STEENTUD-MENSEN LEREN GEHEIMEN DER
NATUUR AAN KINDEREN VAN ATOOMTIJD
DE NIEUWE VOLWASSENEN
7lieui&t
UITGAVEN
Enquête onder
jongeren van
achttien tot
dertig jaar
ZATERDAG 5 SEPTEMBER 1959
Erbij
PAGINA DRIE
Pierementenconcours
TED SHAWN, een Amerikaanse danser, bezocht een paar jaar ge
leden Australië's noordelijke territorium. Hij wilde de dansen der in
boorlingen bestuderen. De inboorlingen nabij Port Darwin maakten
zich op, hem op hun eigen manier te ontvangen. Die Waugaitj inboor
lingen zijn verwoede en begaafde dansers. Zij beschouwden het als
een eer, dat de Grote Blanke Danser naar hen toe kwam. Toen Shawn's
boot naderde, klonk van verre het geluid van inheemse trommels en
van de didgeridoe, een lang blaasinstrument. Dof, monotoon, ratelend,
hamerend, dreunend klonk het geluid. Shawn greep de hand van een
vriend. „Wat zegt die didgeridoe?", vroeg hij. ledereen keek Shawn
aan. De didgeridoe spreekt immers niet, dachten de anderen.Maar
geleidelijk aan hoorden ook zij het. De didgeridoe sprak wèl: Ted
Shawn, Ted Shawn, TED SHAWNHet klonk steeds duidelijker. Zo
groot is de suggestieve kracht, die uitgaat van die Steentijd-muziek!
Vier jaar geleden organiseerde de stich
ting „Stadsontspanning Utrecht" in samen
werking met de Kring van Draaiorgel
vrienden een nationaal draaiorgelcon
cours. Bij die gelegenheid werd onder
meer besloten om de vier jaar een natio
naal draaiorgelconcours te houden en zo
zal Utrecht vandaag, 5 september weer
het toneel zijn van de vreedzame muzi
kale strijd tussen een aantal draaiorgels.
Een van de onderdelen van het con
coursprogramma zal zijn het bekendmaken
van de prijswinnaars van de compositie
wedstrijd, die enkele maanden geleden
door de stichting „Stadsontspanning
Utrecht" is uitgeschreven, waarbij de be
kroonde composities ten gehore zullen
worden gebracht. Hiermede hopen de or
ganisatoren tot een wezenlijke ver
nieuwing van de draaiorgelmuziek te heb
ben bijgedragen. Er zijn niet minder dan
veertig composities bij de jury binnen
gekomen en van de drie bekroonde num
mers zijn reeds boeken gestoken.
Naast de compositiewedstrijd heeft
men ook een zogenaamde „noteerwed-
strijd" uitgeschreven. Een aantal daar
voor gevraagde musici heeft namelijk een
motiefje ontvangen waarvan zij een mars
dienen te „noteren", dat wil zeggen zij
moesten op een vel draaiorgel-muziek-
karton de noten aangeven, die later „ge
stoken" zouden moeten worden door een
deskundige. Ook de bekroonde nummers
van deze wedstrijd zullen gedurende het
concours ten gehore worden gebracht.
Aan het eigenlijke concours nemen al
leen de orgels deel die des middags in
de wijken van Utrecht hebben gespeeld.
Bill I-Iarney daikt van tijd tot tijd onder
in hel bestaan van deze allerprimitiefsten,
wier leefwijze hij heeft leren kennen als
geen ander.
Een tafreel uit de oertijd. Roerloos, speer
in de hand, staan twee stamleden op wacht
op de grens van hun gebied. De kleinen
kijken mee. Later zullen zij de wacht
moeten aflossen.
SHAWN ZEI later: „Toen ik dat hoorde,
werd ik bekropen door een vreemd gevoel,
dat iets van angst weg hadHeel diep
in mij reageerde de primitieve mens, die
in ons allemaql schuilt, op die wilde, mo-
notoon-gebiedende groet uit de oertijd, de
groet van de resten der mensheid uit het
Stenen Tijdperk.Ik wist toen, nog vóór
ik in het dorp kwam, dat de inboorlingen
mij in hun geheimen zouden inwijden
De inboorlingen dansten voor Shawn. En
gedurende die corroboree klonk als maar
weer de didgeridoe, nu eens traag, dan
weer snel. Het instrument gaf een einde
loos aantal variaties van die twee letter
grepen TED-SHAWN. De Amerikaanse
kunstenaar begreep, dat de inboorlingen
hem op hun geheimzinnige wijze vorstelijk
verwelkomd hadden. Het was de eerste
keer, dat zij een blanke zo begroetten.
Zeker, er waren andere gasten bij hen ge
weest: generaals, staatslieden, professoren,
ontdekkingsreizigers. Maar Shawn was de
eerste danser. De inboorlingen interesse
ren zich niet voor oorlogen, politiek, we
tenschap of ontdekkingen, maar wel voor
dansen. De Amerikaanse danser kon dank
zij zijn kunst tientallen eeuwen overbrug
gen. Hij had contact met de primitiefste
mensen ter wereld.
DE EUROPEAAN kwam naar noord-
Australië. Aanvankelijk had hij het moei
lijk. Zeerovers maakten jacht op zijn
schepen. De inboorlingen vielen de eerste
kolonisten aan en vermoordden hen veel
al. Ziekten van mens en dier droegen bij
tot de moeilijkheden. Maar de Blanke Man
overwon de Mens van het Stenen Tijd
perk. Ruim l!4 miljoen km2 is de opper
vlakte van dat Noordelijke Territorium,
van het land van de primitiefste mens.
Tegenwoordig wonen daar ongeveer 18.000
blanken en 16.000 inboorlingen. De blan
ken brachten beschaving en ook recht
spraak. Dit leidde (en leidt nog) dikwijls
tot wonderlijke situaties. Als er een zaak
aan de orde komt, waarbij inboorlingen
als getuigen of verdachten moeten wor
den gehoord, dan begint het al dadelijk
met taalmoeilijkheden. In een wonderlijk
Engels worden de verhoren en verklarin
gen vastgelegd. Inplaats van de eed komt
er een lange vermanende uiteenzetting om
de waarheid te spreken. Ja, zegt en knikt
de inboorling dan. Maar hij wil vóór alles
vriendelijk zijn en de mensen tevreden
stemmen. Daarom beantwoordt hij vrijwel
alle vragen op de manier, die naar zijn
mening de rechters, het Openbaar Minis
terie en de advocaten verlangen. Dit leidt
natuurlijk tot sterk contrasterende uit
spraken van een en dezelfde getuige... en
menig rechter en advocaat heeft grijze
haren gekregen van zoveel voorkomend
heid en vriendelijkheid. De inboorling ver
klaart zich eens met alles, wat hem ge
suggereerd wordt. De officier van Justitie
vraagt hem, of hij de moord zag gebeu
ren. TiJa", luidt het antwoord. „Maar je
was op dat moment toch 500 mijlen weg?",
vraagt de verdediger. „Ja", luidt het ant
woord, „ik was die dag aan het wande
len..."
VRAAGT EEN RECHTER of een ad
vocaat naar een nauwkeurig relaas van
het gebeuren, dan breekt er een stortvloed
van woorden los. Tot in de kleinste bij
zonderheden doet de primitieve mens zijn
relaas. Hij geeft daarbij een gebarenspel
en een mimiek ten beste die slechts vol
maakte acteurs hem zouden kunnen ver
beteren. De inboorlingen hebben een foto
grafisch geheugen zonder weerga. Niets,
maar dan ook letterlijk niets, ontsnapt aan
hun opmerkzaamheid. Soms ook vertellen
zij een aan hun verbeelding ontsproten
verhaal van het gebeuren... als zij name
lijk menen, dat de waarheid door de vra
gensteller liever niet gehoord wordt. Hij
wil slechts voorkomend en aangenaam
zijn. Zeer veel „inboorlingenzaken" wor
den dan ook onbeslist gelaten, daar er niet
voldoende bewijs is te leveren.
IN PORT DARWIN, de grootste stad van
het Noordelijk Territorium, kan men de
behandeling van „stam-moorden" bijwo
nen. Oude toverspreuken, oude stamge-
woonten, merkwaardige zeden en een ma
gische wereldbeschouwing leven voort
onder die 16.000 primitieven. Als een lid
van een stam sterft aan longontsteking of
pokken, dan kunt u zich de moeite bespa
ren, om de mensen dit bij te brengen. Zij
spreken van betovering, vergiftiging, gees
ten en demonen. Dan komen de tovenaars
en oude mannen bijeen om de „moorde
naar" te ontdekken en iemand (van een
andere stam) aan te wijzen, die als zoen
offer moet worden omgebracht. Dan vindt
men op een goede dag een inboorling in
de wildernis met een speer door het hoofd
gestoken en de blanke rechter in Port
Darwin moet weer een nieuwe moord
berechten. Soms heeft de politie maanden
nodig om de dader te ontdekken en om de
nodige getuigen te vinden. Soms ook
slaagt zij daarin helemaal niet.
Komt de zaak dan voor het is nu een
maal volgens de wet niet geoorloofd, een
„stam-moord" te plegen dan loopt het
met de straffen als regel wel los. De blan
ke rechters hebben begrip voor de denk
wijze der primitieve mensen en de wet
geeft hun grote speling wat betreft de
strafmaat. Natuurlijk moet er rekening
worden gehouden met taboes, stamwetten
magische overtuiging en inheemse rechts
opvattingen, omdat anders de blanke man
het odium van onrechtvaardig te zijn op
zich zou laden. Hierbij komt, dat een
werkelijk misdadige aanleg heel spora
disch voorkomt bij de nog niet met het
westen in contact gekomen steentijds-
mensen van Noord-Australië. Over een pe
riode van twintig jaar hadden in een dis
trict in Noord-Australië zeventig stam-
moorden plaats: vijftig wegens bloed
wraak, tien wegens vrouwenroof, vijf we
gens het kijken naar een stam-embleem
op oneerbiedige wijze.
MEN MAG NIET DENKEN, dat die al-
lerprimitiefste mensen geen beschaving
kennen. Zij hebben op het gebied van
kunst, nijverheid en sociale organisatie
opmerkelijke dingen tot stand gebracht.
Zij zijn intelligent en hebben een sterk
ontwikkeld sociaal gevoel. De meesten
hunner leven nog in de eigen inheemse ge
meenschappen, al maken zij zo nu en dan
wel eens een uitstapje naar de stad of
naar een zendingsstation om wat te wer
ken.
Veel kennis omtrent hen danken wij aan
een merkwaardige man. Bill Harney, die
zo af en toe „onderduikt" in de wildernis
en dan met de inboorlingen lief en leed
deelt. Hij kent hun wetten, zeden en ge
bruiken, hij smult van vliegende vossen
en andere zonderlinge dieren, die zij
graag verorberen. Hij weet de holen en
grotten te vinden, waar zij prachtige te
keningen op de wanden maken. Bill ver
telt (en als adviseur der regering is hij
stellig goed op de hoogte), dat alle gezon
de mannen en vrouwen meewerken aan de
voornaamste taak van de groep of stam:
de voedselvoorziening. De mannen gaan
op jacht met hun speren of op de visvangst
met „vis-speren", staken met vier dunne
punten. In dieper water vissen zij ook
met handnetten en snoeren en haken. De
vrouwen verzamelen plantaardig voedsel,
graven knolvruchten uit of verzamelen
stranddieren (garnalen, krabben). Eerlijk
intelligent en betrouwbaar zijn die primi
tieve mensen. Zij zijn vreemde, fascine
rende wezens, die een blanke wel eens iets
uit hun leven laten zien. maar wier inner
lijk toch nog nagenoeg een gesloten boek
HET JONGE GEZICHT VAN FRANK
RIJK (Franse voorlichtingsdiensten).
Frankrijk behoort thans tot de Europese
landen met de hoogste geboortecijfers. Elk
jaar komen er gemiddeld achthonderddui
zend Franse babies ter wereld. Van de
meer dan vierenveertig miljoen inwoners
van de Franse departementen in Europa
is een derde deel jonger dan twintig jaar.
Dertig percent van de Franse gezinnen
heeft twee kinderen, vijfenveertig percent
drie of meer. Dit alles verleent aan de
huidige Franse bevolking een jeugdig en
dynamisch karakter. In een door de Fran
se voorlichtingsdiensten verspreid boekje,
,.IIet jonge gezicht van Frankrijk", wordt
door middel van foto's en feiten duidelijk
gemaakt hoe deze jeugd leeft. Er wordt
een inzicht gegeven in het opgewekte
Franse gezinsleven, er wordt veel aan
dacht gewijd aan de vele onderwijsmoge
lijkheden, aan de vrije-tijdsbesteding, met
name aan de gevarieerde vormen van
sportbeoefening. Er wordt voorts op ge
wezen hoe de tegenwoordige Franse jeugd
dikwijls blijk geeft van een opmerkelijke
ondernemingsgeest, welke tot uiting komt
in vele uitstekende prestaties zowel in 't
beklimmen van de Himalaya als in het
spelonken- of diepzee-onderzoek, in het
parachute-springen even goed als in het
opsporen van oliebronnen in de Sahara.
Daarnaast is tevens sprake van een toe
nemende internationale belangstelling,
beleving van een menselijke solidariteit
en een vernieuwing van het religieuze be
sef. De Franse jeugd trouwt betrekkelijk
jong: een teken van vertrouwen in de toe
komst van land en volk. Zo biedt dit
boekje, waarvan men slechts betreuren
kan dat het in ons land in een Engelse
vertaling wordt aangeboden, een beter
gelijkend portret van de Franse jeugd dan
films in het genre-Les tricheurs, welke o'e
excessen van een kleine minderheid gene
raliseren.
is. Zij leven als onze voorouders tiendui
zenden jaren her., maar hun kinderen
kan men in de blanke nederzettingen zien
met een ijsje in de hand of gespannen kij
kend naar een opwindende filmvoorstel
ling.
NU WERKEN VELEN dier jonge in
boorlingen mee in het produktieproces. Zij
doen dienst op de boerderijen, zij doen
dienst als huisjongen of als schoonmaak
ster en zij sluiten zich aan bij de padvin
dersbewegingen. In Port Darwin zijn tal
van jongens en meisjes padvinders, wier
ouders nog volledig „primitief" zijn. En
die kinderen van de steentijd geven de kin
deren van de Atoomtijd les in de geheimen
der natuur.
NUCHTER, REDELIJK en reëel zijn in het algemeen de Nederlandse
jongeren van 18 tot 30 jaar. Zij zien hun generatie anders dan die van
hun ouders. In paradox gesteld is dat ook zo. „De jongeren zijn anders,
o.ndat ze zozeer hetzelfde zijn. Zij willen helemaal niet anders zijn, en
daarin verschillen ze juist van vele ouderen, die in hun jonge jaren
wè.' anders wilden zijn. Deze ouderen zijn nu geneigd om de volwas
senheid van de tegenwoordige jongeren te miskennen. Zij zoeken
in ,de jeugd' tekenen van onmaatschappelijkheid en hervormings-
élan, en vinden die niet bij de nieuwe volwassenen. In hun ijver om
een jeugd op te merken, die wel aan de verwachtingen beantwoordt,
belanden zij bij de nozems, de onmaatschappelijken van onder de
twintig, en roepen die uit tot ,de moderne jeugd'."
Aldus luidt een van de conclusies van een enquête, die onlangs door
het weekblad Vrij Nederland werd gehouden en waarvan de resul
taten thans door J. Goudsblom zijn samengevat in een pocketboek
dat onder de titel „De nieuwe volwassenen" in de Salamanderreeks
bij Querido te Amsterdam verscheen.
DEZE ENQUêTE werd gehouden in na
volging van een soortgelijke onderneming
van het Franse weekblad l'Express. Het
enquêteformulier werd twee maal in
Vrij Nederland afgedrukt. Daar het blad
weinig katholieke lezers heeft werden aan
abonnees in de zuidelijke provincies ieder
drie formulieren toegezonden met het ver
zoek deze onder jongeren te verdelen. Het
onderzoek kan in zijn resultaten maar zeer
ten dele aanspraak maken representatief
te zijn voor de gehele Nederlandse jeugd.
Om een paar voorbeelden te geven, die
door de schrijver ook zelf worden ge
noemd: slechts elf percent van de ant
woorden kwam van katholieken; mannen
waren onder de inzenders aanmerkelijk
sterker vertegenwoordigd dan vrouwen;
de verdeling tussen stad en platteland
vormt geen getrouwe afspiegeling van de
bevolking als geheel; er zijn te veel 18-24
jarigen; te weinig arbeiders enzovoorts.
Daar de antwoorden op de enquête geheel
vrijwillig werden gegeven heeft men het
deel van de jeugd dat geen interesse of
geen zin in reageren had niet bereikt. Men
moet er dus rekening mee houden, dat
slechts een bepaalde groep jeugdigen
zij die bewust leven en over de problemen
nadenken heeft geantwoord. Wij menen
dat dit het beeld veel sterker vertekent
dan Goudsblom aanneemt.
NATUURLIJK VALT deze critiek niet
te staven zonder een diepgaand onderzoek
maar alleen op basis van een statistische
analyse van cle resultaten kan men hier
toe al concluderen; 2299 op bovenvermel
de wijze verkregen formulieren zijn aller
minst representatief en het lijkt ons dan
ook wel wat ver gaan er de uitspraken
waarmee wij dit artikel aanvingen op te
baseren. De schrijver heeft dat zelf ken
nelijk ook gevoeld en daar aan de geën
quêteerden gevraagd was om zoveel mo
gelijk commentaar bij de antwoorden te
verstrekken, kreeg „Vrij Nederland" een
groot aantal brieven binnen, die de gege
ven antwoorden verduidelijkten, of dat
juist niet deden. Dit moet Goudsblom bij
zonder welkom zijn geweest, want met
uittreksels uit die brieven is het grootste
deel van de 168 pagina's tekst die het
boekje telt gevuld.
NU IS INHOUDSANALYSE van brieven
wel zo ongeveer de moeilijkste opdracht
waarvoor een sociaal onderzoeker gesteld
kan worden en zijn taak is bijna onuit
voerbaar als hij de achtergronden van de
briefschrijvers niet kent zoals bij deze en
quête het geval was. Bovendien heeft men
bij een schriftelijke enquête geen enkele
controle op de juistheid van de gegeven
antwoorden. Goudsblom vertelt dat de
formulieren van lieden die als leeftijd
„omstreeks de dertig" opgaven ter zijde
zijn gelegd, omdat ze hun leeftijd wel naar
beneden zouden hebben afgerond. Maar
hoeveel andere antwoorden zijn verte
kend? Men heeft er reen enkele zekerheid
over. Ook is het begrip „jeugd van 18-30
jaar" dermate vaag, dat men er geen en
kel houvast aan heeft want juist deze leef
tijdsgroep is uiterst vormeloos. De dertig
jarigen van thans hebben de oorlog en wat
er op volgde min of meer bewust meebe
leefd, de 18-jarigen daarentegen zijn kin
deren van de hoogconjunctuur, die de oor
logsjaren eigenlijk alleen maar van horen
zeggen kennen.
Goudsblom splitst daarom in twee leef
tijdsgroepen, die van 18-23 en die van 23-
30, maar daarmee is hij niet uit de moei
lijkheden, want nu zijn zij in het geheel
niet representatief meer. Het gevaar van
onderzoeken als deze bestaat daarin, dat
zij de schijn van exactheid bezitten en
dus een verkeerde indruk wekken. Ander
zijds doen zij een jonge wetenschap als de
sociale psychologie, die zich moeizaam
een reputatie tracht te verwerven, schade.
HET ZOU INDERDAAD de moeite
waard zijn eens een volledige, weten
schappelijk verantwoorde enquête onder
bepaalde groepen van de Nederlandse
jeugd te houden. Zo iets kost echter een
vrij grote som gelds en die is er niet voor
te krijgen. Men kan van een weekblad als
Vrij Nederland niet vergen, dat het een
groot onderzoek zelfstandig financiert,
daar moet de overheid aan te pas komen.
Flet is een verheugend initiatief geweest,
dat er toch een poging is gedaan althans
iets meer zekerheid te krijgen over de
juistheid van de uitspraken, die men aan
de lopende band over de jeugd hoort ma
ken. Maakt men het onderzoek los van
iedere wetenschappelijke pretentie, dan
heeft het ons in ieder geval getoond in wel
ke richting wij het moeten zoeken en wat
wij nog niet weten van de jongeren.
Dit is een verdienste, evenals de smeu-
ige wijze, waarop Goudsblom ons de vaak
droge stof opdient. Dat hij daarbij vaak
waarde-oordelen geeft en subjectief in de
keuze van zijn aangehaalde dictaten moet
zijn geweest, wie kan het hem euvel dui
den? Hij heeft een vlot leesbaar journalis
tiek werkje willen produceren en is daar
in uitstekend geslaagd.
NIEMAND ZAL FIET ONS kwalijk ne
men als we na al het voorgaande maar
niet te veel ingaan op de resultaten van
de enquête. Wie zich er voor interesseert
kan op een regenachtige dag er best ple
zier mee hebben. Zo is zevenentachtig per
cent van de ondervraagden er tevreden
mee in deze tijd te leven (wonderlijke
vraag!); eenzaam voelt het grootste deel
van de jeugd zich helemaal niet en het
overgrote deel van de inzenders is tevre
den met het beroep. Driekwart van de
deelnemers vindt dat het andere geslacht
een belangrijke rol in hun leven speelt,
maar wat men nu precies onder die be
langrijkheid moet verstaan wordt ondanks
alles niet duidelijk en zal ook (gelukkig)
moeilijk duidelijk te maken zijn. Tachtig
percent is het erover eens dat ongehuw-
den samen op vakantie mogen en trouw
aan de partner tijdens cle verloving vindt
men bijna unaniem nodig. Driekwart van
de inzenders vindt echtscheiding geoor
loofd mits er geen kinderen zijn en de
zelfde groep maakt geen bezwaren tegen
werken van de gehuwde vrouw, velen ma
ken daarbij weer hetzelfde voorbehoud.
Zeventig percent van de inzenders heeft
niet de indruk enige invloed op het poli
tieke beleid van de Nederlandse regering
te kunnen uitoefenen en dat terwijl bijna
alle inzenders voorstanders zijn van de
Benelux en de Europese Economische Ge
meenschap.
IETS MEER DAN de helft meent dat
er in de komende tien jaren geen ooi-log
komt, maar een derde heeft geen mening.
Idealen in het leven vinden de meeste in
zenders nodig, maar veertig percent ant
woordt „ja" op de vraag of zij bereid zijn
hun leven er voor op het spel te zetten.
Deze laatste vraag spant van alle in ab
surditeit wel de kroon en Goudsblom voelt
dat zelf als hij zegt, dat hij het zo'n moei
lijke vraag vindt, maar waarom wordt
hij dan gesteld?
Dat de enquête is gehouden, men kan
er weinig tegen hebben Dat er een lees
baar boekje over is verschenen is ook niet
bezwaarlijk, wel echter dat het in een
serie is terecht gekomen, die het opschrift
„wetenschappelijk" draagt en op het om
slag nadrukkelijk wordt onderscheiden
van „populair wetenschappelijk". In de
laatste categorie was het beter op zijn
plaats geweest, hoewel wij daarmee zeker
niet willen beweren dat alle populair we
tenschappelijke werken op dit niveau
staan.
W. Langevelcl