Willy Corsari viert op tweede kerstdag haar zestigste verjaardag in Barcelona ROOD EN WIT Kerstmis in Kaimana, Nieuw Guinea VOOR VELE BUITENLANDERS IS IN ISRAEL DE KERSTVIERING TELEURSTELLEND JAZZ IN OE KERK DONDERDAG 24 DECEMBER 1959 Erbij PAGINA TWEE WAT IS JAZZ? De rokerige dancing, waar onze dochters maar liever niet moe ten komen, schorre stemmen en jankende klarinetten van dronken of genarcotiseer de slungels? Of de zakelijke sfeer van een moderne studio waar hard werkende mu zikanten samen met uitgekookte techni ci proberen een extra boterham te verdie nen? De concertzaal, waar een publiek van kenners ernstig en ontroerd verzinkt in de ijle extravaganties van bezeten mu- ziek-pioniers? Of de knallende explosies van onbeheerste drift, gezwaai met stoel leuningen, krijsende jongens en meisjes, dansend en vechtend op het stompzinnige gedreun van een paar verlekkerde rock and roll-miljonairs? Is het Louis Arm strong, van wie een „klassiek" muziek recensent zei dat er „harmonisch weinig interessants te beleven viel"? Of het mo dern Jazz Quartet, waarover men in de kranten kon lezen dat het toch wel te ver fijnd was, en daarom te steriel? Goed, in kleine kring worden ernstige en soms hef tige gesprekken gevoerd over omstreden jazzmusici, maar in het algemeen blijft de jazz voor grote groepen mensen toch va gelijk verdacht, en het zal vele mensen vreemd zijn voorgekomen als ze in de laatste jaren steeds meer en meer horen spreken over „jazz in de kerkdienst". Want dat kan toch niet, die profane jazz, die zwoele kroegmuziek, in een kerk dienst, waar alles zo geestelijk en helder behoort te zijn. NU, ALLEREERST bedenke men dat jazzmuziek in oorsprong religieus is, al uit de neger zijn godsdienstige gevoelens nu eenmaal anders, naïever, dan wij. Bo vendien ken ik jazzmuziek, die meer „geestelijk" en „helder" is dan veel sen timentele en onwaarachtige „gewijde" muziek. Ik meen dat het Luther was, die eens zei: „Waarom zullen we de mooiste wijsjes aan de duivel overlaten?" Daarom loont het de moeite om eens na te gaan waardoor zo vele mensen telkens weer ge pakt worden door dit complexe verschijn sel, dat we voor het gemak maar met de verzamelnaam „jazz" aanduiden. Dan zien we dat de grote aantrekkingskracht het ritme is, een ritme, dat, ondanks de toch vaak weemoedige strekking van vele blues-liederen, vitaal en levenslustig is. Vinden we dat ook niet in de boodschap die de Kerk al eeuwen lang verkondigt? Een ondertoon van weemoed „O Mensch, bewein dein Sünde gross", en een boven toon, een „verhoogde toon" zoals de psal men zeggen, van levensaanvaarding en vreugde? ZO IS MEN enkele jaren geleden in Rot terdam aan de slag gegaan. Was men aan vankelijk nog van plan vertaalde „negro spirituals" en „gospelsongs" in een kerk dienst te gaan zingen, al dra bleek dat de ze liederen niet zonder meer geschikt wa ren voor een Nederlandse kerkdienst. Vooral de teksten waren struikelblokken: te simplistisch, te piëtistisch ook. Wij vra gen van een liedtekst toch ook een inhoud, een gedachtengang, een zekere lenigheid van woord en zin. Je zou eigenlijk, zo peinsde men, teksten moeten hebben die meer in de richting lagen van een goed ca baret-lied. Uiteindelijk zat er niets anders op dan eigen liederen te maken, met eigen tekst en muziek. Zo ontstond langzamer hand een bundeltje met ongeveer vijftien liederen, een bundeltje dat nog steeds wordt aangevuld. Er zijn liederen met een volkslied-achtige balladevorm, de blues komt verscheidene malen voor, en er staan ook twee calypso's in. Het ritme is bij de meeste liederen duidelijk geprofi leerd; de melodieën zijn eenvoudig en mak kelijk bij de eerste keer mee te zingen toch wil men banaliteiten en klakkeloze nabootsing vermijden. Een ruime plaats wordt telkens gegeven aan de improvisa ties van de verschillende orkestleden. HOE GAAT DAT NU, zo'n kerkdienst? En weer steekt bij vele mensen het wan trouwen de kop op. Wordt dat geen wilde troep? Zij herinneren zich de tomeloze luidruchtigheid bij concerten van Bill Hailey en Lionel Hampton, en zijn bij voor baat verontwaardigd bij de gedachte dat de Kerk nu dergelijke uitzinnigheden bin nen haar mui-en gaat halen. Laten we eens een kijkje nemen in de Rotterdamse schouwburg. Maar dan moeten we zeker een half uur voor het begin aanwezig zijn, anders krijgen we geen plaats meer. Als om kwart voor elf de deuren open gaan, stroomt het binnen enkele ogenblikken vol. Op het podium zitten een paar jongelui te spelen: trompet, klarinet, trombone zoeken improviserend hun weg tussen de eindeloze mogelijkheden van een simpele blues. Dan komt een groepje jongens en meisjes erbij staan: zij vormen het koor, dat de nieuwe liederen al kent, en dat tot steun dient van de gemeentezang. Het wordt stil. Een lange man staat achter het spreekgestoelte. Het is de dominee. Hij heet de mensen welkom, als bij een onge dwongen bijeenkomst, maar dan spreekt hij het votum uit, en duizend hoofden bui gen zich. HET EERSTE LIED blijkt bij velen al bekend te zijn. Het is de tot dusver enige vertaling, van de bekende spi ritual: „It's me, me, o Lord, standing in the need of prayer". Dan volgen de schrift lezingen, een heldere meisjesstem, een ernstige jongensstem spreken de oude woorden, die eeuwenlang toevlucht en raad voor mensen betekenden. Tussen de schriftlezingen door wordt gezongen: een langzame, bitter-weemoedige blues: hoe de mensen God altijd weer in de hoogte van de onbereikbare hemel zoeken, hoe God zich zelf gaf hier in deze wereld „want een krib is het teken van Zijn macht, en een kruis schijnt in de nacht." En een lied in een stevig opgewekt rit me, een loflied op Hem die het ons mo gelijk maakt mens te zijn in deze we reld. Ja, het is een gewone kerkdienst, met gebed, schriftlezing en preek. En in die preek wordt niet om de boodschap van de Bijbel heengepraat, er wordt, simpel en misschien niet eens zo modern of experi menteel verteld van de betekenis van Je zus Christus voor het mensenleven, en de betekenis van de mens in de ogen van God. EN WE VERLATEN na de zegen de schouwburg, en eerlijk gezegd zijn we ver geten om verbaasde of misprijzende din gen Ie zeggen over „jazz in de kerk" we maakten een kerdienst mee, meer niet, maar ook niet minder dan dat. Misschien dat we thuis die calypso nog eens zingen: „wij speelden op de fluit, en niemand wil de dansen" en die donkere regel daar tussen die door die duizend mensen werd meegeneuried, een lied dat dan losbarst in het zinderende refrein: „Zing, kom in de kring, die openging, zodat Zijn lied in de wereld dringt, kom in de kring". Het is allemaal wat eenvoudig, en wei nig sensationeel; er hebben duizend men sen spontaan en bewogen gezongen, en er zijn dingen gezegd die al twintig eeuwen gezegd zijn. Dit is slechts „ook een moge lijkheid", zeker niet de alleen-zaligmaken de methode. Alsof het in de kerk om een „methode" gaat. Maar er blijft in ieder geval deze indruk: dat mensen van deze tijd het evangelie van Gods liefde „ieder in zijn eigen taal" hoorden, naar het pink- sterverhaal. En daarom zullen ze in Rot terdam doorgaan. Kees van Bergen KERSTMIS IN ISRAEL is voor vele christenen een teleurstelling. Zij her inneren zich dan niet weemoed de gezellige kerstdiners en viering thuis. De gografische afstand, die hen scheidt van hun familieleden in Europa of Amerika voelen zij het sterkst tijdens de traditio nele liturgie en de viering binnens- O O kamers. Reeds enige weken vóór het kerstfeest is er in Israel een stemming van onrust bij de christelijke bevolkings groepen merkbaar. De meesten die door hun functie met een diplomatieke pas de grens over mogen, vragen bijtijds een extra-vergunning aan om liet kerstge beuren in het in Transjordanië gelegen Bethlehem te vieren. Voor duizenden Arabieren in Israel stijgt, de spanning ondragelijk gedurende de week vooraf gaande aan de enige dag van het jaar, dat. zij zich met een officiële vergunning mogen herenigen met hun familieleden aan de „overkant" Het geldt hier slechts een '24-urige familiehereniging en velen van hen blijven in het Arabische Jeru zalem tijdens de kerstviering. Vooral de Jordaanse censuur is streng. Zij die een ver familielid hebben, dat door „mede werking met de Joodse instanties" op de Arabische zwarte lijst kwam te staan, hebben geen schijn van kans. De dui zenden die het kerstfeest in Jeruzalem of Nazereth vieren categoriseren zich meestal zelf tot de „achterblijvers" voor TWEEDE KERSTDAG is de verjaardag van Willij Corsari. Er zijn mensen, die zeggen, dat zij dit jaar zes tig wordt. Dat zijn de in siders, want buitenstaan ders geven haar nog geen vijftig. „Ik begrijp niet, dat de mensen zich altijd zo voor de leeftijd van ande ren interesseren", zegt zij, „dat is eigenlijk niet fat soenlijk. Voor mij maakt het niets uit wat de leef tijd is van het meisje, dat „Bonjour Tristesse" heeft geschreven. Ik interesseer mij slechts voor mensen voor zover het hun inner lijk betreft en bij schrijvers of schrijfsters proef je dat uit hun boeken." Willy Cor sari, in de burgerlijke stand ingeschreven als de in Brussel uit Nederlandse ouders geboren Wilhelmina Schmidt, zal haar al dan niet zestigste verjaardag niet vieren. Op tweede kerstdag zal zij doelloos rondlopen door de stralen van Barcelona „Ik houd er van te zwerven door vreem de steden en ik verlang naar het zuiden met zijn zon en zijn kleurengloed. WIJ TROFFEN de schrijfster, die onder meer een reeks detective romans op haar naam heeft staan, in de lobby van een Am sterdams hotel. Een beetje ontheemd, om dat zij in haar Amsterdamse woning de in boedel al heeft ingepakt en nu van de bou wer heeft vernomen, dat haar nieuwe flatje in Amstelveen pas in februari ge reed zal zijn. „Ik heb een onvruchtbaar jaar gehad. Laatst kreeg ik opdracht een kerstverhaal te schrijver en dat is er ten slotte met veel moeite uitgekomen. Het is een jaar geweest, waaraan-ik niet •graag terugdenk." En zij vertelt van persoonlij ke, verdrietige dingen, die ieder mens in zijn leven overkomen. Mevrouw Corsari heeft veel onaangenaamheden in haar le ven gehad. De vraag of zij gelukkig of on gelukkig is, valt niet in een enkel woord te beantwoorden. „Ik geloof, dat een con stant tevreden mens niet tot schrijven komt. Ik zie het schrijven als een vlucht". Ondanks het feit, dat zij het afgelopen jaar geen nieuwe romans heeft geschre ven „voor het volgend jaar zijn er wel plannen" is zij toch opnieuw op de boe kenmarkt verschenen, onlangs is de twee de druk van „De man, die er niet is" uit gekomen, een thriller, die allerwegen gunstige kritiek oogstte, en binnen enkele weken verschijnt een nieuwe bundel reeds eerder gepubliceerde korte verhalen. „IK BEN GEK op korte verhalen", ver telde zij. „mijn boekenkast puilt ervan uit. De Engelsen en ook de Fransen zijn er zo knap in. Maar de Nederlandse uitgevers willen er niet aan. Ik heb dat nooit goed be grepen". Willy Corsari houdt van heel an dere boeken dan zijzelf schrijft. Zij dweept met tal van bekende korte verhalenschrij vers, zij is steeds -weer verrast door de meesterlijke wijze, waarop Graham Gree ne zijn boeken weet te beginnen en zij is jaloers op Simenon, die in veertien dagen een detective schrijft zonder zich ergens zorgen over behoeven te maken. „Als vrouw moet je steeds weer denken aan de bakker, de melkboer en andere huishoude lijke kwesties. Als ik weer op de wereld kom wil ik een man zijn." Van Willy Corsari's hand is een lange reeks detectives verschenen met inspec teur Lund als centrale figuur. „Ik zal het zo niet meer doen. De detectiveverhalen met knappe mannen, die het altijd zo goed weten, worden te afgezaagd. Ik geloof meer in de psychologische thriller, zoals „De man, die er niet is". Ik heb bewonde ring voor Carmiggelt en Bomans. Ik wou, dat ik eens iets grappigs kon schrijven, maar het gaat gewoon niet". WILLY CORSARI is de dochter van een bohémien, een beeldhouwer, die op een Italiaanse bazaar in Tilburg als boetseer der de naam Corsari aannam en deze zijn verdere leven gebruikte. Willy, die haar jeugd in Brussel doorbracht, wilde opera zangeres worden, maar belandde op de to neelschool omdat haar stem voor de opera te zwak was. Daar werd zij ontdekt door Jean Louis Pissuise, de koning van het ca baret uit die dagen. In haar tijd van eabe- retière schreef zij het boek „Nummers", waarvoor zij toen overigens geen uitgever kon vinden. Maar Willy had geld nodig en zij zette door. Zij schreef verhalen voor tal van periodieken en kreeg tenslotte beet met. twee, tijdens een toernee door Duits land met Pissuise geschreven boeken. Eerst daarna werd „Nummers" uitgege ven. ,,'t Is een echt vrouweromannetje", vindt de schrijfster nu van haar eerste ling. „Laatst moest ik een herdruk corri geren en ik kende mezelf niet meer terug". HOE ONTSTAAT een roman? „Ik heb zoveel gekke dingen in m'n leven meege maakt, dat er stof voor tien boeken in zou zitten. Maar zij zijn gebéurd, weet je. Ik moet iets nieuws creëren. Meestal is het ontstaan niet meer terug te vinden, maar soms blijken het kleinigheden te zijn. Ik stond eens met mijn vriend Lode Zielens te kijken op een kade in Antwerpen. Het was mistig. Er voer een schip voorbij en Lode vroeg zich af: in welke haven zou die boot thuishoren? Ik zei: misschien is het wel een schip zonder haven. En toen zei Lode weer: schip zonder haven dat is een mooie titel voor een roman. Ik ben er over gaan nadenken en „Schip zonder ha ven" is niet alleen als boek verschenen, maar er komen nu al twintig jaar achter een herdrukken van uit, in Nederland en ook in het buitenland". Willy Corsari heeft het niet erg begrepen op moderne auteurs. „Als ik lezingen houd en ik lees uit eigen werk voor, zeggen de mensen vaak: gut, dat lazen wij heel an ders. En zij beseften, dat zij slordig had den gelezen. Als je nog gaat schrijven in een onbegrijpelijke taal op de koop toe, hoe kun je je lezers dan boeien? Een ro man is een verhaal, dat je aan een ander vertelt. En als je een verhaal wilt vertel len ga je ook niet alleen in een kamer zit ten praten Garcia de Léon wie de Jordaans-Israelische grens mid den in het hartje van Jeruzalem eeuwig gesloten zal blijven. De oorzaak van hun teleurstelling is duidelijk: zij allen die zich hechten aan de herinneringen van een innige kerstviering „thuis", zijn af komstig uit landen waar zij deel uit maakten van een specifiek christelijke beschaving. Zij beseffen plotseling in het Nabije Oosten en het Heilige Land voor het eerst, van hun leven tot een minderheidsgroep te behoren IN JOODS JERUZALEM verschijnen twee weken voor Kerstmis de stalletjes met de traditionele kerst- en nieuwjaars kaarten. Iedereen die er prijs op stelt, ontvangt van de Israëlische regering een kerstboom. Ruim een week voor Kerstmis wordt onder het zingen van kerstliederen de vier meter hoge kerstboom voor het statige Y.M.C.A.-gebouw te Jeruzalem met zilverkleurige belletjes en veelkleurige lichtjes versierd. Een vrolijk kerstfeest gaat aan de gezamenlijke kerkdienst dei- in Jeruzalem vertegenwoordigde pro testantse gemeenten vooraf. In Nazareth, de enige stad in Israel met een overwegen de christelijke bevolking, poetst, en schrobt men ijverig de straten en winkels en brengt men tijdig de feestverlichting en de hotelkamers in orde voor de grote stroom van toeristen en gelovigen die ieder jaar met Kerstmis naar Nazareth trekt. In Jeruzalem en zelfs in Nazareth is de stroom van belangstellenden echter groter dan het aantal gelovigen, die hierdoor het gevoel van samenviering missen. WIJ HEBBEN met verscheidene katho lieken en protestantse geestelijken over de kerstviering en het gevoel van teleurstel ling van menig christen tijdens de kerst viering in Israel gesproken en over het fenomeen, dat. zovele Israeli's belangstel ling voor de dienst tonen. Reeds uren vóór de aanvang van de mis in de Dormitio- kerk te Jeruzalem bestijgen Israëlische burgers en soldaten, mannen en vrouwen in drommen de steile trappen van de voor christenen en Joden heilige Zionsberg. ge legen precies op de grens van Jordanië en Israel. Zij bezoeken niet het vermeende graf van Koning David, de traditionele Joodse bedevaartsplaats, maar de voor katholieken beroemde kerk op enkele meters van Davids graf. Boven op de trap pen, tussen de bogen en ramen van de kerk luisteren zij geïnteresseerd naar de dienst waarvoor slechts een tiental ge lovigen gekomen zijn. Herhaaldelijk heb ben wij klachten vernomen over de oneer biedige houding van de Israëliërs tijdens deze kerkdiensten. Deze klacht is gerecht vaardigd want herhaaldelijk spreken de omstanders met elkaar tijdens de dienst. De christelijke kerktraditie en uitingen van eerbetoon zijn hen volkomen vreemd aangezien er tijdens de synagogale dienst haast nimmer complete stilte heerst. „HUN AANWEZIGHEID in zo grote ge tale is niet enkel een uiting van nieuws gierigheid. Ik geloof, dat velen een waar- lijke diepe belangstelling bezitten, ook al begrijpen zij niets van de liturgie", ver telde een priester ons, die bovendien van mening was dat de grote Joodse opkomst een goede stap in de richting van een groeiend respect voor een totaal vreemde gedachtenwereld inhoudt. Hij voegde er aan toe: „Zij die hier de imnort en onecht heid zoeken, die in het westen tijdens de kerstviering doordrong, zuilen inderdaad een onbevredigend gevoel overhouden. Maar 7iin wij niet hier onder het volk dat ons Christus schonk en ziin moeder? ALS WE NAAR de prachtige sterren hemel hier kijken, die gloeit en fonkelt dan denken we aan de herders buiten, die de engelen hoorden zingen en de koningen. De kerk der geboorte in Bethlehem, hierboven afgebeeld wordt beschouwd als het oudste nog bestaande christelijke gods huis ter wereld. Het gebouw verrees in het jaar 326 op de plaats waar Christus zou zijn geboren. Kostbare ikonen en schitte rende mozaïeken sieren het interieur, maar de ingang is, zoals men geheel rechts op de foto kon zien, weinig majestueus; men wilde verhinderen dat middeleeuwse mu zelmannen de plaats door het binnenleiden van vee zouden ontwijden. die geleid werden door de ster. De kerst viering in de Arabische dorpjes in Galilea is intens-uitbundig en innig tegelijk. De buitenlanders die deze samenviering voor het eerst bijwonen, verwonderen zich eveneens over een vermeend gebrek aan respect. Kleine kinderen lopen druk en vrolijk rond en wanneer de priester tijdens de dienst zijn aandacht geheel aan een kort gesprek met een goede kennis wijdt, verandert de verwondering meestal in af keuring. De Arabieren echter vieren het kerstgebeuren op hun eigen, oosterse wijze. Eenvoudige mensen, boeren, herders en ambachtslieden komen tezamen ter viering in een ontroerend-kinderlijke vreugde en eenvoud. Wij hebben tijdens het kerstfeest in Galilea dan ook herhaaldelijk aan de woorden van een in Jeruzalem wonende geestelijke gedacht, die over de teleurge stelde „achterblijvers" in Israel had ver- Spreek ik van rood, dan spreek ik Van wat verborgen moet blijven Bloed is rood, maar geen bloed Laat zich met rood omschrijven. Pijn is het koppel-teken Tussen mijzelf en dit: Eens word ik uit scharlaken Als sneeuw zo ivit. B. Rijdes klaard: „Wij zoeken misschien allemaal te veel naar de gewoonten in ons eigen vader land. Een voorbeeld voor velen zijn de christelijke Arabieren hier te lande die eeuwenlang tot een zelfs vervolgde min derheid hebben behoord in het Nabije Oosten. Bij hen is de vreugde om Christus' geboorte levend en echt". Mirjam Gerzon «'0) VELE MENSEN hebben waarschijn lijk nooit van Kaimana gehoord. Het is een klein plaatsje, eigenlijk een kam pong nog, maar met een bestuurspost, een school, een ziekenhuisje en een „airstrip". Het ligt bedeesd weggedoken ergens aan de zuidkust van Nieuw- Guidea. Ik ben al weer vier maanden in het vaderland terug, en ik vind het al weer heel gewoon om weg te duiken in mijn jas als de wind onverhoeds een uitval naar me doet op de hoek van een straat. Onze huiskamer geurt naar dennegroen, en als mijn kinderen thuis komen, met rode wangen en glinsteren de ogen, hoor ik hen in de gang al kerst liedjes zingen. Maar ik kan dat wonder lijke kerstfeest niet vergeten, vorig jaar in dat klein? plaatsje, verscholen in de jungle. Als vlootpredikant moet je er rekening mee houden dat je meestal niet de beschikking hebt over orgels, dreu nende koorzang en hoge preekstoelen. Je zoekt de mensen op waar ze zijn; duizenden mijlen van thuis desnoods, vijftien kilometer van Kaimana, in een klein kampementje. Maar ook daar was het Kerstmis. HET REGENDE meedogenloos, toen ik in de truck stapte. „Toch nog een witte Kerst," spotte iemand. Ik had een poncho over mijn lang khaki, en om de grammofoon en de platenkoffer, die ik behoedzaam op mijn knieën zette, was een regenzeil gewikkeld. De kazerne was in rep en roer om alles voor het kerst feest in gereedheid te brengen, en boven dien om aan de bemanning van Hr.Ms. „Piet Heyn", die juist deze dag, 24 decem ber, was binnengelopen, prettige kerstda gen te bezorgen. Maar ik liet op deze kerstavond de ver lichte bedrijvige kazerne achter mij, en reed de duisternis in, op weg naar de strip, 15 km van de kota verwijderd. Daar zat een geweergroep; de jongens die daar de wacht hadden, konden het kerstfeest in de kazerne niet meemaken. Toen ik na een hotsende rit van ongeveer een half uur, door kuilen en plassen, langs verraderlij ke bochten en over een gammele brug, bij het kleine tentenkamp bij de strip aan kwam, was het droog geworden. Het was donker. Iemand kwam op me af. Het was de sergeant. „Nou, alles is klaar, dominee." zei hij. „We hebben het zo'n beetje versierd." HIJ GING ME voor naar een tent, waar een tjemara stond, met echte kaarsen, die een zacht intiem licht verspreidden. „Ik zal de jongens even halen." zei de sergeant, en verdween in de duisternis. Ik zette de grammofoon voorzichtig neer, en zocht een plaat uit het koffertje. Even later klonk „Stille nacht" en het „Wiegenlied der Hirten", begeleid door het niet aflatende gefluit van de duizenden krekels, de muzikanten van de jungle. Ik bleef gehurkt zitten en keek naar de draai ende schijf, om te controleren of de batte rij het wel deed. En ik dacht aan het wan kele zingen van mijn kinderen, en de ge duldige stem van mijn vrouw die het kerstverhaal vertelde. Toen ik opkeek, zaten ze er al: acht jon gens en de sergeant. Ze keken zwijgend naar de boom. Iemand bromde zachtjes mee: Stille nacht, heilige nacht. De muziek zweeg. Ik stond op. „Zullen we maar beginnen jongens." IK BOOG MIJN HOOFD en zei „Onze hulp is in de naam des Heren, die hemel en aarde gemaakt heeft, die trouw is tot in eeuwigheid, en die niet laat varen het werk zijner handen." Ik las het kerstevangelie. En evenals twintig eeuwen geleden klonk de bood schap van Gods komst, in een donker veld, waar mannen de wacht hielden. „Vreest niet. want ziet, ik verkondig u grote blijd schap". Alleen de boodschapper is er in die eeuwen niet op vooruit gegaan, dacht ik nog. Maar het Kind van Bethlehem is dezelfde gebleven, op zoek naar ons don kere leven. Hij laat niet varen het werk Zijner handen. Toen we het Onze Vader gebeden had den, werd het weer stil. Iemand zette een grammofoonplaat op, en we luisterden al lemaal naar „adeste fidelis" en „Es war ein Ros entsprungen". Iemand kwam met koffie aandragen. We draaiden een strootje en keken naar onze kerstboom. Toen haalde ik de platen koffer te voorschijn. „Ik heb nog een ver rassing voor jullie", zei ik, en begon de grammofoonplaten met kerstgroeten, die ik voor hen had meegebracht, uit te delen. „Mooi op tijd", zei een jongen. OM DE BEURT werden nu de platen af gedraaid. En daar klonken de verlegen en wat monotone stemmen van lieve Holland se moeders en meisjes, en kleine kinder stemmetjes, in de jungle van Nieuw Gui nea. „Je zult het daar wel warm hebben. Nou jongen, een prettig kerstfeest hoor". Dag Jan, dit is Riek, hoe gaat het jou." Zo zaten we nog enige tijd rustig bij el kaar, en toen moest ik weer weg. In het donker mijn weg zoekend tussen de strui ken en bomen, liep ik de wacht tegen het lijf. Zijn helm glom vaag in het donker, zijn gezicht was een zwarte vlek. „Prettig kerstfeest", zei ik. „Er is een grammofoon plaat voor je, van thuis". Je moet niet te gen een wacht op post praten, maar ik dacht weer aan die engel, die ook zijn mond niet had gehouden. Argwanend knorrend zocht de truck de weg terug naar de kazerne. In de baai zag ik, af en toe tussen de bo men, de Piet Heyn liggen, als een glinste rende broche. De vage schemer van een halfverscholen maan maakte de nacht on doordringbaar. Ds. J. C. de Bruine SCHREI NIET, NATASJA, van de Hon gaar Deszö Arvay, uit het Duits (du darfst nicht lieben wenn du willst) vertaald door Frans van Oldenburg Ermke, uitgegeven door J. H. Gottmer te Haarlem, is een aangrijpend boek, gewijd aan een liefde in Siberische concentratiekampen. Men moet wel aannemen dat het verhaal op juiste gegevens berust, omdat het over eenstemt met andere beschrijvingen van het rauwe leven der dwangarbeiders: on tucht, drankzucht, honger, bittere koude, massale sterfte, zwaar werk en bruut ge weld. Onder deze onmenselijke verhoudin gen bloeit een liefde op tussen twee jonge mensen: een vrije Russische vrouwelijke arts, een vroegere partisane, en een Hon gaarse dokter, een bekeerde communist, die tot 25 jaar is veroordeeld. Zij maakt kennis met een ondergrondse groep en het tweetal besluit tot de vlucht. Met een ande re Russische bekeerling gaan ze via Mos kou en Leningrad met valse papieren en wapens op weg naar Finland. Het jonge paar wordt ontdekt in het niemandsland en vindt de dood. Alleen de derde man ontkomt naar Finland. Het is jammer dat dit boek door zijn een zijdigheid een onwaarachtige indruk maakt. Het verhaal, dat op zichzelf al een vernietigende aanklacht is tegen het com munistische strafstelsel wordt hier en daar ontsierd door anti-communistische propaganda, die niets aan de verbeelding van de lezer overlaat. De schrijver legt het er te dik bovenop.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 16