Mist, een op de grond rustende wolk
OPERATIE NOACH
Herfstliefde in Berberland
Erbij
Waterbok-ram bracht
hinde in veiligheid
Dierenredding op grote schaal
in geïnundeerde gebieden
Tadema s weer thuis
DONDERDAG 31 DECEMBER 1959
PAGINA
lijk sterk genoeg om een net te doen
scheuren. Toch gelukte het, de zebra's
met behulp van lasso's te vangen en ver
volgens op de veilige oever te brengen.
Menigmaal waren de dieren en vooral
de hengsten zó wild, dat zij tijdens de
overtocht met tanden en hoeven de verf
der boten ernstig beschadigden. Zodra ze
weer vaste grond onder de voeten hadden,
galoppeerden zij de nieuwe vrijheid bin
nen.
De meeste dieren werden, alvorens in
vrijheid te worden gesteld, geoormerkt.
Men deed dit om na te gaan of er exem
plaren waren, die na hun redding terug
zouden gaan naar hun oude woonplaats en
voorts om de verdere verplaatsingen der
..bevrijde" dieren enigszins te kunnen
volgen. Inderdaad kwamen er gevallen
voor van dieren, die na hun redding te-
rugzwommen naar hun tot eiland gewor
den thuisgrond. Behalve deze merkwaar
dige ontdekking deden de reddingsploegen
ïfi 'A -|
j
DE REDDINGSPLOEGEN rapporteer
den nog andere merkwaardige dingen. Er
bleek, bij voorbeeld, dat de dieren elkaar
vaak behulpzaam waren om het leven te
redden. Zo zag men een waterbok-hinde
naar de veilige oever zwemmen met haar
kalfje op de rug. Een waterbok-ram, die
een andere hinde een „lift" gaf, liet zijn
„vrachtje" zo nu en dan alleen zwemmen
en ging dan kijken, hoe de hinde met het
kalfje het maakte. Een der ploegen red
de een luipaard van de verdrinkingsdood,
nadat het dier reeds 2'/ï km had ge
zwommen!
Kleine apen en bavianen allesbehal
ve zwemmers! plachten steeds hoger in
de toppen der bomen te klimmen. Vele de
zer dieren waren in zeer slechte conditie
en een aantal stierf zelfs van honger, daar
zij niet meer konden beschikken over de
bessen en andere vruchten, die hun hoofd-
voedsel vormen.
Tijdens de reddingsoperaties maakte men
van de gelegenheid gebruik om de strijd
tegen de schadelijke dieren, die een plaag
zijn voor de tuinen en akkers der Afrika
nen, te - intensiveren. Bavianen, bosvar
kens en slangen werden in de regel ge
dood. Men was van oordeel, dat het geen
zin had, die dieren naar veilige oorden te
brengen om ze de kans te geven, hun ver
nielingswerk voort te zetten.
VOGELS BLEKEN uiters honkvast te
zijn en geneigd om hun weg naar de vei
ligheid te laat in te slaan. Soms waren ze
zo zwak geworden door gebrek aan voed
sel, dat ze zelfs de paar kilometer, die
hen scheidden van de „vaste wal", niet
meer konden vliegen en jammerlijk om
kwamen in het stuwmeer.
EEN bijzonder interessant, zij het wei
nig aantrekkelijk aspect van de „Operatie
Nocha", vormde de rat. Dr. James Mun-
die, als arts verbonden aan het Zuid-Rho-
desiaanse ministerie van Gezondheid, be
vond zich op 250 km afstand van de Karib
Dam in Binga, een der centra van de
d„Operatie Noach". Hij schreef: „Het is
duidelijk, dat Rat Rattus een hogere I.Q.
(Intelligentie-Quotiënt) bezit dan de bok
ken. Hij wachtte namelijk niet tot hij op
regeringskosten zou worden gerd, maar
trok in vele duizendtallen naar de vaste
oevers. Vandaag vraten de ratten een stuk
van mijn tentzeil op, twee stukken vilt,
drie paar sokken, het bekleedsel van mijn
gewerenfoudraal, wat kleren van mijn
vrouw en een toets van mijn schrijfma
chine. De patiënten in het ziekenhuis kla
gen, dat de ratten over de bedden lopen
en <'e zieken tijdens de slaap in de hielen
bijten".
(Van onze weerkundige
medewerker)
DE EERSTE DAGEN met
dichte mist van dit seizoen
liggen al weer achter ons. In
de meeste gevallen hangt er
niet langer dan twaalf tot
vierentwintig uur een dichte
mist. Februari van dit jaar
bracht bij lichte vorst een
een record aantal mist-
dagen. Mist is in feite niets
anders dan een op de grond
uitrustende wolk.
Men spreekt van mist zo
dra het horizontale zicht tot
minder dan duizend meter is
teruggelopen. Zodra het zicht
minder wordt dan tweehon
derd meter dan spreekt men
van dichte mist enis het
zicht minder dan zestig me
ter dan is het zeer dichte
mist.
Er zijn verschillende weers
omstandigheden mogelijk
waarbij mist kan ontstaan. In
de meeste gevallen ontstaat er
bij ons mist wanneer er voch
tige oceaanlucht aanwezig is
en de lucht in de nacht en
ochtend sterk afkoelt. Koude
re lucht kan minder water
damp bevatten dan warme
lucht met als gevolg dat er
mist ontstaat. Deze mist is
dikwijls in de buurt van grote
steden het dichtst doordat
daar veel zogenaamde con-
densatiekernen aanwezig zijn
bestaande uit roetdeeltjes.
Deze worden door fabrieken
en de vele huizen uitgestoten.
Heel erg is dit vaak in Enge
land (Londen). Waar dit ver
schijnsel bekend staat als
„smog", een combinatie van
fog (is mist) en smoke (is
rook). De mist die door ster
ke nachtelijke afkoeling ont
staat wordt stralingsmist ge
noemd.
Ook kan er mist ontstaan,
wanneer er al vele dagen kou
de lucht soms vorstlucht
aanwezig is en er aan het ein
de van zo'n vorstperiode voch
tige oceaanlucht binnendringt,
men noemt die mist advectieve
mist. De mist is ook van groot
belang voor het temperatuur-
verloop. Ziet de zon kans reeds
in de morgenuren de mist op
te ruimen dan kan de tempe
ratuur in de middag nog flink
stijgen, blijft de mist de hele
dag hangen dan zal de tem
peratuur ongeveer 3 tot 5 gra
den lager blijven.
Komt er mist voor bij tem
peraturen onder het vriespunt
j dan ontstaat er ruige vorst,
i De nog uit onderkoeld water
bestaande fijne mist(water)-
druppels bevriezen zodra zij
in botsing komen met welk
voor werp ook (boom, tele
foondraad, winterjas etc.),
waardoor er een dikke witte
aanslag kan ontstaan. Wanneer
de zon doorbreekt geeft dit
vaak een sprookjesachtig win
terlandschap.
Er kan ook mist ontstaan,
wanneer er boven ons land
vochtige zachte lucht aanwe
zig is en uit het oosten koude
lucht binnendringt. Deze af
koeling veroorzaakt dikwijls
ook mistvorming. In dit geval
volgt er vaak vorst zodat hier
het gezegde „Mist heeft vorst
in de kist" opgeld doet.
IN DE REGEL VERDWIJNT
de mist pas wanneer de wind
in kracht toeneemt of wan-
een totaal andere, meestal dro
gere, luchtstroom binnendringt.
Bij vriezend weer kan wist als
gevolg van bevroren mistaan-
slag ook gevaarlijke wegen
verooi-zakena Het gemiddelde
aantal misturen in ons land
varieert sterk.
Den Helder 236 uren, Gro
ningen 270, Amsterdam (aan
het IJ) ruim 400 uren, De Bilt
318, Vissingen 225, Maastricht
224, Rotterdam 328 uren. In de
herfst komt de meeste mist in
het binnenland voor. Dit ge
middelde grootst aantal mist-
dagen verplaatst zich verder
in de winter steeds meer naar
het kustgebied. Zo komen er
in maart, april en mei in Bra
bant gemiddeld 10 mistdagen
voor tegen 24 in Hoek van
Holland.
TOCH IS DE MIST maar
hoogst zelden zo dicht dat het
zicht nog geen vijfentwintig
meter bedraagt hetgeen rond
de industriegebieden van En
geland en ook in het Roerge
bied dikwijls voorkomt. Het is
begrijpelijk dat wanneer deze
mistsituatie met weinig wind
enkele dagen aanhoudt, de
lucht sterk wordt verontrei
nigd doordat alle roetdeeltjes
door de vele schoorstenen uit
gestoten in de onderste 50
100 meter dikke luchtlaag aan
wezig blijven en oorzaak kun
nen zijn van ernstige aandoe
ningen der ademhalingsorga
nen. De Engelse radio waar
schuwt bij een dergelijke si
tuatie dikwijls zo weinig mo
gelijk open vuren te stoken,
zodat maar weinig roetdeel
tjes worden uitgestoten.
NA DE OORLOG besloten de regeringen van Noord- en
Zuid-Rhodesië om in de Zambesi ter plaatse van de Kariba
Kloof een dam te bouwen om de vorming van een kunstmatig
(stuw)meer ter grootte van ruim 4000 km2 mogelijk te maken.
Dam en stuwmeer moesten dienen om een tweetal elektrische
krachtstations op gang te houden, die voor de stroomvoorzie
ning van Noord- en Zuid-Rhodesië bijzonder belangrijk zijn.
De dam moest 125 meter hoog worden. In 1955 begon men met
de bouw. Het gebied achter de dam begon toen geleidelijk aan
onder het wateroppervlak te verdwijnen. Zodra met de bouw
van de Kariba Dam begonnen was. begrepen de verantwoorde
lijke autoriteiten, dat de vorming van het stuwmeer het gevaar
van de verdrinkingsdood voor duizenden en nog eens duizenden
in het wild levende dieren deed ontstaan. Sommige deskundigen
wai-en van mening, dat veel dieren intuïtief het dreigende
gevaar zouden „aanvoelen" of onderkennen en dus eigener
beweging de wijk zouden nemen naar veiliger oorden. De feiten
wezen later uit, dat zij ten dele gelijk hadden. De publieke
opinie in de beide Rhodesia's en ook elders in de wereld begon
zich met de „Kariba Dieren" bezig te houden. Er werd sterke
aandrang uitgeoefend op de autoriteiten om maatregelen te
treffen, waardoor het verlies aan dierenlevens tot een minimum
zou worden beperkt. Inmiddels had men ter bevoegder plaatse
de „Operatie Noach" voorbereid en toen het water achter de
dam een gevaarlijke hoogte bereikte, trad het „dierenreddings-
wezen" in werking.
REDDINGSPLOEGEN begaven zich in
stalen boten naar de honderden nieuwe
eilandjes die als gevolg van het wassen
van het water in het tot verdrinken ge
doemde gebied ontstonden. Elke ploeg be
stond uit een ervaren Europese houtves
ter, een Europese assistent en enige Afri
kaanse jachtopzieners. Op een aantal plek
ken „vestigde" men dierenartsen, die hulp
konden verlenen, als dat nodig geoordeeld
werd. Het behoeft wel geen nader betoog
dat uitsluitend geharde wilderniskenners
aan de „Operatie Noach" mochten deel
nemen.
Gemakkelijk en ongevaarlijk waren de
reddingsvaarten allesbehalve. Soms moest
men, bij voorbeeld, varen tussen de toppen
van bomen door, die krioelden van giftige
slangen, spinnen en mieren, aleer men een
eilandje bereikte. Al heel gauw ontdekten
de reddingsmanschappen, dat de spinnen
en mieren bijzonder blij waren, naar een
nieuw woongebied te worden gebracht.
Met de grotere dieren hadden zij echter
meer moeilijkheden.
ZODRA DE REDDINGSBOOT het
eilandje bereikt had, ging de houtvester
op verkenning uit. De Afrikaanse jacht
opzieners volgden hem en zetten de netten
uit, waarin de impala's en andere grote
antilopen gevangen moesten worden. Die
dieren gaan namelijk eigener beweging
maar heel zelden te water! Nadat de net
ten waren opgesteld, organiseerde men een
soort drijfjacht om de dieren op te jagen
en te voorkomen, dat er „achterblijvers"
zouden ten prooi vallen aan een wisse
dood. De grote antilopen ving men ook
wel met de lasso. Dan werden zij langszij
de boot in het water gebracht en zwem
mende voortgetrokken naar de veilige
oever. De kleinere bokken werden geblind
doekt en met samengebonden poten in de
Tot de moeilijkste transporten behoorden
die van zebra's, die zich met hoeven en
tanden tegen hun redding verzetten en
daarbij dikwijls de boot beschadigden.
boot getransporteerd naar het „vaste
land". Nog kleine dieren „verpakte" men
in zakken om een veilig transport mogelijk
te maken. Een der opvallendste redding
prestaties werd verricht door de opper
houtvester van Zuid-Rhodesië. Hij redde
tweeëndertig impala's in twee dagen tijds.
Als de dieren erg nerveus waren en het
gevaar bestond, dat zij aan een „shock"
zouden sterven, diende men hun soms kal
merende injecties toe.
EEN DER MOEILIJKSTE dieren om te
redden gedux-ende de „Operatie Noach"
bleek de zebra te zijn. Een zebra is name-
Ted Edelman, een Afrikaanse jachtopzie
ner, moest zich laten verbinden toen een
angstige civetkat hem een diepe armwond
had gebeten.
nog andere ontdekkingen. Zo bemerkten
zij al heel spoedig, dat de olifanten en de
leeuwen tot de diersoorten behoren, die
het gevaar van inundatie en verdrinking
als eersten bespeurden en zich begeven
hadden naar veiliger oorden. Tot de „eer
ste zwemmers" behoorden de waterbok
ken, bosvarkens en hazen, maar zij ver
trokken toch pas nadat de overstroming
of onderwaterzetting begonnen was.
HET REIZIGERSECHTPAAR Auke
cn Bob Tadema Sporry, onze lezers
welbekend door hun artikelen in Erbij,
zijn vorige maand teruggekeerd van een
reis door Turkije, Syrië, Libanon, Cy
prus en Egypte: een goede gelegenheid
dachten we om ze eens van achter
hun artikelen naar voren te halen voor
een directe kennismaking met hun
lezers. De Tadema's hebben nu in totaal
twintig reizen buiten Europa gemaakt;
ze reizen om te leven en ze leven om
te reizen. Maximaal drie maanden per
jaar zijn ze weg voor een grote reis
en menig jaar koppelen ze er nog
een korte reis aan. De reis van zes
weken, die ze nu onlangs gemaakt heb
ben, is een korte reis; hoofddoel ervan
was het beste doel te vinden voor de
volgende grote tocht: dat is Egypte ge
worden. Niet vreemd als men weet dat
Auke Tadema zich al jaren toelegt op de
Egyptologie en dat hij ook nu weer
prachtig materiaal heeft meegebracht.
Het echtpaar Tadema heeft vijftien
jaar geduld gehad voor het zijn reis
lust kon gaan uitvieren. Ze leerden
elkaar op een tekenschool kennen. Die
vijftien jaar wachten waren vijftien
jaar hard werken. Auke Tadema kreeg
naam als illustrator met een grondige
kennis van reproduktietechnieken. Bob
Tadema-Sporry was in die tijd teken
lerares en verrichtte journalistiek werk.
Hun gemeenschappelijke reislust
spruit wellicht voort uit het grote aan
tal zeelieden dat beiden in de familie
hebben. En misschien hebben ze daar
ook aan te danken dat ze zich overal
thuis kunnen voelen. Niet dat ze Ja
panner met de Japanners of Arabier
met de Arabieren proberen te worden,
nee, ze hebben die onschatbare reizi
gerseigenschap: innerlijke rust. die het
mogelijk maakt uiterlijk zo afwisselen
de levensritmen op een geheel eigen
manier te verwerken. Ze doen niet na,
ze doen mee.
Tijdens hun vele reizen hebben de
Tadema's een scherp gevoel gekregen
voor de innerlijke ontwikkeling van
volken, een ontwikkeling die dóórgaat
en welks tempo door hulpacties veelal
wel aan het licht gebracht kan wor
den maar niet wezenlijk versneld. Hulp
acties die willen forceren kunnen aan
de innerlijke ontwikkeling afbreuk
doen, meent Auke Tadema. Dat is de
mening van een man, die er niet op uit
is bepaalde ideeën bevestigd te zien,
maar die zich steeds met een argeloos
vermogen tot verwondering weet open
te stellen voor de omgeving waarin hij
zich bevindt. Zjjn vrouw heeft die
zelfde rust; het is zelfs niet toevallig
dat zij uitsluitend tijdens haar reizen
kan borduren aan het tapijt, dat zij nu
al jaren op haar reizen meeneemt.
Thuis is het namelijk steeds werken in
het tempo dat de opdrachtgevers kun
nen bepalen: een hoog tempo. Illustra
tor Tadema werkt dan voor de indus
trie, dag- en weekbladen en uitgevers.
Zjjn vrouw schrijft de artikelen, houdt
lezingen, spreekt voor de radio cn
schrijft boeken. Ze werkt thans aan een
boek over de mythologie van Egypte.
Dat ze het telkens heerlijk vinden om
terug te zijn heeft niet alleen zjjn oor
zaak in hun drie kinderen de zeven
tienjarige Nefertari (voor wie het echt
paar zevenenveertig huwelijksaanzoe
ken uit Egypte meebracht), de vijftien
jarige Tamenrud en de dertienjarige
Monica maar in de overtuiging dat
het gezin in Nederland een onovertref
baar vaderland heeft. Hun liefde voor
het eigen huis heeft ieder ervaren, die in
de warme rustige atmosfeer van de
prachtig ingerichte woning aan de
Rembrandtlaan in Heemstede heeft ver
toefd.
tairen van het fort buiten het
dorp en haar man had gediend
in het Franse leger. Nu was
ze weer terug in haar oude
ksar en ze bezat drie zoons,
wat haar groot aanzien gaf.
Haar oudste zoon was lid van
de dorpsraad, de djemaa, en
met zijn medeleden beschikte
hij over wel en wee der be
volking. Haar jongste zoon
was nog niet oud Penoeg om
de ramadan, de grote vasten,
te houden en telde dus nog
niet mee. Dat betekende, dat
hij nog geen zestien was, want
vóór die leeftijd kan geen
jongen nog niet de wilskracht
opbrengen, die de ramadan
een maand lang van iedere
goede moslem eist. Tussen
zonsop- en zonsondergang
nemen ze geen korrel voedsel,
geen drup water tot zich, en
slechts zij die aan den lijve
het woestijnklimaat hebben
ondergaan weten wat dit be
tekent! Pas als in de avond
schemer een zwarte en een
witte draad niet meer van
elkaar te onderscheiden zijn
mogen honger en dorst gelest
worden. En vaak gaat de
vrome zó ver, dat hij tijdens
de vasten zijn eigen speeksel
niet inslikt, en dit is misschien
nog wel het grootste offer.
DE OUDE DAME bleek ge
parenteerd aan iedereen, die
in haar ksar iets had in te
brengen. De burgemeester
was een broer van wijlen haar
man, en een dergelijk man
moet van zeer voorname fa
milie zijn. Voor de diensten
die hij zijn dorp bewijst krijgt
hij generlei beloningen, daar
om is hij dus de meest ge
schikte om eerlijk te regeren,
al is hii wel verantwoording
schuldig tegenover de djemaa.
Zodra hij echter op enige
wijze het vertrouwen van het
dorp verliest gaat hij er on
verbiddelijk uit en komt er
een nieuwe burgemeester. Het
pleit voor de regeerders, dat
dit laatste uiterst zelden voor
komt.
Het leven vai. de oude dame
was niet over rozen gegaan.
Dat gaat het leven van een
Berbervrouw zelden. Ze had
op de akkers gewerkt en ge
holpen bij de dadeloogst. Ze
had drie van haar kinderen
zien sterven, maar dat was
Alla's wil en ze wist hen vei
lig in het paradijs. Haar drie
overgebleven zoons waren de
glorie van haar oude dag en
ze behoedden haar voor het
treurig lot van de vrouw, die
alleen maar dochters of hele
maal geen kinderen krijgt.
Haar man had haar steeds ge
waardeerd en haar raad als
zeer verstandig beschouwd,
en daardoor was haar in
directe invloed op het dorps
leven zeer groot geweest. In
huis was ze de baas, volkomen
en onherroepelijk, wat zij zei
gebeurde. Bovendien bezat ze
geld van zichzelf, want ze had
steeds mogen behouden wat
ze verdiend had. al erfde ze
natuurlijk niets van de fa
miliegoederen, behalve de sie
raden. Maar die had ze aan
de vrouw van haar oudste
zoon geschonken omdat die
beter pasten bij een jong ge
zicht. En haar zoon was dol
verliefd op zijn jonge vrouw,
die mooi en van goede familie
was en het was dus welge-
voeglijk, dat ze zijn geluk ver
hoogde door zich steeds zo
mooi mogelijk te maken.
Bovendien verwachtte ze een
kind en nu wachtte iedereen
op de zoon, die de familie
moest voortzetten.
„En als het een meisje
wordt?"
ZE KEEK ME van terzijde
even aan. „Dan is dat Allah's
wil. Ik ben zelf een vrouw en
heb daar nooit spijt van ge
had". Weer die scheve glim
lach. „Maar voor mijn schoon
dochter hoop ik dat het een
zoon zal zijn, dat is beter voor
haar hele positie". Toen kwam
er in de verte een jonge dandy
aan in een citroengele zijden
djelabba. Er stak een geurige
bloem achter zijn oor. goud
draad glansde in zijn tulband,
een zilveren ring aan zijn vin
ger. In zijn fijnbesneden mond
bungelde onverschillig een
sigaret. Hij zoemde een liedje
en staarde in het groen.
„Mon fils", zei de oude
dame. Er gleed een blik van
grote trots over haar ver
weerd gezicht. „De oudste".
Ik dacht dat het toch maar
beter zou zijn voor het jonge
vrouwtje, als ze haar positie
verzekerde met een zoon.
Want deze oudste zoon en
trotse gemaal had heel veel
weg van het bruine stiertje.
Bob Tadema Sparry
IK HEB EENS in de vallende avond op een aarden
dammetje gezeten bij een kleine ksar, die midden tussen
heel oude tuinen lag. Het was geen imposante ksar, de.
muren waren laag en brokkelig, de houten poort was weg
gesleept voor nuttiger doeleinden. Maar aan vier kanten
liep om de muren een breed pad en daarlangs een nog
bredere seguia, waarin het water voor de irrigatie van de
tuinen met grote vaart voorbijstoof naar een klaterend
watervalletje. Oude vijgebomen met knoestige stammen
drongen tegen de muren op en het regende groene vruchtjes
op het pad. Over de muur hing een druivenwingerd in een
wilde, warrige cascade omlaag, er hingen nog een paar
trossen blauwe druiven aan, waar niemand naar taalde.
Geen woonstee kon idyllischcr gelegen zijn dan deze
armoedige kleine ksar.
DE LAGE AVONDZON
straalde over de kantelige lijn
van de loodrechte rotsen, die
veilig deze oase omsloten
hielden, en een gouden stof
nevel hing boven het pad,
waarlangs de ksarbewoners
langzaam op en neer drentel
den. Het werk van de dag was
gedaan, er passeerde nog een
enkel ezeltje dat een zilveren
aureooltje kreeg rond zijn
stoffige huid, en de grote man
den vol verse gierst en klaver,
die hem terzijden hingen,
werden zeldzame schatten van
louter smaragd. Er kwamen
wat koetjes drinken bij het
diep uitgesleten plekje bij de
sekuia, waar de kant diep was
ingedeukt, zodat het ijskoude
water bereikbaar was voor
mens en dier. Het waren
kleine, kastanjebruine koetjes
met fijne kopjes en sierlijk ge
bogen. vinnige horentjes. Ze
liepen pretentieus trippelend
het pad af en wachtten als
welopgevoede dametjes ieder
haar beurt af om te drinken.
Er was een jongetje bij om op
hen te passen, hij kluifde aan
een perzik, met dromerige
blik. Er kwamen ook wat
schapen, wit en wollig als
wolkjes in het alles flatteren
de avondlicht. Ze deden on
handig en schutterig bij het
drinken, ze duwden elkaar,
misdroegen zich, maar ver
dwenen toen haastig. Want
langs het pad kwam het
stiertje uit de ksar, en drie
man geleidden het naar de
drinkplaats. Het was een ste
vig, gedrongen stiertje met de
bolle, brutale ogen van de
echte „ladykiller". Zijn scherpe
hoeven, lang aangegroeid in
zijn stenen stal tot ze om
krulden als de schoenen van
een middeleeuwse dandy of
de sloffen van de grootmogol,
glibberden en slipten over het
harde, gladde leem. Zijn ho
rens waren kort en recht en
scherpgepunt. Hij gedroeg zich
overmatig zelfbewust en
zwaaide met zijn kop. Voor de
schapen toonde hij geen aan
dacht, maar wel voor de zeven
kokette koetjes, die nog in de
verte wegdribbelden. Er kwam
een diep geluid uit zijn kwij
lende bek. De drie mannen
lachten en zeiden iets tegen
elkaar waar de ondeugendheid
dik oplag al kon ik er geen
woord van verstaan, en trok
ken het stiertje met zachte
dwang naar het water.
ER GLANSDE in de verte
iets wits; er kwam een jong
paartje aan. Ze hielden el
kander bij de hand als kin
deren, en hun grote zwarte
ogen staarden dromerig recht
voor zich uit. Voor hen be
stond de wereld niet, ze
zagen niets en niemand, zelfs
niet elkaar, en hun enig
onderling contact waren die
los ineengestrengelde vingers.
De zilveren enkelringen van
het meisje klikten boven haar
kleine blote voeten. Ze was
jong en mooi als veel Marok
kaanse Berbermeisjes. Haar
kleed was nieuw en wit en de
wind blies het strak tegen
haar smalle heupen. De
jongen was groot en slank en
ook in het wit. Ze gleden langs
me heen. en alleen het meisje
schonk me een wazige glim
lach.
TOEN KWAM de oude
dame. Ze was nog kaarsrecht
en knap. Ze was in het
donkerblauw en droeg met
onnavolgbare gratie haar
draperieën. Veel tanden had
ze niet meer, maar haar
haren waren nog even git
zwart als toen ook zij, jong en
dromerig, ditzelfde pad af
wandelde met de liefste van
haar hart. Ze keek het jonge
paartje na, glimlachte een
vergoelijkend lachje, keek mij
aan en toen lachten we bei
den om die wereldvergeten
jeugd, die wij helaas nooit
meer zouden beleven. Ze
kwam naast me op het wal
letje zitten, streek haar kleed
glad en bekeek me oplettend.
Haar oudste zoon was lid van
de dorpsraad.
Na een tijdje zei ze: „Vous
êtes de Tineghir?"
Ze sprak dus Frans, een
wonder voor een Berber
vrouw. Het was echter niet
gemakkelijk haar te volgen,
want haar gutturale accent
gaf de woorden een vreemde
draai. Ze had heel lang ge
werkt voor de Franse mili-