I !>£- t" 1 1 vö '1' THEATER tV I J A Het kille hofleven tijdens koningin Victoria's bewind <y A Barnum's circuszwendel had beter onthaal dan huidige t.v.-trucjes V TIEN JAAR TONEELSPREIDING IN NOORWEGEN DONDERDAG 24 DECEMBER 1959 Erbij PAGINA DRIE t Vijftig eeuwen beeldhouw- bouw en schilderkunst Het achtste Jaarboek MEVROUW LUISA TREVES (in haar redactionele werkzaamheden bijgestaan door de heren H. Deinum, W. Hofman, J. W. Hofstra en B. Stroman) heeft wederom een Nederlands Theaterboek laten ver schijnen, het achtste, dat de voorgaande qua fotografische documentatie stellig overtreft. Op bijzonder gelukkige wijze is d,e samenstelster van dit album erin ge slaagd het illustratiemateriaal zodanig te kiezen dat daarin het artistieke van de spelmomentopnamen samenvalt met de representatieve waarde. Het zal wel geen toeval zijn, dat zulke uitmuntende actrices als Ida Wasserman en Elisabeth Andersen tevens zo bijzonder fotogeniek blijken. Evenals in vorige jaren is er behalve aan het repertoire der eigen gezelschappen aandacht besteed aan opera, ballet en bui tenlandse gastvoorstellingen, met name in het Holland Festival. AAN DE FOTOPAGINA'S gaan ruim dertig bladzijden vooraf met overzichten van geleverde prestaties, inclusief samen stellingen van de ensembles en rolverde lingen. Else Mauhs, Ary den Hertog, Louis Gimberg en Johan Valk worden met portretten en sobere opsommingen van kunstzinnige daden herdacht. Een enquê te (waarvan men de waarde hartgrondig mag betwijfelen) onder de lezers heeft als acteur en actrice van het speeljaar 1957-1958 respectievelijk Han Bentz van den Berg en Myra Ward (voor de rol van Shen-Te in „De goede mens van Sezuan" van Bertolt Brecht) aangewezen. Bij meer derheid van uitgebrachte stemmen vond men „Onder het Melkwoud" van Dylan Thomas in de vertaling van Hugo Claus het stuk van het jaar. Dat men zover gaat om ook nog onderscheidingen toe te ken nen voor wat men de beste bijrollen noemt, dunkt mij te veel van het verkeer de. Hoewel ruimtegebrek zich nog steeds doet gelden, waardoor blijkens medede ling van de redactie vele desiderata on vervuld moeten blijven, zou het misschien zinrijk zijn in het vervolg desnoods bekort de teksten der bekroonde inzendingen op deze prijsvragen af te drukken. Uiteraard moeten echter critische commentaren van deskundigen de voorkeur verdienen. THANS WORDT VOLSTAAN met een beknopt, objectief gehouden overzicht. Af gezien van de gerechtvaardigde opmer king ten aanzien van het dramatiseren van romans ware het wellicht zinrijk ge weest meer aandacht op zulke uitzonder lijke toneelprestaties als die van Siobhan McKenna en vooral van Zero Mostel te vestigen. Merkwaardig is dat Honoré de Balzac tot de levex-anciers van het klas sieke repertoire wordt gerekend, maar diens „Mercadet" in één adem met „Brul len als een duif" of „Nina" tot het lichtere genre. Dat de voorstellingen door „Le gre- nier de Toulouse" niet op festivalniveau stonden, is nogal sterk betwistbaar. Voorts moet nog een vergefelijke slordig heid worden gesignaleerd: Tatiana Ra dier en Wim de Meijer, afgestudeerden van de Maastrichtse toneelschool, zijn niet zoals er staat aan de Nederlandse Comedie maar aan Ensemble verbonden. Van harte kan men instemmen met de opmerking, dat het bij de maatschappe lijke erkenning van de toneelspeler door een bindende salarisregeling thans een op verworven zekerheden steunende plicht is een „hechter en vitaler theater te schep pen". EEN INTERESSANTE NOVITEIT is de vermelding van opvoeringscijfers, on derverdeeld in vrije voorstellingen en zo genaamde uitkopen. Men kan uit deze ge gevens belangwekkende conclusies trek ken. In het seizoen 1958-1959 hebben En semble, de Haagse Comedie en de Neder landse Comedie respectievelijk 246, 424 en 505 voorstellingen gegeven, Puck en Are na 154 en 179, het Rotterdams Toneel en Theater 324 en 429. Men weet dat de twee grootste gezelschappen te kennen hebben gegeven het systeem van doublures, ze ker dat van triplures, te willen verlaten terwille van een enkelvoudige bespeling. Het is niet te ontkennen, dat hier vooral financiële belangen op het spel staan. De argumenten voor een betere kunstzinnige politiek zijn met weinig kracht van over tuiging te berde gebracht. De uitkoopor ganisaties hebben daartegenover felle protesten aangetekend, vooral opmerken de dat door de beraamde inkrimping van het speelplan de met zoveel zorg en moei te opgebouwde artistieke ontginning van nieuwe lagen publiek teniet zou worden gedaan. Nu is het meer dan alleen maar aardig eens te kunnen nagaan, naar wel ke stukken van deze verenigingen de meeste vraag is uitgegaan. „Antigone" is 16 keer uitgekocht, maar „Oscar" 62 en „Nina" 43 keer, O'Neills „De ijsman komt" 17 en „Een moordvérhaal" 96 keer. Victoria met haar gemaal Albert en de kleine „Vicky" EEN NERVEUZE GAST van koningin Victoria lag in zijn volle lengte op een stookplaat in het paleis en blies de rook van zijn siga ret de schoorsteen in, want de koningin hield er niet van. Dit, u zult het wel ge raden hebben, gebeurde lange tijd geleden, maar het werd pas onlangs bekend door een nieuw boek over het leven van een konink lijke familie. De auteur, E. S. Turner, neemt er zijn lezers in mee op een in tieme wandeling door de koninklijke paleizen van Engeland. In „Het hof van St. James" spreekt Turner over het pa.leisleven van de vroegste tijd af. Veel, zeer veel, is veranderd sinds de Angelsaksische tijden toen naar het paleis ontboden gasten nog geïnstrueerd moesten worden om de ko ningin niet aan te raken of haar iets met ruwheid uit de handen te trekken. VRIJMOEDIG WANDE LEND door de geschiedenis van de holklinkende cou loirs van de hoven van wel eer, tilt Turner een tipje op van de gordijnen die tot nu toe het hofleven aan het oog van hel volk onttrok ken. Koningin Victoria, schrijft hij, stond niet toe dat in haar paleizen ge rookt werd. Om dit duide lijk te doen uitkomen had zij bordjes in Victoriaan se stijl voorzeker aan de muren laten ophangen waar het verbod van deze ge woonte op te lezen stond. Een onverbeterlijk roker, aldus Turner, werd eens in liggende houding op een stookplaat aangetroffen, hoopvol de rook van zijn sigaret in de schoorsteen wegblazende. Andere per sonen uit haar omgeving wachtten tot Koningin Vic toria zich voor de nacht had teruggetrokken om dan in een ver afgelegen bil jartzaal de schade van de dag in te halen. VICTORIA moet trou wens toch een persoonlijk heid zijn geweest wie het verbod in het bloed zat. Turner schrijft: „Het bevel om op Windsor te komen dineren en overnachten vervulde de gehardste di plomaat met zorg. „De con versatie aan tafel was be drukt en gespannen, want indien de koningin de draad ervan niet kon waarderen volgde een ijzig stilzwij gen." Das was nog niet al les. Wanneer koningin Victoria haar bestek uit handen had gelegd, dan werden de borden van haar gasten zonder meer weg genomen, ongeacht of ze Koningin Victoria leeg waren of niet. Aange zien de koningin hield van koele vertrekken, waren die even kil als de conversatie." DE LAKEIEN waarden ook in angst en vreze rond. Turner tekent over hen aan: „Lakeien die de ko ningin recht in het gelaat keken, liepen risico op staande voet te worden ontslagen. Een niet te ver geven misdaad in haar ogen was ook wanneer zij gadegeslagen werd tijdens haar rit over de terreinen van Windsor in een pony- wagen. Wanneer de lakeien het hoefgetrappel hoorden naderen, dan was het zaak razendsnel achter bosjes weg te duiken tot de ko ninklijke equipage was ge passeerd". Toen kwam een nieuwe heer. Edward de Zevende besteeg de troon en met hem begon door de zalen en gangen vaii Buck ingham Palace en Windsor een frisse wind te waaien. „OP WINDSOR" schrijft Turner „ontdek te iemand bergen olifants tanden die daar als ge schenken xiit verre delen van hel koninkrijk bezorgd waren. Ze werden verkocht en tot biljardballen ge maakt". De werksters ont dekten ook een grote voor raad beeldjes voorstellende de Schotse „Gillie" (jacht opziener) John Brown, die hoog bij koningin Victoria in aanzien stond. „Koning Edward te Zevende moet hem altijd gehaat hebben. Hij had tenminste de ge woonte persoonlijk de beeldjes kapot te gooien die zijn moeder placht te schenken aan lieden van wie zij vermoedde dat ze het waarderen konden", al dus Turner. (Van onze correspondent in de V.S.) DE GROTE AMERIKAANSE „show man" van ruim honderd jaar geleden P. T. Barnum heeft in zijn memoires op sappige manier beschreven hoe hij zijn publiek vaak bij de neus genomen heeft. De Amerikanen hebben die goedaardige oplichterijen kennelijk veel lichter opge vat, dan de schijnvertoningen waarmede de televisie de laatste jaren Amerika heeft beetgenomen. Er is overigens inderdaad verschil tussen Barnums kermisachtige at tracties en de veel langer volgehouden en veel ernstiger opgediende televisie-sensa ties. Maar toch is het na alle morele verontwaardiging van de laatste tijd wel aardig om de luchtiger opvatting over zulke zaken te lezen in de autobiografie van de man, die ruim een eeuw geleden veel succestrucs zelf heeft georganiseerd. Het was een stoutmoedige gok, die Bar num in 1835 de smaak gaf van de voor delen, die een publieke sensatie kan ople veren. Barnum was in dat jaar nog krui denier. Hij hoorde toevallig een verhaal over een negerin, die 161 jaar oud zou zijn en die kindermeid zou zijn geweest voor George Washington, Amerika's vader des vaderlands. Voor 1000 dollar wist Barnum de medewerking van deze vrouw te ver werven en hij besloot met haar vertonin gen te organiseren, waarbij mensen uit het publiek allerlei vragen konden stellen over George Washington en zijn omgeving. De negerin was zó oud, dat zij niet eens meer rechtop zitten kon, maar haar stem was nog helder en zelfs zong zij nog oude lie deren bij de vertoningen. De toeloop in diverse plaatsen was enorm en Barnum verdiende schatten aan haar. Toen Joice Heth, zo heette de hoogbe jaarde, na enige tijd overleed, verklaar den de doktoren na onderzoek, dat zij niet ouder dan tachtig geweest kon zijn, te jong dus, om inderdaad Washingtons kin dermeid te zijn geweest. Barnum zegt in zijn memoires, dat hijzelf te goeder trouw is geweest. Hoe het zij, hij moet hebben ingezien, dat er veel geld zat in openbare vertoningen van sensationele aard, ook al kreeg het publiek niet precies wat er werd beloofd. Nog tijdens het le ven van Joice Heth begon Barnum een an dere attractie te vertonen: een Italiaan se jongleur, aan wie hij de schone naam Signor Vivalla gaf. Wat deze man, staan de op stelten, uithaalde met bordjes die hij draaien liet op stokken en bajonetten, was fenomenaal en trok heel wat publiek. Maar pas goed begon Barnum hieraan te verdienen, toen hij 1.000 dollar uitloofde voor een opschepper, die beweerd had evenveel te kunnen presteren als Signor Vivalla. Barnum organiseerde een open bare wedstrijd tussen de twee en de toe loop was geweldig. Barnum had er de pocher wel van weten te overtuigen, dat hij nooit op zou kunnen tegen de beroem de Italiaan. Hij wilde hem echter aller minst afschrikken en beloofde hem in elk geval dertig dollar als hij op zou treden. Om het spannend te maken, moest de strijd eerst wat gelijk op gaan en daarvoor gin gen jongleur en uitdager gezamenlijk re peteren! Men ziet, dit komt aardig over een met wat in de laatste jaren voor de televisie is gebeurd, maar Barnum raakte niet uit de gunst, toen hij achteraf open lijk voor dergelijke trucs uitkwam. EEN BIJZONDER KLEIN kind van vijf jaar liet hij, onder de naam van General s Tom Thumb, niet alleen in Amerika op treden, maar ook in Engeland en op het vasteland van Europa. In Londen werd de „generaal" zelfs door Koningin Victoria ontvangen. Over Nederland schrijft Bar num met veel sympathie en waarlijk niet omdat hij er zoveel geld heeft verdiend met „de generaal". De Rotterdammers en Am sterdammers waren, zo zegt hij. te zuinig en te nuchter voor dergelijke ver toningenMaar Barnum was in hoge mate geïnteresseerd in de uit Japan af komstige opgezette zeemeerminnen, die in Nederlands „regeringsmuseum" omstreeks 1857 te zien waren. De Japanners uit die tijd schijnen er heel handig in geweest te zijn combinaties te maken van opgezette apen en vissen. Zij schijnen het met Bar num en Erasmus eens te zijn geweest, dat de wereld bedrogen wilde worden. ZIJN DE AMERIKANEN van 1959, die het niet verkroppen dat zij jarenlang ge loofd hebben in die serieus aangediende vraag- en antwoordwedstrijden van hun geliefde televisie, nu vóór- of achteruit gegaan in de laatste eeuw?. Men moet overigens in aanmerking ne men, dat in kleine plaatsen vaak de ac commodatie voor grootbezette stukken ontbreekt. Opvallend gunstig zijn de cij fers voor „De laatste verlofganger" van Jan Staal, waarvan 7 vrije en 48 besloten opvoeringen voor het voetlicht zijn geko men. Teleurstellend is het geringe succes van „Woyzeck" in beide instanties. TEN SLOTTE: het lijkt niet meer dan een daad van rechtvaardigheid om een vol gende keer ook een fotopagina aan de ope ra „Forum" te wijden. Het Theaterjaar boek nr. 8 is een uitgave, die geen theater liefhebber zal willen missen, zolang de ge zelschappen zelf (enkele uitzonderingen daargelaten) niet meer zorg aan hun programmabrochures besteden. David Koning CHOPIN-CONGRES IN 1960 IN POLEN Van 16 tot 21 februari 1960, het Chopin- jaar, zal in Polen een internationaal mu- ziekcongres worden gehouden, gewijd aan het werk van Frédéric Chopin. Musicolo gen uit drieëntwintig Europese landen en Amerika zullen het congres bijwonen, on der anderen Jacques Chaillet, directeur van het muziekinstituut van de Sorbonne in Parijs, Karl Gustav Fellerer, directeur van het Keuls Muziekinstituut, Heinrich Hussmann uit Hamburg, Will Apel van de Indiana Universiteit, een groep Russische deskundigen onder leiding van prof. Igor Belza, prof. Schenk uit Wenen, deskundi gen uit Tsjechoslowakije, Oost-Duitsland, Joegoslavië en Hongarije, prof. Carl Moo- berg uit Upsala in Zweden, Gex-ald Abra ham uit Liverpool en Arthur Hedley uit Londen. Honderd musicologen hebben reeds toe spraken ingezonden. Vele anderen hebben te kennen gegeven alleen aan de discus sies te willen deelnemen. (Van onze correspondent in Noorwegen) WIE AAN NOORS TONEEL denkt, denkt aan Ibsen. Ibsen won, ondanks veel tegenstand, een groot deel van de bevolking van zijn land en velen daarbuiten voor het toneel. Oude boeren met kromgewerkte ruggen en eeltige handen kan men Ibsen nog horen citeren en wij ontmoetten er één in Hardanger, een dagreis ver van Bergen, die gehele stukken van Ibsen in het hoofd had. Toch was het bezoeken door niet-stedelingen van een schouwburg veelal een volstrekte onmogelijkheid. Een tocht naar Christiania (Oslo) of Bergen, waar schouwburgen waren, was voor velen hoogstens enkele malen in het leven mogelijk. Men kende Ibsen en Björnson evenals de oudere klassieken dan ook slechts van het gedrukte woord en hier en daar hoogstens van het amateurtoneel. De wens om hierin verandering (en vex-betering) te brengen, leidde tien jaar geleden tot een bijzonder initiatief. Het ging uit van een groepje leidende figuren uit de Noorse kunstwereld, onder wie de cx-iticus Hans Heiberg, de dichteres Halldis Moren (echtgenote van Tarjej Vesaas de romanschrijver) en de uitgever Frits von der Lippe een telg uit een in de Hanzetijd in Noox-wegen ge- immigreerde familie. Wie de tegen de helling van Holmen- kollen gelegen smaakvolle en gezellige woning van de Von der Lippes bezoekt, wordt getroffen door enkele oude familie portretten, die een sterke gelijkenis met Prins Bernhard ver tonen. Het droombeeld, dat de initiatiefnemers verwezenlijken wilden, was een toneelgroep te stichten, die tot in de verst afgelegen plaatsen van het over 13,5 breedtegraden uitgestrekte Noorwegen goed toneel zou brengen en zulks niet bij wijze van uitzondering, doch geregeld, in abonnement. MEN ONTVEINSDE ZICH niet dat het moeilijk zou zijn veel moeilijker dan in Zweden, waar een soox-tgelijke ox-ganisatie al sinds 5 jaar bestaat en dat er van de acteurs ontzaglijk veel gevex-gd zou worden. Men wist dat er bijna geen goede zalen wax-en en evenmin geld om ze te bouwen. Men wist dat men ook met praktisch niets dan veel enthousiasme zou moeten beginnen. Maar men wist óók dat de gemeentebesturen, de pi-ovinciale besturen en de landsregering in handen zijn van mensen, die de toneeltraditie waardex-en waarvoor een volgend geslacht van bestuurders wel eens minder begrip zou kunnen opbrengen. De bouwmeesters Solness en De Brands voelden veel voor het plan. En zo kwam het Rijkstheater tot stand, waarvan Von der Lippe de bezielende geest, de onvex-- moeibare propagandist, directeur werd. Men hééft naar hem geluisterd (het was hem ook een grote steun dat hij alle boek handelaren in het grote land kende) en hij heeft toneel gebracht; niet een speciale vorm van volkstoneel, ook geen schmiere, maar het grote toneel tot in Kirkenes toe. De kortste weg is meermalen die over het water. De acteur Knut Orvig zit hier kleumend op de „Sognefjord", op tournee met Garson Kanins „Bom yesterday". IN HET AFGELOPEN seizoen, het tien de, speelde men vijfenzeventig maal Can dida van Shaw, zesenzeventig maal Muizen en Mensen van Steinbeck, tweeën zestig maal Rosmersholm van Ibsen en verzorgde voorts met het eigen ensemble 266 andere voox-stellingen, waax-onder vijf enzestig voor kindex-en, namelijk Torbjöx-n Egners onvergelijkelijk feestelijke kinder opera „De rovers van Kardemomme". In samenwex-king met andere gezelschappen verzorgde men negenenveertig voorstel lingen van Kristin Lavx-andsdatter van Si- grid Undset, dertig maal Thee en Sym pathie van Anderson, zevenentwintig maal twee stukken van de Zweed Vilhelm Mo- berg en twee maal „Look back in anger" van Osborne. En dat alles in de provincie want „Riksteatret" speelt niet in de grote steden behoudens tegenwoordig nu en dan met een kleine groep in Londen, Ant werpen en Rotterdam voor de Noorse zee lieden. Vorig jaar had Riksteatx-et onder meer een tournee met „Anne Franks dag boek". Men ziet dat de directie stx-eeft naar het brengen van het eigentijdse toneel. „De twee wezen" komen er niet aan te pas. HOE IS DE PROVINCIE in Noorwegen? Zijn dat gezellige plaatsen als Lochem en I-Ieerenveen, op enkele uren sporens van de hoofdstad gelegen? Neen, zo mag men zich dat niet voorstellen al zijn er ook in Noo:rwegen stadjes die vanuit Oslo kunnen worden bespeeld: Moss, Dröbak, Askim, Drammen. Wij maakten in Askim een voorstelling van een stuk van Johan Borgen mee. Het toneel verbeeldde het ouderlijk huis van een „nozem" in optima forma. In Askim was nog een aardig schouwburgje, maar in de meeste plaatsen, waar gespeeld wordt bestaat dat nog niet ofschoon dit aantal elk jaar vex-mindex-t. „Riksteatx-et" heeft er uiteraard veel, zo niet alles toe bijgedx-agen, dat in de wintex-s-donkere fjox-dstadjes bespeelbare zalen verrezen. Maar op de bouw daarvan heeft men toch niet willen en kunnen wachten: men speel de in militaix-e en bedx-ijfskantines, in bio scopen, in gx-aanschuren, in de open lucht in het voorjaar. Het kwam wel voor dat men in het hoge noorden, waar de gehele bevolking tot de laatste zieke vrouw en de kleinste roze baby toe placht op te komen, bij gebrek aan kleedkamers achter de x-otsen in de sneeuw moest schminken of van kostuum verwisselen. BIJNA NOOIT heeft „Riksteatret" zijn publiek teleux-gesteld door een voorstelling af te gelasten. Dit gebeurde slechts één maal toen de autobus van de weg afge- Kleedkamers en podium zijn vaak ge scheiden door een dikke laag sneeuw. raakt en in de sneeuw weggezakt was de andere keren als er zoiets dreigde, wisten de mannelijke medespelenden te zamen met de toneelknechts en de chauf feur weer ruim baan voor de bus te maken, zodat men ten hoogste enkele uren te laat begon. Hetgeen niet hinderde, want het was immers toch donkex-. En in Nooi-wegen heeft iedereen altijd de tijd behalve dynamische mensen als Von der Lippe. Men dient daarbij steeds in het oog te houden wij vex-geten dit maar al te licht of kunnen het ons niet voorstellen dat het in Midden- en Noord-Noorwegen maandenlang (december en januax-i) vrij wel het gehele etmaal donker is. Zodat „Riksteatret" een lichtpunt in duizenden eenzame levens ls geworden. Men mag dan ook wel vaststellen dat niet veel ge meente- en rijkssubsidies zo welbesteed zijn. Van de uitgeverij N. V. W. J. Thieme Cie te Zutphen mochten wij ontvangen „Vijftig Eeuwen Bouw-, Beeldhouw- en Schilderkunst" van prof. dr. ir. J. H. Plan- tenga en dr. A. van der Boom. Deze „in leiding tot de Westerse kunstgeschiedenis in haar voornaamste uitingen" is opge zet door prof. Plantenga en na diens dood voltooid door dr. Van der Boom, die in het voorbericht tot dit werk schrijft veel te hebben moeten toevoegen, „waarbij de beknopte opzet, welke Plantenga oorspron- kelijk voor ogen stond, niet geheel kon worden gehandhaafd". Ik kan me een kortere inleiding tot de kunstgeschiedenis voor leerlingen van academies, kunstnij verheidsscholen en hoogste klassen van gymnasia en lycea moeilijk voorstellen. Na een doorwerken van deze stof heeft de beginnende student in de kunstgeschie denis enig idee van wat hem voor de boeg staat. Zelf tot een dezer categorieën behoord hebbende kan ik vex-klaren een boek als dit gemist te hebben. Want ondanks het feit dat vijftig eeuwen kunstgeschiedenis geperst werden in een 350 bladzijden van kwartoformaat kwam in de tekst iets van een persoonlijke toon, een levendigheid in de behandeling van de stof, die de studie aantx-ekkelijk maakt. Waar ik het ook opensloeg interesseerde het mij. Voorzo ver een controle mij past kan ik zeggen dat ik bij het naslaan van een en ander, dat mijn bijzondere interesse heeft, niet teleurgesteld werd. Een compliment ook voor de eenvoud van de tekst. Ook in de kunstgeschiedenis kan de waardebeoor- deling nooit een geheel objectieve zijn. Dr. Van der Boom geneerde zich gelukkig niet iets van eigen voorkeuren of tegenzin te laten mex-ken. Hij spreekt dan ook van de in zekere mate definitieve oordeelvellin gen der histox-ische critiek. Bovendien acht hij deze niet bruikbaar ten aanzien van de moderne stromingen. Dit schenkt hem dan ook de vrijheid dingen te zeggen als „ronduit lelijk (e) Duitse expressionisme". Mag ik daar plezier om hebben, anderen zullen zelfs kwaad zijn over zo'n opmer king. Bij de voorbereiding van de tweede druk schrapte dr. Van der Boom nog eni ge namen. Ik dacht dat in het einde van dit werk nog wel een paar namen gemist kunnen worden. Het boek bevat vele afbeeldingen en fi guren; 1103 kleine afbeeldingen werden in een aparte band opgenomen. Bob Buys

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 17