Een jaar naar school in de Verenigde Staten Avondschool per televisie w WIT/// Boek en Beloning Erbij American Field Service kweekt vriendschap tussen de jongeren uit de vrije wereld VAM A TOT Z 'Zakgeld' een gecompliceerd vraagstuk Sitraatg,arages ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1959 PAGINA DRIE ER ZIJN GELUKSVOGELS die na hun mid delbare schoolopleiding een jaar naar de Verenig de Staten gaan, daar opgenomen worden in een Amerikaans gezin, een Amerikaanse school be zoeken en tot slot een busreis van een maand door Amerika maken, waarin als vast programmapunt een bezichtiging is opgenomen van het Witte Huis, met een ontvangst door president Eisenhower. Je kunt solliciteren naar zo'n buitenkansje. Ieder jaar worden er ongeveer achthonderd jongeren van zestien tot en met achttien jaar in Ameri kaanse steden en dorpen geplaatst door bemidde- (Van een bijzondere medewerkster) ling van de „American Field Service", waarvan het secretariaat is gevestigd in Amsterdam-Zuid (Moreelsestraat 10', telefoon 730823). Van de sollicitant wordt verwacht dat hij of zij Engels kan spreken, maar belangrijker is een evenwich tig karakter en een goed aanpassingsvermogen. Het is namelijk niet de bedoeling van deze jeug dige bezoekers Amerikaantjes te maken, maar „goodwiir'-ambassadeurs, die de gelegenheid krijgen Amerika en de Amerikanen van nabij te leren kennen. Een aantal uitgekozen sollicitanten moet verschijnen voor een comité dat uitmaakt of de aanvraag in aanmerking komt voor doorzending naar het hoofdkwartier in New York (113 EAst, 30 th Street), waar de voormalige ambulance chauffeur Stephen Galatti de opperste chef is. Tegen de herfst verwacht het secretariaat in Am sterdam de nieuwe aanvragen, die met spanning worden tegemoet gezien. De AFS is een organi satie die zich, zonder winstoogmerk of politieke en religieuze binding, ten doel stelt begrip en vriendschap tussen jongeren van alle mogelijke landen in de westerse wereld te bevorderen. ALS DE AANVRAAG naar New York gaat, is er door de AFS in Amerika al heel wat werk verzet. Het gezin dat een gega digde opneemt heeft een bedrag van vijf honderd dollar ingezameld, bijvoorbeeld door middel van bazaars of toneelavon den. Een speciaal comité zoekt de gezin nen uit, die een jongen of meisje uit het buitenland een jaar lang als een eigen kind willen opnemen. Er wordt voor gezorgd dat de jonge bezoeker een gezin treft uit een vergelijkbaar milieu, van dezelfde godsdienst en waar hij of zij een leeftijd genoot treft. De ontvangende Amerikaan se gezinnen krijgen geen geldelijke ver goeding. Zij vatten hun taak serieus op met inbegrip van levensonderhoud, nieu we kleren, en cadeautjes voor de buiten landse gast. De vijfhonderd dollar die zij in hun eigen kring hebben gecollecteerd dienen ter betaling van het schoolgeld en de tocht met de Greyhound-bus. De beide overtochten worden gemaakt met spe ciaal gecharterde boten met een uitste kende accommodatie voor studenten, on der leiding van een groep verantwoorde lijke volwassenen. Het is een uitzonderlij ke kans om Amerika te leren kennen, de mensen, de taal en scholieren uit 28 lan den, die tezamen de heen- en terugreis, alsmede de busreis, maken. NA DE AANKOMST IN New York wor den de studenten door medewerkers van de A.F.S. afgehaald en met bussen, auto's of vliegtuigen naar hun plaatsen van be stemming gebracht. Daar begint een jaar vol afwisseling. Opgenomen in het ver band van het gezin en de A.F.S.-familie, gaat men overal mee naar toe en leeft men mee met het dagelijks wel en wee van de Amerikaanse ouders, broers en zusjes. Daar de middelbare school ter plaatse wordt bezocht, wordt men al gauw opgenomen in de kring der Amerikaanse medestudenten. De aanpassing verloopt spelenderwijs, al worden er aan het assi milatievermogen, vooral in het begin, gro te eisen gesteld. HET HELE JAAR DOOR blijft contact bestaan met het hoofdkantoor, waartoe de student zich kan wenden indien er moei lijkheden zouden ontstaan, hetzij in zijn nieuwe, hetzij in zijn oude tehuis. Gedu rende hun verblijf worden de studenten, na drie maanden, uitgenodigd iets te ver tellen over hun eigen land en over hun persoonlijke indrukken. Sommigen hou den wel vijftig van die „lezingen". Aan het einde van hun verblijf wordt de groep samengebracht voor de grote tocht, waar van de hoogtepunten een toespraak van president Eisenhower en een lunch op de diplomatieke vertegenwoordiging van het eigen land in Washington zijn DE KOSTEN VAN ZO'N VERBLIJF bedragen tweeduizend gulden voor reis- en zakgeld. Wie dat niet kan betalen, be hoeft nog niet te wanhopen, want wanneer in zo'n geval de sollicitant alle gewenste eigenschappen heeft, past de A.F.S. er wel een mouw aan. Andere verplichtingen zijn er niet. Van geen enkele deelnemer wordt verlangd dat hij als tegenprestatie een Amerikaan een verblijf van een jaar in zijn eigen land aanbiedt. Er zijn teveel gevallen waarin dit door behuizing of fi nanciële moeilijkheden onmogelijk is. Wel hebben de vroegere deelnemers een zo- merprogramma samengesteld, dat Ameri kaanse jongeren een verblijf van twee maanden in het buitenland aanbiedt. De moeilijkheid is echter voldoende adressen te vinden om deze Amerikaanse bezoe kers onder te brengen. OP 7 AUGUSTUS komen met de „Se ven Seas" in Rotterdam ongeveer zeven honderd Amerikaanse studenten aan on der leiding van de heer Thomas B. Lang- ley, zakelijk directeur van een Ameri kaanse middelbare school op Long Island (New York) een vurig bewonderaar en Wetenswaardigheden over het schrift. ijverig medewerker van het A.F.S.-pro gramma, die al heel wat buitenlandse stu denten heeft kunnen plaatsen. Hij heeft in 1955 een Nederlands meisje in huis ge had en hoopt het volgend jaar een nieuwe gaste te ontvangen. De A.F.S. dateert van 1914 toen Ameri kanen die in Parijs woonden hun auto's ter beschikking stelden om gewonden van de slagvelden (the fields) te halen. In 1917 werden 2500 van deze vrijwilligers op genomen in het Amerikaanse leger. Deze actie herleefde in de tweede wereldoorlog. In Frankrijk, Noord-Afrika, Birma en In dia vervoerde de A.F S. meer dan een mil joen gewonden. Deze samenwerking en gezamenlijke strijd en leed deed een nauw contact ontstaan tussen mannen van al lerlei landen, die elkaar leerden waarde ren en begrijpen. In hun kring werd het denkbeeld geboren een internationaal beurzenprogramma op te stellen. Het be gon in 1947 met een beperkt aantal lan den. Nu nemen er 28 landen aan deel. Het hoofdkantoor in New York onderhoudt het contact met de comité's in Europa, Zuid- Amerika en Azië. De A.F.S. heeft de koninklijke goedkeuring verworven. Een deel van een der hoofdgebouwen van de befaamde Princetown Universiteit in de Verenigde Staten: „Nassau Hall", genoemd naar Willem van Nassau, Prins van Oranje en koning (William UI) van Engeland. de eerste vorm van I geschreven tijding be de oorsprong van hetstond vermoedelijk uit schrift is onbekend Ispeciaal gebroken boomtakken j i! I het schrijven met - letters bestaat het alfabet is ca. minstens8000jaar llOOv.Chr.ontstaan sindsde middeleeuw 1W wen telt het alfa- heel vroeger schreef bet 26 letters menalleenin hoofd letters l het Chinees is het meer dan 500 talen oudste nauwelijks ver worden met onze janderde schrift letters geschreven sindsca 4000 jaar DE NEDERLANDSE AUTEURS zijn niet langer tevreden met de geringe honoraria die veelal hun deel worden, zij eisen als absoluut minimum 10 per cent van de verkoopsprijs van pocket boeken. Op een vergadering van de Vereniging van Letterkundigen werd deze eis met kracht door de voorzitter prof. dr. G. Stuiveling naar voren ge bracht. Gestreefd zal worden naar een overeenkomst met de Bond van Ver talers om een bindend besluit over deze 10 percent te verkrijgen. Op de druk bezochte vergadering waar vele jonge en oude schrijvers van naam aanwezig waren, werd verzocht geen contracten met een geringere royalty meer te teke nen. Aan het probleem zitten vele kan ten, want het boek is niet uitsluitend een artikel met een prijs dat in de win kel kan worden gekocht, tevens vervult het boek de zeer belangrijke functie nog altijd een van de voornaamste bronnen voor de ontwikkeling te zijn. In een vooruitstrevende maatschappij moedigt men daarom het lezen aan en een voor waarde voor verbetering van de lees gewoonten zowel kwalitatief als kwanti tatief. is het goedkope boek. ALS MEN ERNAAR STREEFT dc prijs van levensmiddelen laag te houden om iedereen een behoorlijk bestaansniveau te verzekeren dan moet men dat zeker ook voor het boek doen. Maar hierin ligt nu juist de kern van de moeilijkheden. Men wenst niet alleen goedkope boeken, maar ook goede boeken. Goede boeken worden alleen geschreven door serieuze, gewetensvolle auteurs. Deze auteurs die nen voor hun werk behoorlijk beloond te worden, of men pleegt roofbouw op hun capaciteiten, of men dwingt hen tot afle veren van werk van mindere kwaliteit. Wanneer men de zaak zo stelt zal men toch een onderscheid naar de aard van het schrijverschap moeten maken. Men kent schrijvers uit roeping en de brood schrijvers, met tussen deze beide uiter sten tal van varianten, waarin de ene of de andere factor overweegt. De eerstge noemde auteur is vrijwel altijd slecht be taald, pas in de moderne tijd komt hij enigermate aan zijn trekken, maar dan vaak nog ten gevolge van overheidssteun al of niet in de vorm van opdrachten, beurzen en prijzen. Heeft hij het ongeluk ook nog te beho ren tot die categorie ongelukkigen onder de kunstenaars, die op geen enkele ande re wijze dan al schrijvende het brood kan verdienen, dan is hij in een vrij zwakke positie gekomen. De Nederlandse auteui heeft het daarbij moeilijker dan zijn bui tenlandse collega, die voor een veel grote re markt schrijft en dus alleen daarom al op grotere „vraag" kan rekenen. Het begrip „broodschrijver" moet men niet al te negatief verstaan, want hoewel hier dus de roeping ontbreekt, kan er toch veel gepresteerd wor den. Hoe 't ook zij, de meeste boeken zul len wel tot stand komen uit roeping en winzucht beide. Het lijkt ons onjuist om het maatschappelijk prestige dat men met het schrijven verkrijgt van het hono rarium af te trekken. Van uitgeverszijde wordt wel naar voren gebracht, dat de auteur allerlei indirecte voordelen aan „het gedrukt worden" ontleent. Hij wordt uitgenodigd voor lezingen, mag stukjes schrijven en voor de radio spreken enzo voort. Vooral in de tegenwoordige tijd met het allesverslindend monster van de publiciteit dat zich in een niet te stillen honger ook op de middelmatigen werpt en deze opvijzelt tot beroemdheden, lijkt daar iets van waar. Maar economisch ge zien ko.mt men met deze redenering niet uit. Ook in andere beroepen zou men dan voor dit soort bijkomstigheden reducties op het inkomen kunnen gaan aanbrengen. Ten tweede is er geen objectieve maatstaf voor deze reducties. Iemand die door het schrijven van een werk wereldberoemd wordt zou naar een beloog in deze trant dan ook niets moeten verdienen! MAAR. ZO ZEGGEN DE UITGEVERS, wie maken de auteur nu eigenlijk be roemd. Is de schrijver dat zelf? Zonder ons is hij niets, hij zou hoogstens aan de markt kunnen komen als hij zijn uitgave op eigen kosten ond '-nam. Wie kan dat nog, want voor boeken moet een grote re clame worden gemaakt, het is vooral sinds de opkomst van het pocketboek een mas sa-artikel geworden waarvoor de fabri- kant-uitgevei de propaganda maakt. De boekverkoper kan dat niet omdat de winstmarge te gering is, hij kan in feite voor pockets vrijwel geen service meer geven. Zo gezien is de schrijver dus vol slagen afhankelijk van de uitgever Door de scherpe concurrentie op de pocket- markt moeten de uitgevers zo laag mo gelijk calculeren. De produktie tracht men daarom zo groot mogelijk te maken, anderzijds de kosten sterk te drukken. Men blijft natuurlijk met de vaste lasten zitten, maar de schrijvershonoraria horen daar nu net niet bij. Op hem kan altijd nog bezuinigd worden, strikt economisch bezien, wanneer hij niet bijzonder popu lair is (de gevraagde auteur heeft een monopoliepositie en kan dus meer vragen). Wanneer de auteur voor het hem gebodene niet wenst te schrijven, dan keert de uitgever zich tot een bereidwil liger figuur. Bij het vertaalwerk ligt de situatie zo nodig nog ongunstiger, vertalen is voor velen bijverdienste en het aanbod van vertalers is daarom zeer groot. HET TWEEDE ARGUMENT van de uitgever is dat de auteur bij moet dragen in het risico van de uitgave. Het zal dui delijk zijn, dat de schrijver dit risico niet kan dragen, hij loopt geheel andere, zijn boek kan bijvoorbeeld door de critici worden gekraakt en zijn persoonlijke re putatie kan zelfs op het spel komen te staan terwijl het boek misschien juist daarom goed verkoopbaar is. Wat het eerste argument der uitgevers aangaat, men kan de zaak ook omdraaien geen boeken zonder auteurs maar natuurlijk kunnen de uitgevers lange tijd volstaan met het herdrukken van klas sieken uit binnen- en buitenland. Juist op de pocketboekmarkt ziet men dit in Ne derland sterk. Waar het risico zo groot is in verband met de concurrentie drukt men alleen het goed verkoopbare oude bekende werk. Er zullen altijd wel uitge vers gevonden worden die nieuw werk willen brengen, maar het honorarium zal niet hoog kunnen zijn bij deze stand van zaken. DE SCHRIJVERS hebben begrepen dat organisatie de enige manier is om in deze economische machtsstrijd (want dat is het in feite) een krachtige houding aan te ne men. De parallel met de vakbeweging is groot, maar toch lijkt ons de eis van 10 percent royalty over de gehele linie zeer ver gaan. Hoe komt men aan dit percen tage en spelen de lengte en de kwaliteit van het aangeboden werk niet mee? Het gehele vraagstuk is veel te gecom pliceerd om met een simpel gebaar op te lossen, maar zeker is dat hier grote culturele belangen in het geding zijn. W. Langeveld In West-Duitsland krijgen de kinderen van tien en elf jaar per maand gezamenlijk tweeëneenhalf miljoen mark zakgeld van hun ouders. Dat is per jaar dertig miljoen mark. De twaalf- en dertienjarigen krijgen samen per jaar 45,6 miljoen mark en de veertien- en vijftienjarigen ISO miljoen mark. Dat heeft een opinie-onderzoek te Frankfort uitgewezen op grond van een ondervraging van reeksen ouderparen. Tal loze ouders moesten meedelen, dat ze niet precies ivisten over hoeveel geld hun kin deren beschikten, want de „kleinen" heb ben nogul eens bijverdiensten Het onder zoek bracht verder aan het licht, dat 45 percent van de tien- en elfjarigen regel matig echt zakgeld krijgt, 57 percent van de twaalf- en dertienjarigen en 82 percent van de veertien- en vijftienjarigen. De tien- en elfjarigen krijgen gemiddeld 1,95 mark, de twaalf- en dertienjarigen 3,17 mark en de kinderen van veertien en vijf tien jaar 10,53 mark (per maand) Daar is het dubbeltje in de week van voor de oorlog maar een schijntje bij. ~rr: ?S-< In de grote Westduitse steden (maar waar niet?) beschikt de normale auto bezitter niet over een eigen garage. Hij kan dus mët zijn wagentje naar een garage gaan,, naar een vriend ofhij kan de auto voor zijn huis laten staan. Maar als in een straat iedereen een wagen heeft, leidt het „bezitten" van zo'n ..straatgarage" voor de deur tot ruzie Een Hamburger heeft het volgende voor gesteld om de burenruzies over een stukje straat voor het parkeren van auto's te ver mijden: Laat, zo zegt' hij. de gemeente de straat voor het huis van de autobezitter ter be schikking stellen. Op kosten van de auto mobilist kan de gemeente dan een wit hokje op het asfalt aftekenen, met het nummer van de auto van de man er in. Voor ieder ander moet het dan verboden zijn op dit stukje een auto te parkeren tussen 's avonds acht en 's morgens zes. Daarvoor heeft iedere automobilist zonder-garage graag vijf mark per maand over. Men bereikt ermee, dat de buren ruzies over de „straatgarages" afgelopen zullen zijn en dat de gemeente er nog aan verdient. In Bonn kent men deze oplossing van het parkeerprobleem al lang, zij het voor een exclusief soort mensen: voor de am bassades en ministeries zijn grote witte kruizen getekend met een bordje er bij, waarop staat dat „deze parkeerplaats al leen gebruikt mag worden voor auto's van die en die ambassade". IN DORPEN in Midden- Frankrijk, in gehuchten in de Italiaanse A^ruzzen en duizenden en duizenden kilo meters verdenveg op hel Japanse platteland kan men enige avonden per week kleine groepjes mensen tegen komen, die op weg zijn naar school. Daar gaan ze kijken naar televisieprogramma's. Het doel van deze televisie avonden is niet, zo maar te hooi en te gras en volkomen passief naar allerlei amuse mentsprogramma's te kijken. Integendeel, de léden van de „teleclubs" worden aange moedigd de programma's van welke aard ook zeer critisch te bekijken om er zoveel mo gelijk van te leren. De eerste teleclubs zijn ontstaan in 1950 in Frankrijk. Vanaf het begin heeft de UNESCO het experi ment, dat vele mogelijkheden biedt, gevolgd. Zij heeft ge holpen bij de stichting van teleclubs in Italië en Japan en door middel van haar publi- katies zijn andere landen op de hoogte gebracht van de vorderingen die werden ge maakt. IN MEI 1958 belegde de Franse regering in samenwer king met de UNESCO een in ternationale conferentie waar de resultaten, bereikt door sa menwerking tussen onderwijs en televisie in dertig landen vergeleken werden. De confe rentie werd gehouden in het Franse instituut voor onder wijs aan volwassenen in Marly le-Roi in de omgeving van Parijs. Daar bleek, dat vele on- derwijsspecialisten uitermate sceptisch stonden tegenover de televisie; zij vonden de pro gramma's beuzelachtig en zelfs schadelijk, omdat zij maar al te vaak niet meer dan wat goedkoop amusement bieden. De televisiespecialisten daar entegen waren van mening, dat zij niets konden leren van de onderwijsmensen, „vervelende, pedante mensen die proberen de televisie los te weken van haar voornaamste functie: het bieden van vermaak." Het is duidelijk, dat tijdens de conferentie een zeer groot aantal vooroordelen moest worden overwonnen. Dat ge beurde inderdaad en tijdens de discussie bleek al spoedig, dat de onderwijsmensen veel heb ben te winnen bij gebruikma king van een zo machtig in strument als de televisie. An derzijds werd vastgesteld, dat de televisie in haar taak zou tekort schieten als zij de op voedkundige kant van haar uitzendingen verwaarloost. De afgevaardigden op de confe rentie legden de nadruk erop, dat de televisie bij haar ver maak opvoedkundig en leer zaam moet werken en dat de televisie bovendien verplicht is programma's van strikt op voedkundige aard te brengen op verschillende niveaus, be stemd voor volwassenen die hun schoolopleiding wensen te vergroten en te verbreden. HET NAAR elkaar toe komen van verschillende standpunten heeft uiteraard niet voor alle problemen een oplossing ge bracht. In elk land liggen de problemen anders. Om een voorbeeld te noemen: het zou onmogelijk zijn een gelijksoor tige oplossing voor een pro bleem te vinden in de Verenig de Staten (waar reeds een aan tal televisiestations speciaal culturele en opvoedkundige programma's uitzendt) en een land als Roemenië, waar de televisie nog maar pas is be gonnen met dergelijke uitzen dingen. Evenmin gaat een ver gelijking op tussen bijvoor beeld Groot-Brittannië waar de meerderheid zich kan ver oorloven een televisietoestel te kopen en het bergachtige platteland in Zuid-Europa, waar de levensstandaard laag is. De deelnemers aan de confe rentie achtten het van groot belang, de uitwisseling van materialen als films, televisie- recordings van belangwekken de programma's en documen tatie te bevorderen. Volgens hen kan zowel het onderwijs aan volwassenen als de tele visie profijt trekken van der gelijke uitwisselingen. Met al gemene stemmen werd beslo ten, de nationale UNESCO- commissies en de UNESCO te Parijs te verzoeken, dergelijke uitwisselingen te stimuleren. Men deelde mede dat als elk televisiestation per jaar slechts één film liet maken voor on derwijs aan volwassenen, die in elk van de deelnemende landen kan worden uitgezon den, een enorme hoeveelheid nieuw materiaal ter beschik king zou komen. Hieraan zou men dan nog kunnen toevoe gen de bioscoopfilms met op-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 7