen uit de vaart geno men, maar toch kan niet worden gezegd, dat de gemiddelde ouderdom van de sche pen is verlaagd. Alleen financiële hulp van het rijk kan een oplossing bieden, en deze hulp is hog steeds onvoldoende Geen goede haven Dat bljjkt ook bij het havenprobleem. Nog steeds wacht men in Scheveningen en Vlaggetjesdag, jaren geleden, in IJmuiden AL EEUWENLANG is de haringvisserij voor ons van grote betekenis. Als de haring zich niet meer zou laten vangen, dan zou dit een ramp voor het Nederlandse visserij bedrijf betekenen. Er zijn in de historie twee uitvindingen geweest die belangrijk hebben bijgedragen tot de ontwikkeling: het haringkaken omstreeks 1400 en het staande haringwant, dat iets later in gebruik werd genomen. Het waren bepaald geen papjongetjes die in die tijd met haringbuizen de Noordzee op gingen. De hoekers zeilden helemaal tot IJsland, om kabeljauw te vangen. Daar was wél durf en goed zeemanschap voor nodig. De zee is immers altijd (goed en) wreed geweest. Vandaag de dag zijn het alleen de sterkste trawlers die rond IJsland en Groenland vissen en zij beschikken over de modernste hulpmiddelen. tien weken. Dan zaten er pas zestig ton nen in het ruim, raakte het drinkwater en de honderd pond vette spek op. Na zo'n reis werd weer naar zee getrokken. Vier honderd kantjes in acht weken. Soms werd in een storm de gehele vleet ver speeld. Vijfenzestig netten.... Opa herinnert zich nog heel goed hoe de de bewoners van de Shetlands opgetogen waren als de Hollanders aan wal kwa men. Die droegen immers klompen. „Ze keken hun ogen uit". Klompen worden nergens anders gebruikt dan hier in Ne derland. De vissersman is gek op klom pen. Ze zijn reuze makkelijk. Krijg je geen kouwe benen ook''. Het zilveren haringseizoen is bijna aan gebroken. Een gouden tijd. Vooral als men weet dat de besomming van een bom omstreeks 1900 van 9200 voor de gehele haringteelt een ware rijkdom was. „Je wor rijk man", zeiden ze dan. Katwijk met smart op de zo noodzakelijke verbetering. „Als het een beetje waait, is het levens gevaarlijk de haven van Scheveningen binnen te varen", zeggen de reders. „Bo vendien kunnen door de verzanding de schepen maar op bepaalde tijden de ha ven verlaten". Over de toekomst van de drijf net visserij zijn ook veel sombere geluiden gehoord. Maar men is bij de redersvereniging voor de haringvisserij toch wel optimistisch. „Het is nog steeds zo, dat de kwaliteits- propaganda met de vleetharing wordt ge maakt", zegt men. „In de eerste maanden van het seizoen is de vleetharing het beste". Bovendien beschikt men bij de drijfnet schepen over gespecialiseerde beman ningen. Het schijnt zo te zijn, dat er een natuur lijk evenwicht zal intreden. Bemanningsmoeilijkheden zijn er niet ge weest. Men heeft voldoende mensen aan kunnen trekken voor de campagne 1959. En toch, het is nog maar 35 jaar gele den dat het grootste deel van de vissers vloot uit zeilschepen bestond. Toen een maal de stoommachine bij de vloot was gekomen, ging het snel met de omschake ling. De jaren 1927 en 1928 gaven een plot selinge drang tot de ombouw van zeillog- ger tot motorlogger te zien. Niet zomaar op goed geluk Het is niet zo, dat wanneer straks de schepen weer naar zee zijn vertrokken, hetzij via de Nieuwe Waterweg, hetzij uit de haven van Scheveningen of uit IJmui den, dat op goed geluk en op willekeurige plaatsen de netten worden uitgeworpen. Ook in de diepten der zeeën is een op merkelijke regelmaat en de grote scholen vis, schijnbaar in het wilde weg rond zwemmende, bewegen zich in werkelijk heid naar vaste wetten en in bepaalde richtingen. Onze vissers weten dit en zij richten hun koers naar die delen van de zee, waar verwacht kan worden dat de haringscholen zich in die bepaalde tijd van het seizoen zullen vertonen. De visse rij, die in het noorden begint, beweegt zich naarmate het seizoen vordert, in zuidelij ke richting. Men kan verschillende episo den aanwijzen, die als het ware aan be paalde data gebonden zijn. Zo wordt het half september de tijd voor de Doggers- bankvisserij, half oktober voor die onder Engelands zuidoostkust, half november voor die in het Kanaal. Vooral in die ge bieden kunnen enorme scholen voorkomen zodat menigmaal het gewicht van de ge vangen haring de dikste touwen doet bre ken, waardoor én netten én haring verlo ren gaan. Niet zelden komt het voor dat in één nacht van 300.000 tot 500.000 stuks gevan gen wordt. Gewoonlijk is de visserij óf overvloedig, óf matig tot gering. Hoe te leurstellend is het, wanneer na uren ar beid voor het uitzetten der netten (circa 3 km. lengte beslaande) gevolgd door uren voor het inhalen der vleet slechts een en kele haring wordt gevangen, terwijl soms de naaste buurman de vangst nauwelijks bergen kan Het schieten van de vleet vindt plaats in de namiddag, het inhalen in de vroege morgenuren. Er is altijd meningsverschil geweest hoeveel nachten per week mocht worden gevist. Sommige reders zouden 7 visnach- ten wensen: enkele vissers achten hoog stens 5 geoorloofd. In het algemeen wordt door onze haringvissers geweigerd 7 nachten te vissen en het is regel dat er in de nacht van zaterdag op zondag niet ge vist wordt, zelfs niet in de gunstigste vangsttijden van het seizoen. Eugène Maas Naast Willem Beukels wordt als tweede grote figuur in de geschiedenis van de Ne derlandse visserij genoemd: Adriaan Eugène Maas, die in Scheveningen heeft gewoond, maar die een geboren Rotter dammer was. Het zinde deze Maas hele maal niet, zoals er in het midden van de vorige eeuw werd gevist. Geen katoen meer, maar hennep moest de grondstof voor het viswant zijn! Plet scheepstype deugde volgens de heer Maas, ook al niet. Een bomschuit zeilt niet best. En Maas importeerde de logger, die het schip voor de haringdrijfnetvisserij is geworden. Zo is het nu nog, zij het in ietwat gewijzigde vorm. Zelfs nieuw gebouwde schepen die wat bouw en inrichting betreft volwaardi ge trawlers zijn, worden nog steeds „log ger" genoemd, alleen maar wegens het feit dat zij zoute haring aanbrengen; die ha ring wordt echter met een trawler gevan gen, want voor de vleetvisserij zijn deze schepen niet geschikt. Niet uitsluitend voor haring Zullen deze grote moderne schepen de haringdrijfnetvisserij straks overbodig maken? Met deze vraag houdt men zich in het bedrijf bezig. Het nieuwe visserij- schip kan zich niet produktief maken wan neer het uitsluitend aangewezen is op de uitoefening van de haringdrijfnetvisserij voor welke visserij eigenlijk geen speciaal schip meer wordt gebouwd. Gedurende een reeks van jaren was het drijfnet het aangewezen vistuig voor het vangen van haring, maar het haringtrawl- net heeft daarin verandering gebracht hoe wel het intensieve gebruik ervan heel lang zaam is gegaan. Het zijn Franse vissers geweest die in 1919-192Ó middelen bedachten om de bo venkant van het trawlnet hoger te laten zweven. Zij deden dat met vliegers, die aan beide zijden en in het midden van de Bij het begin van de teelt houdt een ieder zich bezig met de vraag welke van de twee de eerste haring aanbrengt: een vleetvisser of een trawlvisser. Laatstge noemde beschikt veelal over het sterkste motorvermogen en kan dus spoediger naar en van de visgronden stomen. Maar beide schepen hebben één ding gemeen en wel, dat de haring eerst gevangen moet worden! Welk schip zal de gelukkige zijn? We wachten maar weer af. Wat is de haring eigenlijk? Hij behoort tot de beenvissen. De familie met de tal rijkste leden, en ook de familie, die eco nomisch gezien het belangrijkste is. Vreemde namen vindt men er onder, de Os-ogige haring, de Australische snoekha- ring en de Australische Pelser. Maar ook de sprot en de ansjovis behoren tot de ha- ringachtigen. De meeste leden van de familie wagen zich niet ver van de kust. In de diepzee zal men nooit een haring aantreffen. Hij voelt zich thuis in de kustwateren van al le gematigde en tropische streken. De gewone haring bevolkt in geweldige scholen het noordelijk deel van de Atlan tische Oceaan, de Noord- en Oostzee en de zeeën benoorden Azië. Hij leeft van klei ne schaaldieren en kuit en larven van an dere vissen. De grootste lengte die hij kan bereiken is dertig centimeter. Als hij tenminste niet voortijdig door een walvis, haai of dolfijn wordt veroberd. De Doorn haai is zelfs zo'n liefhebber van een malse groene, dat hij de scholen tot in de netten van de vissers volgt! Lokale rassen De haring vormt vrij lokale rassen. Zo verschilt de Noordzeeharing aanmerke lijk van de haring die, bij de riviermon dingen in brakwater leeft. Niet alléén in paaitijd maar ook in lichaamskenmer ken. De Noordzee-haring paait in zomer en najaar, de brakwaterharing in de len te. De haring laat zijn tien tot dertigdui zend eieren niet, zoals andere vissoorten, aan de oppervlakte van het water drijven, maar kleeft ze vast aan voorwerpen op bovenpees werden bevestigd. Zij hoopten daarmede haring en makreel te kunnen vangen. Na 1920 werd met een dergelijk net zelfs in de oceaan gevist en de resul taten bleven niet uit. De trawlers vingen toen veel eerder makreel dan de drifters zandbanken. Hele eiervelden vormt hij op en zi] werden daarom gevaarlijke concur- ^eze manjer Na drie tot vier maanden is de uit het ei gekomen larve ongeveer vier centime ter lang. Hij heet dan „bliek" en trekt in het voorjaar uit het brakke water naar de zee. Na een jaar keert de volwassen ha ring weer terug naar zijn geboortewate ren. renten van de vissers met de makreel drijfnetten. Het zijn echter niet de Fransen geweest die het haringtrawlnet geperfectioneerd hebben in de vorm zoals wij het thans kennen; dit succes staat op naam van de Duitsers. De trawlerschipper von Eitzen kwam namelijk op het idee. voor wat be trof het hoger doen zweven van de boven pees, scheerbordjes te gebruiken en daar mede heeft de haringtrawl zijn bestaans recht veroverd. Wat ons land betreft, was voor de oor log de haringtrawlvisserij al van beteke nis, maar zij werd uitsluitend uitgeoefend door de stoomtrawlers en enkele motor trawlers. Na de oorlog zijn ook de loggers de haringtrawl gaan gebruiken. Kan met het haringdrijfnet per etmaal slechts één schot worden gedaan en moest men dan verder maar afwachten, de haringtrawl biedt veel meer mogelijkheden. Per et maal kunnen meer trekken worden ge daan. Een en ander viel samen met hét nieuwe type echolood, waardoor haring scholen kunnen worden waargenomen. Het is dan ook heel begrijpelijk dat het type visserijschip dat de laatste jaren is gebouwd, geheel is aangepast aan de trawlvisserijhet is voorzien van een ton- nenruim om de gevangen haring te kaken en te zouten. Traditie De haringdrijfnetvisserij niet het ha- ringtrawlbedrijf heeft een traditie. Vlag getjesdag is dan ook een specialiteit van de drijfnetvisserij. Vlaggetjesdag is de feestdag vóór de aanvang van een nieuwe teelt. Deze visserij is een seizoen bedrijf, de trawlvisserij gaat het gehele jaar door. Soms neemt (1e haring wraak op zijn vervolgers. Door tientallen jaren van de bekende visgronden weg te blijven bracht hij vissersdorpen op de Zweedse kust en langs de Duitse bocht in de diepste armoe de. Als eenmaal de tariefmuren tussen verscheidene landen in Europa zijn af gebroken, als geen contingenten meer bestaan voor de visserij binnen het Euromarktgebied, dan dreigt Neder lands positie niet al te best te worden. Er is een krachtige concurrentie te ver wachten, vooral van landen welker re geringen reeds grote faciliteiten aan de nationale visserij verlenen en gaan verlenen. Capaciteit èn uitrusting van de vissersvloot gaan meer dan ooit een rol spelen. Onze haringloggers en onze garnalenschepen zijn veelal verouderd, zij zijn in elk geval niet meegegaan met de tijd. De nieuwbouw heeft hier geen gelijke tred gehouden met de moderne eisen. De regering moet helpen. Maar dan in overleg met het bedrijfsleven. Het mag natuurlijk niet zó zijn, dat in het wilde weg gesiLbsidieerd en ge moderniseerd ivordt zodat Nederlandse bedrijven elkaar om zeep helpen. Achter de kerktoren van Hoorn gloeit de avondhemel als een geelgroen aureool. Een lauwe wind drijft de Hollandse en de Spaanse vloot naar elkaar toe. De Spaanse vloot, zestien galjoenen met blinkende zeilen en negen snelle fregatten. De Hol landse vloot, twee buitgemaakte galjoenen, zes fregratten en een stel bewapende vissersschuiten. Eenzaam staat de Spaanse admiraal Bossu op de kampagne van zijn vlaggeschip. Hij voelt zich onzeker in deze ondiepe, verraderlijke zeearm. Met sombere voor gevoelens ziet hij de Hollandse vloot naderen over de olieachtige Zuiderzee. Net even buiten de schootsafstand van de Spaanse kanonnen gaan de Hollanders de zelfde koers varen als hun tegenstanders. Schipper Diricsz veegt het bijtende zweet uit zijn bleekblauwe ogen. Ook hij is bang. „Als het onweer losbarst vallen we aan", zegt hij tegen Jan Haring, zijn bootsman. Gelukkig klinkt zijn stem vast. Als een machtige hand die zich tot een vuist balt pakken de wolken samen. Dan klieft de bliksem de drukkende deken van de hitte. Een blauwe vuurslag kronkelt om de grote mast van een Spaans fregat. Treft de kruitkamer. Het geluid van de donderslagen, de ontploffing en het vreugdegehuil van de Hollanders mengt zich. Hels en onheilspellend. „God is met ons", zegt schipper Diricsz tegen zijn bootsman. Die kijkt hem aan met zijn groene, dierlijke ogen. Hij zwijgt. Admiraal Bossu krimpt ineen van ontzetting. Brandend zinkt het fregat. Een koude hand omklemt de hals van de admiraal. Hij krijgt een hevige hoestbui. De Hollanders gaan tot de aanval over. Met bliksemflitsen en krakende donder slagen. De branders worden door de Spanjaarden in de grond geboord voor zij schade aan kunnen richten. Oranje vuurstralen schieten over de zee. Hier en daar breken branden uit op de in wolken kruitdamp gehulde schepen. Schipper Diricsz koerst op het vijandelijke admiraalsschip aan. Bootsman Haring jaagt de bemanning op. vloekend en schreeuwend. Het duel begint. Een rij witte fonteinen spuit op langs de Spanjaard na het eerste salvo. „Te kort", brult schipper Diricsz woedend. Zijn bolle gelaat heeft nu iets krijgshaftigs. Ineens voelt hij een vlijmende pijn in zijn borst. Met een wanhopige kreet duikelt hij overboord. Ge troffen door een Spaanse musketkogel. Het schip is stuurloos geschoten. Onbarm hartig drijft de wind het naar de Spanjaard. Het is geheel donker geworden. De hemel is helder. Rood schijnt de maan door de nevel van de strijd. Met een mes tussen de tanden springt Jan Haring in zee. Het gevecht is verloren. De vrouwen van Hoorn waken deze nacht. Ook de vrouw van Jan Haring. Zij hoort het. gerommel van het scheepsgeschut. De gehele nacht. Het gaat door als de zon boven de gladde zee rijst. Grauw van vermoeidheid zit Bossu in zijn zetel op de kampagne. Zijn koude, harde bevelenreeks wordt steeds vaker door een hoestbui onderbroken. Hij kijkt om hoog. De eerste stralen van de zon vallen op de koninklijke Spaanse vlag. Daarna kijkt Bossu naar beneden, op het dek. Veel roerloze gedaanten liggen daar. Een zeemonster klimt over de verschansing. Lange natte haren hangen voor het gezicht. Een mes blinkt tussen de tanden. Weer voelt Bossu die klamme hand om zijn hals. Jan Haring hinkt naar de grote mast. Snel klimt hij naar boven. Met toegesnoerde keel ziet de admiraal toe. Het mes flitst, door het vlaggetouw. Jan Haring verscheurt de vlag met zijn tanden. De flarden bespuwt hij en gooit ze weg. Vreemde, kleurige vogels, meegevoerd door de wind. De Spaanse admiraal ziet de kleine figuur afdalen. Ziet hem halverwege uitglijden en neerploffen op het dek met een doffe slag. Een paar matrozen schieten toe met opgeheven handspaken. Bossu weerhoudt hen met zijn scherpe stem. Hijgend daalt hij het trapje af naar het dek. Hij strompelt naar de Hollander toe. Die is niet dood. De gloeiende, zwarte ogen van de admiraal ontmoeten de wilde, groene ogen van de Hollander. Bossu zet zijn pistool op de borst van zijn vijand en haalt de haan over. Zo eindigt het leven van Jan Haring op een mooie ochtend van het jaar 1573. De tachtigjarige oorlog duurt voort.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 19