Hannibal leert Italiaans
O
O
VOOR JULLIE
s
ZATERDAG 12 DECEMBER 1959
Erbij
PAGINA
Bridöe
FEUILLETON VOOR
BEZOEK AAN
EEN KLOOSTER
JONGE MENSEN DOOR
LIZZY SARA MAY
LvXSXvX
Schaken
Het kandidatentoernooi Bled/Beograd
blijft een onuitputtelijk bron van studie en
schaakvreugde. Telkens nieuwe partijen
komen ons onder de oogen en het is dan
moeilijk de verleiding te weerstaan, ze te
bestuderen.
Bij het naspelen van onderstaande par
tij, in welke Gligoric met zwart de reus
Smyslov in zegge en schrijve 18 zetten ver-
sloeg(!), moesten wij denken aan een oud,
maar niet verouderd boekje, Reti's „De
nieuwe ideeën in het schaakspel" uit de(
twintiger jaren. Reti zet daarin onder meer
uiteen, dat zich in zijn tijd een evolutie
voltrok ten aanzien van de wijze van ont
wikkelen der stukken in de opening. Vroe
ger hield men zich strikt aan een soort
leefregels, zoals: ontwikkel snel, breng de
dame niet te snel in het spel, speel in de
opening niet tweemaal met één stuk e.d.
Het inachtnemen van dit soort regels was
en is verstandig; de doorsneeschaker zal
er zich wél bij bevinden. Maar voor de
meester, spelend op hoger niveau, gelden
verfijnder vormen en natuurlijk was het
schaakgenie Reti daarnaar op zoek. Hij
vond ze bij Capablanca. „Bij grondige be
studering van diens partijen" aldus Reti,
„bemerkte ik tenslotte, dat hij in de plaats
van Morphy's principe om in de opening
zo spoedig mogelijk alle stukken te ont
wikkelen een ander principe had gesteld,
namelijk om in iedere stelling een plan tot
richtsnoer te kiezen, dat zoveel mogelijk
bij het type der stelling paste. Iedere zet,
die dat plan niet ten goede komt, ook al
ontwikkelt hij een stuk, is tempoverlies."
De moderne meesters hebben een dank
baar gebruik gemaakt van Reti's ideeën;
zij stelden de rochade uit, speelden twee
maal achtereen met eenzelfde stuk, ver
waarloosden hun ontwikkeling en wat dies
meer zij, als zulks in hun kraam te pas
kwam.
Maar men kan deze hypermoderne speel
wijze ook te ver drijven en daarvan is
onderstaande „kortsluiting" een treffend
voorbeeld. Smyslov zal wel spijt hebben
gehad als haren op zijn hoofd, dat hij de
gezonde, ouderwetse huismiddeltjes van
Morphy niet heeft gebruikt.
Wit: Smyslov. Zwart: Gligoric
Konings-Indisch i
1) d2-d4 Pg8-f6 2) c2-c4 g7-g6 3) Pbl-
c3 Rf8-g7 4) Rcl-g5 c7-c5. De natuurlijke
reactie na Rg5. Nu de witte loper eenmaal
op g5 staat, kan zwart beter c7-c5 dan e7-
e5 (e6) nastreven. 5) d4xc5 Pb8-a6 6) g2-g3
Pa6xc5 7) Rfl-g2 d7-d6 8) Tal-cl.... In
leiding van een verkeerd plan. Zwart staat
volkomen bevredigend, onder andere om
dat hij na de normale ontwikkelingszet
Pf3 de riposte Pfe4 kan spelen. Kennelijk
kan wit er zich niet bij neerleggen, dat hij
geen openingsvoordeel heeft. Teneinde
veld e4 te blijven beheersen stelt hij de
zet Pf3 uit en bereidt hij de opstoot b2-b4
voor. Daartoe diende natuurlijk eerst Tal
uit de diagonaal van Rg7 te worden ver
wijderd. Maar dit kost een zet en de toren
doet op cl niet veel. 8)0-0 9) b2-b4?..
Deze zet legt de grondslag voor het ver
lies. Wit gaat tot actie over, alvorens zijn
koningsvleugel ontwikkeld is. Rg7 krijgt
een machtige functie en de a-lijn gaat aan
stonds open ten gunste van zwart, omdat
wit geen toren op al kan plaatsen.
9).... Pc5-e6 10) Rg5-d2 a7-a5! 11) a2-
a3Het alternatief b4-b5 ziet er niet
aanlokkelijk uit, omdat zwart dan heer en
meester wordt van veld c5 11) a5xb4
12) a3xb4 Pe6-d4 13) Pgl-h3 Rc8-e6! Deze
aanval op c4 lokt bewust de volgende voor
de hand liggende riposte uit. De bedoeling
van zwart is, veld a4 in zijn macht te krij
gen door afruil van Pc3. 14) Pc3-d5 Pf6xd5
15) c4xd5 Re6-d7. Plotseling wordt het dui
delijk, hoe slecht wit staat. Er dreigt Ra4
en Tcl-al is niet mogelijk. Vandaar: 16)
Tcl-c3Een griezelige plaats voor de
toren maar wat moet wit anders spelen?
16).... Ta8-a2 17) Ddl-bl De nor
male zet 17) 0-0 faalt op 17)Ra4, b.v.
18) Del Pe2: schaak) 19) De2: Rc3: 17)....
Dd8-a8 Dreigt Tal. Weer is de witte rocha
de onmogelijk, nu wegens Td2:D us: 18)
Tc3-cl Rd7-f5! en wit gaf het op. Na 19)
e4 volgt immers Rh3: 20) Rh3: Pf3 schaak
en Rd2 gaat verloren.
Zwart: Gligoric
y/mz ww *=4
Wit: Smyslov
Slotstelling. Een benauwend voorbeeld
van de manier,waarop Reti's nieuwe ideeën
niet moeten worden toegepast.
Het onderstaande spel uit een oefenwed
strijd is één van de meest leerzame, het
welk ik in 1959 de revue zag passeren. Het
is een, zéér moeilijk, voorbeeld van juiste
kansen nemen, zoals een speler in de
praktijk zo vaak zal moeten uitrekenen.
Niet altijd geeft de meest kansrijke
speelwijze het beste resultaat, doch in het
voorbeeld van vandaag had zuid met de
hoofdprijs naar huis kunnen gaan:
*752
9 V 10 8 4 3
O V 4
A 5 3
wat al plezierig kan zijn als ergens een
honneur sec valt; west speelt echter troef
5 en oost de troef 9.
Vervolgens moet zuid zorgen voor een
dubbele-renonce positie in ruiten (dus de
tweede hoge ruiten spelen) en een voor de
tegenstanders ongunstige naspelpositie in
harten (dus hartenaas incasseren).
Na deze vloed van drie Azen en een
Heer, moet zuid rekening houden met de
mogelijkheid dat klaveren slecht zit: zuid
spele daarom geen troef na, doch kla-
verenboer. Het zal misschien niet véél
helpen, doch het spelen van een kleine
klaveren naar de Aas verliest in elk geval
twee slagen in die kleur (wonderen voor
behouden). Oost komt aan slag oost had
oorspronkelijk:
9 9H 7 6 2 O B 7 6 5 3 *HV8
Als u het spel volledig, uitlegt, zult ge
zien dat oost op dit moment reeds weinig
levensruimte over heeft. Speelt hij harten
heer, ruiten of klaveren, dan is de winst
voor zuid reeds kinderspel.
De sterke oostspeler zal met een kleine
harten vervolgen zuid kan daarop een
klavertje opruimen (zogenaamd „loser on
loser"). Als west dan hartenboer speelt en
noord de vrouw maakt, staat zuid nog een
probleem te wachten: moet hij harten 10
of een kleine naspelen, met andere woor
den zal de 9 sec (kunnen) zitten of de
Heer? Noord moet de harten 10 naspelen
niet omdat u dit met open kaarten thans
Mr. La. bpanjaard wéét, doch om een zéér logische reden.
Die te vinden mag ik als laatste pro
bleem wel aan u overlaten?!
De bridgevraag van deze week: NZ
spelen semi-forcing tweebod. In een vier-
tallenwedstrijd robberbridge) krijgt
zuid als gever:
AH 9 A H 10 8 3 2 A 10 A 9 4
Zuid opent met 2 harten west past
noord, uw partner, biedt 2 Sansatout,
hetgeen een ontkenning van belangrijke
hulp is, doch dat niets zegt over kaart-
verdeling. Oost past wat moet zuid
bieden? Antwoord onder.
H. W. Filarski
N
W O
z
A V 10 8 6 3
A
O A H
B 10 4 2
Na: zuid 2 schoppen (OW passen)
noord 2 SA zuid 3 schoppen noord
4 schoppen, bereikten NZ het eindbod, dat
elke goede bridgespeler met deze NZ-
spellen wel aan zou durven.
Tegen dit 4 schoppenbod nu. speelde
west ruiten 10 voor. Wat is zuids meest
aantrekkelyke speelplan? U wilt wellicht
zélf eerst wat nadenken, alvorens ik mijn
advies geef.
Duidelijk springt in het oog, dat indien
de 4 troeven van OW 2:2 verdeeld zitten,
het spel onverliesbaar is. Zuid zal immers
zijn vierde klaveren zo nodig nog in noord
kunnen aftroeven. Als troef echter 3:1
valt en de klaveren ongunstig vallen, drei
gen er 4 verliesslagen in de zwarte
kleuren.
Het zou fout zijn, noords enige zekere
entree (klaverenaas) te gebruiken voor een
troefsnit; bovendien zou snijden in schop
pen slechts wat opleveren als oost Heer
tweede had en in dat geval is de winst
tóch reeds zeker, ook zonder snijden.
Om nu de tegenpartij later zo weinig
mogelijk tegenspelruimte te geven, be
ginne zuid éénmaal troef te spelen (Aas)
Darnmee
Ir. G. van Dijk heeft dus een wel zware
nederlaag geleden in het duel om de
wereldtitel met ir. I. Koeperman. Nu
speelde de titelhouder in eigen land en
we weten allemaal wel dat ze daar in de
Sovjet-Unie bepaald niet kinderachtig zijn
met faciliteiten als het er om gaat een
wereldkampioenschap te handhaven of te
veroveren. Het was, naar Russische maat
staven. dus helemaal niets bijzonders, dat
Koeperman alle gelegenheid kreeg zich
geducht voor te bereiden op de ontmoeting
met zijn uitdager. Van Dijk bleef zijn
dagelijks werk doen; hij speelde enige
oefenpartijen tegen Keiler, Roozenburg en
Bom, en dat was eigenlijk alles
Toch hebben zich tijdens de match si
tuaties voorgedaan, die mij onbegrijpelijk
voorkomen.
Neem nu eens de opening uit de derde
partij. Waarom nam de Rus een zeer ge
vaarlijke en nadelige opsluiting knijpstel-
ling? Van de aanvangstelling uit werd de
situatie als volgt.
Wit ir. G. van Dijk. Zwart ir. I. Koeper
man.
1) 33-28 18-22. 2) 38-33. Op 2) 39-33?
volgt verlies door 22-27 en 19-23). 2)
12-18. 3) 42-38 7-12. 4) 32-27 1-7. 5) 37-32
20-24? Overzichtelijk en sterker is 19-23
28x19 14x23.
De tekstzet beperkt de soeelvrijheid tot
slechts de zetten 14 en 15-20. Door de door
zwart gekozen onstelling ontstaat altijd
oneniofsnadeel. Zo ook in dit spel. waarin
Van Dijk verreweg het beste spel had.
Je moet ook in de vaargeulen blijven,
zei Alberto.
ZE SCHOVEN NU om het kleine eiland,
dat geheel onbewoond scheen, heen en
voeren naar het gi-ote. Ze konden het kloos
ter dat boven op de rotsen lag nu duidelijk
zien.
Moeten we hier niet aanleggen? vroeg
Ivo.
Ne§, zei Alberto, we moeten om het
eiland heen, daar is de aanlegsteiger.
Hebben jullie het soms warm, jon
gens? vroeg Ondine.
Je kunt de pip krijgen, zei Ivo terwijl
hij met een hand zijn voorhoofd afveegde.
Wat is dat in het Italiaans? vroeg On
dine. Alberto, wat is pip in het Italiaans?
Dat weet ik niet, zei Alberto ernstig.
Hij begreep niets van Ondine's plage
rij.
O, riep Ondine, een dorp. Kijk eens
een echt dorp! O, wat berefantastisch om
hier te wonen. Stel je voor, echt op een
eiland! En moet je zien die vrouwen
daar
Het was alsof ze teruggekeerd waren
naar oeroude tijden. Aan de oever lagen
enkele vrouwen op hun knieën voor grote
houten wasborden de was te doen.
Ik zie jou al, bromde Ivo. Op dit
eiland wpnen en de was doen. Je zou aller
eerst een wasmachine gaan bestellen.
Het lijkt allemaal romantischer dan
het is, zei Jaap.
Moeten we bij dit dorp aanleggen?
vroeg Ivo.
Nee, nee, zei Alberto, verderop is de
aanlegsteiger van het klooster.
Nog verder, zuchtte Ivo die dik genoeg
van de roeierij had.
TOEN ZE AANGELEGD haden konden
ze pas goed voelen hoe warm het was. De
zon stond bijna loodrecht boven hun hoof
den en onmiddellijk begon het zweet langs
hun gezichten te gutsen.
Pf, blies Ondine. Wel een heet para
dijs
Alberto had de boot vastgemaakt en be
duidde hen hem te volgen. Ze klauterden
een steil pad op, doken onder enkele laag
hangende struiken door en stonden plotse
ling in een prachtige verwilderde tuin.
Hier en daar groeiden breed uitwaaieren
de palmen, rozen slingerden zich om af
gebroken pilaren en er stonden enkele
stenen banken.
Hè, heerlijk koel, zei Ondine. Hier zou
ik wel een poosje willen blijven. Maar Al
berto liet hen geen tijd; hij liep alweer
vooruit en ze moesten hem wel volgen.
Hoog boven hen lag hét klooster, maar Al
berto liet de met gras begroeide stenen
trappen links liggen en volgde een met on
kruid overwoekerd pad. Losse stenen en
afgevallen takken vertelden dat er hier
maar weinig mensen kwamen. Af en toe
snelde een hagedis voor hun voeten langs.
Bij een grote platte steen waarin twee
holten waren bleef Alberto staan.
Dit, zei hij, is de plaats waar St.
Franciscus van Assisi het eerst voet aan
wal zette. Op die steen viel hij op de knie-
en om te bidden en na hem kwamen alle
pelgrims op deze steen bidden.
Zie je die holten? Die zijn in de loop der
eeuwen gemaakt door de knieën van dui
zenden pelgrims.
Hoe lang geleden leefde St. Francis
cus eigenlijk? vroeg Ivo.
In het begin van de dertiende eeuw, ant
woordde Alberto. Dat is dus een achthon
derd jaar geleden.
Geen wonder dat die steen dan zo uit
gesleten is, merkte Ondine op. Het interes
seerde haar maar half. Het was meer het
eiland zelf dat haar belangstelling had. De
palmen, de verwildering en vooral de stil
te. Er waren zelfs geen vogelstemmen.
ACHTER ALBERTO AAN gingen ze
weer terug naar de trap die ze eerst voor
bijgegaan waren. Al klauterend bereikten
ze na een kwartier de ingang van het
klooster, een weids portaal versierd met
in steen uitgehakte ridderemblemen. In
een grote donkere deur stak een enorme
sleutel.
Kunnen we er in? informeerde Jaap.
Nee, dat mag niet, zei Alberto, Jullie
moeten even wachten dan haal ik de gids
die hier woont
Is het klooster dan niet meer in ge
bruik? vroeg Ivo verbaasd.
O nee, allang niet meer, zei Alberto.
Het is een museum. Alberto ging een hek
je door en ze hoorden hem roepen: Bep-
po! Hé! Beppoü
Er kwam geen antwoord.
Weer hoorden ze Alberto roepen, maar
nu waren het lange Italiaanse volzinnen
die begeleid werden door gebons op een
deur. Opeens ging er boven een luik open.
Een slaperig hoofd boog zich voorover en
keek naar beneden.
Che cosa? zei het hoofd onwillig. Wat
is er?
Visitatori! riep Alberto naar boven.
Ah, si. presto, presto, knikte het hoofd
en trok zich terug. Alberto kwam bij hen
terug, ging op een muurtje zitten en hief
luidkeels een Italiaans lied aan
Komt-ie? vroeg Ivo.
Zingend knikte Alberto ten antwoord.
Na een tien minuten verscheen hetzelf
de slaperige hoofd
Je hoefde geen helderziende te zijn om op
te merken dat het bij het hoofd behoren
de lichaam zich inderhaast in de kleren
gestoken had.
Hij deed net zijn siësta, grinnikte Al
berto zacht.
In zich zelf mopperend opende de gids
de deur en hield die voor de jongelui open.
Ze kwamen in een donkere kapel, des te
donkerder omdat het zonlicht buiten zo fel
was.
Dit is de kapel, zei de man in het Ita
liaans. Da's niks. Niente, niente. Ga maar
mee. Ze staken de nogal grote ruimte
over en volgden de gids naar een deur die
de kapel verbond met een lange brede
gang.
Japans en Chinees aardewerk, zei de
6) 47-42 14-20. 7) 41-37 10-14. Stand na
de zevende zet:
IR. I. KOEPERMAN
^xxx>x~--^xxxoTcncc^ccoocxx>y o-xcooccceocccocco^crco
O '//W/, v///////. W////S,
MM
«f
°C0C<X>XXX>X>3D0003XXX>C>XO:CCCCC<X^^yXXX>3XXXOX*XOyX>
IR. G. E. VAN DIJK
Het is de moeite waard eens te onder
zoeken of met de 8ste zet 34-29? moet.
8) 34-30 20-25. Gedwongen voor Koeper
man. Maar de wereldkampioen moet toch
volkomen met dit openingspel op de
hoogte zijn. Kijk maar eens naar de ge
volgen van 9de) 30-34. Na 9de zet 40-34
of 39-34 15-20. 10) 44-39 4-10. 11) 49-44
10-15 en nu gedwongen 28-23.
Welk een terrein van onderzoekings
mogelijkheden ligt in dit fragment.
9) 46-41 25x34. 10) 40x20 14x25. Met 15x24
zou wit na 39-34 wel stukwinst afdwingen.
11) 44-40 5-10. 12) 49-44 10-14. 13) 39-34
4-10. Koeperman had gedwongen spel om
de bevrijdende ruil 19-23 voor te be
reiden. 14) 43-39 19-23. 15) 28x19 14x23.
16) 33-28 22x33. 17) 39x19 13x24. 18) 44-39
8-13. 19) 48-43 2-8. 20) 50-44 17-21. 21)
31-26 10-14. 22) 26x17 11x31. 23) 36x27
13-19. 24) 34-29 24x33. 25) 39x28 9-13.
26) 41-36 14-20. 27) 44-39 3-9. 28) 37-31
18-22. 29) 28x17 12x21. 30) 31-26 7-12.
31) 26x17 12x21. 32) 40-34 21-26. 33) 42-37
6-11. 34) 38-33 19-24. 35) 43-38 24-30.
36) 35x24 20x40. 37) 45x34 15-20.
Stand: zwart 8, 9, 11, 13, 16, 20, 25, 26;
wit 27, 32, 33, 34, 36, 37. 38, 39.
Met het betere spel gaat wit een kansrijk
eindspel in.
38) 32-28 20-24. 39) 34-29 24-30. 40) 27-22
8-12. 41) 29-23 11-17. 42) 22x11 16x7. 43)
37-32 12-17. 44) 39-34 30x39. 45) 33x44 7-11.
46) 32-27 11-16. 47) 27-22 25-30. 48) 22x11
16x7. 49) 28-22 7-11. 50) 23-18 en na 26-31
en 11-17 remise gegeven.
Over opening, middenspel en eindspel
valt na analysering nog wel wat te zeggen.
Een door Van Dijk uitstekend gespeelde
partij, waarvoor de Rus. om voor ons duis
tere reden, in de opening gelegenheid gaf.
B. Dukel
(Oplossingen en correspondentie te zen
den aan het adres van de damredacteur,
B. Dukel, Wijk a. Zeeërweg, 125, IJmuiden.)
•uajjeq t- }3ui ua§(OA
-.I3A 31 pmz uea VS 8 EU iqoqd ufiz I3q
SI uep 'I3A\ 3!P Ciq U"H 'uaqqaq peaiuoo
-U3}.mq U33 jooa gu!i3p.i3Ai.iem(
-5joiuee U33§ fiq jez 'ised VS 8 do J3(3ds
p.TOOU 3 p 3 O g U33 S(E U33.N qOIZ n
jgeeJA ufiz J3isq (33A i3iu us^jeq ueq
■ieeiAi \,sueq spuozag" uaa VS 8 si p.ioou
hq U3j.ieq uoi3(guis U33 ;3iu sjpz -us^eui
usuunq \ez VS 8 M^oj us 'u3op \ez iep fiq
dojeeM .leeq^uap uaqads azonei uftz .13 U3
uassed usi-ieq g do pjoou geuj u3ipu3Aog
•jn31>iU31Jeq 3p30g J33Z U33 Sp33J l.I33p
-ue.ieg guiu3dou3ijeq z u" u!z Siui3A\
lj33q U3i.ieq uba uajeqjsq 13H 'uspaiq
U3130UI inoiesues 8 I9ds 3>|fi.isueq itp
13Ui pmz (ez 3gpi.iq.i3qqo.i jo pCuisp3A\u3i
-jei-ieiA U33 uj :3eejA3Spuq Suissoiclo
gids wijzend op allerlei voorwerpen die
langs de muren waren opgesteld.
Hè! zei Ondine. Wat heeft dat nu met
een klooster te maken!
Allemaal echt! zei de gids die uiter
aard niets van Ondines opmerking had
begrepen. Vijftien eeuwen oud. Hij gaapte
luid, draaide zich om en snelde naar een
volgende deur.
Nou, die heeft haast, zei Ivo. Je
krijgt geen tijd om te kijken
DE GIDS LIET ze zelfs geen tijd om te
praten:
Dit, zei hij wijzend op een aantal le
lijke schilderijen die aan de muren van
een duistere zaal hingen. En hij ratelde
de jaartallen en de onbekende meesters op.
Overal stonden stoelen en tafels onder
hoezen, beeldjes uit alle tijdperken ston
den zich broederlijk te vervelen naast in
perkament gebonden boeken.
Moet je zien, zei Jaap die zo'n boek
opensloeg. Dit zijn nog echte oude kloos-
tergeschriften. Helemaal met de hand ge
schreven
En dat? vroeg Ondine op een groen
uitgeslagen bronzen beeldje wijzend. Wat
is dat?
Alberto keek in de aangewezen richting.
Dat is Etruskisch, zei hij. Dat is hier
in de buurt opgegraven.
Hoe oud is dat wel? vroeg Ondine.
O, wel tweeëntwintighonderd jaar,
zei Alberto.
Veni, veni, drong de gids en hij open
de alweer een deur. Maar bij deze deur
beleefden ze de verrassing van hun leven.
Vanaf een terras keken ze neer op een
tuin, zoals die waarschijnlijk alleen in het
oosten nog maar voorkomen; volmaakt
verzorgde bloembedden in ontelbare kleur
nuances, rozen, palmen, cypressen, vijge
bomen en vooral een bijna tastbare stilte.
Deze tuin moest al eeuwen slapen.
Zonder enige moeite kon je je de Ro
meinse vrouwen op de banken voorstel
len in hun lichte geplooide gewaden.
Maar ook de pruikendametjes pasten hier
in de fluwelen kostuums, de kuitbroeken,
de hoffelijke gebaren en het kaarslicht...
Wat een wonder.fluisterde Ondi
ne dromerig. En dan nog dat meer in de
verte. En die geuren. En die stilte. Ze hin
gen over de balustrade en keken en ke
kenEn howel de gids ongeduldig weer
naar binnen liep en weer naar buiten
kwam om te zien of ze nog niet kwamen,
ze verroerden geen vin.
(Wordt vervolgd)
ia
MEESTER BLAZUIN, de glasblazer,
was in zijn glasblazerij aan het werk.
Hij had een heetgloeiende, vloeibare
massa voor zich, waaruit hij met zijn
ijzeren blaaspijp telkens een druppel
nam om deze tot een prachtig wijn
glas te modelleren. Meester Blazuin
had het warm. verschrikkelijk warm en
hij werkte moeizaam het ene glas na
het andere af. Hij voelde zich loom en
slaperig. Dat was best te begrijpen, want
glasblazen is nu eenmaal een bijzon
der warm werkje.
Hij had zojuist met zijn ijzeren pijp
weer een nieuwe druppel vloeibaar
glas genomen en hij blies door de pijp,
zodat het glas net als een zeepbel
steeds groter werd.
Maar wat was dat nu? Het glas nam
een geheel andere vorm aan dan hij
wilde. Hij draaide eens even met zijn
pijp en probeerde op alle mogelijke
manieren het glas naar zijn wil te vor
men. Maar tevergeefs! Het glas groei
de en groeide.Er kwamen armpjes en
beentjes. Er kwam een gezichtje en
daarboven een puntmuts en zodra het
gezichtje was te onderscheiden begon
het direct te praten: „Vlugger, vlug
ger, meester Blazuin. Schiet toch eens
op; Ik wil dat je me vlug afmaakt,
want dan ga ik lekker gekke dingen
doen. Toe dan, schiet dan toch op!"
Meester Blazuin, die juist de laatste
hand aan zijn werkstuk had gelegd,
zette het bevend naast zich neer.
„HE", BROMDE HIJ „je laat me
schrikken. Wat een onzin. Je ziet eruit
als een kabouter, maar je leeft niet
echt, dus dan kan je ook niet praten".
Hij wiste zich het voorhoofd af en zag
verschrikt toe hoe de kabouter zowaar
zijn armpjes en beentjes begon te be
wegen.
„Niet doen, niet doen!" riep meester
Blazuin „als je je beweegt dan ga je
stuk, want je bent van glas. Hoor je
me, kabouter?"
„Je bent gek", antwoordde het kabou
tertje „ik ga niet stuk". Hij trok zich
niets aan van wat meester Blazuin ge
zegd had en begon stoutmoedig enige
pasjes heen en weer te maken. Ja, hij
begon zelfs te danseh en te springen en
hij trok een lange neus tegen de glas
blazer, die hoe langer hoe ongeruster
werd. Wie weet wat dit rare wezentje
nog in zijn schild voerde! Hij had toch
immers zelf gezegd, dat hij gekke din
gen wilde doen? En je moest eens ho
ren hoe brutaal het kaboutertje hem
aansprak! Nee, meester Blazuin was
allerminst met hem ingenomen en hij
volgde achterdochtig al zijn bewegin
gen.
„Ho, ho! Wil je daar wel eens af
blijven!" Daar had me dat ventje bijna
een fonkelnieuw wijnglas in scherven
gegooid! Nu was meester Blazuin toch
heus erg boos.
„Waarom stel je je zo flauw en kin
derachtig aan?", vroeg hij streng „of
denx je misschien, dat het leuk is om
iemands werk kapot te maken? Ik wou
maai-, dat ik je nooit uit mijn glasbla-
zerspijp had laten komen, want ik vind
je een akelig, klein en oliedom
mannetje!"
DE KABOUTER had een beetje sip
naar hem staan luisteren. „Ben ik dom
en kinderachtig? Waarom?", wilde hij
weten. Maar meester Blazuin keerde
hem de rug toe. „Ach, dat kan ik je
niet uitleggen, want dat snap jij toch
niet", verzuchtte hij, „je bent nu een
maal niet wijzer!"
Doch daar nam de kabouter geen ge
noegen mee. „Je moet het zeggen
meester Blazuin", hield hij aan „want
ik wil niet, dat de mensen mij dom vin
den, hoor je? Dat wil ik niet!"
Meester Blazuin dacht even na. „Nu
goed dan" gaf hij toe „dan zal ik het je
uitleggen. Natuurlijk is het helemaal
niet moeilijk om dingen te vernielen of
om brutaal te zijn. Maar weet je wat
wel moeilijk is? Om iets waardevols tot
stand te brengen!"
„Wat zeg je?" vroeg de kabouter
trouwhartig „wat betekent dat, iets
waardevols tot stand brengen?"
Nu moest meester Blazuin toch even
lachen. Het was eigenlijk maar zo'n
klein kereltje en hij meende het mis
schien toch niet zo kwaad.
„Kijk" vervolgde hij vriendelijk „als
ik een glas maak of een vaas, dan is
dat waardevol voor de mensen. Ze kun
nen het gebruiken en ze vinden het
mooi. Maar het is erg moeilijk om zo
iets te maken, zie je. Dat moet je eerst
leren". De kabouter knikte. Hij voelde
zich ineens beschaamd, dat hij daarnet
zo'n prachtig glas had willen stukgooi
en en hij begreep nu ook waarom mees
ter Blazuin hem dom had gevonden.
„Ach, meester Blazuin, leer mij ook
galsblazen" vroeg hij smekend „ik wil
ook iets waardevols tot stand brengen".
MEESTER BLAZUIN zag hem ver
tederd aan. „Dat zal niet gaan, kabou
tertje, want daar ben je te klein voor.
Maar er zijn nog een heleboel andere
goede dingen te verrichten."
„Wat dan, meester Blazuin?" wilde
de kabouter weten.
„Nou, je kan mij bijvoorbeeld helpen
met opruimen."
De kabouter trok een lang gezicht.
„Ik hou niet van opruimen" zei hij som
ber, „kan ik niet iets goed doen, dat
ook leuk is?"
„O jawel. Je kan gaan tekenen of
schrijven of schoenen poetsen of in de
tuin werken.."
„Hè ja, dat doe ik! In de tuin wer
ken!" De kabouter sprong op en dans
te de deur uit. Hij liep de tuin in, die
geheel bedekt was met verdorde, afge
waaide bladeren. Er lag een hark en
er stond een kleine kruiwagen en de ka
bouter begon vol ijver de bladeren bij
elkaar te harken om ze met armen vol
in de kruiwagen te gooien. De glasbla
zer had even staan kijken en was daar
na weer gerustgesteld aan zijn werk
gegaan. Toen hij na een poosje de tuin
instapte om te zien hoe de kabouter het
maakte zag hij hem direct staan. Hij
stond, net zoals hij hem had achterge
laten, achter de kleine kruiwagen, die
vol lag met dorre bladeren.
„EN BEN JE al flink opgeschoten?"
riep meester Blazuin, terwijl hij be
nieuwd naderbij kwam. Maar wat was
dat nu? De kabouter gaf geen ant
woord. Hij stond daar stijf en strak
als een standbeeld en hij deed geen
mond open. Meester Blazuin streek
zich nadenkend over het voorhoofd. Hij
keek verwezen naar de kleine kabou-
-ter, die als een echte tuinkabouter star
voor zich uitstaarde. Verbeeldde hij
het zich maar of speelde er werkelijk
een raadselachtig lachje om zijn brede
kaboutermond? Of had meester Bla
zuin alles maar gedroomd over de klei
ne kabouter, die uit zijn pijp was ge
komen? Meester Blazuin wist werke
lijk niet wat hij ervan denken moest
en diep in gedachten verzonken liep hij
langzaam over het gras naar huis te
rug.
Marjan van Beek
Speelfiguurtjes van
oude garenklossen
Uit lege garenklosjes en een paar
pijpreinigers kun je allerlei leuke
dingen maken. Het paard en de twee
„marsmannetjes" die je op de teke
ning ziet, zijn al heel makkelijk. Voor
armen, benen en de oren van 't paard
(zie het aparte tekeningetje) buig je
eerst de pijpeschoonmakers in de
juiste vorm en lijmt ze dan in of aan
de klosjes vast. Het ene mannetje be
staat uit een kleine (borduurgaren)-
klos en twee normale klossen, waar
van de onderste, voor de benen, mid
dendoor gezaagd is.