Wat het wonderkind
Mozart ons vertelt
u# SONATES
POUR LE CLAVECIN
Qaede anêekenden-
in Dordrecht
Erbij
Ouipeuvent se jouer avec 1 Accompagnement deViolon
A MADAME VICTOIRE
DE FRANCE
Par J. G Walfyaju/ sUozaj^t de, SaXzJjourg
WERKEN VAN
J. TEIXEIRA
DE MATTOS
jfl
ZATERDAG 14 NOVEMBER 1959
PAGINA VI EU
Naar aanleiding van de uit
voering van Mozarts jeugd
werk „Grabmuzik" door Koor
Katholiek Haarlem
TOEN HET WONDERKIND Wolfgang Amadeus Mozart crp
zevenjarige leeftijd in juni 1763 met zijn ouders en zijn zusje
Nannerl de ruim driejarige concertreis aanving door Duitsland,
Frankrijk, Engeland, de beide Nederlanden en Zwitserland, had
hij reeds een zestal kleine klavierstukjes gecomponeerd. Het waren
bescheiden proeven die een bijzondere aanleg verraadden, doch
niet meer dan dat. Aan de hoven te Salzburg en Wenen had men
ze gewaardeerd, als uitzonderlijk werk van een begaafd kind en
er wellicht de leidende hand van vader Leopold Mozart achter
vermoed. Maar tijdens de grote tournee werd het voor het
wonderkind pas ernst met het componeren; nauwelijks vier
maanden van huis, noteerde Wolfgang te Brussel zijn eerste
driedelige sonatete Parijs ontstonden nieuwe sonates en werden
er reeds vier gedrukt, nota bene met een opdracht aan Madame
Victoire de France! Dat ging zo door: in Londen, in Den Haag,
enzovoort zodat, toen de Mozarts eind november 1766 weer thuis
waren, het aantal composities van het wonderkind gestegen was
tot ruim veertig. Hieronder bevonden zich reeds een paar sym
fonieën. Salzburg had drie jaar eerder het verrassend muzikale
kinderspel van de zevenjarige welwillend bejegend, maar werd
nu verrast met de wonderlijke uitgroei van die beloften. Werk
van een tienjarige componist, dat zich als vroegrijp opdrong; het
was echter voor velen te mooi om waar
te zijn! Maar de knaap werd in de hof
dienst betrokken, en de prins-bisschop,
die niet zo maar direct aan het „wonder"
dat zich in die drie jaar voltrokken had
geloofde, zou dan maar eens een door
slaande proef nemen. Hij bestelde het
componeren van een oratorium in drie
delen, waarvan het eerste aan de hof
organist Adlgasser, het tweede aan Mi
chael Haydn en het derde aan de knaap
Mozart opgedragen werd. Maar de last
gever bepaalde, dat Wolfgang dit aan
deel in volledige afzondering zou
componeren. En zo gebeurde het; het
wonderkind werd opgesloten en het
resultaat van de proefneming vaagde
alle twijfel weg, want het werd een
venassend succes.
DEZE BIJVAL werd aanleiding tot het
componeren van een Passie-cantate, onder
de titel „Grabmusik" voor de stille week
van 1767. De knaap was nu elf jaar ge
worden; het werd zijn zesenveertigste
compositie, volgens de lijst van de musi
cologen Wijzenwa en Saint-Foix, die trou
wens het vermoeden uitgesproken hebben,
dat het juist deze cantate was, die Mozart
in een week tijds schreef, opgesloten op
bevel van de prins-bisschop. Er is over 't
algemeen weinig aandacht geschonken aan
dit vroege werk, zodanig dat degenen, die
het willen uitvoeren, genoodzaakt zijn er
het orkest- en koormateriaal speciaal voor
aan te maken. Mozart begint voor de
praktijk van het muziekleven doorgaans
pas te tellen bij de komische opera „La
Finta Semplice" en het zangspelletje „Bas-
tien und Bastienne", die beiden op twaalf
jarige leeftijd geschreven werden. Maar
een nadere kennismaking met de vergeten
„Grabmusik" stelt ons voor verrassende
dingen. Normaal gezien boven zijn kracht
grijpend, verwezenlijkte de elfjarige in
tuïtief het wonder, dat hij noch verstan
delijk noch gevoelsrijp had kunnen tot
stand brengen. Waar het werk de gladheid
DEDIÉES
■SÏge de Sept an.?
OEUVRE PREMIERE
Prix 4 4'
J yrxLoccspcu-Liadóme Ct -devant rue Sb. Jacyurs
T dp resent rue SHonorc Vls a<- vis le Palais Royal
A PAR ié y.
a/tr aAresscs ordinatret
stUEC PRIVILEGE DU ROJ
par petit lie
TOT 30 NOVEMBER exposeert het Mu
seum het Prinsenhof te Delft werk van de
tekenaar en schilder Joseph Teixeira de
Mattos. De laatste tentoonstelling van
diens werk zag ik bij de enige jaren geleden
opgeheven kunsthandel Huinck en Scher-
jon. Het was voor mij een verheugend
weerzien daar in Delft. Het was bescha
mend te bemerken uit de catalogus dat
het grootste deel van deze expositie al lang
in onze omgeving verbleef. Want meer
dan tachtig van de ongeveer honderdvijf
tig tekeningen zijn van het Teylers Mri-
seum. Het grootste deel van de schilde
rijen behoort aan de schilder zelf. Komt
dit door het feit dat de tekenaar meer ge
apprecieerd -wordt dan de schilder? Men
zou het zich kunnen voorstellen. Max
Friedlander heeft in zijn ,.Von Kunst
und Kennerschaft" de neiging tot het schil
deren tegenover de neiging tot het tekenen
gesteld. Hij spreekt over het denkende, op
het mededelen, vertellend gericht zijn van
grote tekenaars en over de spontane, ont
vankelijke aard van hen, die volbloed
schilder zijn." Dit schrijft de heer D. Bol
len, directeur van Het Prinsenhof, in zijn
Ten Geleide bij de catalogus van deze
tentoonstelling. En verder: „Het vertellen
de element van Teixeira de Mattos' werk
is zo sterk, dat het ook de schilderijen be
heerst.
WIJ MOETEN erkennen dat schilderen
en vertellen vaak moeilijk samengaat.
Teixeira de Mattos' schilderijen hebben
iets stroefs in de behandeling. Het vertel
len remde tot op zekere hoogte het schil
deren. Een H. H. Kamerlingh Onnes wist
bij voorbeeld meestal bij zijn vertellen
van bijna hetzelfde, als waarvan Teixeira
de Mattos vertelt, meer spontaniteit te be
waren, maar zijn werk waarderen wij
toch ook niet altijd op de puur schilder
kunstige kwaliteiten. Dit zegt natuurlijk
niets tegen beider kunstenaarsschap. Ka
merlingh Onnes legt ons zijn visie op. Tei
xeira de Mattos dwingt ons met zijn schil
derijen naar hem te luisteren omdat hij
zulke boeiende dingen weet te vertellen op
zo'n spirituele wijze. Kamerling Onnes'
schilderijen van oude lelijke villa's zijn
mij in henzelf genoeg. Teixeira de Mat
tos daarentegen noodt me de trein te ne
men naar Parijs om weer geconfronteerd
te worden met die huizen aan de oude
rand van deze stad. En is het niet vol
doende dat hij me aanzet tot een beleven
van iets, dat voor mij belangrijk was? Hij
is daartoe in staat omdat zijn realistische
schilderijen toch meer vertellen dan foto's
zouden kunnen doen. Misschien ook is zijn
waarheid een bredere dan die van Kamer
lingh Onnes.
OP GROND VAN VELE VAN Teixeira
de Mattos' tekeningen is men geneigd te
veronderstellen, dat hij zou kunnen schil
deren als de impressionist Isaac Israëls.
Toch blijkt zijn latere werk nog steeds
moeilijk geschilderd. Mogelijk is het nog
steeds een ongewend zijn aan de olieverf.
Teixeira de Mattos heeft zóveel te ver
tellen dat hem het tekenen daartoe meer
dienstig is, praktischer en dat zeker op
reis in Frankrijk of Spanje. Vertelt hij al
veel, hij. kan steeds opnieuw en even boei
end van hetzelfde vertellen, van oude hui
zen, van lelijke en gekke huizen, van mo
numenten, van bomen in tuinen en parken
en in de vrije natuur, van stadsbeelden,
gezien uit zijn hotelkamer, die hij niet eens
op speciale punten behoeft te zoeken. Hij
kon vertellen van krokodillen, van char
mante hoedjes, zoals ze bij de modistes
staan, van aardig geklede vrouwen langs
de straat, die hij met lichte ironie kon be
kijken. Veel van zijn figuren zag hij op de
rug. Het ligt voor de hand want men kan
s
„Moeder", portret door Joseph Teixeira de
Mattos (uit het bezit van Teylers Museum
te Haarlem).
wel achter zijn onderwerp aanlopen en
moeilijk daar op vooruit. En dan „lopen"
die figuren ook! De verkeersagent, bene
den vóór hem, kon hem boeien. Hoezeer is
de straat dan aanwezig rond de alleen
staande figuur!
TEIXEIRA DE MATTOS is modern al
leen al omdat hij als weinig anderen van
vandaag kan vertellen. Zeg niet dat de mo
derne auto eigenlijk een lelijk ding is. Men
kan hem ook mooi zien, bewijst Teixeira
de Mattos. Het huis met de verroeste
stellages voor de lichtreclames in Madrid
is natuurlijk niet mooi. Maar met Teixeira
de Mattos zijn we in Madrid, zijn we op
reis. Hij leert ons dat dat zogenaamde zon
nige Spanje van de reisbureaus ongemeen
somber kan zijn. Aan oppervlakige genie
ters heeft hij geen verhaal. Geen tendens
kunst echter van zijn kant! Hij geeft, stof
tot gedachten, schrijft de heer Bolten.
maar hij richt ze niet, waardoor „zijn ge
zelschap" ook voor ons „interessant en
boeiend" is. Teixeira de Mattos' intellect
kon hem verleiden tot pogingen die grote
voorgangers met veel resultaat hebben ge
daan. Duidelijk is dat aan een portret van
zijn vrouw voor een wand met schil
derijen. We denken direct aan „Mary Cas-
satt au Louvre" van Degas. Voor mij is
Teixeira de Mattos' schilderij een te waar
deren „hommage" aan de meester te noe
men. Maar natuurlijk is hij meer zichzelf
in 7.ijn verkeersagenten. En ook in die ver
gane Parijse huizen, die hij naast het te
kenen ook schilderde. Teixeira de Mattos'
intellect staat verder borg voor toch ver
rassende portretten in olieverf als die van
zijn gade, lang op het vlak staande.
HET ONDERWERP kan Teixeira de
Mattos' wijze van vertellen bepalen. Mis
schien dat wij zijn uitvoerige wijze van
vertellen als zijn meest persoonlijke moe
ten ervaren. De vlotter neergezette in
drukken, veelal verbluffend knap, zijn mij
echter niet minder. Het onderwerp op
zichzelf is dan al zo interessant. Zeker
bijvoorbeeld de charge, die hij in 1929 van
zich zelf gaf: een spits mens. Gezien bo
vendien nog eens de portretten van zijn
vrouw ook iemand die een ontroering over
brengt.
Bob Buys
COMPOSITIE WEDSTRIJD
VOOR BEIAARDIERS
TER GELEGENHEID van haar vol
gend jaar te herdenken' driehonderdjarig
bestaan heeft de klokkengieterij Petit en
Fritsen te Aarle-Rixtel een internationale
beiaard-compositie prijsvraag uitge
schreven. Gevraagd wordt een composi
tie voor een beiaard van 4 octaven
(c-c"") (minus cis en dis in de bas),
waarvan de uitvoering vijf tot zes minu
ten in beslag zal nemen. De bekroonde
compositie kan als verplicht nummer ge
vraagd worden bij de in 1960 te houden
jubileum beiaardwedstrijden in Rotter
dam of Arnhem en voor Amerika op de
beiaard van een nieuw te bouwen toren
te Springfield.
Mocht de bekroonde compositie te moei
lijk zijn om als verplicht nummer te die
nen bij deze wedstrijden, dan zal een an
dere compositie worden aangewezen. De
bekroonde compositie zal in elk geval zo
wel in Rotterdam of Arnhem als in
Springfield ten gehore worden gebracht.
De jury die de ingezonden composities
zal beoordelen bestaat uit de heren: Leen
't Hart, directeur van de Stichting Neder
landse Beiaardschool te Amersfoort, Ge
orge Stam, directeur van het Rotterdams
Toonkunstconservatorium te Rotterdam,
en Staf Nees, directeur van de Beiaard
school van Mechelen. De prijzen die be
schikbaar gesteld worden zijn: een eerste
prijs van 500.- plus een klokje met in
scriptie en een tweede prijs van 250.-
plus een klokje met inscriptie.
Helleborus niger wordt de kerstroos ge
noemd; een winterbloeiende plant die men
niet verwarren moet met een echte tuin-
roos; ze behoort niet eens tot dezelfde fa
milie. Helleborus niger kan omstreeks
Kerstmis wel bloeien of vol bloemknoppen
zitten, maar dan moet men het weer wel
een beetje mee hebben. Ze wordt door de
bloemist ook wel vervroegd en als kamer
plant geleverd; een dankbare plant voor
dit doel, maar u moet haar toch niet als
een blijvende gast zien. Na de bloei en na
de vorstperiode moet u er een plekje voor
in uw tuin zoeken; misschien is er wel een
niet al te dichte heester waar ze kan staan;
ze heeft namelijk een hekel aan de felle
zon. Ze houdt ook van een zeer voedzame
grondsoort en voldoet speciaal in een klei
achtige grond; schrale zandgronden zijn
minder goed, maar als men er wat kom
post of oude mest doorheen spit zal het ook
wel gaan. De plant is winterhard, maar
open bloemen zullen bij strenge vorst be
vriezen en dan is het goed wat beschutting
aan te brengen; groene sparretakken kun
nen dan al uitkomst geven.
G. Kromdijk
ener geacheveerde nabootsing van klas
sieke modellen mist, compenseerde Mozart
met spanningen door met eigen gevonden
middelen zijn opdracht tot een oplossing
te brengen. Het zijn geen kunstgrepen die
hij in de „Gradus ad Parnassum" van Trix
geleerd kan hebben, maar hun effect werd
er des te verrassender om.
DE CANTATE BESTAAT uit een reci
tatief en aria voor bas, een recitatief en
aria voor sopraan, een duo voor sopraan
en bas en een uitgebreid slotkoor, dat er
waarschijnlijk pas zes jaar later aan toe
gevoegd is. De inleidende recitatieven zijn
van een buitengewone expressiviteit: zij
preluderen prachtig op de lyriek en op de
dramatiek van de aria's. Opvallend is in
de sopraanaria de tekstvertolking die de
latere opera-componist verraadt. Uiterst
vrij van conceptie is het verloop van die
aria in een soort begeleid recitatief, waar
de jonge componist zich in een doolhof
van modulerende wendingen waagt, de
zeer persoonlijke spanningen wekkend
waarop hierboven gedoeld werd. Wellicht
heeft men hierin indertijd onhandigheden
gezien en is de „Grabmusik' om die ge
waagde dingen als onbruikbaar voor de
praktijk afgewezen en vergeten geraakt.
Maar dan heeft men beslist over het hoofd
gezien wat een ontluikend genie hier aan
nieuwe uitdrukkingsmiddelen in het ge
ding bracht. Het behoort tot 't uitgesproken
„wonder" van Mozart's vroegrijpheid, dat
hij op elfjarige leeftijd eigen we<?en ont-
ginde. Zoals wij op het door Heibling in
177 geschilderd portret de zelfbewustheid
van de elfjarige knaap van het gelaat
vooral van de sprekende oogopslag
kunnen aflezen, zo kunnen wij ook die in
druk van zelfstandigheid en zelfverzeke
ring beluisteren in de muziek die hij toen
net onderhanden had.
HET IS ZO GOED als zeker, dat de Pas-
sion-Cantate (.'.Grabmusik") van het won
derkind uit Salzburg nooit in Haarlem is
uitgevoerd. Dit staat echter nu te gebeu
ren; „Koor Katholiek Haarlem" (directeur
Albert de Klerk), dat heus geen proefstuk
meer hoeft te leveren voor wat betreft de
doorbraak van het geijkte koorrepertoire,
heeft het als zeldzame noviteit geplaatst
op zijn programma van het concert, dat,
met medewerking van solisten en van het
Noordhollands Philharmonisch Orkest,
aangekondigd is voor aanstaande donder
dag 19 november in de grote zaal van het
Haarlems Concertgebouw. Bovendien
wordt daarnaast ook een weinig bekend
„Regina coeli" van de jonfte Mozart uit
gevoerd, dat hij in zijn vijftiende levens
jaar componeerde. Köchel deelde dit stuk
in zijn lijst in als opus 108. Dat wil zeggen
dat er in de vier verlopen jaren sinds de
Passions-Cantate, ruim zestig composities
waren ontstaan, waarvan vele van grote
omvang.
DE GENIALE KNAAP had ondertussen
met succes zijn examen afgelegd tot be
sluit van zijn studie in het strenge contra
punt bij Padre Martini te Bologna. Maar
aan dit „Regina Caeli" is duidelijk te mer
ken dat, toen hij het schreef, hij weer de
Salzburger lucht inademde en meer be
kommerd was om dc elegante symfonische
vormen dan om de geest van het traditio
nele contrapunt. In feite kan men dit drie-
deligstuk als een soort vocale symfonie
beschouwen. Bij dit al wekt het verbazing
met wat een vlot elan dit alles neerge
pend is. Is dat nu nog werk van een won-
Titeiblad van Mozart's eerst gedrukte
composities. (Parijs 1763 of 1764). Let op
het „agé de Sept ans".
derkind? Natuurlijk is het dat, want het
wonder in Mozart werkt door, zijn hele
leven lang; maar op zijn vijftiende jaar is
hij geen „kind" meer maar een „meester".
Met dat al biedt de confrontatie met j==
werk uit twee levensperioden, die de groei
van het genie markeren, een uiterst in- =E
teressante ervaring.
TIJDENS DE Haarlemse Orgeldagen
van deze zomer heeft het „Requiem" van
Maurice Duruflé, uitgevoerd door de
Christelijke Oratorium Vereniging, onder E=
leiding van George Robert, grote indruk
gemaakt. Nu wilde het toeval dat „Koor
Katholiek Haarlem" hetzelfde werk voor
zijn eerstkomende uitvoering bestemd had.
Vriendschappelijk overleg met de C.O.V.
leidde ertoe, dat men dit meesterwerk
tevens op het concert van donderdag zal
kunnen horen. Wie het deze zomer hoorde
zal er allicht opnieuw kennis mee willen
maken, en wie het toen ontgaan is en met
bijzondere lof hoorde gewagen over het §H
indrukwekkend karakter van het stuk,
wordt de kans geboden het te leren
kennen. j=|§
NA DE UITVOERIGE besprekingen die
wij aan Duruflé's „Requiem", naar a§n-
leiding van de Haarlemse creatie in juli
j.l. wijdden, lijkt het ons overbodig er an-
dermaal diep op in te gaan. Laten wij er
alleen op wijzen dat het, toen Edward
Flipse het te Rotterdam in 1953, als gloed- |ii|
nieuw introduceerde, de algemene impres-
sie wist te wekken, dat men geconfron-
teerd werd met een meesterwerk. De wijze
waarop de componist gebruik maakte van
de authentieke kerkmelodie van de doden-
mis, deze bouwstof in de gregoriaanse sfeer Hj:
tot een verinnigd-religieuze en niettemin
zeer bewogen compositie maakte, en zich
daarbij tevens deed kennen als een be-
wonderenswaardig beheerser van het or-
kest, gaf een gezien criticus dan ook de
woorden in de pen: „dat dit werk uniek
genoemd mag worden in de muziekge-
schiedenis der laatste decennia, waarin 't
wellicht een mijlpaal zal blijken".
Jos. de Klerk W=
MISSCHIEN HERINNERT
men zich mijn nogal en
thousiast verslag over de
te Dordrecht gehouden
tentoonstelling van de te
zeer in de vergetelheid ge
raakte Zeeuwse stilleven-
schilder Adriaen Coorthe. Het blijkt dat deze expositie
ook door vele anderen met warmte is ontvangen en
het Dordrechts Museum ontving zelfs reacties van ver
buiten onze grenzen. Ik kan me dan ook goed voorstellen
dat de heer L. J. Bol, directeur van dit museum, in zijn
openingsrede voor de tot 1 december te houden tentoon
stelling „Goede Onbekenden" even zijn ongenoegen
moest uiten over de opmerking in een blad uit Dor
drechts omgeving, dat door het museum te weinig ge
daan wordt. Het Dordrechts Museum beschikt over heel
weinig middelen. De gemeente Dordrecht kan daar niet
veel aan doen omdat het museum een van de gemeente
onafhankelijke instelling is. „Het afficheren alleen al
zou onze middelen te boven gaan", zei de heer Bol. Maar
dit is geen reden tot défaitisme voor hem en zijn zeer
luttele medewerkers. „Integendeel, het is een aansporing
tot vlijt en overleg om van de geldelijke nood een cultu
rele deugd te maken". Een van de laatste bewijzen van
de door de heer Bol opgeroepen sympathie voor zijn
museum is de door de vereniging Rembrandt verzorgde
aanwinst: een klein stilleven van Hubert van Ravesteyn
(1638- voor 1691), op bijzondere wijze langs een diago
naal van het vlak gecomponeerd en heel plezierig minu
tieus geschilderd. Door ingetogenheid doet het even
denken aan de strakkere werkjes van genoemde Coorthe.
Het doet ook denken aan enkele stilleventjes op de
expositie van nu, een expositie van werken waarvan de
auteurs ons tot nu toe onbekend bleven.
Deze tentoonstelling is onder meer ge
richt tegen het namenfetischisme, dat
zoveel mensen genoegen doet nemen
met onbetrouwbare certificaten en
aanleiding gaf tot zwendel, zoals men
pas nog in de krant kon lezen. Op deze
tentoonstelling kan men zonder valse
schaamte iets mooi of minder mooi
vinden. Uiteraard heeft de heer Bol
naar goéde onbekenden gezocht, maar
dat verplicht ons nog niet van ieder
schilderij te houden. De heer Bol wenst
van ons een persoonlijke verhouding
tot een kunstwerk.
Ingemetseld gedicht van
Victor Hugo ontdekt
In de sokkel van een beschadigd beeld
van Napoleon te Boulogne is een tot op
heden onbekend gedicht van Victor Hugo
ontdekt. Het bijzonder anti-Engelse ge
dicht bevond zich in een loden tube die
was ingemetseld in het voetstuk. Het ge
dicht was kennelijk bestemd om te wor
den voorgelezen bij de onthulling van het
standbeeld, maar is om een of andere re
den nooit gepubliceerd. Bij Boulogne
bracht Napoleon het leger bijeen voor de
invasie in Engeland.
De laatste strofe luidt aldus:
En vains, Londres et Moscou,
dans leur rage unféconde,
L'une hors de l'Europe et l'autre hors
du monde,
Ont mutilé La France.
Vois au dessous de toi, figure solennelle,
L'éternelle tempète et la haine éter-
nelle,
L'océan sous tes yeux, l'Angleterre a
tes pieds.
VOORTS IS DEZE expositie een aan
trekkelijke voor de kunsthistoricus en
diens zuivere lust tot speuren. De ge-
interesseerde leek kan trouwens ook
ongehinderd nu tot vergelijkingen ko
men, die het schilderijen zien zo
boeiend kunnen maken. Ik had ten
minste plezier in een bezoekster, die bij
een portret van een jonge man (uit de
collectie van het Mauritshuis) dacht
aan Hals. Bedoeld werk (nr. 8 in de
catalogus) komt uit Zuid-Nederland en
werd rond 1640 geschilderd. De houding
is weinig Hals te noemen, maar verder
staat zo'n schilderij toch heel dicht bij
het werk van de Haarlemse meester en
wij voelden ons bij dit portret dan ook
best thuis. Nu ik het toch over Haarlem
heb, wij waren in Haarlemse omgeving
met een schilderijtje dat misschien van
Jan Wouwerman (Haarlem 1629-1666)
zou kunnen zijn. Zo hadden we het
landschap bij Overveen of Bloemendaal
kunnen zien op de dag van ons bezoek
aan deze tentoonstelling en op onze
terugweg reden we de lucht tegemoet,
die deze ongetwijfeld rond Haarlem ge
werkt hebbende schilder boven zijn
duin plaatste.
WANNEER IK BIJ een bergachtig
landschap (nr. 26) aan Seghers denk,
dan is dat een compliment aan de on
bekende auteur. Dat kleine schilders
soms kunnen verrassen weet een ieder,
die gelijk ondergetekende steeds weer
exposities van verenigingen moet ver
slaan. Dat werk kan plezierig blijven
als men het opvat als een jacht op het
mooie, waar ook de middelmatige schil
der op zijn gelukkige momenten toe in
staat blijkt. De door de heer Bol uitge
zochte tentoonstelling zou er een kun
nen zijn van de resultaten van geluk
kige momenten van kleinere schilders.
Het is echter aan de andere kant te
begrijpen dat men bij bepaalde werken
aan grote namen zou willen denken.
Bijzonder trof mij door originele com
positie een landschap met tekenaar bij
een waterval; het werk is afkomstig uit
een particuliere verzameling. Men
denkt aan Allaert van Everdingen
(1621-1675). Als de juistheid van deze
toeschrijving eens bewezen mocht
worden, dan verdient de naam van de
auteur door dit schilderij meer klank.
Er zijn dan ook kunsthistorici, wier
vorsen tot gevolg heeft dat weinig be
kenden meer recht wordt gedaan. De
heer Bol deed dit aan Andriaen Coor
the. Deze expositie is een dóórgaan in
dezelfde richting.
DE HEER BOL begreep dat het
moeilijk was reclame te maken voor
deze tentoonstelling omdat men niet
kan komen aandragen met wereldbe
roemde namen, die als zodanig al een
bezoek stimuleren. Maar als ik dan
mijn catalogus nog eens doorblader
blijkt dat enkele „Goede Onbekenden"
toch zeker al goede bekenden waren en
Keukenstilleven in schuur, een werk
uit de Rotterdamse school (anno 1640).
ons alleen in de andere omgeving op
nieuw opvallen. Zo genoot ik van een
meisjesportret uit het Kröller-Müller-
museum, werd ik weer getroffen door
een portret van een gestorven kindje
uit de collectie van het Mauritshuis.
Verbluffend om zijn gemakshalve „mo
dern" te noemen compositie is een stil
leven met vijf haringen en een bosje
gedroogde schol, waarvan vooral de
haringen met veel plezier geschilderd
zijn. Er zijn stillevens van een geest,
die de nog niet zo lang geleden ge
storven Franse schilder Derain tot zijn
beste werk inspireerden. Er is een
portret van een vrouw, wier roze ge
laatskleur prachtig gedragen wordt door
zwarten, witten en grijzen, van een
kleurgeving die ons aan een Velasques
en Hals doet denken. Het wordt toe
geschreven aan Pieter Borselaer, die in
1665 in Engeland werkzaam was en in
1684 te Middelburg zat; een vergeten
meester volgens C. H. Collins Baker.
Dit portret motiveert het woord
„meester".
Er zijn in Dordrecht veertig werken
geëxposeerd, waarvan vele uit particu
lier bezit. Laat dit laatste ook een aan
beveling zijn. Ik noem tenslotte nog
slechts dat zeer bijzondere schilderij
van twee schildpadden, uitzonderlijk
door onderwerp op dit formaat. Ja, en
ook het portret van Margaretha van
de Menvede, een Noordnederlands en
wellicht Haarlems werk uit ongeveer
1543, dat zo prachtig van tekening is.
Bob Buys