Reiden,
DE IDEALE MAKE-UP
Ontwerpen van stoffendessins
is kunstzinnig vak
De televisieweermae laat niet
graag naar zich kijken
Erbij
Kwastkladkunst
Geen Diorknievoor de
Engelse vrouw
Lelietjes van Dalem
ZATERDAG 5 SEPTEMBER 1959
PAGINA
I
EEN VROUW moet tegenwoordig, wanneer ze volgens de
laatste mode een ideale make-up wil hebben, met een hele
boel dingen rekening houden; niet alleen de huid, maar ook
de ogen en de mond moeten een speciale behandeling on
dergaan. Nadat de huid. gereinigd is, wordt er een tamelijk
vette crème over het gezicht verspreid, waarna men de
crème goed moet laten inwerken. Vervolgens een vleugje
rouge aanbrengen op dat gedeelte van de wang, dat „ge
vuld" moet worden, dan met een lichte dons poeder op het,
gezicht aanbrengen, om vervolgens met een zachte, echt.
haren borstel de overtollige poederdeeltjes eraf te vegen.
Dan de ogen: de wimpers worden geverfd met een in warm
water gedoopt wimperborsteltje, de oogleden worden ge
schminkt, de onderkant moet zwaarder worden aangezet.
De wenkbrauwen vervolgens bijwerken en verlengen met
een stift, die absoluut de juiste kleur meestal aangepast
bij het haar moet hebben. Aan cle mond wordt de meeste
aandacht besteed. Met een penseel wordt, allereerst de na
tuurlijke vorm nagetekend. Daarna de lippen opvullen met
een stift, waarvan de kleur weer geheel moet zijn aangepast
bij de overige make-up. De lippenstift vervolgens „in laten
werken".
Voor 's avonds kan men dan nog als „finishing touch"
langs de bovenwimpers een vleugje goud of zilver aan
brengen, iets dat altijd een bijzonder effect heeft.
IIET IS al eeuwen bekend, dat verse
vruchten een ideale behandeling voor
de huid vormen. Wellicht was het begrip
vitaminen onbekend, maar de uitwer
king ervan zeer zeker niet! Zowel bij
inwendig als bij uitwendig gebruik, doet
de verse vrucht het nodige voor ons
uiterlijk, en hoewel zij niet goedkoop
zijn een vruchtenmasker nu en dan
is de overweging waard. Bovendien, er
is één vrucht, die altijd, rijkelijk veel sap
afdraagt en dat is de meloen. Het van
de pitten druipende sap kunnen we tot
een crème aanmaken met rauw aard-
Dit meisje toont u hoe „de ideale make
up" eruit moet zien, want hoewel het
lijkt alsof ze geen schmink op heeft,
deed ze wel degelijk iets om haar ge
zicht zo expressief te maken. Ze teken
de onder meer haar wenkbrauwen bij,
ze gebruikte mascara om haar wimpers
te accentueren, ze bracht een vleugje
poeder aan en'stiftte haar lippen. Maar
ze heeft dit allemaal in de juiste hoe
veelheid aangebracht, zó zelfs dat ze er
heel natuurlijk en fris uitziet.
appelmeel en dat masker een minuut of
twintig ophouden. Frambozen, perziken
en druiven zijn even goed, maar die
eten we nu eenmaal liever op!
De schoonheidsspecialiste brengt zo'n
heerlijk verfrissend masker aan.
Een vierkante plaat hardboard, waaraan
een schilder zijn kwasten placht af te
vegen, heeft in Stockholm twee weken op
een tentoonstelling van de Zweedse „Fede
ratie voor Culturele Kunst" gehangen.
De kunstenaar, Oyvind Fahlstroem, had
twee aquarellen ingezonden voor de ex
positie. Hij gebruikte de plaat board om
zijn schilderijen tijdens de verzending per
post te steunen. Maar de organisatoren
dachten met een kunstwerk te doen te
hebben en hingen het stuk board op.
De fout heeft in Zweden grote hilariteit
veroorzaakt, maar de met verf besmeurde
plaat hardboard kan men niet meer zien.
DE KOMENDE WEKEN zal men nog veel kunnen
lezen over de nieuwe herfst- en wintermode 1959.
Dit keer zou ik eens wat meer willen vertellen over
de stoffen, die deze mode zullen bepalen. Waren de
gedessineerde stoffen vroeger vooral gereserveerd
voor de zomer, tegenwoordig zijn ze ook in het win
termodebeeld opgenomen. Het dessineren van weef
sels is een kunst die duizenden jaren oud is en steeds
zien we in het dessin de geest van de tijd weerspie
geld. Soms zijn de motieven overgenomen uit vorige
perioden of van'volken met een geheel verschillende
cultuur.
ZO WAREN HET de Nederlandse koopvaarders,
die in de begintijd van de Oost-Indische Compagnie
de techniek van het textieldrukken naar Europa
brachten. Men was in het Oosten al heel ver in het
bedrukken van stoffen met natuurlijke verfstoffen en
de meest beroemde waren wel de Kashmirmotieven.
Men heeft nu in Nederland een eigen
textielcentrum, waar naast katoen ook
rayon en nylon bedrukt worden met de
meest uiteenlopende en kunstzinnige des
sins. Deze dessins worden ontworpen door
tekenaars op de ateliers van de fabrieken,
maar ook door beroemde schilders, die
soms ware kunstwerkjes weten te creëren.
Deze ontwerpen worden in kleuren ge
splitst en dan gegraveerd op koperen wal
sen of zijdegaas-schabionen, al naargelang
men er een machinedruk of filmdruk van
gaat maken.
BIJ DE MACHINEDRUK worden de
gesplitste dessins door de graveur met de
hand in de wals gekrast, of er op gefoto
grafeerd en met zuur uitgebeten. Als nu
ieder fragment haar bestemde kleur heeft
aangenomen, gaat het doek tussen de wal
sen draaien, en wordt de verf stevig in en
Bij een expositie in het Stedelijk Mu
seum in Amsterdam toonde indertijd
een groep dessintekenaars hun ont
werpen. Een hunner was de schilder
Van Bottenburg, die men hier te mid
den van de door hem ontworpen des
sins ziet afgebeeld. Zijn ontwerpen heb
ben een geheel eigen stijl, en passen
zich volkomen aan bij wat Parijs gaat
brengen: een effen ondergrond waaruit
felle kleuren naar voren springen.
IEDER HEEFT zijn eigen manier van
reizen. Sommigen voelen een dol verlan
gen om elke berg op te jagen om dan bo
ven aangekomen te zien hoe mooi het be
neden is. Anderen kruipen in benauwde
bootjes om zich door en voor de wind, gij
pend, loevend enzovoorts door de binnen
wateren voort te bewegen. Onder het eten
van frugale malen bewonderen ze dan het
vaste land. Weer anderen werpen alle com
fort van zich, trappen op roestige fietsjes
eindeloze stoffige landwegen af om
's avonds in vuile herbergen slecht gekook
te maaltijden tot zich te nemen. Zij zien
minachtend neer op degenen die zich in
luxe hotels met verwarmde badhanddoe
ken en koude kreeft laten verwennen. De
museumgargers en kerkelopers die nog
net even voor sluitingstijd het vrouwen
portretje van Goya of het Gotische koor
hek gaan bewonderen, begrijpen de ter-
raszitters niet, die vlijtig lezend en af en
toe een oogje op de omgeving werpend
hun kennis van de aanwezige en imagi
naire wereld vergroten. De dèftige men
sen verzekeren je dat je nergens meer
heen kunt, ze blijven maar wat op een on
herbergzame plas dobberen, maken een
fietstochtje door Drente, logeren bij el
kaar in hun landhuizen. Eertijds brach
ten ze nog wel eens de winter door in
Egypte maar door het onnadenkende op
treden van die Oosterlingen is daar ook
de klad in gekomen. Onder elkaar wisse
len ze nog wel eens plaatsjes uit die de
moeite waard zijn, Ankor Vath in Achter-
Indië, de resten van de keizerlijke palei
zen in China, de tempels in Mexico maar
dan is de kous ook af.
VROEGER GING JE als kind met je
ouders eerst Nederland verkennen. Je lo
geerde in vriendelijke familiehotels, De
Engel, Het Wapen van Gelderland, De
Vissende Boer. Voor je eerste buitenland
se reisje ging je langs de Rijn. De namen
waren daar Gasthaus zur Linde, Rheini-
scher Hof, Zum Adler. 's Morgens kreeg
je koffie bij je ontbijt en heerlijke harde
broodjes. Er was meestal een tuin met
een Laube waar je om vier uur aan wit
gedekte tafels uit grote kannen koffie
kreeg en feestelijke stukken taart.
In het plaatsje waren kleine winkeltjes
waar het altijd schemerig was en waar je
kistjes met pruimen naast blikjes met
schoensmeer zag staan. Ze verkochten er
doosjes met heerlijke caramels, Sahne-
Nuss en Schokolade. Een huismoederlijke
vrouw gaf ze je nadat je wat van die on
echt uitziende munten had overreikt.
SPA WAS OOK een plaats voor beginne
lingen in het reizen. Daar kon je de baden
bewonderen, prachtig roodkoperen kuip
jes en duistere modderpoelen. Maar als je
naar Parijs mocht dan was je echt groot,
je kreeg veel raad mee niét om de ver
dorven plaatsen te mijden; daar dacht
niemand aan om 's avonds langs de
Seine te wandelen en dan van af een be
paald punt naar de stad te kijken. Alle
informatie was nog uit de eerste hand,
bepaalde vooruitstrevende lieden raad
pleegden wel reisgidsen en bureaus; maar
eigenlijk had iedereen wel een Tante An-
genita of een Oom Jules, die er vroeger
wel eens geweest waren. Je wist welk ho
tel je moest nemen, overal was het nog
stil, de wandelingen waren ver maar le
verden zeldzame (voor ons!) planten op;
een vreemde steen werd zorgvuldig in je
onderjurk verpakt mee naar huis ge
voerd.
NU IS DAT ALLES veel moeilijker.
Tante Angenita zit bij de haard frivolité te
haken en Oom Jules fietst door Limburg.
Daarom gaan velen voor hun eerste reis
je met een gezelschap, dan hebben ze het
onbekende (het vreemde land) met het
bekende (hun landgenoten) samen. En dan
overkomt hun tenminste niet wat een in-
génue in het reizen laatst gebeurde. Ze
was naar Keulen. Toen ze terugkwam
vroeg ik haar of ze de Dom mooi gevon
den had. „Daar ben ik niet geweest", zei
ze. Dat vond ik een onverwachte origina
liteit. „Waarom niet?", vroeg ik. „We kon
den hem niet vinden", zei ze. „We zagen
hem steeds uit de verte maar we konden
er nooit bij komen".
E. Swart
(Van onze weerkundige medewerker
OP RUIM EEN HALF miljoen televisie
toestellen kunnen dinsdag-, woensdag-,
donderdag- en zaterdagavond de televisie-
weerpraatjes gezien worden. Nog maar
nauwelijks had de televisie haar intrede in
ons land gedaan of het K.N.M.I. in De Bilt,
dat niet overal dadelijk warm voor loopt,
was er meteen bij om, zoals dit in Enge
land en Duitsland al geschiedde, een ac
tueel televisieoverzicht te geven. Door ge
bruik te maken van tekeningen op een
weerkaart kan de „weerman" het weer
levendig voorstellen; bij het alleen beluis
teren van een weerpraatje voor de radio
moet men immers dikwijls zijn fantasie
laten werken, vooral wanneer men geen
insider is.
VIER AVONDEN in de week verschijnt,
onmiddellijk na het journaal, de televisie
weerman waarvan wij (althans van de
Nederlandse!) alleen de rechterhand en
soms de punt van de neus en kin te zien
krijgen. De Duitse en Belgische televisie is
niet zo bang om de meteoroloog af en toe
geheel in het beeld te plaatsen hetgeen naar
onze smaak beter is dan de „weerman"
angstvallig buiten het beeld te houden. De
drie Nederlandse meteorologen van het
K.N.M.I. die dit weeroverzicht verzorgen
zijn de heren C. J. van der Ham, J. F. den
Tonkelaar, H. C. Bijvoet en als plaatsver
vanger de heer G. Braam.
ONGEVEER EEN HALF UUR vóór de
uilzending vertrekt de weerman van De
Bilt naar de studio in Bussum, gewapend
met depressies en hogedrukgebieden die hij
dan tijdens de uitzending op de kaart voor
ons uitstalt. Aanvankelijk werd er met een
krijtje getekend maar dit piepte dikwijls
hinderlijk zodat iemand op het idee kwam
het met een lipstick te doen. Ook nu
wordt nog steeds lipstick gebruikt.
De getekende weerkaart geeft de situatie
van 's middags vier uur waarbij nog de
laatste gegevens van ongeveer zeven uur
verwerkt zijn. Op een draaibare ezel, die
in de studio wacht staan drie kaarten,
waarop de weerman de verschillende
luchtdruksystemen kan aangeven, en ook
een kaartje van Nederland waarop hij dik
wijls de opgaven van temperatuur en neer
slag vermeldt.
DAAR DE MEESTE kijkers van depres
sies en hogedrukgebieden niet veel méér
weten dan dat de één in de regel regen en
het andere mooi weer brengt, is het pret
tig dat deze weekoverzichten zo populair
mogelijk worden gegeven. Toch hebben wij
nóg meer waardering voor de Duitse uit
zending, waar de weerman de luchtdruk-
systemen wat uitvoeriger in kaart brengt
en ook wel suggesties ten aanzien van het
weer over twee tot drie dagen durft te
maken. Bij televisie moet men nu een
maal iets levendig brengen en er wordt
nog wel eens te vaak volstaan met enkele
krabbels en hier en daar een cijfer.
AAN EEN „WEERMISS", zoals de Ame
rikaanse televisie die tijdens het weer
praatje heeft, hebben wij geen behoefte.
Deze „weermiss" gaat, wanneer er regen
wordt aangekondigd, in een fraaie regen
mantel gekleed en bij zomerweer bij
voorbeeld in een charmant badkostuum...
zelfs door de stof gedrukt. Dit in tegen
stelling tot de filmdruk waar de verf meer
óp het doek blijft liggen, waardoor men
vaak een mooier effect kan bereiken door
schabionen, waarop het dessin is getekend,
met de hand de motieven op het doek te
drukken. Deze techniek biedt meer moge
lijkheden, omdat men zelfs verschillende
kleuren over elkaar kan drukken waar
door het als met de hand geschilderd lijkt.
VANZELFSPREKEND gebruikt men
hiervoor de meest fijne stoffen, waarvan
de veredelde katoen wel het meest geliefd
is. Door een speciale finish is de veer
kracht van de stof zó hoog opgevoerd, dat
strijken na wassen overbodig is. Ook kan
men de katoen door een aparte behande
ling het uiterlijk geven van satijn, zijde of
het karakter van linnen.
VOOR HET NAJAAR zien we zo enkele
nouveauté's, die de veranderde mode
weerspiegelen. Het zijn de honderd percent
katoenen stoffen, die zowel wat weefsel-,
structuur als dessinering zeer modern zijn,
terwijl ook de kleuren die gebruikt wor
den aan het weefsel een geheel nieuw ac
cent geven. Deze stoffen zijn ideaal ge
schikt voor après-ski-kleding of de „jupe
de Chalet", een pièce, dat een steeds gro
tere plaats in onze garderobe gaat ver
overen, omdat het praktisch, sportief en
jeugdig is en door de mooie kleurencom
binaties en rustige dessins niet alleen ge
schikt voor de jeugd, maar ook voor de
al iets oudere vrouw, die toch graag spor
tief gekleed gaat.
Koty
Het Franse modehuis Dior heeft in
Londen een door Mark Bohan speciaal
voor de Engelse vrouw samengestelde na
jaarscollectie getoond, op basis van de
iijn die Yves St. Laurent heeft gedecre
teerd. De kleuren van deze „Engelse col
lectie" waren rustiger dan die welke in
Parijs waren vertoond en de roklijn
waarmee Yves St. Laurent zoveel critiek
heeft gewekt, was geheel afwezig. De knie
bleef in alle modellen bedekt. „De Engelse
vrouw heeft meer belangstelling voor
klassieke lijnen" motiveerde Bohan.
Onze tuin- en kamerplanten
W
De heerlijk geurende lelietjes van dalen
kunt u het hele jaar door bij de bloemist
bestellen, doch er zijn tijden dat hij dit wel
enkele weken van tevoren moet weten.
Lelietjes van dalen kan men ook in eigen
tuin kweken; op een licht schaduwplekje
groeien en bloeien ze maar wat best. Nu
kan men bij de vasteplantenkwekers de
neuzen al wel bestellen en direct na ont
vangst kunnen die in oktober-november in
eigen tuin gepoot worden. Hebt u haast
dat wil zeggen: moeten ze volgend jaar
mei bloeien dan dient u bloeineuzen te
bestellen, doch vindt u het niet erg een
jaar langer te wachten: bestel dan blad-
kiemen, die zijn heel wat goedkoper, doch
die doen er dan ook één of twee jaar lan
ger over. Ze voldoen het best indien ze
aan de voet van een niet te dichte boom
gepoot worden en beter hebben ze het naar
de zin tussen licht struikgewas, zodat ze
slechts een deel van de dag in de lichte
schaduw staan; dan zullen ze zich sterk
vermeerderen en kan men elke lente meer
bloempjes verwachten. U ziet wel hoe
aardig die mooie, witte bloempjes in dat
pulletje staan.
G. Kromdijk
HET REGENDE. Het regende heel,
heel hard in het grote, het groene, het
diepe bos. In zijn huisje zat mannetje
Pip bij het vuur en bedacht dat hét toch
lekker was om niet de deur uit te hoe-
Nven gaan, want daar had hij nu net he
lemaal geen zin in. Toen werd er aan
zijn deurtje geklopt. Hij maakte hem
op een kiertje open en vroeg: „Wie is
daar zo laat op de avond in de stro
mende regen in het grote, het groene,
het diepe bos?"
„Ik", antwoordde een stem.
„Wie is ik?"
„Ik zelf", antwoordde de stem.
Mannetje Pip deed de deur nog wat
verder open en daar zag hij in het licht
van de lamp Albert, de mol. Albert was
zo vreselijk nat, dat hij zelf wel een
plas leek. Overal waar je Albert zag
was water. „Lieve hemel, wat ben jij
nat!" riep mannetje Pip.
„Het regent", zei Albert.
„En kom je door die vreselijke barre
regen toch naar me toe?"
„Ik ben onder de grond doorgeki'open.
Daar regent het niet. Maar ik kon niet
in je huisje komen. Heb je soms iets
hards op de vloer gedaan, iets, waar
een mol niet doorheen kan kruipen?",
vroeg Albert.
„Ja, zei Pip. Ik heb planken op de
vloer gelegd. Dat houdt de kou tegen,
begrijp je, en de vocht. Anders zou ik
verkouden worden en rheumatiek krij
gen".
„Maar nu krijg ik het zei Albert.
„Waarom kom je dan naar me toe?"
„UIT MENSLIEVENDHEID", ant
woordde Albert. „Ik heb Pier, de worm,
ontmoet en hij laat je groeten en hij
zegt, dat hij je nog eens graag zou spre
ken voor hij dood gaat".
„Wat!", riep Pip.
„Het gaat niet goed met worm Pier.
Nee, helemaal niet goed. Zoals gezegd
zal hij het niet lang meer maken".
„Maar wat mankeert hem dan?"
Albert, de mol, wachtte even. „Hij is,
sprak hij ten slotte, met zichzelf hele
maal in de knoop geraakt".
„Wat is hij?", vroeg Pip verbaasd.
„Hij zit in de knoop en hij kan er niet
uitkomen. Daarom gaat hij dood. Een
worm, die in de knoop zit, gaat dood. Ik
dank de hemel dat ik niet dood ga. Maar
ik denk wel, dat ik bijzonder lang ziek
zal worden, want ik sta nu al een hele
tijd in de regen en dat is iets wat ik hele
maal niet prettig vind".
„O hemel, zei Pip, kom gauw binnen".
Albert schuifelde zo goed en zo kwaad
ais 'I ging uit de plas en kroop druipend
in Pips huisje. Hij zette zich bij het
vuur en rolde behaaglijk heen en weer.
Intussen vertelde hij het droevige ver
haal van Pier, de worm, die ineens, zon
der dat hij het zelf had gemerkt, in de
knoop was geraakt en nu op een stil
plaatsje lag te wachten tot er iemand
zou komen, die hem eruit zou halen.
Twee dagen had hij zo gelegen. Er
kwam niemand. Gelukkig was Albert de
mol hem tegengekomen. Omdat Pier,
de worm, zo bedroefd was, had Albert
medelijden gekregen. „Ik had Pier best
willen opeten", zei hij, maar dat wil
de Pier niet. Toen had Pier hem ge
vraagd of hij niet naar mannetje Pip
wilde gaan. „Als mannetje Pip geen
raad weet, mag je me opeten", had
Pier gezegd. En daarom kwam Albei-t
nu naar mannetje Pip. Hij hoopte, dat
mannetje Pip er geen raad op zou we
ten, maar van de andere kant wist hij
ook niet zeker of een worm met een
knoop wel lekker zou smaken en daar
om wilde hij liever afwachten wat Pip
ex-van dacht. „Ik ben bereid Pier op te
eten", zei Albert. „Als ik iemand kan
helpen, zal ik het niet laten".
„Waar kan ik Pier vinden?", vroeg
Pip.
„Onder de den bij de jeneverbes
links van het pad naar de mieren", zei
Albert.
„Zo ver weg?"
„Ja, zo ver weg".
PIP HAALDE ZUCHTEND zijn regen
mantel te voorschijn en trok hem aan.
Hij zette een grote hoed op en hij stap
te in zijn langste laarzen. „Weet je ze
ker, dat je je niet vergist?", vx-oeg hij.
„Kan Pier, de worm. niet wat dich
ter naar mijn huisje zijn gekx-open?
Kan hij niet bij het mosheuveltje liggen,
waar ik altijd een pijpje rook als het
goed weer is? Moet ik echt dat hele nax-e
lange stuk lopen naar de den bij de je
neverbes links van het pad naar de mie
ren?"
„Ja, dat moet je", zei Albert.
„Ik wou dat ik een mol was", zucht
te Pip. „Dan kon ik onder de gx-ond
door en dan was ik er veel vlugger en
ik bleef nog droog ook". Maar hij was
geen mol. Hij sloeg zijn mantel dicht en
hij stapte naar buiten. Albert bleef in
zijn huisje om te kijken hoe het afliep.
Een hele lange tijd liep mannetje Pip
door het vreselijk natte bos. Zijn laars
jes zogen vast in de modder, zijn man
teltje werd steeds natter. Hij voelde de
x-egen tot op zijn rug. Eindelijk kwam hij
aan bij de plaats, die Albert genoemd
had. Hij zocht en hij zocht, maar van
worm Pier was gèen spoor. Zou Albert
hem toch opgegeten hebben? Wel drxe
maal riep Pip heel luid: „Worm Pier,
worm Pier, ben je daar?" Maar er
kwam geen antwoord. Ik zal het nog een
maal px-oberen, dacht Pip. Hij maakte
van zijn handen een spreekbuisje en hij
riep: „Worm Piex-, worm Pier, ben je
daar? Hier ben ik, mannetje Pip".
„Ah, ben jij het mannetje Pip. Ik lig
onder de den en ik lijk op een twijgje",
riep een stemmetje.
PIP BOOG zich naar de grond en ja
wel hooi-, daar lag worm Pier en hij
leek op een twijgje en hij had een dikke
bubbel in het midden van zijn lijf, waar
zijn knoop zat. „Ik kon niet geloven dat
jij het was mannetje Pip", zei Pier. Ik
dacht dat je niet zou komen. Heeft Al-
bert de mol je vei'teld hoe ik met mezelf
in de knoop zit?"
„Ja, dat heeft hij, worm Pier".
„Ik was achtjes aan het draaien,
mannetje Pip. Dat doe ik wel eens meer
als ik me verveel. Het is net als kringe
tjes blazen wat jij doet als je een pijpje
rookt. Ik had zo'n mooie acht, dat ik hem
wou bewaren. Toen ben ik per ongeluk
door mezelf heengekropen. Ik kon ex-
niet meer uit. Daarom zit er nu een
knoop in mezelf. Kan jij hem eruit ha
len, mannetje Pip?"
„Ik zal het px-oberen", zei Pip, „maar
zeker weten doe ik het niet. Ik heb nog
nooit een worm uit de knoop gehaald".
„Misschien zit ik niet zo vast als ik
wel lijk", opperde Pier.
„Misschien niet. Anders ga je dood
hè".
„Ja, anders ga ik dood".
DAT DENKBEELD vond Pip zo ver
schrikkelijk, dat hij dadelijk aan het
werk ging. Hij pakte het ene eind van
Pier en probeex-de het van het andere te
halen. Worm Pier begon meteen heel
gek te giechelen. Mannetje Pip vond
het wel een beetje vx-eemd, maav hij
ging toch door. Hoe ijveriger hij echter
aan Pier duwde en trok, des te gekker
giechelde Pier. „Hi, hi, hi", giechelde
Pier, „hi, die Pip, je kietelt me", hi,
hi, hi". Nu begon hij ook nog te kron
kelen. Geen wonder dat mannetje Pip
de beide einden van Pip niet meer vast
kon houden. Luid giechelend rolde worm
Pier onder de deii weg en daar lag hij.
bloot in de x-egen en helemaal vies van
de moddei-.
„Domme Pier", zei Pip, „hoe kan ik
je nu van de dood redden als jij zegt
dat ik je kietel".
„Maar dat doe je ook", zei Pier. „Ik
lach me dood".
Pip werd kwaad. „Je wilt juist dat
je niet dood gaat", zei hij, „en nu lach
je je nog dood ook. Ik kan je niet helpen
als je zo idioot gaat kx-onkelen".
„Dat moet ik wel", zei Pier. „Ik kan
me toch niet stil houden als ik gekieteld
word".
„Maar ik kietel je toch niet expres".
„Nee. Hi, hi, hi
„Hoor eens hier, worm Pier", zei
mannetje Pip, „je moet niet denken dat
ik het zo'n px-etje vind om jou uit de
knoop te halen. Je hebt niks aan. Het zal
wel nuttig en nodig zijn dat je niks aan
hebt, maar leuk is het niet. Ik kan je
haast niet vasthouden, zo glad ben je.
En als je dan ook nog gaat kronkelen,
weet ik helemaal niet meer waar ik je
moet vastpakken. Waarom probeer ik
je eigenlijk te helpen? Je doet er zelf
niemendal voor".
„HET SPIJT ME, mannetje Pip",
zei Pier, „het spijt me meer dan ik
zeggen kan. Natuurlijk wil ik graag uit
mijn knoop. Ik beloof je dat ik zal px-o
beren om ni^t te voelen dat ik gekie
teld word. Maar ik heb zo'n groot ge
voel voor kietelen, zie je. Dat trekken
aan mijn twee einden wex-kt op mijn
lachspieren. Hi, hi, hi".
„Wil ik soms Albert de mol x-oepen
om te zeggen dat hij je opeet?" vroeg
Pip.
„O, nee, nee, alsjeblieft niet, manne
tje Pip".
„Of Hendrik, de kx-aai, of Sander, de
uil? Die lusten je graag, dat hebben
ze mij zelf vex-teld".
„De hemel bewaar me. Nee, manne
tje Pip".
„Dat dacht ik ook".
„Ik zal niet meer lachen, mannetje
Pip".
„Goed", zei Pip.
(Slot volgt)