VIER IEËUWIEN ND GO UI D COLUMBUS VAN DER SCHOOT wM EEN FEEST VOOR HAARLEM 25 Verbetering werkmethoden in bollenbedrijf Eerste reiziger in kleuren De Busbecq brengt weer tulpen SSKft Wm. lp» GOKKEN OM BOLLETJES ij UNDER DAG 2 4 MAART 1960 HET ZOU ONJUIST zijn te spreken over „vier eeuwen bloembollencultuur". De eerste jaren, nadat de tulp hier was ingevoerd, bepaalde het telen zich tot een liefhebberij. Door onderling te ruilen, trachtte men een zo groot mogelijk aantal soorten te krijgen en daarmee te pronken. Er waren zelfs liefhebbers, die achter de allermooiste tulpen een spiegel plaatsten om de schoonheid en gratie beter te doen uitkomen. Daarna werd de tulp modebloem en brak rond 1635 „de razernij' los. Duizenden guldens werden betaald voor de fraai gestreepte exemplaren. Eén bol van Semper Augustus of van Admirael van Enckhuysen was goud waard. De overheid maakte een eind aan de speculatie. De rijken van vandaag werden de armen van morgen. De meeste van de bizarren, violetten en bijbloemen verdwenen, ondanks hun schilderachtig kleurenpatroon. Door het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek in Lisse werd een aantal jaren geleden vastgesteld, dat de meeste van deze gestreepte tulpen waren aangetast door wereldplaag nummer één: een virus. Om de culturen te beschermen werd tegen het kweken ervan gewaarschuwd. Door de plantenziektenkundige dienst werden voorschriften met betrekking hierop uitgevaardigd. Onder de ettelijke honderden tulpenkwekers is maar één die in het bijzonder de tulpen met „ge broken kleuren nog teelt. Bepaalde liefhebbers zijn nog steeds verzot op die bloemen met hun kleurenmengelingen, waarbij de bizarren in hun bruinrood en geel soms doen denken aan de contrasten in een schilderij uit de zeventiende eeuw. Nagenoeg alle Hollandse steden waren met de dwaze tulpenhandel be smet. In Hoorn heb ik enkele jaren geleden nog interessante aanwijzingen gevonden van de belangstelling, die daar in de zeventiende eeuw voor de tulp heeft bestaan. Zodra was echter de handel in „denkbeeldig goud" verbleekt, of ook de teelt van de bollen verdween in de meeste gevallen. ALLEEN IN HAARLEM, waar de bona fide-kweker zich niet met de speculatie had ingelaten, werd de tulpenteelt voort gezet. De zeer goede zandgrond aan de zuidrand van de oude stad was bijzonder daartoe geschikt. Langs de Raam- en Gasthuissingel, ten noorden en ten zui den van de Kleine Houtweg, ten noorden van de Tempelierstraat en aan de oost zijde van de Wagenweg lagen kwekerijen van bloembollen. Ze hadden meestal een beperkte oppervlakte. Wie een halve eeuw in de geschiedenis van Haarlem terug gaat, zal zich nog de toen reeds voor bouwterrein bestemde zandvlakte ten noorden van de Tempe lierstraat herinneren, oude bollengrond. Mischien weet hij nog van de oude tui nen achter de huizenrij aan de Gast- huisvest en nog verser is de herinnering aan de kwekerij van de firma Krelage en Zn aan de Kleine Houtweg. Tientallen van overblijfselen zijn nog te vinden, die er op wijzen, dat in deze wijken de Haar lemse bloembollenteelt werd geboren. Na men als Voorhelmstraat, Van Sompelen- straat, Schneevoogtstraat en Krelage- straat roepen herinneringen op aan eer tijds beroemde bollenkwekers. Zij zijn het geweest, die niet alleen de grondslagen hebben gelegd voor onze bollencultuur, maar door hun bezoeken aan Duitse lief hebbers en Duitse jaarmarkten ook die voor een van de belangrijkste takken van onze nationale export. De Haarlemse bloe misten vestigden de roem van de bloem bol. Groeide een omzet van wat duizen den guldens in de zeventiende eeuw tot een van meer dan 220 miljoen, dan is dit te danken aan hen, aan hun soliede han delsgeest en aan de volwaardigheid van hun produkt. De stadsuitbreiding heeft de oude tui nen weggevaagd. De Haarlemse kwekers hadden trouwens al vóór die tijd naar gronden onder Overveen, Noordwijk en Lisse uit moeten zien, want hun kleine tuinen konden niet meer in de behoefte van de handel voorzien. Het centrum hier van bleef echter in Haarlem gevestigd. Pas in latere jaren zien wy exporteurs zich in de streek tussen Haarlem en Leiden vesti gen. Dat centrum is nog in Haarlem. Er moge veel handel gedreven worden door onderlinge contacten van kweker of ma kelaar met exporteur op kantoren, wie 's maandags van nabij het geroezemoes van de meer dan duizend bezoekers op de bollenbeurs in het Krelagehuis mee maakt, wie daar gedurende het handels seizoen de ups en downs der stemmingen ziet, voelt dat de oude glorie van de bloembollenstad beslist niet onder de ver getelheid begraven ligt. Het zou te ver voeren van jaar op jaar te schetsen, hoe de teelt zich door de be langstelling die ondernemende exporteurs en de krachtige doelbewuste reclame over de gehele wereld voor de Hollandse bloembol wisten te wekken, ontwikkelde tot een oppervlakte van honderden bun ders. Die teelt, inzonderheid van tulpen, bleef niet tot Holland beperkt. In het Westland, in West-Brabant, onder Lim- men en Heiloo, op de Friese kleigronden en op de Zeeuwse eilanden worden bol len gekweekt. De grootse bloemententoon stelling in Bovenkarspel, de Westfriese Flora, legt er elk jaar getuigenis van af, hoe ook in dat gebied de tulpenteelt een veranderen in sympathiserenden, vermoe delijk, omdat ook zij tot de ontdekking kwamen, dat zij er tenslotte niet slechter van zijn geworden. MET DE UITBREIDING van de cul tuur zijn helaas ook meer ziekten en plagen gekomen. Soms zijn zij ernstige gevaren voor onze export geweest toen andere landen dreigden door het nemen van sanitaire maatregelen de invoer te be perken of te verbieden. Met eigen mid delen stichtte het bloembollenvak het laboratorium in Lisse. Door professor Van Slogteren en zijn kundige staf werd naar de verwekkers van de plagen gespeurd en konden bij herhaling maatregelen ter af wering worden geadviseerd. Aan de im porterende landen konden in een aantal gevallen garanties worden gegeven. Toen door het optreden van het narcissenaaltje de invoer van narcissen in Amerika be dreigd werd, was het professor Van Slog teren en zijn laboratorium die redding brachten. Door de bollen aan een heet- watermethode, het zogenaamde koken, te onderwerpen, worden de aaltjes gedood. De laatste jaren bedreigd de zeer ern stige wereldplaag, virusaantasting, de meeste van onze bol- en knolgewassen. Sterker dan ooit voelen wij de onmisbaar heid van het laboratorium. Met zijn in strumentarium, waaronder een electronen- microscoop, behoort het tot de best uitge ruste ter wereld. Op het gebied van virus- onderzoek heeft het een wereldreputatie verworven. Een doeltreffende, zelf ont- op het gewas gericht, over de velden ziet zwerven, zal men nimmer door een ma chine kunnen vervangen. Hij zal de vak man bij uitnemendheid blijven, die het eerste kwaad constateert en de kop weet in te drukken. Ook het sortiment heeft zich sterk ge wijzigd. Het gebruik van de bloembol bleef niet beperkt tot tuinbeplanting. Mil joenen stuks worden in Zweden, Duits land, Engeland en andere gewesten ge forceerd, dus tot vervroegde bloei ge bracht. Niet alle soorten zijn daartoe ge schikt. De goede „Kerstmisbloeiers" zijn zeer beperkt. Bovendien hebben sommige landen een bepaalde kleurenvoorkeur. In Duitsland neemt men het in dit opzicht niet zo nauw. De broeier vraagt daar naar soorten, die vlot in bloei kunnen worden gebracht en door stengel en blad markt waarde hebben. De Zweden willen bo vendien goede, heldere kleuren, die in de lange winter volop vreugde kunnen schen ken. Het heldere rood, het diepe geel en het goede rose genieten daar voorkeur. Daardoor heeft zich, vooral hij tulpen en narcissen, het sortiment sterk gewijzigd. Oudere soorten als La Reine en Potten bakker verdwenen nagenoeg uit de cul turen, Topscore, Roland, Paris en ver schillende andere namen bij de tulpen dominerende plaatsen in. Zo was het ook bij de narcissen, waar bovendien ver schillende soorten door hun grote vat baarheid voor ziekten uit de cultuur ver dwenen. Het beste hebben zich de „oude" hyacinten gehandhaafd. Wel nemen zeer aantrekkelijke nieuwere soorten als de blauwe Ostara, de rose Pink Pearl en de rode Jan Bos een belangrijke plaats in, maar l'Innoncence, Grandesse, Yellow Hammer roepen nog herinneringen op aan bekende Haarlemse bloembollenkwekers als Van der Vinne en Veen en waar het forceren betreft nemen deze variëteiten nog een ereplaats in. Door hybridisatie tracht men nieuwe soorten te winnen met betere eigenschap pen. De weg is echter een lange. Het duurt wel zes of zeven jaar voor een tul penzaadje een bol is geworden, die een blofem laat zien. Al streeft men doelbewust naar verbetering, in de loop van meer dan vier eeuwen is er een dusdanige menge- Beauty of Volendam. Deze bloem is ge vlamd, maar niet virusziek. Tegen woordig een bekende handelssoort. ling van velerlei bloed gekomen, dat nie mand met zekerheid de uitkomst kan voorspellen. Elk jaar komen nieuwe ster ren aan de bollenhemel, die men voor een deel weer even spoedig uit de cultuur ziet verdwijnen. Alleen het goede hand haaft zich. DE CULTUUR en de methode mogen zich gewijzigd hebben, nieu we systemen mochten toepassing vin den, het sortiment mag een geheel ander aanzien hebben gekregen, al het streven had slechts één doel de Nederlandse bloembollenkweker trachtte zich te handhaven op de eer ste plaats, dezelfde die onze Haar lemse bollen van stonde af aan op de Europese markt in de zeventiende eeuw innamen. Het is onze vaste mening, dat de kwekers hierin zullen blijven slagen, ondanks de zich steeds meer uitbreidende bollenculturen in andere landen. R. M. van der Hart De Koninklijke Algemeene Vereeni- ging voor Bloembollencultuur in Haar lem heeft in deze eerste eeuw van haar bestaan ontzaglijk veel verricht voor de ontwikkeling van het bloembollenvak. Ik denk aan de beurs in het Haarlemse Krelagehuis, aan de bloemenkeuringen, aan de nomenclatuur en aan de voor treffelijke voorlichting in het Weekblad voor Bloembollencultuur. De vereniging heeft ontzaglijk veel gedaan voor het bedrijf en ik wens haar daarmede geluk. Maar doordat de zetel van „Bloembollencultuur" in Haarlem gevestigd was, heeft de vereniging in direct veel bijgedragen voor de beteke nis van Haarlem als centrumgemeente, voor de versterking van het stadsbesef van de Haarlemmers en voor de wel vaart van vele zakenlieden in de stad. Zo is het eeuwfeest van „Bloembollen cultuur" een feest voor Haarlem. Moge in het jaar 2060 mijn opvolger hetzelfde kunnen schrijven! De burgemeester van Haarlem, CREMERS In het maandblad van de Contactgroep Opvoering Produktiviteit, het C.O.P. Bul letin, zijn drie artikelen gewijd aan het project Verbetering Werkmethoden Bloem- bolienbedrijf. Er wordt op gewezen dat in het bollenbedrijf vele belangrijke verbete ringen kunnen worden toegepast. Gecon cludeerd wordt dat de voorlichting tot ver betering van de werkmethoden reeds zeer goede resultaten heeft afgeworpen. Semper Augustus was helderrood ge streept op witte ondergrond. De bollen xverden in 1636 voor zo'n veertienhon derd gulden per stuk verkocht. De prijs was afhankelijk van het gewicht. Het virus dat de gebroken kleur bij tulpen veroorzaakt. Deze zeer sterk. vergrote foto is genomen met behulp van een elektronenmicroscoop in het Laboratorium voor Bloembollenonder zoek in Lisse. belangrijk middel van bestaan is gewor den. Naast die teelt en die van narcissen heeft zich in de meeste gebieden ook die van het „bijgoed", van anemonen, ranon kels, lelies, irissen, gladiolen, enz., ont wikkeld. Ook hiervoor is de belangstel ling bij liefhebbers enorm toegenomen. Miljoenen worden aan reclame besteed. De schitterende afbeeldingen in kleuren gaan in duizenden bij duizenden over de gehele wereld. Wie een object als „Keu kenhof" heeft bezocht kon zich daar er van overtuigen, wat de export en de kweker aan reclame durven te besteden. Wie de mededelingen over „Sterling Forest", een „Keukenhof" vijftig kilome ter van New York, heeft gevolgd, weet dat men geen kapitaal ontziet om de bloembollenhandel nog meer expansie te geven. De bolbloemen zijn gedurende het win terse seizoen in Duitsland, Zwitserland, Zweden en Engeland een besliste levens behoefte geworden en gedurende de lente en zomer brengen zij in onze tuinen kleu renpracht. De hyacinten, waarvoor de belangstel ling zich later ontwikkelde dan voor de tulpen, nemen in de Hollandse bollencul tuur wel een zeer afzonderlijke plaats in. De teelt hiervan is meer tot de bloem bollenstreek tussen Haarlem en Leiden be perkt gebleven. Niet alleen dat er een grotere mate van vakmanschap voor ver eist wordt, maar het welslagen van de teelt is in sterke mate afhankelijk van de grondwaterstand. In Rijnland beheerst men die stand en het overleg tussen het hoogheemraadschap en de bloembollen cultuur is van die aard, dat een constant peil hier wordt gehandhaafd, terwijl men elders, o.a. in de omgeving van Berlijn, door de kanalisering van de Spree de hyacintencultuur moest prijsgeven. Het zou onjuist zijn, te menen, dat uit breiding van de teelt steeds in regelmatig tempo plaats had. Met vallen en opstaan is men ook hier groot geworden. De Na poleontische tijd, die van de eerste en van de tweede wereldoorlog zijn niet on gemerkt voorbijgegaan. Bloeiende bedrij ven hebben wij in de tijd tussen 1914 1918 aan de rand van de ondergang ge zien en andere zagen wij door het over schakelen op groenteteelt de kop boven water houden. Ook tussen 1940 en 1945 hebben velen moeilijke jaren doorleefd, maar gesteund door regering en hun orga nisatie, de Koninklijke Algemene Vereni ging voor Bloembollencultuur en vak manschap van de kwekers en exporteurs zijn ze na de laatste oorlog herrezen en is de internationale bollenhandel met sprongen voorui gegaan. Ook het dreigende gevaar van overpro- duktie heeft de teelt soms parten gespeeld. In de jaren van voorspoed zagen sommi gen in een ongebreidelde teelt, vooral van tulpen, een goudmijn. De regering heeft aan dat alles een einde gemaakt door de oppervlakte te beperken, door het recht om te telen aan voorwaarden te binden en door het instellen van minimumprijzen, waardoor lonende teelt en handel moge lijk werden. Niet altijd zijn die maatrege len met instemming van de kwekers en van de exporteurs genomen en een tiental jaren geleden was er een felle strijd in de organisatie tussen voor- en tegenstan ders. We hebben die strijd zien ontbran den en zien luwen. We zagen vechters tegen al de voorgeschreven maatregelen wikkelde methode, stelt de onderzoekers in staat de bollenkweker bij eventuele twijfelgevallen omtrent virus-aantasting op korte termijn zekerheid te verschaffen. Door voordrachten heeft men het bollen- vak inzicht gegeven in de verschijnselen en maatregelen tot afweer verstrekt. Tul pen, hyacinten, narcissen, krokussen, irissen, gladiolen, worden door het virus geïnfecteerd. Niet te verwonderen is, dat men tot opvolger van professor Van Slog teren de bekwame viroloog professor Van der Want heeft benoemd. Zo is het bollenvak vol zorgen. Zorgen, die alle tot ondergrond hebben de koper van de bloembollen een produkt te leve ren, dat ten volle aan de verwachtingen beantwoordt. Elke teleurstelling, die de koper ondervindt, betekent een pas terug op de weg naar uitbreiding van de export. Zowel laboratorium als proefstations, zo- Invloed van temperatuurbehandeling op de bloei. De bollen op de kist links hadden een extra temperatuurbe handeling gekregen van 9 gr. C. (ge koeld). Rechts het resultaat van een normale behandeling (foto Laborato rium voor Bloembollenonderzoek). wel de Plantenziektenkundige Dienst als de eigen keuringsdiensten beogen niets anders dan kwaliteitsverbetering. EéN BELANGRIJKE FACTOR, die deze kwaliteit beïnvloedt, beheerst men niet. De weersomstandigheden. Zij zijn het, die kwekers en exporteurs met zorg de ont wikkeling van de gewassen doen gade slaan. Ook hier heeft het wetenschappe lijk onderzoek te Wageningen en te Lisse, al is het dan ook slechts voor een deel, redding gebracht. De inrichting van de schuren heeft zich de laatste 25 jaar sterk gewijzigd. In de meeste gevallen is men in staat de temperatuur te beheersen. Men kan de invloed van ongunstige weersomstandigheden wat nivelleren. Men kan door toepassing van bepaalde tem peraturen de bloemontwikkeling remmen of bevorderen. Niemand heeft voorzien, dat men in staat zou zijn in november 1960 bloemen te brengen uit bollen ge kweekt in 1959 en ook uit hyacinten of narcissen van de nu komende oogst. Men spreekt van geforceerde en van „gerem de" bollen en het zijn de laatste, die de handel op landen van het zuidelijk half rond mogelijk maakten. Men heeft kunnen zien, hoe de mecha nisatie op veld en schuur haar intrede deed. Het produkt werd te duur, Uit sluitend werd voorheen handenarbeid toe gepast. Spitten wordt nog slechts spora disch uitgevoerd. Kabelploeg' en tractor kwamen er voor in de plaats. Het plan ten en rooien gebeurt machinaal, even als het sorteren, aftellen en verpakken en het bespuiten van het gewas tegen ziek tekiemen of voor het verdelgen van on kruid. Alleen de „ziekzoeker" met zijn scherp speurend oog in het vroege voor jaar, die men voetje voor voetje, het oog ZOALS eens Columbus voor ons allen de route aangaf naar het nieuw ontdekte land, zo heeft een Hillegommer de ver tegenwoordigers der bloembol lenfirma's de weg gewezen naar het paradijs der afzet mogelijkheden: Amerika. In 1849 maakte de Hille gommer J. B. van der Schoot, als vertegenwoordiger van de zaak van zijn vader, als eerste een verkoopreis naar Amerika. Hij maakte de reis op een oude wrakke boot, die afgekeurd was voor de Indië-route om de Kaap. Ondanks zijn vierentwintig jaren moet hij zich niet zo =rg prettig gevoeld hebben op deze boot, getuige het feit, dat hij in zijn dagboek de naam van dit schip niet heeft ge noemd. Het nageslacht kent nu slechts de naam van het schip waarmee hij de terugreis aan vaardde: „Proteris". Maar J. B. van der Schoot ging nog niet terug. Van New York reisde hij naar Philadelphia, een afstand van 96 mijl, die hij in vier en een half uur aflegde. En hij bezocht al die plaatsen, die nog op de toeristen grote aan trekkingskracht XLitoefenen. De Niagara waterval, het Capitool in Washington Handelsman als hij was, vergat hij echter niet contrac ten af te sluiten, waar hij dat maar kon. Amerikaanse kwe kers stuurden naar hun rela ties in Holland zakenbrieven „about that son of Van der Schoot, who has obtained a great many orders". De terugreis aanvaardde Van der Schoot op 24 augustus 1849 met de reeds genoemde „Pro teris" en op drie oktober om half drie 's middags stapte hij in Hellevoetsluis aan wal. Zes maanden was hij van huis geweest, en zes maanden lang heeft hij steentje voor steentje de weg aangelegd waarop na hem, tientallen andere verkopers hun schre den gericht hebben. In april 1559 bloeide voor het eerst in een tuin in Augs burg een rode tulp. Een paar jaar daarvoor had de Vlaamse diplomaat Ogier Ghislain de Busbecq, speciaal gezant bij sultan Soliman de Grote in Constantinopel, op een van zijn reizen door Klein-Azië bloeiende tulpen gezien. De Busbecq, een verwoed botanicus, heeft het zaad van tulpen per speciale koerier naar Oostenrijk gezonden. In zijn vele beschrijvingen wist de Vlaamse diplomaat interes sante bijzonderheden over de bolgewassen mee te delen. Hij was er even verrukt over als de Turken, die zelfs grote tul penfeesten organiseerden. De Busbecq heeft vele vrien den in Wenen zaad van bloem bollen gegeven. Dat de tulpen- M 1 SS I mr teelt vier eeuwen geleden in Nederland op gang kwam, is te danken aan de plantkundige Carolus Clusius. Deze was be kend om zijn grote kennis van bloemen en planten. Een bij zondere liefhebber was hij van bolgewassen. Clusius heeft in Wenen een ontmoeting gehad met De Bus becq, toen hij daar directeur was van de keizerlijke plan tentuin. Via de Vlaamse diplo maat kreeg hij bollen en zaden van tulpen, die hij weer door stuurde naar relaties in geheel West-Europa. In 1587 vertrok Clusius naar Leiden, waar hij in 1593 hoogleraar en directeur van de hortus botanicus werd. De tulpenteelt: was in Neder land toen al bekend. Maar zij kreeg in Clusius een grote pro pagandist: In zijn kruidentuin had hij vele bijzondere varië teiten. Vanuit de Leidse hor tus kregen de tulpen steeds meer bekendheid. De teelt breidde zich spoedig uit en kwam vooral in Haarlem en omgeving tot bloei. Op bijzondere wijze zal wor den herdacht, dat de twee bo tanici zo'n vierhonderd jaar geleden de tulp in Europa heb ben verspreid. Op 30 maart begint in Istanboel een post koets rijn tocht naar West- Europa. Met die postkoets zal De Busbecq enkele tulpebol- len naar West-Europa brengen. De bekende Amsterdamse paardenliefhebber N. W. van Vliet zal tijdens deze 39 dagen durende tocht als de Vlaamse diplomaat optreden. Hij zal via Wenen naar Leiden reizen. In de steden die hij passeert zal hij aan de stadsbesturen tulpen aanbieden. En in de Leidse hortus wacht hem op 6 mei de beroemde botanicus Clusius, die zoals vierhon derd jaar geleden zaad en bollen van de tulp in ont vangst zal nemen. Daarna zal de postkoets naar de „Floriade" in Rotterdam rijden. Het verleden herleeft in deze luisterrijke tochtDe men sen van 1960 brengen eer aan twee plantkundigen, die nooit hebben kunnen denken dat de tulpenteelt later zo'n grote vlucht zou nemen. Februari 1637. De dwaze windhandel in tulpenbollen is nog volop aan de gang. De tulp is zo'n mode-artikel geworden dat Jan en alleman zich op de handel heeft geworpen. Over al wordt gehandeld. Maar in vele gevallen gaat het niet om échte bollen, maar alleen om tulpen die op papier bestaan. In die maand februari is er een tulpenveiling in de Nieu we Schuttersdoelen in Alk maar. Vele nieuwbakken, dik wijls duistere handelaren zijn erop afgekomen. In een waan zinnige goklust betalen zij enorme prijzen om nog grotere partijen in de wacht te slepen. Vooral de felgevlamde bloe men zijn het meest in trek. De aangevoerde bolletjes want de tegenwoordige om vang hadden ze beslist niet wegen samen niet meer dan 250 gram. De bolletjes worden per stuk verkocht. Ze gaan grif weg voor prijzen van dui zend tot drieduizend gulden. Belachelijk-hoge prijzen, waar de handelaren van nu alleen maar nu en dan van dromen. Deze prijzen zijn zeker geen uitzonderingen. Op een andere verkoping wordt voor één tulp Admiraal van Enckhuysen, meer dan elfduizend gulden geboden. En voor het bolletje Semper Augustus worden tien duizend florijnen op tafel ge teld. Tegen het einde van 1638 eindigt de dwaze windhandel in de tulpenbollen. De Staten van Holland hebben er een einde aan gemaakt. Vele tij delijke rijkaards keren terug naar hun vroegere povere staat, want even snel als de prijzen tot fantastische hoog ten zijn gestegen, dalen zij weer. Moraliserende dichters hebben het gokspel nog even in hun rijmen moeten verwer ken. Geen episode uit de bol lenhandel is zo berijmd be schreven als de dwaze wind handel. Zo in deze trant: „Flora die had gemaeckt van wevers en van snijers/ en an der slecht gespuys, caless' en paerde-rijers/ die stadig in de kroegh, bij wijn en lekker bier/ men dommineren sagh, als kleyne heertjes schier./ Doch siet wat vreemdigheyd, die 't volk voor weynig dagen/' noch op een fraaye hengst seer moe- digh rijen sagen/ die sitten nu al weer op 't mager houtte paert/ en spelen pof, pof, pof na al der wevers aert." A Y T -J7

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 25