0e vlindeis
Lars Schmidt, echtgenoot
van Ingrid Bergmann,
kosmopoliseert Parijs toneel
VREEMDE BRITSE
IN DE WINTER EN
PACHTBETALINGEN:
EEN SNEEUWBAL IN
EEN ROOS
DE ZOMER
Erbij
„1960, jaar van actie"
LECTUUR VOOR JONGENS EN MEISJES
EN DE EVOLUTIE
ZATERDAG 12 DECEMBER 19 5 9
PAGINA
(Van onze correspondent in Parijs)
SINDS VORIG JAAR heeft een nieuwe
verschijning in het Parijs toneelleven zijn
opwachting gemaakt: de „producer" of
„producteur" die nu volgens de gebrui
ken der filmwereld een vooi'stelling finan
ciert, de rollen verdeelt, regisseur en de
corateurs uitkifest en ook de keuze der stuk
ken bepaalt. Zonder hem fysiek te verdrin
gen, is de „producer" zo toch in de plaats
getreden van de theaterdirecteur wiens
'vpornaamste functie en bevoegdheden hij
heeft overgenomen. Die directeur mag
zijn zetel behouden en officieel zijn titel
blijven voeren, maar in feite heeft hij toch
voor de producer het veld geruimd. De
„producteur" heeft het eigen of geleen
de geld en hij kan dus ook de risico's
lopen waaraan steeds meer directeuren ten
onder dreigden te gaan. De grote succes
sen van het vorige seizoen waren meren
deels al aan de initiatieven van die „pro-
ducteurs" te danken, en hun invloed be
weegt zich nu dan ook in sterk-stijgende
lijn. Van de vier theater-producers die in
Parijs nu werkzaam zijn is Lars Schmidt
(de echtgenoot van Ingrid Bergmann) de
bekendste en de machtigste. Deze vermo
gende Zweed heeft het vak in Skandina-
vië geleerd waarna hij in Londen zijn er
varingen verrijkte om in Parijs zijn inter
nationale activiteiten nu steeds hoger op
te voeren. Men mag erkennen dat hij tot
dusver geen ongelukkige hand heeft ge
toond. Onbetwiste kasstukken als „Cat. on
a hot tin roof", „Het dagboek van Anne
Frank", „Twelve angry men" en andere
Amerikaanse werken als „West-Side Sto
ry", „The Time of your Life" en „Sudden
ly Last Summer" stonden, of staan nog
op de lijst van zijn daden.
OOK ANDERE publieke successen van
het Parijs toneel mogen voor het meren
deel op de rekening van „producers" ge
schreven worden, j Janine d'Almeida ont
dekte zo Achard's „Patate", een stuk dat
eerst door twaalf directeuren was gewei
gerd om daarna in Parijs een wereld
triomf te beginnen. Ook Félicien Mar-
ceau's „II pleut bergère" en „Romanoff
en Juliette" staan op haar naam. André
Rothschild een andere vermogende „pro
ducer", mocht zich in de lucratieve car
rière van „Les sorcières de Salem" (met
Yves Montand en Pierre Brasseur) en van
„Van de brug af gezien" (met Raf Val-
one) verheugen, terwijl de vierde mus
ketier onder deze grijze eminenties, Frank
Vogel, als „coach" van „De drie Muizen"
„Oom Otto" en „De man die zijn sleutels
verloor" is opgetreden.
HET NIEUWE SYSTEEM heeft voor
delen en bezwaren, maar in ieder geval
konden al verschillende Parijse theaters,
dankzij de „producers" voorlopig tenmin
ste nog open blijven. In de loop der laatste
jaren zijn al heel wat grotere en kleine
schouwburgjes tot bioscopen en zelfs ga
rages omgebouwd omdat de directie de
strijd tegen de fiscus en andere onheilen
met het bankroet moesten bekopen. Nu is
de huidige malaise zeker niet alleen van
financiële aard, en de bekwame vaklieden
onder de toneeldirecteuren wisten over het
algemeen het hoofd wel boven water te
houden en slaagden er zelfs in een eigen
trouw publiek te vormen. Niettemin is hel
ook weer waar dat tè vele Parijse schouw
burgdirecties de tekenen des tijds niet of
onvoldoende bleken te verstaan, en in dat
opzicht kunnen de „producers" nu mis
schien een heilzame invloed uitoefenen.
LARS SCHMIDT gaat bij voorbeeld op
een geheel andere wijze te werk. Tenge
volge van zijn vele internationale relaties
is hij in staat de uitwisseling van stukken
en van acteurs en regisseurs te bevorde
ren. De uitnemende Engelse regisseur Pe
ter Brook werd door hem naar Parijs ge
haald. En diezelfde Brook voerde in Broad
way het laatste stuk op van de Franse
„poète maudit" Jean Genét dat in Parijs
door de overheid verboden werd. Doch
ook bij de procedure van een première
bewandelt Schmidt een nieuwe weg. Hij
is van oordeel dat een toneelmanuscript
zelden onmiddellijk rijp is te worden op
gevoerd, en daarom verlangt hij van een
schrijver dat die zijn tekst eerst met de
„producteur" en de regisseur grondig be
studeert en, zo nodig, ingrijpend omwerkt
alvorens met de repetities wordt begon
nen. Ook hier ontwaart men dus niet on
duidelijk de invloed van de film waar een
„producer" behalve over de auteur over
scenaristen beschikt, en de dramaturg in
alle geval niet meer met absolute almacht
is bekleed. Schmidt is verder van oordeel
dat de aankleding van een stuk vooral
niet verwaarloosd moet worden en dat
kost ettelijke miljoenen francs die pas na
maanden weer door de recettes kunnen
worden afgeschreven. En ten slotte vindt
hij dat de meeste schouwburgen ook
qua comfort en inrichting moeten worden
gemoderniseerd, voor welk doel hij bereid
is vijfentwintig percent der winsten te
reserveren.
HET NADEEL van deze nieuwe metho
de is dat het Parijse toneelleven nóg ster
ker zal worden gekosmopoliseerd en het
eigen karakter van de scheppende en her
scheppende kunst voortdurend meer in het
zeer commercieel-georiënteerde beleid
der internationaal gerichte theater-con
cerns te loor dreigt te gaan. Een andere
weg lijkt er voor vele theaters echter niet
meer open te liggen én naast het perspec
tief van een garage of een cinema, is de
richting die Lars Schmidt en zijn colle
ga's nu zijn ingeslagen toch nog wel het
minste kwaad voor de verdere ontwikke
ling van het Parijse toneel.
OLD MOORE'S ALMANAC, die sinds
1697 van jaar tot jaar de toekomst heeft
voorspeld, heeft een tip opgelicht van
de sluier die nog over het jaar 1960 ligt
gespreid. De huidige opvolger van dr.
Francis Moore, de stichter van de al
manak, is anoniem, zoals zijn voorgan
gers. Maar bescheiden is hij niet. „De
mensen zijn zo sceptisch tegen
woordig", klaagt hij, „als onze juiste
voorspellingen eens alle gepubliceerd
werden, dan zou het publiek wel meer
aandacht aan onze almanak besteden.
„Wij hebben onze indrukken van 1960
wel aardig gereed", vervolgt hij. „Wij
noemen het een jaar van actie. Er zul
len heel xvat opwindende dingen ge
beuren. Maar er zal geen grote oorlog
komen. De betrekkingen tussen oost en
west zullen iets verbeteren. In januari
zal een poging worden gedaan de beide
delen van Duitsland te verenigen.
Maart brengt enkele rampen voor
scheep- en luchtvaart, en Russische po
litieke intrigues, spionage en zo. Ook
een herleving van de royalistische be
weging in Italië." De ziener voorspelt
verder veranderingen in de Russische
regering, en, in september, „een staat
van gisting" in Oost-Europa en in het
naburige oosten. De aandacht in Enge
land zal dan echter veel meer geves
tigd zijn op „een koninklijke verloving
of huwelijk".
„Prinses Margret?", vragen wij.
Kijk uit naar het geluksgetal 16",
zegt de ziener, „dat is duidelijk genoeg,
niet waar?".
Voor een helderziende misschien
wél
WIE OVER VOLDOENDE geld beschikt, kost het in
de regel weinig moeite om huur of pacht te betalen.
De posterijen of de bank zorgen dan wel, dat de
verschuldigde bedragen tijdig hun bestemming
bereiken. Zo is het in Nederland, zo is het ook
buiten onze grenzen. Toch zijn er gevallen, waarin
het zelfs voor een rijk man niet zo heel gemakkelijk
is om zijn huur- en pachtschulden te betalen, omdat
niet alle vorderingen in geld luiden. Vooral in Enge
land, waar tal van oude gewoonten en gebruiken
zich hardnekkig hebben gehandhaafd, is het soms
heel moeilijk om op tijd op de overeengekomen ma
nier te voldoen aan huur- en pachtverplichtingen.
Enige voorbeelden zullen dit duidelijk maken.
EEN DER OUDSTE pachtgebruiken is de betaling van „wroth silver" aan de hertog
van Buccleuch. Deze gewoonte dateert uit de dagen, toen de Saksen van het vaste
land naar Engeland kwamen. Toen sprak men niet van „wroth silver", doch van
„rother heyder", hetgeen vee-geld betekent. Ieder jaar op de elfde november betalen
de leden van een aantal parochies in Warwickshire aan de hertog een klein bedrag
voor het recht om hun vee te drijven over zijn goederen. Bij zonsopgang komen de
rentmeester van de hertog en de parochianen samen op de top van de Knightlow
Heuvel. Een voor een treden de mannen en vrouwen naar voren om het verschul
digde bedrag dat varieert tussen een stuiver en 27 stuivers te werpen in een
uitgeholde steen, waarin oorspronkelijk een kruis stond. Als zij hun penninkske
afdragen, zeggen zij „w r oth silv e r". Wie de betaling van „wroth silver" ver
zuimt, krijgt nog heden ten dage een vrij hoge boete, te weten: 240 stuivers voor
iedere niet betaalde stuiverof een witte stier met rode neus en rode oren! Vijfen
twintig parochies zijn dit jaarlijkse „wroth silver" verschiddigd. Dat de bedragen
klein zijn, blijkt wel hieruit, dat die 25 parochies tezamen 112 stuivers betalen. Is de
plechtigheid op de heuveltop afgelopen, dan gaat de rentmeester met de parochianen
ontbijten in de „Dun Cow Herberg" in Stretford-on-Dunsmoor, alwaar zij op de
gezondheid van de hertog van Buccleuch drinken. Melk met rum is de voorgeschreven
drank. Tot voor kort bestond in Chingford (Essex) een niet minder merkwaardig
gebruik. Telkens als een der landgoederen daar in andere handen overging, moest
de nieuwe eigenaar met zijn gade, een knecht en een meid naar de pastorie rijden om
de geestelijke een hazewind en een haas te brengen. Met drie stoten op zijn jacht
hoorn moest hij zijn komst aankondigen. De geestelijke nam dan de hond en de haas
in ontvangst, waarna hij de nieuwe landheer een kip voor diens valk, een brood voor
diens hond en een maat haver voor diens paard schonk.
OP KASTEEL WINDSOR, eigendom der in 1874 Sir Winston Churchill het. levens-
Engelse koninklijke familie, vinden jaar- licht als een der nazaten van de hertog
lijks twee heel bijzondere huurbetalingen van Marlborough. Beide grote generaals
plaats. Op dit slot hangen in de Kamer moesten jaarlijks een, symbolische, huur
van de Wacht twee Franse vlaggen. De betalen voor hun nieuwe goederen. Deze
ene, de lelie-vlag (gulden lelies op wit veld) betalingsplicht rust thans op hun nazaten,
der Bourbons, bevindt zich boven het Daarom verschijnt telken jare op de ver-
borstbeeld van de hertog van Marlbo- jaardag van de slag bij Waterloo (18 juni)
rough. De andere, de tricolore der Franse de hertog van Wellington op Windsor Castl
republiek, hangt boven het borstbeeld van en biedt hij daar een nieuwe tricolore-vlag
de hertog van Wellington. Na zijn over- aan als jaarhuur voor Strathfieldsaye. En
winning bij Waterloop op Napoleon (1815) op 2 augustus van elk jaar maakt de her-
ontving de hertog van Wellington, ge- tog van Marlborough zijn opwachting op
naamd de „IJzeren Hertog", van zijn Windsor Castle om een nieuwe lelie-stan-
vorst en zijn volk als beloning het prach- daard te overhandigen. De oude standaards
tige buiten Strathfieldsaye in Berkshire zorgvuldig gedateerd, worden door de ko
ten gebruike. Eerder, na de overwinning ning bewaard. In de archieven van Wind-
op de Fransen bij Blenheim (1702), had de sor Castle bevinden zich thans ongeveer
hertog van Marlborough als blijk van dank 250 lelie-standaards, als 250 jaarhuur-be-
baarheid der natie het mooie paleis Blen- talingen voor Kasteel Blenheim.
Jaarlijks betaalt de Hertog van Marl
borough, die Blenheim. Palace bewoont, de
Lelie-standaard der Bourbons (die tijdens
de slag van Blenheim iverd veroverd) als
pacht en huur voor het paleis en het
landgoed.
plicht" nog wel kwijten, omdat er op de
bergen in de buurt van Munro ook in de
zomer sneeuw ligt. Moeilijker echter is het
om midden in de zomer een sneeuwbal te
produceren als pachtsom voor een land
goed in Yorkshire, want daar is geen zo-
mersneeuw. En als de sneeuwbal niet „be
taald" wordt... ja, wat gebeurt er dan?
Tot dusver is hij echter steeds betaald.
En in de toekomst is het gevaar voor
„sneeuwbalverzuim" gering, want. er zijn
ijskasten, waarin men gemakkelijk een
paar sneeuwballen kan laten „overzome-
ren".
Andere ongebruikelijke pachtvergoedin-
gen zijn, bij voorbeeld, een pond zwarte
peper voor een landgoed in Sussex, hon
derd haringen te brengen aan de koningin
door de Heer van East Charlton namens
de stad Yarmouth, en dan zulke dingen
als spijkers voor Harer Majesteits sche
pen, één kruidnagel, drie korrels witte pe
per of een aantal wapens voor persoon
lijk gebruik des konings.
LONDEN IS IEDER jaar tegen eind ok
tober het toneel van twee ongebruikelijke
pachtbetalingen. Bij de eerste verschijnt
in een der gerechtshoven de Stadsadvo
caat, voorzien van een snoeimes, een bijl
en twee takkenbossen. In tegenwoordig
heid van de Ontvanger der Kroon hakt
en snijdt hij de takken in kleine stukken.
Is dit geschied, dan zegt de Ontvanger
plechtig: „Goed Dienstbetoon". Dan neemt
hij de bijl en het mes als betaling in ont
vangst. Zij symboliseren het „Goede Mes"
en het „Slechte Mes", die sedert jaar en
dag door Londen als pacht zijn verschul
digd voor een stuk braak land in Shrop
shire. De tweede betalingsplechtigheid da
teert uit 1235. Bij die gelegenheid over
handigt de Stadsadvocaat zes hoefijzers en
eenenzestig spijkers, die allemaal eeuwen
oud zijn, aan de Ontvanger der Kroon. Te
voren heeft de Stadsadvocaat de voorwer
pen zorgvuldig ten overstaan van de Ont
vanger geteld. Met de woorden „Het Juis
te Aantal" aanvaardt de Ontvanger de
hoefijzers en de spijkers, die de pacht zijn
voor een stuk land, dat eertijds in Londen
bekend was onder de naam „De Smidse".
De smederij, die daar eens gestaan heeft,
is al heel lang geleden verdwenen, doch
zorgvuldige nasporingen in de archieven
brachten aan het licht, dat hij stond in
de huidige Strand, ongeveer ter plaatse van
Australia House. Interessant is het, dat de
hoefijzers en de spijkers reeds minstend
vijf eeuwen lang bewaard zijn ten kantore
van de Ontvanger der Kroon.
WIJ LEVEN IN een tijd, waarin derge
lijke merkwaardige pacht- en huurbepa-
lingen niet meer worden gemaakt. Niette
min is het verheugend, dat de oude over
eenkomsten van die soort in ere worden
gehouden. Praktische betekenis mogen zij
dan niet hebben, wie zin heeft voor de ro
mantische zijde der geschiedenis weet ze
stellig te waarderen als relicten uit een
tijd, die misschien minder zakelijk was dan
de onze, doch stellig niet minder interes
sant. Thans zet men verdienstelijke bur
gers de doctorshoed op; toen eerde een
vorst verdienstelijke mannen met de rid
derslag en met een landgoed.tegen een
jaarlijkse betaling van een roos in de win
ter. een sneeuwbal in de zomer of een bui
tenlandse vlag. q
heim ten gebruike ontvangen voor zich en
zijn nazaten. In dit paleis aanschouwde
Misschien loopt u
over een aardig ge
schenk voor uw
vrouwte piekeren;
bloemen en planten
zijn altijd welkom en
in deze dagen ziet u
bij de bloemist aller
lei aardige, kleine
stukjes, die heus niet
zo veel geld behoe
ven te kosten. Wij in
Nederland zijn een
beetje met bloemen
verwend; wij vinden
dikwijls alleen grote
bossen mooi, maar in
andere landen is dat
wel anders en daar
weet men enkele
bloemen in een aar
dig pidletje wel te
waarderen. Rode an
jers zijn veel te duur
om er zulke grote
bossen van aan te
schaffen, maar u
kunt het ook met
veel minder doen;
vijf rode anjers en
een grijs bemost tak
je en een aardig boni
blaadje doen het in
een groen pulletje
uitstekend. Indien u
gevoel uoor bloem
schikken hebt kunt u
zelf ook wel zo iels
aardigs maken; de
bloemist kan u aan
de bloemen helpen; in de duinen is wel
aan een bemost takje te komen en als een
andere kleur anjer gekozen ivordt kunt u
ook heel aardige effecten bereiken met
rode beshulst; er zijn ook andere bes-
BEHALVE SYMBOLISCHE betalingen
worden ook wel persoonlijke diensten ge
vraagd als huur of pacht. Als bijvoor
beeld de Britse soeverein het Holyrood-
house Paleis in Edinburgh bezoekt, rust
op de leden van het geslacht Honsion-Cran-
ford de plicht om, desverlangd, een bak
met rozenwater, een lampetkan en een
handdoek aan te dragen, opdat de
vorst(in) zich de handen kan wassen en
afdrogen. Aldus betaalt dit geslacht de
pacht voor een boerderij m Braeside. Een
ander voorbeeld van dienstbetoon als
pachtbetaling is de plicht van Lord Ailes-
bury om persoonlijk op een klaroen te bla
zen als de soeverein een bezoek brengt aan
het Woud van Savernake (Wiltshire). Dit
was namelijk de pacht, die koning Hen
drik III bedong, toen hij dat woud afstond
aan de toen levende Lord Ailesbury. Tel
kens als de regerende Britse vorst de Ka
naal-Eilanden bezoekt, rust op de Heer
van Rozel de plicht, te paard in zee te
rijden totdat het water tot zadelhoogte
komt, terwijl deze Seigneur voorts tijdens
het verblijf des konings als koninklijk bot
telier moet optreden. Een ander edelman
op die eilanden, de Heer Van Saumarez,
blijft in het genot van zijn goederen op
voorwaarde, dat hij tijdens een bezoek des
konings steeds optreedt als bekerdrager
van de vorst(in).
SOMS KRIJGT MEN wel eens de indruk
dat de vorst een blijk van humor of iro
nie heeft willen geven bij de bepalingen
van pacht of huur. Zo zijn er enige land
goederen, welker eigenaren een pachtsom
betalen van zegge en schrijven één rode
roos per jaar, die als regel „voldaan"
moet worden op 24 juni, doch in enige ge
vallen met Kerstmis, hetgeen vroeger vaak
heel moeilijk was, doch thans, dank zij
-s het gebruik van broeikassen, minder voe
ten in de aarde heeft. Allesbehalve een
takjes die er voor gebruikt kunnen wor- voudig is het ook om als pachtsom een
den, snuffel maar eens in de tuin; er zal sneeuwbal op 21 juni te moeten betalen.
best iets te vinden zijn. De bezitters van de buitenplaats Munro
in het noordwesten der Schotse Hooglan-
G. Kromdijk den kunnen zich van die „sneeuw-pacht-
„ALS JE EEN NEGERMEISJE BENT"
van Catharine Marshall is eveneens be
stemd voor wat oudere meisjes. Hier gaat
het verhaal over Julie, een negermeisje,
wier vader arts is. Julie moet ondervinden
dat haar vriendinnetjes van de lagere
school haar in de steek laten, zodra ze
naar High School gaan. Hoe ze tegen het
alleen-zijn vecht en hoe ze uiteindelijk
toch de juiste houding weet aan te nemen,
heeft Catharine Marshall in een erg een
voudig, maar boeiend geschreven verhaal,
heel pakkend weergegeven. Zij confron
teert op deze manier vele meisjes met een
actueel probleem. Nini Brunt heeft het
boek in het Nederlands vertaald. (Uit
geverij De Kern, Amsterdam.)
Het fotoverhaal „DE VAKANTIE VAN
LIESBET EN DE BEREN" met foto's van
Dare Wright en tekst van Clare Lennart,
uitgegeven door G. W. Breughel te Den
Haag, is aardig voor kinderen van om
streeks vijf jaar. Het procédé van de
poppenfilm is gevolgd en zeker niet zonder
succes. Hier en daar doen de plaatjes iet
wat „popperig" aan.
Nu iedere kinderkamer een klein Ma-
durodam van de wereld der volwassenen
is geworden kan daarin ook een kalender
niet meer ontbreken. Bij uitgeverij J. J.
Kuurstra te Amsterdam is een speciale
JEUGDKALENDER verschenen, met tekst
van A. D. Hildebrand en met illustraties
van Rein Stuurman. Gelukkig lijkt de ka
lender, behalve dat er de data op zijn
aangegeven, niet op die van de ouders.
Hij is voorzien van versjes, verhaaltjes,
raadsels, kleurprentjes, bouwplaatjes en
andere knutselarijtjes. De kinderen van
acht tot twaalf jaar zullen er zeker veel
plezier aan beleven; als ze nu maar op het
moment kunnen wachten, dat het volgend
blaadje er af mag. Dat lijkt ons bij de
aantrekkelijke uitvoering van deze kalen
der geen eenvoudige zaak.
Diet Huber schreef „DE UIL MET
ZEVEN ZUURTJES" en tekende er zelf
de geestige pi-entjes bij, (uitgeverij Ploegs-
ma, Amsterdam). De rijmpjes liggen pret
tig in het gehoor en hebben een heerlijk
ritme. Het heerlijk speelse van hun in
houd maakt ze aantrekkelijk. Voor kinde
ren van vier jaar af, dus ook voor vol
wassenen, die het-kind-blijven niet be
neden hun waardigheid achten.
De nieuwe serie avonturen van PAULUS
DE BOSKABOUTER zal door velen met
vreugde begroet worden. Uitgever C. P. J.
van der Peet kwam maar liefst met vier
nieuwe deeltjes in zijn reeks „De Paulus-
boom", waarin deze uit de radio zo be
kende Kabouter weer de hoofdrol speelt.
Het zijn: Het ei; De verrassing; 't Klaag-
hemd en Poetepoet; alle van de hand van
de onuitputtelijke Jean Dulieu, die zijn
werk ook zelf illustreert. Hij blijft in zijn
verhalen opmerkelijk fris en bezit een
grote fantasie. Deze vier nieuwe kostelijke,
geestige verhalen zullen hun weg zeker
naar de jonge en oude lezers vinden.
In een paar goed geschreven korte ver
halen vertelt Roger Lancelyn Green „HET
BELEG VAN TROJE" na. Voor de Neder
landse bewerking, die bijzonder goed ge
slaagd is, zorgde Henrik Scholte. Het
boekje is geschikt voor jongens en meisjes
van i3 jaar en ouder. (Uitgeverij De Kern,
Amsterdam.)
OP 24 NOVEMBER 1859 verscheen in Engeland
een boek, getiteld „The origin of species by means
of natural selection, or the Preservation of favoured
races in the struggle for life" (Het ontstaan der
soorten door natuurlijke teeltkeus of het behoud
van begustigde rassen in de strijd om het bestaan).
Schrijver ervan was de toen al wegens zijn vele
weenschappelijk-biologische publikaties bekende
natuuronderzoeker Charles Robert Darwin. Door zijn
„Origin of species" verwierf hij zich echter een
faam, die nog steeds zeer groot is en die bij ons nog
voortleeft in de naar hem genoemde tulpenrassen.
Dat de honderdste verschijnigsdatum van Dar
win's boek hier wordt gememoreerd, vindt overi
gens minder zijn oorzaak in het nog steeds beaamd
worden van de erin ontvouwde denkbeelden, alswel
in het enorme belang ervan voor het natuuronder
zoek èn het algemene denken van de vorige eeuw.
Door het bijeengaren van een overvloed aan fei
tenmateriaal heeft Darwin aangetoond, dat de die
ren en planten zoals wij die kennen moeten zijn
ontstaan door zeer geleidelijke en lagzame ontwik
keling (evolutie) uit voorgangers, die er anders uit
zagen. Miljoenen jaren is dit evolutieproces reeds
aan de gang. En er bestaat geen enkele reden om
aan te nemen dat het niet nog steeds zou voortgaan.
Als karakteristiek negentiende-eeuws materialist
heeft Darwin aan de geest, welke de materie be
heerst geen aandacht geschonken. Voor hem was
blijkbaar de materie alles. Een hogere orde, om niet
te spreken van een bestierende God, werd immers
door geen materialist uit de 19de eeuw erkend. De
stof was nummer één, en bij alle ge
beurlijkheden met deze stof speelde „Het
Toeval" een grote rol. Door dit toeval zou
ook op een gegeven moment het leven zijn
ontstaan. Een bepaalde gunstige constel
latie van eiwitvormende aminozuren plus
nog het een en ander zou zomaar eens een
klompje levende stof zijn geworden. En
van dat ogenblik af zou de uiterst 'trage
ontwikkeling zijn ingezet, die uiteindelijk
heeft geleid tot de onvoorstelbare soorten
en vormenrijkdom in de levende natuur
die wij kennen.
NATUURLIJK zocht men ook naar een
redelijke verklaring voor het ontstaan van
de grote verscheidenheid. En het is Dar
win geweest, die hierover zijn opzien
barende boek publiceerde. Ervan uitgaand
dat er van iedere soort veel meer indivi
duen ter wereld komen dan er in leven
kunnen blijven, redeneerde hij dat vooral
diegenen zouden blijven bestaan, die bij
zonder geschikt waren om zich in hun
omgeving te handhaven. Wat minder
„bruikbaar" was, zou vanzelf worden uit
geselecteerd. „Survival of the fittest"
noemde Darwin dit. Hierdoor zouden
om het eens even vaag als populair te
zeggen steeds meer eigenschappen-
naar-de-pluskant op de voorgrond treden
en aldus zouden bijvoorbeeld de vele on
gekend „knappe" aanpassingen van plan
ten en dieren bij hun naaste omgeving ont
staan. Hier moest natuurlijk wel worden
aangenomen, dat de zeer geringe variaties
welke steeds binnen één en dezelfde soort
voorkomen, ook erfelijk waren. Anders
kon er geen „vooruitgang" zijn.
Kort na Darwins dood hebben Weismann
en Hugo de Vries echter aangetoond, dat
deze zogenaamde fluctuaties niet erfelijk
zijn. Zij kunnen dus ook nooit invloed
hebben op de ontwikkeling in een be
paalde richting. Dat kan alleen wanneer
de selectie is gebaseerd op variaties die
wél van tevoren erfelijk waren vastgelegd.
Dergelijke erfelijke variaties noemt Hugo
de Vries mutaties (in zijn boek „Die Mu-
tationstheorie).
Strikt genomen komt het er dus op neer
dat Darwins selectietheorie moest worden
vervangen door die over de mutaties. Uit
eerbied voor deze grote geleerde zou men
echter ook kunnen zeggen dat zijn inzich
ten en theoretische conclusies gehandhaafd
kunnen blijven, mits hier en daar enkele
correcties worden aangebracht (in de geest
van Hugo de Vries).
VOORAL IN de laatste tijd neigen En
gelse en Amerikaanse natuuronderzoekers
sterk tot een dergelijk „Neodarwinisme".
Door uitgebreid onderzoek zowel in het
laboratorium als in het vrije veld tracht
men de betekenis van de natuurlijke se
lectie voor de vorming van nieuwe soorten
vast te stellen.
Eén dier is hierbij van groot belang, de
metertorenkop ofwel peper-en-zoutvlinder,
een aardige, middelgrote nachtvlinder met
een warrig patroon van zwartgrijze lijri
tjes en stippen op de witte ondergrond van
zijn vleugels. Rustend op met korstmossen
begroeide boomstammen wordt dit vlin
dertje volkomen opgenomen in het alge
mene achtergrondpatroon. Althans voor
het menselijk oog is het dan nagenoeg on
vindbaar. En dus veronderstellen we maar,
dat het dan ook goed gecamoufleerd zal
zijn voor zijn vele belagers uit de vogel
wereld.
Omstreeks 1860 nu, is in een Engels
industriegebied een nieuwe vorm van de
peper-en-zoutvlinder verschenen: na
genoeg effen zwart-grijs. Dat is dezelfde
kleur, die ook de boomstammen daar heb
ben; hun korstmossen zijn verdwenen door
de voor hen giftige rookgassen en het roet
heeft zich op de naakte schors afgezet.
De donkere peper-en-zoutvlinders zijn hier
bijna niet te vinden als ze op de stammen
zitten. In de loop der jaren zijn deze don
kere dieren in de industriestreken (èn in
de gebieden onmiddellijk onder de wind
ervan) steeds talrijker geworden. In „on
besmette" bossen daarentegen komt dik
wijls nog nagenoeg uitsluitend de oor
spronkelijke lichte vorm voor.
DE VRAAG IS nu natuurlijk deze: „Zou
den vogels inderdaad op bomen met be
roete stammen de zwarte vlinders over het
hoofd zien en zouden ze op schone bomen
met korstmos de normale vlinders onge
moeid laten doordat ze die minder ge
makkelijk kunnen vinden?" Zo ja, dan zijn
de opvallenden, dat wil zeggen de niet
mooi bij hun omgeving aangepasten, dus
in het nadeel ten opzichte van de anderen
en er kan een aanmerkelijke selectie
plaatsvinden.
De Engelse dr. B. Kettlewell heeft tal
loze peper-en-zoutvlinders aan proeven
blootgesteld. Inderdaad is hierbij gebleken
dat zwarte dieren op „roetbomen" veel
minder worden weggepikt dan witte, ter
wijl op schone bomen juist de lichte exem
plaren in het voordeel zijn. Dus is tóch
de selectie van heel groot belang; dal
wordt bewezen door deze momentopname
uit de zeer lange film. die is getiteld ..Evo
lutie".
Kees Hana