Bangkok, stad van goud en juwelen
en drommen kleine sierlijke kinderen
Gidsen door tijd
en ruimte
discaucs
Weelderige rijkdom naast blijmoedig gedragen armoede
•M-*
ZATERDAG 30 MEI 1959
Erbij
PAGINA VIER
Nieuw tijdschrift
over architectuur
Voor het gebrekkige kind M
FRANSE LITTERATUUR
Marcel Achard lid van
Académie Fran^aise
*v*t L*N.<
EEN RECENTE OPNAME van de
grote Russische havenstad Wladiwo-
stokdie bij de ontwikkeling van de
politieke, economische en strategische
situatie in het Oosten snel aan be
tekenis heeft gewonnen en thans een
der modernste wereldhavens mag
heten. Wladiwostok Heerseres van
het Oosten") ligt aan het einde van
de Transsiberische spoorweg aan de
Solotoi-baai („Gouden Doorn") en is
de thuishaven van de Russische Paci-
ficvloot. De woonstad is de laatste
jaren sterk gemoderniseerd en bezit
een universiteit, die haar stempel
drukt op het leven in deze eertijds
in een ijzige noordhoek gelegen
stad. De rol van Wladiwostok in de
laatste wereldoorlog was zeer belang
rijk: hier kwamen namelijk de aan
voeren van de westelijke bondgenoten
der Sovjet-Unie binnen, buiten het
bereik van de Duitse invallers.
DE ZON IS HEET in Bangkok. Er hangt steeds een wat
kleffe broeierigheid, want de stad ligt in een vlakte en een
geweldige rivier stroomt er traag en bruin langs. Eindeloze
grachten, die hier klongs heten, doorsnijden de stad in iedere
richting en het water is overal, in de plassen en moerassen, in
de kanalen en stroompjes en in de atmosfeer. Maar behalve een
warme is Bangkok ook een betoverend schone stad, vol rijk
dom in de weelderige wijken der blanken en rijken, vol blij
moedig gedragen armoede in de achterbuurten. De schoonheid
is van de tempels met hun heldere en toch zo ingetogen kleuren
tegen al het wit van muren en zuilen, van de ranke pagodes en
stoepa's, van de verstilde Boeddhabeelden, van de ijl klingelen
de klokjes langs de dakrand van iedere tempel, van de in goud
oranje geklede monniken, van de slanke Siamese meisjes met
hun reeënogen, van de brede, traagstromende Mekongrivier
en van de bloemenmarkten met hun alles overstelpende
geuren- en kleurenweelde van rozen en orchideeën, tuberozen
en lotussen, lelies en gardenia's.
HET WOEKERENDE LEVEN van Bangkok wordt men ge
waar in iedere brede hoofdstraat en in ieder slop; er is een
krankzinnig verkeer van auto's, fietsen en samlors de door
een fietser voortbewogen riksja. Maar men ontmoet Bangkok
ook als men zich voorzichtig een weg zoekt door een smal slopje
tussen miniatuurwinkeltjes, als men zich vergaapt aan de ontel-
.bare sampangs, die iedere klong een dak geven van tot op iedere
vierkante centimeter bewoonde dekken. Wie zich begeeft in de
wonderlijk fascinerende straatjes van de Sampeng, de Chi-
nezenwijk van Bangkok, ziet daar kinderen, niet met tien of
met honderd, maar met duizend tegelijk, de Aziaten van de
toekomst. Kleine, sierlijke bruine kinderen met grote zwarte
ogen en steile zwarte haartjes. Vette blote baby's liggen er met
hun beentjes te spartelen midden op de trottoirs. Kleine dreu-
messen, spelend met een doos of een bal, passen op de baby's,
kleuters passen op de dreumessen, school
kinderen op de kleuters en bijna vol
wassen meisjes en jongens op het hele
stelletje bij elkaar. De moeders, ernstige
Chinese vrouwen in ouderwetse kleding
voor hen geen kokette Shanghai-dress met
splitten tot de heup zitten voor huis of
winkel, een pijpje of sigaartje in de mond,
banden van jade om de armen en veel
gouden spelden in het glad en strak weg
getrokken zwarte haar. De mannen, ma
gere en pezige mannen met ernstige en
toch vriendelijke gezichten, bemoeien zich
met de winkeltjes en na sluitingstijd met
vrouw en kinderen.
de topazen en de diamanten als gestold
licht. Dat ligt daar te fonkelen en lichtjes
te schieten, te gloeien en te flonkeren dat
het pijn doet aan de ogen. Daar liggen de
ringen, groot en zwaar en toch elegant, de
armbanden, halskettingen, breloques en
oorhangers, vol trillende stenen aan dunne
draadjes.
NA ZES UUR 's AVONDS is het de tijd
voor het gezin. Dan draaft men met
bordjes rijst achter de kleintjes aan, die
vrolijk gillend wegrennen, struikelen, op
gevangen en geknuffeld worden. Heel het
familieleven van deze zo huiselijke mensen
speelt zich langs deze straatjes af. De
meisjes wandelen koket heupwiegend heen
en weer in een fleurig jurkje of in een
wijde, uitdagend wapperende, dunne zijden
broek, die flappert tegen hun dunne en
keltjes. Zij willen de stijve dracht van
wit katoenen jasje en zwart satinetten
broek van hun moeders niet meer dragen.
DE SAMPENG is een en al kleur, waar
men ook kijkt. Die kjeur straalt uit de tal
loze stoffenwinkeltjes, uit de markt-
kraampjes met iedere soort tropisch fruit,
uit de bloemenwinkeltjes, uit de ontelbare
eethuisjes waar men voor een gulden
voortreffelijk en écht Chinees eet. Maar
de winkels van de goudsmeden spannen
de kroon en men staat er versteld van het
aantal goudsmidswinkels dat er in Bang
kok te vinden is. Ze zijn groot en hele
maal open naar de straat. Het goud straalt
langs de wanden in snoeren en ketens en
gordels. Festoenen, watervallen van goud!
Dat is de achtergrond voor de glazen vi
trines, tot aan de rand gevuld met al die
wonderschone edelstenen van Siam: de
stersaffieren en de duivenbloedrobijnen. de
vuuropalen en de diepgroene smaragden,
ALTIJD ZIJN ER WEL een paar klan
ten, die heel zorgvuldig kiezen en keuren,
urenlang pingelen om zich dat ene juweel
aan te schaffen, waar men altijd van ge
droomd heeft en dat nu in duizend ge
stalten hier voorradig is. tegen een prijs
die naar Europese maatstaven belachelijk
laag is. Maar om vijf uur is het sluitings
tijd voor de juweliers. Dan rijden ze hun
auto of motorfiets de winkel in en laten
het machtige ijzeren gordijn zakken voor
de in het elektrisch licht nog steeds uit
bundig stralende winkelvoorraad. Er be
staat een groot verschil tussen de winkels
voor Siamezen en Chinezen en de winkels
voor buitenlanders, want daarin richt men
zich op de toeristische smaak van het niet-
Siamese publiek. Daar liggen dan de in
goud of zilver gevatte tijgerschedels
Siam leeft van de tijgers! die men heeft
omgewerkt tot een monstruositeit voor
rokers, met aangebouwde asbakjes en
lucifersstandaarden en pijpenpeuteraars.
Daar staan de blanke, zacht glanzende
olifantstanden op hun voetstukken van
rood en goud gelakt hout. Daar staan de
griezelige gipsen juffrouwen in „Siamese"
kleding. Daar ligt het tafelzilver met zijn
slecht begrepen vormen, daar staan de
gouden Boeddha's uit de recente tijd, die
niets meer gemeen hebben met de strenge
kunst van Sukothai en Ayuthia met hun
volmaakte bronzen, die men nog wel eens
kan aantreffen bij een betrouwbaar anti
quair. Daar liggen de juwelen, Amerikaans
groot en duur, opzichtig en smakeloos.
MAAR DAAR KAN MEN ook de winkels
vinden, die Siamese zijde verkopen, kra-
kend-stijve of vloeiend-soepele zijde, die
in kleur en gloed, kwaliteit en patronen
zeker kan wedijveren met het allerbeste
wat op de westerse markt, wordt, aange
boden. Misschien is de Sampeng het meest
fascinerende deel van Bangkok om zijn
grillige levendigheid, zijn geuren en kleu
ren en klanken. En daarnaast is er dan
natuurlijk de adembenemende schoonheid
van al die nog zo sterk levende tempels en
kloosters, de schilderachtige bevolking van
de drijvende huizen op de klongs en de
rivier.
DE NIEUW opgerichte stichting „Archi-
tectuur" geeft sinds het begin van dit jaar
met maandblad „Zien" uit, dat tevens als
spreekbuis dient voor het Nederlands Ar- Êi|
chitectengenootschap, een organisatie welke 5==
voor een belangrijk deel bouwkundige ont- ==j
werpers verenigt, die niet tot de B.N.A.
kunnen of willen behoren. Volgens de ver-
antwoording der redactie wil „Zien" de
architectuur bevorderen door de innige
samenwerking tussen opdrachtgever, archi. j=
tect en uitvoerenden, door haar steeds als
driehoeksverhouding aangeduid, te beplei-
ten. Redactioneel geschiedt dit onder meer
door de analyses van ontwerpen steeds
vergezeld te doen gaan door de meningen
der drie bij het bouwwerk betrokken par-
tijen. Een zekere wijdlopigheid valt aan de
diverse beschouwingen niet te ontzeggen. ==E
„Zien" bestrijkt trouwens een heel wat
breder terrein dan de architectuur. Zo
kwamen in het aan mode en stijl gewijde
aprilnummer eveneens artikelen voor over
fotografie en over muziek. Een dergelijke
verscheidenheid laat bij de lezer een nogal
heterogene indruk achter. Het komt ons
voor, dat dit typografisch goed verzorgde
tijdschrift zijn programma wat vaster dient
te omlijnen en zijn inhoud wat moet ver-
stevigen. j p
De „Nederlandse Stichting vóór het Gè- j||j
brekkige Kind" heeft thans een miljoen
gulden bijeen om in Utrecht twee „ge-
zins"-internaten te bouwen voor gebrek-
kige kinderen. De internaten worden naast
de te bouwen Mytylschool in Maarschal-
kerwaard opgetrokken.
Om het geld voor andere internaten bij-
een te brengen is de „Actie Filmstrip"
ingezet. Met medewerking van het be-
drijfsleven verkreeg de Stichting de alleen
verkooprechten voor een nieuw soort pro-
jectiestroken. Door diverse fabrieken
worden de filmstrips gratis bij hun pro- q
dukten verstrekt. Reeds 4.000.000 strips
werden bij de Stichting besteld en van de-
ze eerste oplage ontvangt de Stichting on-
geveer 45.000.-. Ook door particulieren
D 7 T J C b wwrw uwui \ja i uuuiiti cii
Rob 1 aaema bporry kunnen filmstroken worden besteld.
HOEWEL de twee of drie lettergrepen
van sommige aardrijkskundige namen nog
steeds een magische kracht kunnen uit
oefenen, trekt men tegenwoordig niet
alleen meer uit romantische drang naar
het uitheemse of om een te bekende eigen
omgeving te ontvluchten. Het geschiedt
tevens omdat men voelt dat, op deze klein
geworden aarde, kennismaking met en
begrip van andere gewoonten en opvat
tingen noodzakelijk zijn voor het vestigen
van de vredelievende verhoudingen die
ieder wenst. Reizen wordt ook een kwes
tie van zeflbehoud. Ondanks het feit
echter dat de continenten dichter
bij elkaar zijn gekomen omdat men
slechts luttele uren nodig heeft om van
het ene naar het andere te gaan, kan
helaas nog niet een ieder zijn tegenvoeter
ter plaatse ontmoeten in de hoopvolle
verwachting dat daardoor misverstanden
en tegenstellingen zullen verdwijnen.
Slechts door de reisverhalen van bevoor-
rechter medemensen maken de meesten
van ons kennis met wat ver weg is. En dat
gebeurt op zeer prettige wijze, wanneer
die verhalen zo levendig, natuurlijk en
pretentieloos geschreven zijn als die in
„Quatre saisons en URSS" (uitg. Pierre
Horay) van Eliane Jacquet. Deze jonge
Parijse studente heeft na de beëindiging
van haar studie in de Slavische talen een
iaar lang in Moskou het leven van een
Russische studente geleid en heeft daarna,
ongehinderd door een „Intourist" die aan
de fantasie weinig vrijheid laat, het land
kunnen doorkruisen van Leningrad naar
Samarkand, van Novgorod na Tbilissi. In
haar dagboek staan vrijwel geen directe
toespelingen op de politiek of op het tota
litair systeem. Waarschijnlijk heeft de
schrijfster gemeend dat, in het algemeen,
een discussie over die onderwerpen met
een Sovjet-burger ij del zou zijn geweest,
omdat diens maatstaven en de hare te
zeer uiteenlopen en een Westerling ver
gelijkingsmateriaal heeft, dat de Sovjet
burger ontbeert. Eliane Jacquet heeft
Rusland „met haar hart" willen zien en
daaraan dankt de lezer talloze interes
sante inlichtingen over het gewone leven
van de door-snee Russische jonge mensen.
Zo'n vrouwelijke benadering maakt het
echter moeilijk om tot een objectief oor
deel te komen. De vraag is of haar dat
mogelijk zou zijn geweest, want „men
voelt hier beurtelings de oprechtste geest
drift en de diepste afkeer in zich op
komen". De gevoelige belangstelling waar
mee de jonge acteur heeft rondgekeken,
wordt gekenmerkt door haar conclusie, die
ook de toon aangeeft waarin het boek be
schreven is: „Overal waar ik verwachtte
burgers van de Sovjet-Unie te vinden, heb
ik gewone mensen ontmoet". Dat laatste
verklaart dat zij dus ook de humor is
tegengekomen, waarvan zij in haar dag
boek amusante voorbeelden geeft.
MICHEL RAGON, romancier en kunst
criticus, schrijver van „L'Architecture mo
derne" (uitg. R. Laffont), dat een schat van
gegevens over de moderne bouwkunst be
vat, voert de lezer in zijn „L'honorable
Japon" (uitg. Albin Michel) naar het land
van de onbegrijpelijke glimlach en de ge
heimzinnige hoffelijkheid. Ragon is geen
lyrische gids: „van Marseille tot Kobé zijn
alle zeeën en alle luchten gelijk". Hij wil
de gangbare voorstelling, die wij van
vreemde landen hebben, ontdoen van de
mythe, van hetgeen hij de „leugens van
Ulysses" noemt, dat wil zeggen van de ver
valsende fantasie van vroegere reizigers
Met dat doel heeft hij niet zijn intrek ge
nomen in een kosmopolitisch hotel, maai
heeft hij gewoond in een kamer met pa
pieren wanden bij een Japanse familie en
heeft hij het leven van een autochtoon ge
leid. Dat heeft een frisse, originele en dik
wijls geestige reportage opgeleverd over de
hardnekkigheid der traditionele levens
vormen en de na-oorlogse wijzigingen in
zeden en gewoonten, over het oude en het
nieuwe Japan, waar naast de modernste
De hieronder besproken grammofoonplaat
D.G.G. LPM 18493 bevat aan de ene zijde mu
ziek voor snaarinstrumenten, slagwerk en
celesta en aan de andere zijde Deux Portraits
op. 5. beide van Béla Bartók. De werken wor
den uitgevoerd door het RIAS-Symphonie-
Orchester (Berlijn).
EEN VAN DE MEESTERWERKEN
van de eeuw, deze Muziek voor snaar
instrumenten, slagwerk en celesta. En
zoals dat met grote kunst altijd het ge
val is, bovendien een „document hu-
main", een door mensenhand ontwor
pen temperatuurstaat waaraan men
het klimaat van de tijd kan aflezen.
Hiertoe moet mén tussen de regels door
kunnen luisteren, hetgeen voor 't ver
staan van iedere taal van geheimte
kens, hetzij poëzie, muziek of beelden
de kunst vooral die welke men „ab
stract" noemt een vereiste is. Ook
de luisteraar moet de kunst van de in
terpretatie verstaan, anders is hij al
leen toehoorder. Zoals men op oude
jaarsavond vernomen heeft, telt ons
land nu een half miljoen kijkers,
maar helaas geen enkele ziener. Laten
we hopen dat het schouwend oor nog
niet zo zeldzaam is geworden. Wie over
muziek schrijft, kan dit alleen voor de,
góéde 'verstaander doen, maar wie
oren heeft om-te luisteren wordt'do.br
het werk zélf al aangesproken.
Wellicht hebben enkele opmerkingen
hun nut voor wie de toegang wil zoe
ken. maar hem nog niet heeft kunnen
vinden.
Deze „Muziek voor snaarinstrumen
ten" (1936) ontwikkelt een muzikaal
oerpatroon dat met Bartók's diepste
wezen verweven moet zijn geweest. In
vele van zijn werken treffen wij typi
sche spiraalvormige motieven als te
kens van een allerindividueelste ob
sessie. De melodievorming wordt dan
bepaald door toonfiguren die, om de
eigen as cirkelend, moeizaam hun
voortschrijding omhoog om omlaag
zoeken. Vertaald in visuele termen, te
kent zich het beeld af van een Mean
der, het bekende oud-Griekse ornament
dat veelvuldig als omlijsting op vazen
wordt aangetroffen. De Meander ont
staat door een niet volkomen gesloten
vierzijdige figuur die, steeds kleine
soortgelijke vierkanten beschrijvend,
naar het middelpunt wil terugkeren,
doch geleidelijk het eigen labyrint ver
laat en zich verder voortbeweegt. Spi
raal en Meander hebben dit gemeen
schappelijk: naar voltooiing respec
tievelijk cirkel en middelpunt ge
richt, ontwikkelen zij zich naar hun we
zen van het ene stadium naar het vol
gende. In de beslotenheid van eigen ge-
geven-zijn, staan zij open op het onein
dige.
Wij, de luisteraars, kunnen Bartók
verstaan, want zijn obsessie door de
spiraalvorm is door en door menselijk.
Het openingsstuk, andante tranquillo;
stem na stem, tastend met chromati
sche tentakels, klimmen de melodiecur
ven uit de oergrond omhoog, tot één
groot vijflijnig web uitgroeiend. Aan het
uiterste spanningspunt gekomen, een
syncopische kreet drievoudig forte,
keert de beweging gespiegeld in zich
zelf terug, verwaait zacht in een nevel,
industrieën en gebouwen, scholen „voor
het Schikken van Bloemen" en „voor het
Schenken van Thee" staan. Beschrijvingen
van toeristische bezienswaardigheden zal
men tevergeefs in „L'honorable Japon"
zoeken; daarvoor dient de Baedeker. Wie
echter de Japanner in zijn gewone doen en
laten en in zijn houding tegenover de
vreemdeling wil leren kennen, vindt in de
scherpzinnige, onbevooroordeelde en goed
vertellende Michel Ragon een bijzonder
prettige gids.
DICHTER BIJ HUIS blijven wij met
„Le Rhin" (uitg. R. Laffont) van Henri
■Jean Duteil. Het is een degelijk werk, dat
berust op een veelzijdige historische, eco
nomische, sociale en litteraire kennis. Ge
leid door de deskundige schrijver volgen
wij de Rijn door de ruimte van de St.
Gothard tot Rotterdam en door de tijd
—van de Kelten tot Adenauer. Het boek
bevat, door de zucht van de schrijver naar
volledigheid, wel heel veel namen, data en
feiten, die de lezer weinig interesseren en
de lectuur verzwaren. Maar anderzijds
vertelt de auteur bij elke „halteplaats" op
zijn wandeling langs de rivier, een menigte
anekdoten en schildert hij historische tafe-
lost in flarden op, er rest: desoriënta
tie, een eind dat geen afsluiting is,
maar alles laat gissen.
Kloppen, slaan, dreunen, een meta
len gonzen, de kracht waarmee ele
mentaire deeltjes de weg naar organi
sche verbinding zoeken. Verbinding
harmonie. Zij schuiven in, ónder, bo
ven, door elkaar, ontladen zich in een
ketting van explosies.
Vervolgens: een ingehouden „pani
sche" muziek, het rijzen en dalen van
de levenssappen in plant en dier, de
gesmoorde stuiptrekkingen en van wat
in de groei is, zich een uitweg baant,
be-tekend in het wringen van de kleine
secunde, de ambivalentie van de ver
minderde kwint.
Uiteindelijk: een syncopisch schud
den in verwoed dansritme. Het orga
nisme, het eigen lichaam richt zich op
in de drift van vernietiging en geboorte.
Een, stampen op de aarde om echo's,
een wild tasten naar de ruimte die
eigen-gemaakt moet worden. Even een
reminiscentie aan hèt eerste moei
zaam ontspringen. Maar de spiraal
motieven vertakken zich in canonische
versnelling. De muziek houdt op
(maar eindigt niet) in het geslingerd-
worden tussen bezetenheid en in-bezit-
nemen.
Er bestaat muziek voor vermaak.
Klanken om de leegte verdraaglijk te
maken of 'om de stilte te versieren.
Muziek is misschien het artistieke me
dium dat zich bet meest direct laat
aanwenden voor de eisen van het ogen
blik. Wij hebben met radio, grammo
foon en eventueel een instrument in
huis, van alle kunsten de muziek het
meest bij de hand. Door dit alles ver
richt zij een belangrijke en nog te wei
nig onderzochte functie in ons dagelijks
leven. Afgezien van zeer wezenlijke ni
veau- en kwaliteitsverschillen, hangt
het echter méér dan men beseft van
de luisteraar af of muziek werkelijk
kunst wordt en of de kunst als een wer
kelijkheid ervaren wordt.
Twee strijkorkesten, harp, piano, ce
lesta, xylofoon, pauken, trommen, bek
kens zijn de. instrumenten, de werktui
gen waarmee het symbool opgeroepen
wordt dat in deze partituur sluim-rt.
Het symbool is een samenballing van
werkelijkheid. Naar de betekenis er van
kan tasten wie weet te interpreteren
Interpretatie veronderstelt ontvanke
lijkheid in gespannen aandacht. Mu
ziek ontstaat uit creatief luisteren, uit
het schouwend oor van de schepper, de
vertolker en van u die deze bespreking
leest en er wellicht door bewogen
wordt een plaat aan uw collectie toe
te voegen waarop een groot muzikaal
werk van onze tijd door het, R.I.A.S.-
symfonie-orkest onder leiding van Fe-
renc Fricsay tot spreken gebracht
wordt op even verhelderende als in
tensieve wijze.
Sas Bun ge
PARIJS (AFP) De Franse dramaturg
Marcel Achard is donderdag gekozen tot
lid van de Académie Frangaise met 17 van
de 28 stemmen. De negenenvijftig-jarige
Achard was eerst toneelspeler, daarna
journalist en tenslotte toneelschrijver.
Zijn eerste stuk „La messe est dite" kel
derde, maar kort daarna revancheerde hij
zich sterk met zijn „Voulez-vous jouer
avec moi?" Ook schreef Marcel Achard
vele senario's en filmdialogen. Van zijn
hand verschenen voorts enkele dicht
bundels.
reien, waarbij dichters, musici, politici en
bekende vrouwenfiguren optreden. Het
voornaamste belang van dit met vele repro-
drukties van oude prenten geïllustreerde
boek is echter dat het in deze tijd van
moeizame Europese eenwording de grote
rol aantoont, die de oude rivier in de ge
schiedenis van de Westeuropese beschaving
heeft gespeeld.
S. Elte