HET TIJDPERK
discaucs.
NIEUWE BOEKEN
in zakformaat
Erbij
de grootheid
ran 't kleine Ierland
pan de kleine man
ZATERDAG 2 3 JANUARI 1960
PAGINA TWEE
Toen in 1959 het internationale toneelfestival in de mooie
stad Dublin werd geopend, klonk er vanaf één der podiums een
stem, die uitriep: „Het Ierse toneel kan zich tegenover welk
ander toneel dan ook, handhaven". Stoutmoedige woorden, be
stemd om het critisch gevoel van de buitenlandse bezoekers te
treffen. Woorden, die getoetst wilden worden. Deze uitroep van
toneelspeler-directeur Godfrey Quigley in het Gate Theatre
klonk, alsof hij één of ander niet nader aangeduid theater
wilde uitdagen of om met een figuur uit een stuk van
O'Casey te spreken: „Enigen uwer, wie uwer ook". Maar hij
droeg de snor en het tweed pak uit een Brits stuk. Hij was
het vooral die de gehele staat van dienst van het Ierse toneel
in deze eeuw heeft beïnvloed: het werk van het Gate Theatre
en de ontwikkeling van oorspronkelijk talent in toneelschrijven
en acteren van het Abbey Theatre. Dublin is de Ierse hoofdstad
voor ongeveer drie miljoen personen (het gehele eiland heeft
een inwonertal van slechts viereneenhalf miljoen). Maar ar
tistiek talent hangt gelukkig niet af van de omvang of handels
balans van een land. Afmetingen noch bevolkingsaantal kunnen
Finlands voortreffelijkheid in componeren verklaren, noch Ier-
lands werk met poëzie op het toneel of het talent van Wales
voor koorzang. De woorden van Quigley zijn daarom zeker
niet van belang ontbloot. Een blik in het verleden toont aan
dat de Ieren altijd een natuurlijke aanleg voor het toneel heb
ben bezeten. Minnestrelen trokken het land door vanaf de
vroegste tijden en sporen van dramatische kunst worden vol
gens de toneelhistoricus Peter Kavanagh reeds in de 13de eeuw
bij religieuze processies gevonden. In 1637 is 't Werburgh Street
Theatre in Dublin gebouwd; het steunde op inheems talent.
De volgende drie eeuwen
was het Ierse talent
echter voornamelijk op
het Londense toneel te
vinden, in de werken
van schrijvers van de
andere kant van de Ierse
zee, zoals Corigreve in
Engeland geboren, maar
angevoed in Kilkenny en
Dublin Steele. Farqu-
'tar, Goldsmith. Sheri-
lan. Boucicault. WHde
an Bernard Shaw. Het
Abbey Theatre in Du
blin. nu een nationale
schouwburg met re
geringssubsidie. kwam
voort uit een denkbeeld
dat in 189S ontwikkeld
werd gedurende theetijd-gesprekjes tus
sen de dichter William Butler Yeats, Ed
ward Martyn en lady Augusta Gregory
in het huis van laatstgenoemde in County
Gal way. In 1899 werd een begin gemaakt
met stukken van Yeats en Martyn door
toneelspelers uit Engeland. De beweging
groeide in de volgende jaren uit met
George Moore en Padraic Colum. Toen
kwam Yeats de rijen versterken, tesamen
met de zeer ervaren Willie Fay en zijn
broeder Frank, jonge enthousiaste ama-
teurs van theaterprodukties. Willie, een
directeur. Zijn stukken over het Ierse
leven behoorden weldra tot de voornaam
ste inventaris van de schouwburg.
IN 1923 BEGROETTE lady Gregory een
nieuwe toneelschrijver, die bij de opvoe
ring van zijn eerste stuk verklaarde zo
juist zijn baan als bouwvakarbeider te
hebben opgezegd. Toen hij de volgende dag
op de thee werd genodigd, weigerde hij
met het motief dat hij geen tijd zou hebben
al het cement van zich af te wassen. Het
stuk was „The Shadow of a Gunman" en
William Butler Yeats (1865—1939), een van
de stichters van het Ierse nationale theater,
Nobelprijswinnaar voor litteratXLur van
1923. Dit portret vervaardigd door AugxLs-
tus John, hangt in de Manchester City Art
Gallery, (foto Unesco)
onlangs 250.000 pond sterling beschikbaar
gesteld voor de opbouw van een nieuwe
Abbey. In de tussentijd heeft het Gate-
Theatre onder lord Longford's bescherm
heerschap Dublin veel goeds te zien ge
geven. vooral met buitenlandse stukken,
opgevoerd door de veelzijdige Michael
MacLiammoir en Hilton Edwards, vroe
gere Shakespeare-vertolkers in Engeland,
die naar Ierland terugkeerden om een
Ierstalige schouwburg op te richten in
Galway, thans de zetel van een universiteit
waar colleges in het Iers worden gegeven.
DE OPVOERING door het Gate-Theatre
van Shaw's „Saint Joan" met Sjobhan
McKenna en MacLiammoir was een ge
heel-Ierse bijdrage aan het „Théalre des
Nations 1959-festival" in Parijs. Andere
Ierse elementen waren eveneens op het
festival te zien: twee ..Britse" bijdragen
bij voorbeeld waren ..The Hostage" een
humoristisch stuk uit Dublin van Brendan
Behan en „Ulvsses in Nighttown", een
Dublin-fantasie. geïnspireerd op de litte
ratuur van James Joyce.
Naar in 1959 is gebleken, blijft het Ierse
toneel zijn eigen karakter bewaren. Voor
het festival in Dublin heeft lord Killanin's
comité afgelopen september in Dublin een
grote show georganiseerd. Het Abbey-
DE BELANGSTELLING die men in Europa en
Amerika sedert enige tienlallen jaren voor het
Zen Boedhisme aan de dag legde is na de tweede
wereldoorlog vooral in Amerika zeer sterk toe
genomen. In het voorwoord van zijn „The way
of Zen" wijst de auteur Alan W. Watts, een ge
renommeerd autoriteit in deze materie, op het
feit dat deze gegroeide interesse niet slechts het
gevolg is van de omstandigheid dat een groot
aantal Amerikanen in hun hoedanigheid van ver
overaar en bezetter nolens volens met de Japanse
cultuur in nauwe aanraking gebracht zijn; eerder
nog ziet hij de oorzaak gelegen in de richting
welke het denken en doen van de huidige wes
terse mens is ingeslagen: met een duidelijke uit
eenzetting van het Zen Boedhisme meent de
auteur velen van dienst te zijn omdat deze le
vensleer de mogelijkheid biedt in sereniteit staan
de te blijven in een frustrerende en verwarrende
wereld. Een uitvoerige schets van de oorsprong
en groei van het Zen Boedhisme in China en Ja
pan gaat vooraf aan een aantal hoofdstukken ge
wijd aan grondslagen en toepassing: het boek be
sluit met een beschrijving van de rol die deze
levenshouding heeft gespeeld en nog speelt in de
Japanse kunst. Een uitgebreide biographic kan
de lezer die zich verder in deze materie wil ver
diepen. een heel eind op weg helpen. Men vindt
er bijvoorbeeld ook in vermeld het onlangs even
eens in een „paperback' -editie verschenen werk
van professor Suzuki ..Introduction to Zen Bud
dhism". waartegen Watts het bezwaar aanvoert
dat het weliswaar aangename lectuur vormt,
maar mank gaat aan te grote beknoptheid om
waar inzicht te kunnen verschaffen.
Een ruim vierhonderd pagina's tellend „The
beat generation and the angry young men", sa
mengesteld door Gene Feldman en Max Garten-
berg, biedt, een uitstekende mogelijkheid de in
vloed van Zen op de modernste Amerikaanse lit
teratuur te observeren. Men vindt er tevens in
afgebakend de scheidingslijn die er loopt tussen
de opvattingen van de Engelse en Amerikaanse
jongeren. Een ,must" voor iedereen die van zins
is de litteraire ontwikkelingen op de voet te blij
ven volgen. Voor de liefhebbers van de Franse
roman blijven de kansen hiertoe nog altiid be
perkt. De uitgevers van de weinige goedkope se
ries die in Frankrijk bestaan, hechten niet zo zeer
aan de actualiteit.. Zij gaan er blijkbaar van uit
dat titels die vandaag in aller belangstelling
staan, overmorgen naar alle waarschijnlijkheid
weer vergeten zullen zijn. Hun belangstelling gaat
meer uit naar auteurs van gevestigde reputatie.
A. M.
Theatre bracht met veel succes stukken
van nieuwe acteurs op de planken, zoals
„The Country Bov" van John Murphy en
een stuk van de dichter-advocaat Donagh
MacDonagh.
DE BEKENDE ACTRICE Anna Mana-
han speelde een rol in een stuk van Diego
Fabbri in Alan Simpson's Pike een
schouwburgje, dat maar 49 plaatsen heeft.
Jimmy O'Dea, een revue-ster die lang ge
leden in de Abbey optrad, speelde in
Shaw's „Simpleton" en het grote Gaiety
Theater bracht Simpson's toneelbewerking
van een eerste schriiverspoging van de
broer van Brendan Behan, Dominic. De
Ier Denis Johnston kwam met een stuk
van de Ier Dean Swift, en Goldsmith en
Yeats werden eveneens op de planken ge
bracht. Er is veel opmerkelijks in de
woorden van Quigley
Bezoekers, die zich de continuïteit van
de Abbey, ondanks tegenslag en strijd,
bleven herinneren, konden in 1959
evenals zij dat waarschijnlijk in vele
komende jaren zullen kunnen genieten
van ladv Gregory's kleine drama ..The
Rising of the Moon", gesoeeld in het Iers
en zij kunnen verder hun gedachten laten
gaan over hoe een klein land zijn eigen
talent en kunst kan blijven stimuleren.
Robert Falierty
„Ik was president-commissaris tot ik ont
dekte wat er voor overwerk wordt be
taald". (Uit „Pxinch, honderd jaar humor",
Servire's Ixixepocket)
beitje vindt men klein, een kwartje begint
erop te lijken
De reclame zet de kleine man aan tot
kopen, zij stimuleert zijn prestigezucht en
hij verdiept zich niet in de psychologische
achtergronden van zijn behoefteschaal.
Zonder precies te weten waarom streeft
hij naar meer en beter, naar langere va
kantie, naar duurdere kleding, naar een
grotere auto, en naar meer kilometers op
zijn rondreis door Europa. Een voortdu
rende rusteloosheid doet iedere bevredig
de behoefte volgen door een andere onbe
vredigde. Geld verdient hij uitsluitend om
zo spoedig mogelijk in goederen om te zet
ten. In een periode, waarin de atoomdrei
ging bijna tastbaar aanwezig is, behoeft
dit geen verbazing te wekken. Pluk de
dag, grijp je kans, zijn de leuzen waarach
ter zich een geweldige angst verbergt. In
geen ander tijdperk kan men zich voor zo
veel risico's verzekeren van regen in de
vakantie tot wederinrichting bij brand
en stegen de afgesloten levensverzekerin
gen tot zo'n hoog niveau. Daarbij reali
seert men zich dan toch weer niet, dat
ook als er geen inflatie optreedt, de ver
zekering op het moment van uitkering bij
verre na niet voldoende zal zijn om een
enigermate behoorlijk levenspeil te ga
randeren. De behoeften nemen immders
in zo'n snel tempo toe, dat over 20 of 30
ZORGEN OM DE voortdurend
verdergaande inflatie heeft men
niet alleen in Nederland. Maar
men legt zich bij het onprettige
verschijnsel min of meer neer,
omdat men het beschouwt als de
prijs die men betaalt voor een zo
groot mogelijke werkgelegen
heid; een prijs voor het levens
geluk en de welvaart van de
kleine man, van de gemiddelde
mens, van de doorsnee consu
ment. Met hem moet men reke
ning houden, want hij is uiterst
belangrijk. Enquêteurs gaan
nauwkeurig na wat zijn wensen
zijn, hoe hij slaapt, wat hij eet
en drinkt, hoeveel dagen per
jaar hij ziek is en waar hij met va
kantie heen wil. Staatslieden en
politici, hoe hoog zij ook van de
toren blazen over hun persoon
lijke macht laten nauwkeurig on
derzoeken, hoe en waarop de
voorkeur van de kleine man ge
richt is, wat zijn wensen in het
politieke vlak zijn, en hoe hij het
best te beïnvloeden is. Kortom,
met niemand wordt méér reke
ning gehouden dan met de man
die in de crisis van de jaren
dertig er vrij slecht aan toe was
en die zelfs in zijn stoutste dro
men niet durfde vermoeden dat
vijfentwintig jaar later de tijden
zo veranderd zouden zijn.
jaar de levensstandaard van de geschool
de arbeider nu, als het absolute minimum
beschouwd kan worden. Immers al spoe
dig ziet men nieuwe sociale en materiële
verworvenheden als volkomen normale
zaken, die tot het leven behoren. Anders
gezegd: het leven lijkt onmogelijk zonder
deze dingen. De Algemene Ouderdomsuit-
kering is nu al bijna een volkomen inge
burgerde voorziening, die men uit de Ne
derlandse samenleving niet meer weg kan
denken, maar ook gas en licht, de centra
le verwarming, de snelle openbare ver
voermiddelen zijn alle noodzakelijkheden,
die men onmogelijk meer missen kan.
Door de technische vooruitgang zal ma
teriële welvaart nog voortdurend stijgen
en daarmee het inkomen. Daartegen kan
men zich niet verzekeren, de premie zou
te hoog worden.
blijspelspeler en ontwerper, werd toneel
directeur, Frank een acteur en regisseur.
Yeats verklaarde dat stem en woorden,
en niet gebaren en houding, essentieel
waren. Frank Fay, een talentvol declama
tor, gaf aan, hoe het naar zijn mening
moest en leidde anderen op, zoals is ver
meld door de Londense journalist Gerard
Fay in zijn recente boek over het Abbey
Theatre. Sindsdien vinden de Ierse acteurs
het niet ongewoon van tijd tot. tijd met hun
rug naar het publiek toe te spelen en ver
werpen zij zekere toneelgebaren als het
spelen met bolhoeden en wandelstokken.
IN 1904 WERD HET ABBEY Theatre
onder deze naam geboren met de schen
king van een gebouw door een Engelse
vrouw, Annie Elizabeth Horniman. In de
tussentijd had Yeats een jong Iers dichter,
John M. Synge, overgehaald uit Frankrijk
over te komen om toneelstukken te schrij
ven, die Abbey-klassieken werden, te be
ginnen bij „The Shadow of the Glen", een
boerendrama, en „Riders to the Sea" over
de eilandbevolking van Aran. Zijn „The
Playboy of the Western World" had een
stormachtige ontvangst. Een Dublin-pu-
pliek van 300 koppen jouwde de acteurs
van dit robuuste blijspel over een dorp aan
de westkust uit en het vechten duurde een
week lang, binnen en buiten de schouw
burg. Enigen onder de agitatoren noemden
het stuk een belastering van het Ierse
volk. anderen hadden politieke motieven.
Yeats arrangeerde een onenbaar debat dat
met grote herrie eindigde, maar het stuk
ging door.
Degenen, die aan Abbey-Theatre waren
verbonden, kregen jarenlang geringe of
helemaal geen honoraria. Zij hadden over
dag een ander baantje en gaven hun vrije
tijd aan het theater.
MAAR AAN ALLE KANTEN bloeide
het talent op. Lady Gregory schreef vele
éénakters, waarbij zij veel succes verwierf
met ..The Workhouse Ward" en .The Ri
sing of the Moon", een rustig, klein, natin
nalistisch drama van «ón bedrijf met vie-
spelers, dat door de Hollywood-film on
langs is bewerkt tot een geweldig schouw
spel met vele marcherende legioenen. F.>~
Lennox Robinson, een realistisch toneel
schrijver uit Cork. voegde zich in 1908 bi'
het gezelschap, waarbij hij beurtelings on-
trad als regisseur, produktieleider en
Het oude Abbey Theatre in de Abbey
straat in Dublin, dat in 1951 afbrandde,
(foto Unesco)
de schrijver was Sean O'Casey, die zich
zelf had leren schrijven en lezen op de
leeftijd van zestien jaar. Zijn „.Juno and
the Peacock" was een enorm succes in de
Abbey in 1924, maar voor hij er geld aan
verdiende was hij genoodzaakt zijn beste
broek voor vijf shillings te verpanden.
Zijn meesterstuk „The Plough and the
stars", over het Paasweek-oproer in 1916,
had in 1926 een vijandige ontvangst.
Schreeuwende vrouwen klommen op het
toneel, rukten het gordijn naar beneden en
gooiden lampen kapot (volgens Lady Gre
gory's herinneringen). Een toneelspeelster
gooide haar schoen naar één der indring
sters. die hem vervolgens naar Yeats gooi
de. De politie leidde de vechtende vrouwen
van het toneel.. Een man werd neerge
slagen door Barry Fitzgerald, die enige
agressieve passages in zijn rol had: „Een
uwer, sommigen uwervoordat ik één
uwer neerlegO'Casey, die zich thans
reeds dertig jaar lang heeft verbannen in
Torquay, Engeland, herinnert aan de Fitz-
gerald-vuist in zijn autobiografie.
BUITENLANDSE TOURNEES verspreid
den de roem van Abbey-Theatre en gaven
financiële steun. Van 1902 af verwelkomde
Engeland herhaaldelijk het Ierse gezel
schap. Maar in 1911 vond de Abbev-troep
het Iers-Amerikaanse publiek zó vijandig
ten opzichte van „The Playboy of the
Western World", dat in New York zelfs
aardappelen enhorloges naar het
toneel werden gesmeten. Lennox Robinson
memoreerde in zijn Abbey-historie: „Ik
hielp de politie de verstoorders van de
marmeren trappen van de Maxime Elliott
Schouwburg af te gooien".
In 1931 en 1932 kreeg het Abbey-gezel-
schao echter een hartelijke ontvangst in
He Verenigde Staten en spelers als Barry
Fitzgerald. F. J McCormick. AChur
Shields en Eileen Crowe kregen een plaats
o de harten van de Ters-Amerikanen, als
•'aren zij beroemde voetballers.
Het Abbey-Theatre brandde in 1951 af
n het gezelschap verhuisde naar de
Oneen'': Schouwburg, waar het werk in
if wachting van de wederopbouw van een
andere Abbey, doorgaat. De regering heeft
BOVEN AAN DE LIJST van zijn wensen staat tegenwoordig
nu hij de voornaamste sociale voorzieningen heeft verkregen
de kortere arbeidsweek. De hogere produktiviteit stelt de
maatschappij in staat hem daarin tegemoet te komen. Zelden
realiseert hij zich, dat die hogere produktiviteit grotendeels te
danken is aan technische verbeteringen en investeringen, te
weeggebracht door een groep een kleine groep mensen,
waartoe hij zelf in de regel niet behoort. De ondernemers, de
technici, de intellectuelen, al met al de leidinggevenden op aller
lei gebieden vormen de kleine harde kern, waarop de maat
schappelijke welvaart drijft. Zij zijn het die harder moeten
werken dan ooit, die geen avond meer vrij hebben en hun leven
voortijdig eindigen door managerziekten- of zenuwinzinkingen
Een geheel nieuwe situatie tot dusver
volkomen onbekend in de geschiedenis
is ontstaan, want nog nimmer heeft de
bovenlaag van de samenleving zo hard
moeten werken, terwijl de uitvoerende ar
beid over zoveel materiële luxe en vrije
tijd kon beschikken.
DE KLEINE MAN wenst in alle opzich
ten gelijk te zijn aan hen die meer pres
teren. Materieel wenst hij alle nog over
gebleven verschillen in uiterlijk en levens
inrichting weg te nivelleren. Overal meent
hij een recht op te kunnen laten gelden,
immers de principiële gelijkwaardigheid
•van allen een der peilers van de demo
creatie is een uitgangspunt dat wenken
de perspectieven opent. Hij is zich daar
van bewust geworden en laat zich de kans
niet meer ontgaan, want de tijd is rijp.
De consumptie is noodzaak geworden in
een economie, die de produktie wil opvoe
ren om de werkgelegenheid in stand te
houden. Overal wordt echter tegelijkertijd
gestreefd naar opvoering van de produk
tiviteit. De automatie is daarvan een be
langrijk programmapunt. De uitschake
ling van arbeidskrachten en de grotere en
goedkopere produktie maken het leven
echter niet goedkoper, wel de enkele pro-
dukten. Het levensonderhoud zelf wordt
duurder omdat de kleine man steeds meer
service eist, hij is lui geworden,
DE HOGERE levensstandaard stelt hem
in staat om te betalen, wat hij vroeger
zelf verrichtte om geld uit te sparen. Hij
eet meer blikgroenten, diepvriesproduk-
ten of schoongemaakt en door de winke
lier voorgesneden artikelen. Hij loopt of
fietst niet meer, maar beweegt zich ge
motoriseerd en hij heeft de gehele wereld
via de televisie in zijn huiskamer gehaald.
Dat de doe-het-zelf-mode zo'n succes heeft
is ten dele te verklaren uit een diep ge
wortelde behoefte aan activiteit, voorna
melijk echter uit het gebrek aan dienst
verleners. De eigenaardige tegenstelling
in de moderne tijd is immers, dat de be
hoefte aan service steeds groter wordt,
dat er echter steeds minder mensen be
reid zijn om die diensten te verlenen.
Daardoor treedt mechanisering op in het
huishouden, de mixers, automatische was
machines en snelkookpannen namen de
overwerkte huisvrouw enig werk uit han
den. Haar dag is, net als die van de lei
ders, veertien uren per etmaal. Over
huishoudelijke hulp kan zij steeds min
der beschikken, maar de beslommeringen
in het gezin zijn niet veranderd. Zij heefl
het in vele opzichten nu al zwaarder dan
haar echtgenoot, die haar steeds meer
gaat assisteren, de vaten wast, de kinde
ren baadt en aan- en uitkleedt. Een in de
ogen van vele mannen bedroevende zaak
die ook zijn positieve kanten heeft.
NU ALLES VIER MAAL zo duur is als
voor de oorlog, staat de kleine man in een
andere verhouding tot zijn geld. Een dub
beltje nu dat hij vroeger tien rnaal om
draaide voor het uit te geven wordt op
dezelfde manier beoordeeld als een cent
voor 1940. Het is een eenheid, die hem
weinig meer zegt. Fooitjes van een dub-
DE KLEINE MAN houdt iedere moge
lijkheid om zijn levensomstandigheden
te verbeteren nauwkeurig in het oog en
daarbij is het beste voor hem nauwelijks
goed genoeg. Hij stelt zijn eisen hoog, want
hij heeft uit ervaring geleerd dat goed
koop duurkoop is. Hij wil meer en beter
voor geringere prestaties, want zijn ar
beidsdag moet tot een minimaal aantal
uren beperkt worden. Omdat hij mach
tig is als politieke en economische klant
wordt er naar hem geluisterd en hij weet
het.
Dat het leven niet uitsluitend bestaat
uit het consumeren van steeds verfijnder
voedsel, uit het afreizen van steeds meer
landen aan de hand van een gids, uit het
avonden lang staren naar een televisie
apparaat en uit het concurreren met de
buren in de mooiste wagen of de duurste
meubelen is hem nog niet duidelijk. Maar
hem aanraden niet te consumeren doch
te sparen zou men hem moeten aanbeve
len als men hem tot een verfijnder le
venshouding zou willen brengen. Helaas is
dit om economische redenen onmoge
lijk, daar de consumptie even dringend
noodzakelijk is voor het op gang houden
van de produktie, als de besparingen no
dig zijn voor investeringen. De enige op
lossing ligt in een inkomenspolitiek die
zich richt op de behoeften en niet op de
prestaties, maar daaraan is men de eer
ste halve eeuw nog wel niet toe. Zolang
zal men leven in een periode waarin de
kleine man politiek, economisch en ten
slotte ook cultureel de toon aangeeft.
Op Philips A 01420 L treedt Leonard Bern
stein op in een tweevoudige functie: hij is
pianist èn dirigent in Ravel's Pianoconcert in
G en in het het Pianoconcert nr. 2 op. 101
van Dimitri Sjostakowitsj.
waarmee op het typische Ravel-stra-
mien van speelse ironie figuren van
bittere humor geborduurd zijn. Bern
stein haalt juist deze, bijna kan men
zeggen: wrede, kant van dit concert
naar voren. In het adagio blijft hij ech
ter volgens mij onder de maat; het tem
po neemt hij hier al direct iets te lang
zaam en in plaats van de rustig-gede-
clameerde monoloog van de aanhef
voor piano-solo, hoort men verkeerd
geplaatste, sfeer-verstorende accenten
en aangedikte f'-aseringen. Maar dit
tweede deel is dan ook juist door-en
door „Old World"en totaal gespeend
van de extraverte bezetenheid die een
man als Bernstein ter beschikking
staat.
IN SJOSTAKOWITSJ' tweede piano
concert, opgedragen aan zijn zoon
Maxim, die er twee jaar geleden in
Moskou de eerste uitvoering van gaf,
voelt hij zich weer beter thuis. Het is
een stuk vol innemende oppervlakkig
heid'. direct het martiale begin, vief en
brutaal, is al pakkend, en Sjostakowitsj
vergeet natuurlijk niet in de loop van
het eerste deel een climax op te bou
wen in de trant van: „hoor-je-ze-aan-
komen? daar-komen-ze-aan, ze nade
ren, uit-de-weg iedereen, uit.-de-weg,
Daar zijn ze!" Maar dat gebeurt alle
maal zonder enige martiale spierballen-
tonende grimmigheid, meer op de wijze
van Nikita K„ joviale schouderkloppen
uitdelend. En dan het andante, waarvan
de opzet zoetgevooisde rechterhand
tegen wiegende triolen links verdacht
veel overeenkomst vertoont met het
soort muziekjes dat kapitalistische cap-
tains-of-industrv willen horen wanneer
ze in Savoy of Ritz met hun vriendin
nen juist aan de lobster-cocktail be
gonnen zijn. (Hier wordt dus in muzi
kale termen al geanticipeerd op de co-
existentie van het Russische en het
Amerikaanse levensideaal). De finale,
natuurlijk, die is weer meer van boe-
ren-Brueghel met de baard van de oud-
Russische moesjik. Zo'n zeven-kwart-
maat, drie plus vier, daar spelen ze in
Rusland altijd graag mee sinds de da
gen van Tsjaikofski, en daar weet de
topman der Sovjet-staatscomponisten
ook nu nog een levenslustig ritmisch
en orkestraal vuurwerk mee te ontste
ken. Leonard Bernstein runs the show
en hij kent zijn pappenheimers, dat ver
zeker ik U.
Sas Buiige
W. Langeveld
„Laat me 's kijken, vorig jaar xoas ik in
juni weg". (Uit „Punch, honderd jaar
humor", Servire's luxepocketi
DEZE OPNAME (Philips A 01420 L)
is wel in de allereerste plaats Ameri
kaans, al vermeldt ze composities
voor piano en orkest van een Frans
man en een Rus. De hoofdpersoon
is namelijk de 40-jarige Amerikaan
Leonard Bernstein die, sinds hij in 1943
met. opzienbarend succes onverwacht
de ziek-geworden Bruno Walter op een
concert in New York verving, zich in
snel tempo een grote reputatie heeft
opgebouwd als orkestdirigent, muzikaal
commentator voor de televisie zijn
„Young People's Concerts" behoren tot
de in de V.S. bijzonder populaire uit
zendingen en als componist van sym
fonieën. balletten, korte opera's en mu
sicals; in de laatste categorie behoort
zijn „Wests: de Story" al sinds jaren
tot de grote successen van Broadway,
zoals men wellicht weet. Bernstein is
een man met een dynamische, echt-
Amerikaanse muzikaliteit dat blijkt
ook hier weer duidelijk uit zijn vertol
king van twee moderne pianoconcerten,
waarin hij tegelijk als solist èn als
dirigent optreedt, respectievelijk de
Columbia Symphony en de New York
Philharmonic Orchestra leidend. Op
zichzelf al een merkwaardige prestatie
als men bedenkt dat het pianoconcert
in G van Ravel zowel als het in 1957
geschreven tweede pianoconcert van
Sjostakowitsj beide de volle inzet van
een technisch volleerd instrumentalist
eisen. Bernstein doet dus de directie er
nog eventjes bij; hoe hij het klaarspeelt
is bijna niet te begrijpen want men
hoort werkelijk in beide werken een
voortreffelijk, ongehinderd samengaan
van orkest en solist, zonder dat men
één moment de 'ndruk krijgt dat iets
aan het toeval moest worden overge
laten.
DAARBIJ DEMONSTREERT Bern
stein op de piano een enorme „drive",
een overrompelende motorische drift
die in de hoekdelen van Ravel's con
cert iedere technische weerstand breekt
en op zichzelf al dat fameuze effect
sorteert van beheerste agressie dat een
van de grote troeven van de ware vir
tuoos is. Zo treden er facetten naar vo
ren die in dit veel-gehoorde werk van
Ravel (en trouwens ook in het piano
concert voor de linkerhand-alleen) van
belang zijn. maar dikwijls meer op de
achtergrond blijven. Het is niet voor
niets dat het eerste deel met een zweep
slag begin, het opzwepende karakter
van de jazz is het belangrijkste patroon