Haarlems damast sierde tafels van vorsten en koningsgezinnen Lavinium met luchtfoto's ontdekt til' Bleekvelden in de duinen van Katwijk tot Egniond Geestelijke rustplaats in het rusteloze wegverkeer CONFUCIUS, WIJSGEER OF ZEDENMEESTER? Kerken aan de autobanen in West-Duits land L.- Lj j. I J u L 1 i. d v Erbij PAGINA T VV b l- ALS JE IN DE VOLLE ZOMER bui ten wandelt en je ziet al die planten en je denkt erover na hoeveel er vroeger, voor dat de mensen de aarde volzetten met ste nen huisjes, niet geweest moeten zijn; dan besef je wat 'n eeuwen en eeuwen er nodig waren voor de mens enigszins wist wat hij kon gebruiken en wat niet. Eten dat kan ik het makkelijkst begrijpen, elk klein kind stopt alles in zijn mond, op die manier zullen de eerste mensen er achter geko men zijn wat eetbaar was. Smaakte het goed en bleef je leven dan was het in orde, in het andere geval was je een marte laar voor de wetenschap en een waarschu wing voor je omgeving. Huisjes bouwen kan ik me ook wel voorstellen, via be schuttende bomen en struiken en holen naar de zelfgebouwde hut van takken en bladeren. Ook het omslaan van een die- renvel vind ik nu niet zo'n geweldige uit vinding en dat men daarna op het idee kwam de haren eraf te snijden en die aan elkaar te knopen en zo tot spinnen en weven is ook nogal logisch. Wat ik ech ter niet begrijpen kan is hoe de mens tot het gebruik van plantenvezels voor kle ding gekomen is. Gingen ze het bos in en rukten ze systematisch plant na plant uit om daar allerlei ingewikkelde handelingen mee te verrichten? Misschien werden ze geïnspireerd door de nesten van vogels en insecten, waar ook de wonderlijkste din gen in verwerkt zijn. Onlangs zag ik het nest van een progressieve merel die reep jes doorzichtig plastic „toegepast" had. Maar hoe dan ook, plantenvezels werden al heel lang voor kleding verwerkt, het verbouwen van vlas en 't gebruik van lin nen gaat tot op het stenen tijdperk terug, de Chinezen zijn misschien wel de eersten geweest maar het is moeilijk te zeggen omdat textiel niet zo houdbaar is als bij voorbeeld brons, ijzer, aardewerk zodat archeologische vondsten van linnen schaars zijn. Van Egypte weten we meer, niet alleen door de Bijbel waar immers in vermeld wordt dat .Tosef een linnen kleed kreeg toen hij onderkoning van Egypte werd maar ook omdat de Egyptenaren de gewoonte hadden hun doden kleren mee te geven in het graf. In het droge Egyp tische zand bleef dit linnen heel. De Phoe- niciërs en de Grieken die met hun scheep jes op de hele Middellandse Zee en soms ook nog verder voeren, namen het uit Egypte mee en verkochten het weer aan anderen. Zo werd het linnen over de hele toen bekende wereld verspreid. IN ONZE STREKEN werd Vlaanderen het vlasverbouwende en verwerkende land. De Lage Landen bij de Zee namen steeds in welvaart toe, zodat er vraag ontstond naar duurdere produkten. Wonderen van spin- en weefkunst werden verricht, men sloot zich zelfs in natte kelders op om een heel fijne'draad te kunnen spinnen, het geen niet zo gezond was. Een bruidssluier voor een Spaanse prinses, waaraan men zeven jaar werkte, zal dan ook ongetwij feld enige mensenlevens gekost hebben. Iets dergelijks komt nog voor in het Nabije Oosten waar de allerfijnste tapijten door kinderen geknoopt worden, die dan in een paar jaar stekeblind zijn. O, prachtig hand werk, beseffen wij eigenlijk wel wat de machine voor ons gedaan heeft? EEN VAN DE BEROEMDSTE linnen weefsels was het damast dat zijn naam wel aan Damascus zal ontlenen. Damascus is een heel, heel oude stad, misschien wel de oudste nog bewoonde stad ter wereld, die abrikozen, zoethout, vruchten, tapijten, damast en degenklingen uit Damascener staal uitvoert. Naar deze versierde wa pens zou het damast zijn naam gekregen hebben, er was echter al vroeger damast bekend, zijden damast uit China. Deze klin gen hadden een ingesmede versiering, het damst heeft een ingeweven patroon met gebogen lijnen. Waarschijnlijk door de Kruistochten leerde men hier dit fraaie maar moeilijk te vervaardigen weefsel kennen. In Vlaanderen woonden wevers die gewend waren patronen te weven; het Vlaamse wandtapijt versierde en ver warmde de paleizen van vorsten en pau sen. Meters en meters en eindeloze aan tallen meters wit linnen damast kwamen nu van de weefgetouwen. Men verkocht ze voornamelijk naar Frankrijk en Bour- gondië, daarom weefde men ook in het wit omdat de Fransen wit tafelgoed ge bruikten. Later in de achttiende eeuw maakte men in Duitsland wel tweekleurig damast voor kerklinnen. WELKE AFBEELDINGEN weefde men nu in het linnen? Bijbelse voorstellingen, bloemen, banquet dit is een gedekte Bavo op de achtergrond. Een grote wijde hemel, met daaronder het vlakke land. Wat huisjes en bomen, in het duinmeer ligt het linnen, een man in een bootje vist het er met een haak uit, vrouwen met gro te strooien hoeden op (wat moet het vroe ger toch vaak zonnig weer geweest zijn!) spreiden het uit op de velden. Op de win derige duinhellingen wordt het gedroogd. Bij het bleken werd ook karnemelk en wei gebruikt, dit kreeg men van de boerde rijen die in het polderland achter de dui nen lagen. tafel historische gebeurtenissen, politie ke taferelen, jachtstoeten, duinlandschap pen enzovoorts. De Bijbelse voorstellingen hadden naar mijn idee een weinig eetlust opwekkende invloed, Daniël in de leeu wenkuil, dat gaat nog daar komt tenmin ste nog eten aan te pas. maar Kaïn en Abel, Abrahams offer Jezebel door de hon den verslonden, de romp van Holophernus met een eindje verderop zijn afgehakte hoofd! Het lijkt allemaal erg vreemd, maar in die tijd toen nog maar weinigen konden lezen waren het de enige algemeen bekende verhalen. En de meeste mensen willen toch altijd wel erg graag weten wat iets voorstelt. Dat wordt ons nu wel als burgerlijk verweten, maar als wij mensen niet die eigenschap bezaten van te willen weten wat iets is, waarvoor het dient, dan woonden wij nu nog in holen. De Vlamin gen weefden dus lustig voort aan hun ta fellakens met verloren zonen tot de val van Antwerpen. Toen vluchtten namelijk velen het land uit, naar Noord-Nederland en speciaal naar Haarlem dat een oude linnenindustrie bezat. NU ZIJN MENSEN die om een gewetens zaak hun land verlaten, dat wil zeggen hun huis, hun vertrouwde straat, hun vrien den, hun vaste wandeling langs de rivier of door de velden, hun zangvereniging, en fin alle dingen die ons aan een bepaalde plek binden en die ons doen gevoelen hier hoor ik, hier ben ik thuis die men sen zijn meestal van een goed soort. Haar lem werd dan ook beloond voor zijn gast vrijheid en nam in welvaart toe. HAARLEM HAD NOG EEN VOOR DEEL voor de damastindustrie, namelijk de beroemde Haarlemmer bleek. In de brede duinen in de omgeving van Haarlem lagen de bleekvelden, zij strekten zich uit van Katwijk tot Egmond aan Zee. Op de schilderijen van Ruysdael kan men de Haarlemse bleekvelden zien, met onze HET LINNEN WERD OOK uit andere steden naar Haarlem gezonden om daar gebleekt te worden, het ging dan weer de wijde wereld in onder de naam Toiles de Hollande. De Vlaamse wevers vonden hier dus alles wat zij nodig hadden. Een van hen is Passchier Lammertijn die in de re keningen van de stad enige malen ge noemd wordt omdat hij aan de stad Haar lem linnen leverde, onder andere voor Louise de Coligny en Prins Maurits. Ook ki-eeg hij nog een okti-ooi op een uitvin ding, maar wat hij uitgevonden heeft we ten wij niet. Hij moet wel een uitnemend vakman geweest zijn. Hij weefde een ver schillend patroon over de breedte van het goed. Verder is er nog een Quirijn Damast bekend, die lid van het stadsbestuur werd en later zelfs burgemeester. Dus waarlijk niet de Arme Wever uit de sprookjes. De Crommelins waren ook bij de linnenhan del betrokken. Een Crommelin werd door Stadhouder Willem III, toen hij koning van Engeland geworden was, naar Ierland ge haald om daar de linnenindustrie te ver beteren. Hij deed het met succes, de uit voer steeg van zesduizend tot achthon derdzesduizend pond sterling! TAFELGOED WERD veel gebruikt als geschenk aan vorsten en hun vertegen woordigers. Niet alleen de stad Haarlem schonk aan hoogwaardigheidsbekleders fijn damast maar ook de Staten Generaal keurden het waardig om 't te vereren aan „twee Vrouwen Princesse van Condé ende Princesse van Orangien". Zij kregen liefst achthonderdveertig meter tafellakens en stof voor eenentwintighondei-d servetten. De Keurvorstin van de Palts werd even eens bedacht en na het bezoek van Hen- riëtte Maria van Engeland, waarbij het blijkbaar wat onordelijk toegegaan was, koopt Haarlem van zijn burgemeester Quirijn Damast vierentwintig damasten servetten ter vex-goeding van de verloren gegane „ten tijde van de onthalinge van de Coninginne van Groot Brittannië". Als de Princesse Royale (Prinses Mary van Engeland, weduwe van Stadhouder Willem II) in 1660 Haarlem bezoekt wordt haar een tafelstel toegezegd. Men weeft er drie jaar over, maar Prinses Mary is dan al aan de pokken overleden. Waar schijnlijk heeft men het toen maar aan haar zoon, de latere Stadhouder-Koning Willem III gegeven. Het bestond uit drie tafellakens, zesenzeventig servetten en twee handdwalen. Het grootste laken mat vier bij negen el en had over de volle breedte een verschillend geweven patroon dat behalve het wapen van Haarlem ook de tocht naar Damiate en het verlenen van het. Keizerlijk Zwaard en het Heilig Kruis aan het Haarlemse wapen afbeeldt. DIT PRACHTIGE LAKEN dat in het be zit is van onze Koningin en dat onlangs in Den Bosch werd tentoongesteld, zal ik voor u proberen te beschrijven. In het midden het wapen van Haarlem door twee hupse leeuwen vastgehouden, achter hun zweep- dunne staarten ziet men sierlijke kanon netjes en kruitvaten, bergjes kogels en lont. Dan uitwaaierende banieren en wa penschilden van Haarlemse families, daartussen gestrooid leliën en rozen. Bo ven dit alles hangt de Damiate ketting waaraan trommen, zagen, jachthoorns en twee Damiate klokjes. Langs de ene rand 'n schip dat met bolle zeilen op een ketting afvaart; bij de ves ting staan wat kabouterachtige mannetjes hulpeloos met hun pijl-en-boogjes; uit de burcht komen soldaten mismoedig nader- bij, bovenop de toren is het één en al agi tatie. Het is niet moeilijk te zien dat dit kleed door de overwinnaars gemaakt werd zo fiks en dapper als dat schip aan komt zeilen en zo lamlendig als die Turken af gebeeld worden. Langs de andere rand wordt een tafe reel aan het hof van Keizer Barbarossa vertoond, namelijk het ogenblik waarop hij de Haarlemmers toestaat het zwaard in hun wapen te voeren De Keizer zit als een vreemde kikker op dc troon, iets lager zit de Patriarch van Jerusalem (rang en stand moeten er zijn); op de getegelde vloer knielen ridders omgeven door pie- keniers, een hondje kijkt toe, in de verte staan tussen de zuilen nog wat soldaten, een hond loopt weg. DIT IS HET LAATSTE grote werkstuk dat wij uit Haarlem kennen. In de acht tiende eeuw wordt de Jacquard machine uitgevonden, men weeft dan steeds maar saaie bloempatroontjes. Pas in de twintig ste eeuw komt er een opleving. Chris Le- beau ontwerpt voor een linnenfabriek die ren en planten patronen en anderen vol gen hem. Bij waarlijk feestelijke gele genheden gebruikt men nog altijd damast, damast en vorsten horen bij elkaar. Lazen wij ook dit jaar niet in de krant bij het bezoek van de Sjah: de tafel was gedekt met prachtig oud damast E. B. MAYER-SWART Z o m ertijdijstijd (Van onze correspondent in Bonn) Door alle t\jden heen wordt er in de ker ken gebeden voor zeelieden en reizigers, die allen aan gevaren kunnen zijn blootge steld. In West-Duitsland is men er toe overgegaan speciale kerken langs de auto banen te boxiwen, waar de in het moderne wegverkeer opgejaagde mens innerlijke rust kan vindenAutorijden op de Westduitse autobanen vereist een sterke concentratie. Het is een strijd tegen zelf overschatting, men moet pogen een con stante snelheid maar nooit op topsnelheid te rijden. Autobaan-rijden kan een genot zijn voor wie wil opschieten en zijn „eigen race" kan rijden. Vele Westduitsers en- niet-Duitsers hou den zich niet altijd aan deze gulden regels. Ze rijden te langzaam en dan houden ze VOOR MEER DAN EEN HALF MILJARD mensen is K'ung Fu-tse of (zoals hij in het Westen wordt genoemd) Confucius de Leraar en Meester, ook heden nog de grote voorganger, de man die eens en voor alle tijden de juiste regels voor gedrag en moraal vaststelde. Let wel, Confucius was niet de brenger van een nieuwe moraal of een nieuwe levensbeschouwing. Mis schien is het zelfs gewaagd, hem als wijsgeer te kenschetsen. Hij was in de eerste plaats de verzamelaar van het beste en waardevolste, dat in de eeuwen voorafgaande aan zijn geboorte in China had bestaan. Zelf heeft hij het gezegd en geschreven, dat hij niets nieuws bedacht had, maar dat hij slechts in het verleden geloofde, er vertrouwen in stelde en het liefhad. Meer dan vijfentwintig eeuwen had er reeds een Chinese cultuur en een Chinese gmeeenschap bestaan, toen Meester K'ung in 551 v. Chr. als zoon van een hooggeplaatst keizerlijk ambtenaar het levenslicht aanschouwde. Als jongeman werd K'ung Fu-tse zelf ook ambtenaar. Hij kreeg een betrekking als wat wij nu zouden noemen ondex-wijzer. Na de dood van zijn moeder be sloot hij reizen te gaan maken. Hij had toen al, hoewel hij nauwelijks 25 jaar oud was, een zekere vermaardheid ver worven. Tal van „leerlingen" of volgelingen volgden zijn wijze lessen met grote belangstelling. Zó gunstig luidde het oordeel van velen over hem, dat een der invloedrijkste leenmannen van de keizer hem bij zich riep en hem belangrijke regeringsfuncties gaf. Meester K'ung probeerde toen, de zeden en de wetten des lands te hervormen naar aloud Chinees patroon. Dit wekte in brede kring verzet. Na enige tijd besloot de Meester ontdaan over de corruptie, afgunst en zucht naar weelde in de hofkringen het ambtelijk leven vaarwel te zeggen en zich ten volle te gaan wijden aan zijn taak als leraar en hervormer. MEESTER K'UNG trok toen door het land. Een aantal discipelen trok met hem mee. Waar hij kwam, vond hij aandacht en belangstelling. Hij leefde heel sober en streefde er naar. zijn volk en zijn leer lingen in alles een voorbeeld te zijn. Wie de donkere hoeken van het menselijk hart kent, begrijpt, dat hij door zijn houding en toespraken tegenstanders kreeg. Maar Meester K'ung leraarde verder, onbeducht en onbekommerd. Fel gispte hij de ondeug den. Fel trok hij van leer tegen de zede loosheid en de verkeerde toestanden in het China van zijn tijd. Toen hij na zijn om zwervingen eindelijk was teruggekeerd in zijn geboortestad, besloot hij zijn levens beschouwing, alsmede zijn kennis van de oude Chinese beschaving, geschiedenis en zeden op schrift te stellen. Pas eeuwen na zijn dood hebben zijn aanhangers en be wonderaars uit K'ungs boeken en uit de geschriften zijner tijdgenoten de leringen van de Meester systematisch geordend en in boekvorm laten verschijnen. Wat in die (latere) boeken te vinden is, vat men in het Westen wel samen onder de naam „Confucianisme". Eigenlijk is dit onjuist, want K'ung herhaalde slechts wat volgens hem typisch Chinees was. Hij zou zelf be slist hebben geprotesteerd tegen de ver binding van zijn naam met iets wat niet van hem. maar (volgens hem) van geheel China was. Intussen, de mensen zijn nu eenmaal vaak oneerbiedig en slaan te weinig acht op de wensen van hen, die zij bewonderen. het verkeer op, of ze rijden te roekeloos en vormen een doorlopend gevaar. De Westduitser zelf is evenmin als de gemid delde Nederlandse, Belgische en Franse automobilist in doorsnee een voortreffe lijk rijder. Hij heeft de neiging de weg als privébezit te beschouwen. Hij wijst naar zijn voorhoofd indien hij „gevraagd" wordt wat naar rechts te schikken. Hij mist de rust en correctheid van de Brit, die men voor de beste automobilist ter wereld houdt. „Christus niet voorbijrijden" Op de autobaan tussen München en Ulm, ter hoogte van Augsburg, kan de „opgejaagde automobilist" tot inkeer ko men en op de autoweg tussen Bielefeld en Minden in Westfalen is dat sedert kort eveneens het geval. Wie op de autobaan bij Augsburg rijdt, ziet plotseling een groot bord, dat zegt „Autobahn-Kirche duizend meter". Men remt wat a|, -draait na die kilometer naar rechts en vlak langs de autobaan staat een fonkelnieu- - j we kerk met een zestien meter hoge toren. Een goede samenleving is alleen dan be- De Augsburgse papierfabrikant Haindl rexkbaar als alle leden, alle mensen dus is op het denkbeeld gekomen een kerk hun plicht doen en eigen ondeugden en langs de autobaan te zetten en hij stelde begeerten aan banden leggen. Dit geldt er ](J VOQr beschikbaar. Het resultaat is voor iedereen van de rijksten en hoogst een eenvoudig> maar stij]vo] gebedshuis, geplaatsten tot de armsten en nedengsten. waarjn voor roomskatholieken en Evan- Een wijs man is deugdzaam en een deugd- geijschen (protestanten) diensten worden '.aam man is wijs, placht hij te zeggen. gehouden. De pastoor of predikant kijkt Een hemels voorschrift luidt, dat onder van de preekstoel op het jachtige verkeer iet volk verdeeld moet worden wat de op de autoweg. want de geheie oostelijke .arde voortbrengt. China is rustig als de wand van de kerk bestaat uit las mensen leren inzien, wat deugd is. Een re- Wje behoefte heeft innerlijk tot rust te gering is pas dan waardig en gaaf. als zij komen bjj stappe uit en verruile de zachte de fundamentele deugden betracht en be- stoelen van zijn n voor de harde ban_ vordert De allerbeste overheid is die. ken van de kerk Velen hebben dat de welke het volk deugdzaamheid en goede laatste maanden gedaan, zeden doet betrachten. Deze weinige voor beelden van uitspraken en leringen van meester K'ung geven een indruk van oud- Chinese wijsheid. Immers, deze was het, £e*er ,s usf'n Mmden en Biele- die Meester K'ung verzamelde en aan het 'eld de autobaan-kerk bij Exter ingewijd, nageslacht overleverde. ®te"^Evangelische autobaankerk in West-Duitsland. Hier wordt de blik getrof- p fen door een witblauw bord „Autobahnkir- che Exter 250 meter" en ook hier komt de automobilist van het cement in een lan- NOG STEEDS gelden Meester K'ungs delijke omgeving: een kleine kerk, twee leringen als hoge wijsheid voor ruim een honderd parkeerplaatsen, tweehonderd half miljard mensen in Azië. Ook aan het plaatsen in de kerk De predikant zegt: Westen heeft K'ung veel te zeggen. En dit „Deze kerk heeft ten doel te voorkomen, het hoofd voor het Verhevene. Hij poogde los van alles wat er in de loop der eeuwen dat de automobilisten Christus voorbij rij- is gebeurd en thans plaats heeft. Er zijn den." De kerk is dag en nacht geopend, waarheden en wijsheden, die niet aan tijd Iedere avond om zes uur een korte gods- of plaats gebonden zijn. Veel uitspraken, dienstoefening, des zondags twee. Zo komt door Meester K'ung bewaard of gedaan, in West-Duitsland de kerk naai de auto- behoren daartoe. mobilist tot op de autobaan. Confucius' Laatste rustplaats in Tsjoejoe. niet (in ijdele waan) door te dringen in het Onkenbare. Verbeter uzelf (vermaande hij zijn leerlingen steeds weer), dan han delt Gij volgens de wil van het Verhevene en de voorschriften der Deugdzaamheid. K'UNG FU-TSE was door en door menselijk. Naastenliefde, harmonie en menselijkheid predikte en beoefende hij onophoudelijk. De grootste deugd is be toogde hij steeds weer de kinderplicht, die op kinderliefde moet berusten. Deze deugd is het fundament der (Chinese) samenleving voor alle tijden. De kinderen behoren eerbiedig, zorgzaam en liefdevol jegens hun ouders te zijn. Hiao noemen de Chinezen deze deugd. Eigenlijk is het dat in de jaren 1957 en 1958 Nederlandse begrip „kinderliefde" iets te te Pratica di Mare ten zuiden eng bedacht, want de regels van hiao gel den niet slechts tussen kinderen en ouders, maar ook tussen onderdanen en vorsten, tussen ambtenaren en overheden, tussen leerlingen en leraren. Zoals de kinderen jegens de ouders, behoren de jongeren zich jegens de ouderen, de ambtenaren en leen mannen zich jegens regering en keizer te weer bewezen, hoe belangrijk gedragen. Voorts schrijven de wetten der de fotografie uit de lucht is moraal voor. dal men opofferingsgezind en eenvoudig moet zijn. Een ieder is zedelijk (Van onze correspondent in Rome) ER IS BEKEND GEMAAKT, van Ostia ongeveer dertig kilometer van Rome verwij derd vondsten zijn gedaan, die de bevestiging inhouden van wat Vergilius vertelt in de boeken VII en VIII van de .Aeneis". Tevens wordt hier voor bodemkundig onderzoek. De oudheidkundigen hebben verplicht deugdzaamheid in het Chinees altijd wel vermoed, dat in de li te beoefenen, de goede vormen te buurt van Pratica di Mare handhaven, godsdienstige gebruiken, hoffe- het antieke Lavinium moest worden gezocht maar alle op gravingen, in de loop der eeuwen verricht, bleven vruchteloos. In december 1957 hebben twee jonge archeolo gen, Ferdinando Castagnoli lijkheid en voorkomendheid in acht nemen. Zouden li en hiao ooit verloren gaan. dan (leerde Meester K'ung) zou China ten onder gaan. MUZIEK (aldu9 de uitspraak van een klassiek Chinees schrijver) is als de bloe- en Lucas Cozza uit de lucht opnamen gemaakt van dat gebied en vonden een volko men door aarde bedekt cen trum. Met hulp van de Pause- sem der deugdzaamheid. Meester K'ung achtte dit juist. Hij zag in de muziek een waardevol middel om de burgers op te voeden en hen te vermanen, steeds deugd zaam te zijn. Muziek en „blijde tevreden- lïjke Academie van Oudheden heid" drukt men in het Chinese schrift en van Prinses Maria Borg- nog steeds met hetzelfde ideogram uit. Confucius hield zelf veel van muziek, die hij als een gave des hemels beschouwde. hese del Vivaro, aan wie dat gebied toebehoort, werden op gravingen begonnen, die bui- Het Hogere, het Verhevene, de Hemel was tengewoon belangrijke resulta- voor hem het uitgangspunt en het sluit stuk van alle aardse dingen. In kinder lijke eenvoud en bescheidenheid boog hij ten opleverden Tot nu toe kwamen niet minder dan dertien altaren aan het licht, Aeneas met zijit oude vader Anchises op de schouders en met zijn zoon Ascanius aan de tand. (Terracotta naar Kekuli). daterend uit verschilende tij den van de zesde tot de eer ste eeuw voor Christus Zij liggen allen naast elkaar en zijn in dezelfde archaïseren de stijl gebouwd, er kan geen twijfel bestaan: dit is het heiligdom van Lavinium, waarvan wij uit de oude schrijvers weten, dat de ma gistraten van Rome er ieder jaar offers gingen plengen en ieder magistraat er offerde al vorens zijn ambt te aanvaar den VOOR WIE niet op de hoog te mocht zijn, geven wij in het kort het verhaal. Na lange om zwervingen komt Aeneas met zijn zoontje Ascanios aari de mond van de Tiber in het land van Latium, waar koning Latinus regeert. Deze Latinus heeft een dochter Lavinia. die zou trouwen met Turnus, de koning der Rutuli. Maar de goden hebben Latinus doen weten, dat hij zijn dochter noet bewaren voor een vreem deling, die komen zal. Daar om biedt Latinus zijn hulp aan Aeneas en zijn dochter. Maar de zaken lopen mis wanneer Ascanios een dier wondt uit de kudde des ko- nings. Het gevolg is de oorlog tussen Trojanen en Latijnen, die eindigt met de dood van Turnus. Ter ere van zijn vrouw Lavinia zou Aeneas, niet ver van Laurentium de stad van koning Lati nus een nieuwe stad heb ben gesticht, Lavinium, die dan nu eindelijk ontdekt is. BEHALVE DE DERTIEN al taren vond men ook talloze votiefgiften, voor het meren deel in terracotta nagebootste lichaamsdelen (armen, benen, ogen, enzovoorts) zoals die in katholieke landen nu nog aan de Madonna worden gewijd en zoals in de oudheid in ge val van ziekte aan de goden werden gewijd. In dit geval dus aan de goden van Troje, die dezelfde waren als die van Rome. Opmerkelijk is, dat tussen deze votiefgiften ook een bronzen plaatje is ge vonden met een inscriptie die betrekking heeft op de twee lingen Castor en Pollux. In zeer oude tijden schijnt er verband te hebben bestaan tussen deze beide halfgoden en de stadsgoden. De vondst houdt in, dat Vergilius niet heeft gefantaseerd, maar dat het verhaal van de lotgevallen van Aeneas, zoals hij die in zijn epos heeft bezongen, ge meengoed waar onder de Romeinen van zijn tijd en dit reeds minstens zes eeuwen was geweest. Onder' invloed van Duitse wetenschappelijke verklaringen in de vorige eeuw was men geneigd a'lt? wat over de oudste geschiede nis van Rome wordt verteld naar het rijk der fabelen te verwijzen. Een zo negatief oor deel is thans niet meer ge rechtvaardigd. De moderne techniek van de luchtfotografie heeft dus eens te meer de wetenschap een grote dienst bewezen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 14