JUDITH LEYSTER „Music in Holland", overzicht van Nederlands muziekleven Binnenshuis bij onweer Wekelijks toegevoegd, aan alle edities van Haarlems Dagblad/Oprechte Hadrlemsche Courant en Umuider Courant INITIATIEF VAN DONEMUS FRAAI BEKROOND DRIEHONDERDVIJFTIG JAAR GELEDEN WERD „DE RECHTE LEYSTER IN DE KONST" GEBOREN Erbij Het is thans 350 jaar geleden dat aan het firmament der Haar lemse kunstenaarsgemeenschap een ster haar baan begon. In de loop der jaren vervaagde haar glans, totdat herontdek king van een „zonnestelsel" er toe meewerkte dat ook héar bescheiden luister weer werd waargenomen. Dit astronomische raadsel is de samenvatting van de historische en kunsthisto rische achtergrond van Judith Leyster, de kunstenares die in 1609 in Haarlem werd geboren en in 1660 te Heemstede over leed. Het is om in de beeldspraak te volharden sterren eigen om pas na zoveel lichtjaren waarneembaar te worden: Judith vormt hiermee een parallel als we haar jeugd beschou wen als de periode der 'licht'-jaren, waarvan wij onkundig zijn gebleven omdat de archieven ons hieromtrent weinig of niets berichten. In 1627 wordt onze kunstenares door Samuel Ampzing in diens „Beschrijving ende lof der stad Haerlem" vermeld, als deze achter haar naam zijn waardering aldus onder woor den brengt „Wie sag oyt schildery van eene dochters hand „Hier schildert er nog een met goed en kloek verstand"... Deze weinig geïnspireerde dichtregelen vormen de armelijke inzet van de even povere archivalia, die bij voorkeur veelal de onbelangrijke voorvallen memoreren uit het leven van GEDURENDE HET VERBLIJF in Am sterdam wordt Judiths dochtertje Helena geboren. Op 26 oktober 1648 koopt Mole naar de hofstede „Het Lam" te Heemstede. Hoewel in akten menigmaal sprake is var, Miense Molenaer, zijn de berichten over zijn vrouw des te spaarzamer. Dat zij tegen het einde der jaren veertig in aan zien was, bewijst een passage bij Theodoi Schrevelius uit 1648: „Dar syn ook veel vrouwen gheweest, in de schilderkonsl wel ervaren, die vornemelyk bij onse tydt noch vermoert zyn, die met de mans haar zoude kunnen verzetten in de maelkonst van welke inzonderheydt uytmunt JU DITH LEY ETER WELEER GENAEMT DE RECHTE LEYSTER IN DE KONST. DAEh 7JY OOK DE NAAM VAN DRAEGHT, de huysvrouw van Meulenaer, die ook een vermoert schilder is, van Haarlem geboren, tot Amsterdam wel bekend Het feit dat we nadien weinig meer van haar vernemen en haar produktie blijk baar ophoudt (werken na 1652 zijn althans niet bekend), heeft men willen verklaren als de consequentie van haar moeder plichten en van de verslechtering van haar gezondheid. In 1659 maken Judith en haar man (beiden ziek) in Heemstede hun testa ment. Begin februari sterft Judith; zij liet ook een zoon na, Constantijn, waarschijn lijk met Helena en zijn ouders afgebeeld op een schilderijtje van Miense Molenaer in het Rijksmuseum, van omstreeks 1650 (cat. no. 1635). De tekst van haar begrafe nisbriefje luidde: „Teghen Dinsdagh den lOden Februarij anno 1660 nae den mid- dagh. ten twee uitren precies, wordt U.E. ter Begraaffenis gebeden, met Judith Leys ter, huysvrouw van J.an Molenaar, swager van Jan Radingèr en Gerrit ten Bergh, tot Heemstede, op de Hofstede genaemt het Lam, aen de E. Heer Paeuw zyn bosch. Als vrient in huys te komen, met de Langhe mantel". DE ERKENNING die Judith Leyster tijdens haar leven heeft genoten is in de achttiende en negentiende eeuw weggeëbd tot volkomen vergetelheid. Pas in mei 1893 werd zij aan deze vergetelheid onttrokken. Judith deelde dit ongewild „onderduiken" in de tijd met haar leermeester Frans Hals, wiens kunst eveneens pas sedert omstreeks 1870 weer in de belangstelling kwam. Het is de onvermoeid vorsende kunsthistoricus dr. C. Hofstede de Groot geweest, die in 1893 het oeuvre van Judith Leyster uit dat van Frans Hals heeft weten te elimineren. Met het herontdekte „zonnestelsel" in ons astronomisch raadsel is dus Frans Hals bedoeld, wiens genialiteit door de ongunst van opeenvolgende generaties ruim twee eeuwen niet tot de geesten heeft kunnen doordringen. Nauwgezetter bestudering van het aan hem toegeschreven levens werk betekende artistieke hergeboorte van Judith Leyster. die als het ware andermaal uit het oeuvre van Frans Hals herrees! Andermaal, want een onderdeel van Leysters werk is ondenkbaar zonder Frans Hals en juist dit op de visie van de grote meester afgestemde werk was oorzaak van de jarenlange vereenzelviging van beider produktie. Judith Leyster. Haar historische gestalte krijgt daardoor het vage beeld, dat evenals bij Kenau Simons Hasselaer zulk gelukkig klimaat schept voor legendevorming. Het moge dan vooral voor de romantici een teleurstelling zijn dat Kenau geen rapier, noch brandend pek hanteerde, van Judith Leyster is het zeker dan zij haar strijd heeft gestreden met het penseel. Aanvankelijk geïnspireerd door de caravaggeske tendensen der Utrechtse School (met haar voorkeur voor de licht-en- donker effecten in de trant van Caravaggio) en waarschijnlijk werkzaam op het atelier van Hendrick Ter Brugghen, werd zij omstreeks 1629 leerlinge op het atelier van Frans Hals; op 12 november 1631 was zij getuige bij de doop van Hals' doch ter Maria. In 1633 werd zij als enige vrouw opgenomen in het Haarlemse St. Lucasgilde. Drie jaren later huwt zij in Heemstede met de Haarlemse schilder Jan Miense Molenaer (1610 - Haarlem 1668). Het echtpaar woonde aanvankelijk in Amsterdam, waar het in verschillende behuizingen een zekere welstand moet hebben genoten. Interessant is een bericht uit 1644, dat de schilder Jan Lievens zózeer verarmd, was dat hij bij het schildersechtpaar inwoonde en dat Mole naer hem zelfs linnen en verf moest verschaffen tot uitoefening van zijn métier I gewaagd van „bescheiden luister", dan doelt dit op de betrekkelijke afhankelijk heid vande kunstenares. Dit impliceert geenszins dat Judith Leyster niet de plaats zou verdienen die de tijd haar tenslotte heeft gegeven. We moeten haar plaats in de Haarlemse school echter in de juiste proporties zien: zij moge dan al leerlingen hebben gehad, ze is zeker niet de „leid ster" geweest in de zin zoals de gelegen- heidspoëten haar roemden, omdat deze toespeling zo onweerstaanbaar rijmde mei haar naam. Judith Leyster is te waarderen als de kunstenares, in wier levenswerk de „kalme Hollandse opgewektheid" weer spiegelt van de zeventiende eeuw. Geen diepzinnigheid of poëzie vormen het klankbord van haar oeuvre. Haar penseel, dat ambachtelijke bekwaamheid verraadt en een geboeid-zijn door de eenvoudige vreugden van de kleine burgers, gaf op aantrekkelijke wijze vorm aan die hoek in de samenleving, waar ook mannelijke confraters als Dirck Hals. een Pieter Codde en Palamedes hun arbeidsterrein vonden. Maar sommige kunstwerken geven méér dan een aantrekkelijk tafereel van zeden en gewoonten- het zijn de meest geslaagde, waarin onvermoed gestalte werd gegeven aan de geest van een begaafd en het leven ♦negewijd kunstenares! II. P Baard Judith Leyster De Serenade. Gedateerd 1629 Pdjksmuseum. Voorbeeld van vermenging van Hals' realisme met de lichteffecten der Utrechtse School. Judith Leyster De Vrolijke Drinker. Gedateerd 1629 Frans Halsmuseum (bruikleen Rijksmuseum, Amsterdam). Voorbeeld van de nauwe verwantschap met de wereld van Frans Hals. HET BETREKKELIJK KLEINE oeuvre van Judith Leyster. waarvan de belang rijkste stukken reeds vroeger hun onver vreemdbare plaats hebben gekregen in de musea, is mede oorzaak dat het niet ge makkelijk is op dit tijdstip nóg een belang rijk werk van haar hand te verwerven., Haarlem moest er daarom in berusten dat zijn gewaardeerde kunstenares behou dens door een onbetekenend portretje niet in het Frans Halsmuseum was ver tegenwoordigd. Des te dankbaarder zijn wij de hoofddirecteur van het Rijksmu seum, jhr. dr. D. C. Roëll, die op ons ver zoek onlangs een van de markantste speci mina van Leysters genre-stukken lang durig in bruikleen afstond: de Vrolijke Drinker, die dit artikel illustreert. Het doek werd in 1897 door het Rijksmuseum uit Frans particulier bezit verworven als een Frans Hals. Het is gedateerd 1629 en gemerkt, met het rebusachtige monogram Jwaarmee men aanvankelijk geen raad wist. Verkoop van een ander ver- (Van onze weerkundige medewerker) Het vorige artikel over schuilen voor onweer (Erbij van 11 juli) heeft enkele le zers in de pen doen klimmen. Zo kregen wij enkele vragen betreffende te nemen maatregelen voornamelijk binnenshuis tijdens onweer. Wat moeten wij met ons radio- en televisietoestel is het ook ge vaarlijk tijdens het onweer te kamperen of te zeilen en zijn er ook bomen waar onder men veilig kan schuilen? Een leze res vraagt of het ook beter is ramen en deuren tijdens onweer open te zetten, zo als haar wel eens is geadviseerd. Dit is af te raden. Niet alleen de kans op bliksem inslag zou daardoor groter worden maar dikwijls gaan zware buien met windsto ten of windhozen gepaard. Radio- en televisietoestellen zijn beide zeer kwetsbaar voor blikseminslag door dat de antenne dikwijls (op het dak opge steld) een goede geleider vormt om de bliksem binnenshuis te brengen. Het is daarom aan te raden deze antenne tijdens onweer door te verbinden op de aardlei- ding en niet in het toestel te laten zitten. Als er een aardleiding is dan is het mis schien mogelijk de antenne uit te trekken en buiten het raam te hangen. Zoals wij in het vorige artikel al schre ven is het veilig in een gesloten auto te zitten tijdens onweer. Maar in een tent, liggend op een luchtbed, zal u wellicht ook niets overkomen. Bij een treffen zal de bliksem langs de metalen stokken worden afgevoerd. Hengelen tijdens onweer is gevaarlijk. In de eerste plaats al omdat u in de open lucht aanwezig blijft en in de tweede plaats doordat u een natte hengel vast houdt die ook nog in het goed geleidende water ligt. Zeilboten kunnen worden ge troffen maar meestal wordt de blikspm snel via mast en wanden naar het water afgevoerd zonder letsel te veroorzaken. Een enkele keer ontstaat er brand. Zei lers dienen tijdig een veilige haven te zoe ken bij naderend onweer want al mag de kans op bliksemslag iets meevallen, ge vaarlijk zijn wel de zware windstoten (soms van 100 km. per uur of meer) die deze buien vergezellén. Een lezer vraagt of het waar is dat er bepaalde bomen niet gevaarlijk zijn voor onweer zodat men er veilig onder kan schuilen. De ene boom heeft een dieper- en beter geleidend wor telstelsel dan de andere zodat dé ene boom ook een wat grotere aantrekkingskracht zal uitoefenen, maar het is fout te me nen dat er bomen zijn, zoals berken en beuken, die niet worden getroffen. Aan bomen met een ruwe schors (bijvoorbeeld de eik) is de schade aan deze schors na inslag vaak duidelijk te zien. Bij bomen met een gladde schors is niets of nauwe lijks iets waar te nemen zodat de wande laar die de duidelijk door de bliksem getroffen eiken ziet de indruk krijgt dat eiken wel en beuken niet getroffen wor den. Onder bomen schuilen tijdens onweer is gevaarlijk, onder welk soort bomen ook. In het vorige artikel vertelden wij dat er gemiddeld per jaar in ons land twaal' personen dodelijk door de bliksem wor den getroffen. In Amerika zijn dit pei jaar 500 personen. Toch is dit nog weinig wanneer men weet dat er gemiddeld pet dag over de hele wereld ongeveer 44.000 onweersbuien voorkomen. Het eiland Ja va spant met 225 onweersdagen per jaar de kroon. In Nederland varieert het nor male aantal onweersdagen per jaar tus sen 25 en 33. meend werk van Frans Hals in 1893 (thans als Judith Leyster in het Louvre te Parijs), dat aanleiding werd tot een proces omdat het schildersmerk J. L.reeds gerezen twijfel had versterkt, gaf Hofstede de Groot de stimulans tot het zoeken naar de oplossing. Hij slaagde hierin omdat hij zich de hierboven geciteerde passage bij Schrevelius herinnerde en de visuele interpretatie van de woorden „RECHTE LEYSTER IN DE KONST" (De vader van Judith, Jan Willemsz.. afkomstig uit Ant werpen. was brouwer „in de Leid-starre" op de Bakenessergracht, waarnaar hij zich Leyster of Leystnr noemde!! hem de sleu tel gaf tot het monogram enhet levenswerk van de kunstenares! JUDITH LEYSTERS KRACHT lag vóór alles in haar genrestukken, zoals de hier afgebeelde „Vrolijke Drinker" en de „Serenade", maar ook in tafereeltjes van zeden en gewoonten. Zij heeft zich tevens doen kennen als portrettiste en als stil levenschilderes. In het zogenaamde „Tul- penboek", Anno 1634, betoont Judith zich een vaardig en gevoelig aquarelliste. Dat zij ontvankelijk was voor grote talenten uit haar omgeving bleek reeds uit de affi niteit van haar werk met bepaalde as pecten uit de Utrechtse school en met het werk uit de kleurrijke periode van Frans Hals. Maar ook de genretaferelen van haar man (waarin we soms haar hand herkennen) hebben haar niet onbeïnvloed gelaten. Als in ons astronomisch raadsel werd DE STICHTING DONEMUS heeft een bock laten samenstellen, waarin alle aspecten van het Nederlandse muziek leven aangeduid en toegelicht zijn. Het is in rijk geïllustreerde uitvoering ver schenen bij J. M. Meulenhoff te Am- stepdan-Mowclqr de titel ..Xluytc jy, Hol. land" en is vooral bedoeld om in lipt buitenland belangstelling te wekKén voor de scheppende en herscheppende toonkunst in ons land; vandaar dat het 'n het Engels gesteld is. liet eerste exemplaar van ..Music in Holland" werd deze maand in het Internationaal Cultu reel Centrum te Amsterdam aan mi. H. J. Reinink, de voorzitter van het Holland Festival, aangeboden door cle directeur van Donemus, Andre Jurres, die in een toespraak het belang van een dergelijk propagandamiddel in het licht stelcle en uit ervaring kon meedelen, dat de be langstelling in het buitenland voor Ne derlandse muziek en musici lang niet gering is. Ziedaar dus een nieuwe activiteit van de Stichting, die sinds 1947 de belangen der Nederlandse toonkunst praktisch verdedigt en steunt. Donemus is gebo ren uit het „Genootschap van Neder landse Componisten" dat tot doelstelling had de bezwaren uit de weg te ruimen die, in een klein land als het onze, de publikatie van scheppend werk en dus uiteraard ook de uitvoering ervan in de weg stonden; bezwaren die veroorzaak ten, dat Holland, wat de scheppende muzikale kunst betreft, internationaal gezien, voorheen zo goed als niet mee telde. Hetgeen als het ware een domper zette op menige waardevolle poging en zo goed als zeker menige goede belofte in de kiem smoorde. Het rijke Holland van voorheen stond steeds royaal open voor al wat het buitenland aan schep pende en herscheppende muziek te bie den had, maar de vreemdeling, die hier poolshoogte kwam nemen van het eigen muziekleven, ging doorgaans met de in druk naar huis, die Charles Burney op zijn onderzoekingstocht naar gegevens voor een geschiedenis der Westerse mu ziek in 1772 samenvatte met de woor den: „Jinging of bells and ducats" getingel van klokken en geldgcrinkel Burnev en de vreemdelingen die na hem kwamen konden niet bevroeden Wat er in dat land van zeevaarders en kooplui aan muzikale krachten verborgen zat. Maar zij ervoeren wèl de Hollandse organisanegeest waarvan zij konden profiteren. Het is nu deze ordenende, in wezen zakelijke instelling van cle Nederlander, die. in een tijd dat de culturele grenzen zich verwijdden, de actie tot ontplooiing en verruiming van zijn muzikale ver- moszens hebben tot stand gebracht. DONEMUS (naam afgeleid van „Docu mentatie in NEderland voor MUziek) be gon dus, met steun van de regering, van de gemeente Amsterdam, van de Provincie Noordholland en van de Stichting Neder landse Muziekbelangen, werk van de bij haar aangesloten leden in foto- of offset druk voor praktisch gebruik beschikbaar te stellen, wat vooral betreffende het or kestmateriaal van uitgebreide partituren een vroeger nooit gedroomde mogelijkheid schiep. Kleinere werken (kamermuziek bij voorbeeld) komen normaal in de handel, uitgebreide composities met orkest worden in bruikleen verhuurd. De auteurs delen daarbij in de winst. Op dit ogenblik be schikt de Stichting over 3500 werken van hedendaagse Nederlandse componisten; bovendien kan zij van meer dan 1800 dezer bandopnamen laten horen aan de belang hebbenden. die in haar gehoorzaal aan de Obrechtstraat te Amsterdam kennis komen maken met de moderne Nederlandse mu ziek. Bij Donemus kan men zich ook do cumenteren betreffende jongste verschij ningen in het buitenland. In wisselwerking hiermee heeft de Stichting haar vertegen woordigers in Engeland, Denemarken, Duitsland. Noorwegen. Portugal, Spanje, de Verenigde Staten en Canada. UIT DIT ALLES blijkt, dat zij de pro paganda over de grenzen ijverig aange pakt heeft. Het thans verschenen boek „Music in Holland" zal daarbij grote diensten kunnen bewijen, want het kan niet uitblijven dat het overzicht van wat er in een klein land als Nederland op mu zikaal gebied zoal omgaat en hoe dit alles organisatorisch geregeld en verbonden is, in het buitenland respect zal afdwingen en diensvolgens belangstelling zal wekken voor het werk van zijn componist ..MUSIC IN HOLLAND" is een lijvig boek geworden van 250 bladzijden. Prof. Eduard Reeser schreef ter inleiding een beknopt historisch overzicht, met het doel het begrip „Nederlandse muziek" te be palen. Een vrij omvangrijk biografisch gedeelte, waarin ongeveer negentig figuren de revue passeren, werd verzorgd door Wouter Paap. Uiteraard heeft de auteur enkele vooraanstaande componisten meer uitvoerig behandeld. Zo wordt bijzonder de aandacht gevestigd op het werk van Sem Dresden, van Willem Pijper, van Hendrik Andriessen en van Henk Badings. Paap kenschetst het pionierschap van Pijper door diepgaand in te gaan op zijn persoonlijke stijl en op de invloed die hij Nederlandse componisten in het Vondel park te Amsterdam. Van links naar rechts Henk Badings, Rudolf Mengelberg, An- thon van der Horst, Ton de Leeuw, Jur- riaan Andriessen, Oscar van Hemel, Herman Stralegier, Karei Mengelberg en Hans Kox. uitoefende op zijn generatie en zelfs op de jongeren, van wie hij noemt Wolfgang Wijdeveld, Hans Henkemans, Rudolf Escher, Gert van der Steen, .Jan Masséus en Jan van Dijk. Van Hendrik Andriessen wordt de onafhankelijke, zeer persoonlijke stijl toegelicht, die. wat zijn kerkmuziek betreft, ook herkenbaar is in werk van zijn leerlingen Jan Mul, Herman Strategiër en Albert de Klerk. WOUTER PAAP ziet in de symfonische stijl van Badings een voortzetting van de lijn Brahms-Reger-Hindemith. Het spreekt vanzelf dat hij de radiofonische fase van Badings oeuvre, die in het buitenland zeer de aandacht heeft getrokken, niet on- besDroken laat. Figuren als Van H^mel. Escher, Henke mans, Orthel. Frid, Flothuis. Van Delden. Jurriaan Andriessen om slechts deze te noemen worden tevens duidelijk toe gelicht. Trouwens heel dit biografisch ge deelte van „Music in Holland" lijkt mij een klare objectieve'spiegel" van wat er tegen woordig in Nederland compositorisch van belang gebeurt. Zou er dan niemand in dit overzicht ontbreken, waarop de aandacht diende te worden gevestigd? Allicht wel. Ik zoek bijvoorbeeld tevergeefs naar de naam van Sas Bunge, wiens werk toch ook door Donemus uitgegeven is. En waar Gerard Boedijn genoemd werd voor zijn belangwekkend werk voor blaasmuziek, had ook M°indert Boekei mogen worden geciteerd. Niemand kan echter hierbij denken aan opzettelijk verzuim. EEN BELANGRIJKE BIJDRAGE lever de de musicoloog Jos Wouters met een uit- vorige. goed gedocumenteerde uiteenzet ting van Nederlands uitvoerend muzikaal anoaraat. Men vindt er alle mogelijke ge gevens in over onze orkesten, koren, opera's, dirigenten, kamermuziek-ensem- bles en solisten. En verder is er een hoofd stuk van doctor J. Daniskas, de allerlei inlichtingen verstrekt betreffende het muziekonderwijs in ons land. Het zijn ge gevens die meer nog voor ons dan voor het buitenland van belang ziin. Wat er op wijst dat „Music in Holland" niet alleen een boek is. dienstig om buiten onze grenzen pronaganda voor ons muziekleven te maken, doch ook voor onze landgenoten die zich voor de muziek interesseren een rijke, haast onontbeerlijke bron van inlich tingen bevat. HETZELFDE KAN gezegd worden van de uitvoerige documentatie die Evert Brautigam. de secretaris van Donemus, meedeelt over radio, televisie en alle denk bare organisaties, waaraan ons muziek leven zo rijk is, te meer omdat, de ver zuiling van ons maatschappelijk bestel hierbij een zo hartig woord meespreekt. Wat hiervan zij. wij vinden hier alles ge ordend wat zich amateuristisch of op be- roensnlan. tot bonden en f^d^-nties ver enigd heeft. En dat is geen klein beetje. Bovgnd'en wordt, in dit hoofdstuk een mfe-zrcht gegeven van het subsidie- en systeem. Tenslotte is ook nog aandacht geschon ken aan de amusementsmuziek in ons land. een onderwerp dat in tien pagina's be handeld werd door Aat Swart. ALS MEN het zo bij elkaar ziet, gaat er in dat kleine landje dat het onze is muzi kaal heel wat om. Zou er wel een land ter icereld zijn dat op een zo beperkte opnervlakte niet minder dan elf beroeps- orkesten bezit, ongerekend het orkest van de Nederlandse Onera en de. Radio- orkesten? Daar staal tegenover dat wij on het nehied der onera moeilijk tot zelf standigheid kunnen komen, wat dan weer gecomnenseerd wordt door onze koor- cultuur. „MUSIC IN HOLLAND" verschijnt met een „in memoriam" Dr. Eduard van Bei- num. Op de achterzijde van de bijzonder mooie foto van de betreurde meester-diri- gent, die onze muziekbelangen in het buitenland steeds hooghield en bevor derde, staan een paar zinsneden uit de redevoering die. hij in december 1956 hield tijdens de plechtige zitting van de Senaat van de Universiteit van Amsterdam, welke hem tot ere-doctor benoemde. Onder meer dit: „The music is always greater than the person". („De muziek is altijd belangrijker dan hij die ze uitvoert"). Met deze nobele gedachte als motto, gaat „Music in Holland" de wijde wereld in. Jos. de Klerk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 13