Het geschiedenisonderwijs en het jongste verleden „Toen1940-1945" document voor de ouderen en vooral: De Jongeren Verzetshelden zonder voetstuk in „De dag waarop mijn vader huilde" Het clandestiene boek 1940-1945 Prenten van de illegale pers \ftAffy VRIJDAG 2 9 APRIL 1960 Erbij -jk PAGINA TWEE Dick Hendrikse maakte van naamlozen mensen van vlees en bloed Theo Dobhe behoorde tot de pioniers van de knokploegen. De Duitsers zagen in hem terecht een van hun gevaarlijkste tegen standers. NOG NIMMER VERSCHENEN zo veel in populaire trant geschreven of samengestelde boeken en tijdschrift afleveringen over de bezettingstijd als thans bij de vijftiende herdenking van de Bevrijding het geval is. Voor een be langrijk deel zijn deze publikaties van documentaire aard, zoals het rijk ge- illustreerde gedenkboek „Toen1940- 1945" van de Stichting 1940-1945, dat tevens een bloemlezing van verzets poëzie behelst, de markante verzameling EEN VAN DE HOOGTEPUNTEN van de viering van de vijftiende bevrijdings dag in Utrecht zal de tentoonstelling „Het Clandestiene Boek 1940-'45" zijn, die op 5 mei officieel geopend wordt en die tot 22 mei elke werkdag van 10-17 uur en des zondags van 13-17 uur in de zalen van het genootschap Kunstliefde, Nobelstraat 12a, te bezichtigen zal zijn. Deze expositie zal in een dozijn vitrines een bijzonder interessant overzicht bieden van een groot aantal illegaal gedrukte boeken, die vaak onder het oog van de bezetter werden vervaardigd en die hun weg vonden naar het publiek. Hieronder zijn bijvoorbeeld de door de Groningse drukker Werkman vervaardigde „Blauwe Schuit"-boeken, de eerste uitgaven van het bekende Geuzenliedboek, het Vrij-vader- lands liedboek, de „Moffenspiegel", enzo voorts. De geëxposeerde boeken zijn in hoofdzaak afkomstig uit de particuliere verzamelingen van de heren Chr. Leeflang en Jac. P. Romijn. Deze werken hebben er in meerdere of mindere mate toe bij gedragen, dat het culturele leven op litte rair gebied buiten alle bemoeiingen van de „Kulturkammer" om in stand gehou den werd. Het essay, dat de heer Dirk de Jong heeft geschreven en dat in boekvorm ten verkoop wordt aangeboden, over alle clandestiene literatuur, die gedurende de bezettingstijd is verschenen, wordt ook tentoongesteld. Ook is een aantal rijm prenten geëxposeerd, eveneens clandestien gedrukt en uitgegeven, onder meèr de eerste uitgave van het beroemde gedicht van Jan Campert „De achttien Doden". teksten en foto's welke onder de titel „De meidagen van '40" de Ooievaarsreeks eer aandoet en het aprilnummer van het tijdschrift „Maatstaf", dat met destijds illegaal-gepubliceerde caricaturen gevuld is. In al deze uitgaven is de rol van de samensteller beperkt tot een verbindende tekst, welke overigens evenals de keuze uit het overvloedige materiaal (voor een belangrijk deel afkomstig van hét Rijksinstituut voor oorlogsdocumen tatie) karakteristiek genoeg kan zijn. HET BOEK VAN DICK HENDRIKSE „De dag waarop mijn vader huilde" (n.v. Drukkerij De Spaarnestad, Haarlem) on derscheidt zich van de genoemde uitgaven niet alleen door het veel grotere persoon lijke aandeel van de auteur, die hier wer kelijk schrijft en dus ook interpreteert en waardeert, maar vooral omdat hij ernaar streeft uit de lotgevallen van een samen leving in oorlogstijd het bestaan te lichten van die enkelingen, die door hun actief deelnemen aan het verzet recht hebben op de blijvende dankbaarheid en bewondering van degenen die het gegeven is de vruchten van hun offerbereidheid te plukken. Daar komt nog bij, dat Hendrikse zijn boek (voor een belangrijk deel een om werking van eerder verschenen losse ar tikelen) vooral heeft bestemd voor de rijpere jeugd, die de bezetting alleen nog maar van horen zeggen kent en soms zelfs dat nog niet eens. Zijn belangrijkste verdienste is, dat hij de verzetsstrijder poogt te bevrijden van het aureool van de anonieme held. Voor de meesten onzer is de oud-illegaal een man zonder gezicht geworden, meer een symbool dan een mens van vlees en bloed. Hendrikse haalt de ver zetsstrijders van hun moeilijk bereikbaar voetstuk en zet ze weèr temidden van ons allen. We zien hen weer als gelijken, met hun zwakheden welke zo ruimschoots wor den overtroffen door de sterkte van hun karakter. Hun voorbeeld wordt er des te doeltreffender door. NATUURLIJK ONTKOMT de auteur evenmin aan de nadelen van deze metho de. omdat hij wat te nadrukkelijk wil af rekenen met het ouderwetse begrip „held", dat ons als nuchtere Nederlanders wat te zwaar op de tong ligt. En men heeft wel eens het gevoel, dat Hendrikse desondanks op het randje van de hagiografie balan ceert. Deze bedenkingen verdwijnen echter als sneeuw voor de zon wanneer men de kwa liteiten van zijn werk in zijn geheel over ziet. De intelligente opzet van „De dag waarop mijn vader huilde" (een voortreffe lijke titel) draagt daartoe in niet geringe mate bij. NA EEN SCHETS waarin een „gewone" jonge verzetsstrijder Nico Snijders tot leven wordt gebracht, worden de ver schillende facetten van de ondergrondse strijd door een biografie van de beste ver tegenwoordigers daarvan uitgebeeld. Voor op staat de Haarlemse tapijtwever Bernard IJzerdraat, gevolgd door „Tante Riek" (me vrouw Kuipers) uit Winterswijk en de beeldhouwers Gerrit Jan van der Veen. Na deze werkers van het eerste uur vol gen de grote organisator van een ontsnap pingsweg voor Joodse onderduikers. Joop Westerweel, degenen die het hulpver- leningswerk aan onderduikers gewapen derhand beschermden, zoals Johannes Post, Ritze Vos en Theo Dobbe, weer anderen die het zo noodzakelijke contact met „de overkant" bewerkstelligden (soms op een aandoenlijk-primitieve manier, zoals uit het prachtige verhaal over de oude Sietz van Straten blijkt), vervolgens het geeste lijke en zachtmoedige verzet met de por tretten van pater Titus Brandsma en Reina Prinsen Geerligs en tenslotte nog de in spanningen ter elfder ure om het weinige nog te redden wat ons van ons bestaan ge bleven was. Hendrikse gebruikt die ge legenheid voor een eerherstel voor de Nij meegse jongen Jan van Hoof, wiens aan deel in het behoud van de Waalbrug latei- werd betwist. HET IS TE WENSEN, dat „De dag waar op mijn vader huilde" vele lezers krijgt, niet alleen jongeren waarvoor het in de eerste plaats is bestemd, maar ook ouderen die zo snel blijken te kunnen vergeten. Bovenal demonstreert Hendrikse, dat het verzet geen aangelegenheid was van lieden met zin voor avontuur (hoewel dat een minder negatieve drijfveer zou zijn dan wel eens wordt voorgewend), maar van mensen die nee durfden zeggen op het ogenblik dat dat van hen werd verlangd en de uiter ste consequentie daarvan met karakter vastheid durfden aanvaarden. J. H. Baiiman (Uit „Toen 1940—1945) Als heel jong meisje sloot de tegenwoor dige mevrouw Fick-Gemmeke zich aan bij het verzet. Haar fantastische werk werd bekroond met de Militaire Willemsorde. Foto uit „De dag waarop mijn vader huilde". llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Twee tekeningen van Karei Links. Bij de linker tekening: „Kom binne, Keesie Mot je óók verzuipeen bij de andere: „L... d'r niet af, stuk Victorie, anders motte we vanavond weer om acht uur binne wezeBeide tekeningen verschenen eind 1943 in „De kalender voor het jaar 1944". waarvan 750 exemplaren gedrukt werden. Zij staan thans afgedrukt in de april-aflevering van Maatstaf, die geheel is gevuld, met tekeningen en prenten uit de oorlogstijd. J. Meulenbelt zegt in een inlei ding dat deze aflevering een oproep tot waakzaamheid beoogt te zijn nu antisemi tische en rasdiscriminerende daden weer aan de orde zijn. Dit oogmerk kan even goed vóór als na de samenstelling ontstaan zijn, want de inhoud is een vrij willekeurige verzameling prenten die gemeen hebben dat zij de haat tegen de bezetter verbeelden op een spontane, soms wat burgerlijke wijze. Deze Maatstafaflevering is op slecht papier gedrukt en lijkt op een slordige wijze tot stand gekomen, wat niet in overeen stemming is met de hoge bedoeling die naar Meulenbelt zegt er aan ten grond slag ligt. De aflevering wordt geopend met een gedicht van J. W. Schulte Nordholt „Na vijftien jaar" en besloten mét een gedicht van Evert Werkman „Bloemendaal mei 1960". Uit het gedicht van Schulte Nordholt nemen wij fragment VII over: Elke avond als wij gingen slapen zeidèn wij: alweer een dag voorbij. God heeft voor de vrijheid ons geschapen, niet voor deze blinde razernij. Elke morgen als wij wakker werden zeiden wij: alweer een nacht voorbij, vogels die de bek wijd opensperden, hongerend om vrij te wezen, vrij. En ik zeg het nu nog elke morgen als ik inslaap, denk ik: ik ben vrij. dank ik God, die goed is, voor de gave van de grote vrijheid over mij. En ik zegt het nu nog elke morgen na de zwarte dromen: ik ben vrij, om de doden in mijn hart geborgen, omdat zij gestorven zijn voor mij. Deze maatstaf-aflevering is ontstaan op initiatief van Dick Elffers. De prenten zijn in hoofdzaak ontleend aan de illegale pers en uitgezocht door Lidya Winkel van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, welke instantie het meeste materiaal uit deze aflevering ter beschikking heeft gesteld. JONGE KINDEREN inwijden in de pro blemen der historie is voorwaar geen een voudige zaak. Toch moet het gebeuren, immers: „In het verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal." Maar de ge schiedenis is zo rijk geschakeerd en te vens zo typisch „volwassen", dat het kind maar een zeer onvolledig beeld kan wor den gegeven. Lang niet alles kan de jeugd immers verteld worden en veel is voor een kinderziel nog onbegrijpelijk. Op de lagere school gaat men er hier en daar dan ook toe over slechts bepaalde perio den in de lagere klassen te behandelen. Men sluit daarbij aan bij wat het jonge kind het meest interesseert, wat het meest lot zijn verbeelding spreekt. Dit is voor Nederland bij voorbeeld de tijd der Bata vieren en de ridderperiode. Men gaat dan wat dieper in op de levenswijze, gewoon ten en verhoudingen in die tijden. Het kind krijgt dan een indruk van een volko men andere levenswijze, andere zeden dan het in de eigen tijd en omgeving ziet. On bewust gaat het kind relativeren en het ziet, dat men ook op andere manier heel goed leven kan. Dit is waardevol, omdat vooroordelen in de kiem gesmoord worden en een ruimere denkwijze kan ontstaan. OP DE MIDDELBARE SCHOOL heeft men met oudere kinderen te maken, die met hun al wat grotere levenservaring veel meer bevatten kunnen. Toch blijft voor hen nog veel moeilijk verteerbaar en het is soms in het geheel niet goed om de broze kinderziel met de werkelijke his torische feiten, die lang niet alle even fris zijn, te belasten. Toch blijft het nood zakelijk, omdat de school ook voor het leven poogt op te leiden, de leerlingen in de geschiedenis een stuk levenservaring mee te geven. Wat ze op school niet horen, blijft misschien voor goed verborgen. Ge schiedenisonderwijs biedt bij uitstek een gelegenheid om belangstelling te kweken voor het menselijk handelen, voor het menselijk tekort en de wijsheid om daar mee te leren leven. Met kennis van dè geschiedenis valt misschien weinig geld te verdienen, maar wel kan men er persoon lijk door gevormd worden, een grotere weerstandskracht door krijgen en daar door zich beter opgewassen voelen tegen de vraagstukken van de eigen tijd. HET IS DAAROM erg onplezierig, dat men op vele scholen niet toekomt aan de behandeling van de jongste geschiedenis, die van de twintigste eeuw. Vele docenten beginnen op de middelbare school de ge schiedenis in chronologische volgorde af te handelen. Dat wil zeggen het begin ligt ongeveer bij de oude Egyptenaren, daar na volgen de Perzen, de Grieken en de Romeinen enzovoort. Natuurlijk zijn deze volkeren, waar de bakermat van de westex-se cultuur heeft gestaan, van het uiterste belang voor een bezinning op de waarden en ideeën, die ook in onze dagen nog leven, maar jammer is, dat de jeugd van deze perio den kennis neemt op een leeftijd, dat zij niet zo ontvankelijk is voor hooggestem de theorieën en filosofische beschouwin gen. Nu de wereld ondanks de inter nationale politieke verdeeldheid tot steeds groter eenheid komt, lijkt het niet meer dan redelijk, dat men ook andere culturen in het onderwijs betrekt. Er is door his torici van alle nationaliteiten en ijverig speurende archeologen heel veel ontdekt over oude culturen, die wat het bescha vingspeil aangaat zeker vergelijkbaar zijn met de westerse. Verhelderend zou bij voorbeeld werken als men eens wat zou behandelen van dat, wat bekend is geworden over de oude negerculturen. Een veel voorkomend misverstand is na melijk, dat de negers primitieven „zon der verleden" zouden zijn en ook vindt men deze opinie nog wel over de Aziati sche volkeren. Het zou de jeugd dan dui delijk worden, dat de westerse cultuur een van de vele is, een van de mogelijkheden, waarin het menselijk streven een uitdruk king kan vinden. ER ZIJN LERAREN, die met de tradi tionele aanpak van het geschiedenis-on derricht durven breken. Zij beginnen bij voorbeeld ergens middenin, of zelfs met het eind, de moderne tijd. Terugredene rend zoeken zij het spoor en de ontstaans bronnen van wat thans in de mensen leeft in een ver verleden. Deze methode is stellig moeilijker, maar wellicht ook boei ender. De jeugd kan dan de geschiedenis mee beleven als een groots avontuur van de gehele mensheid, waarin iedere perio de en iedere figuur zijn plaats krijgt. Vooral van belang is, dat op deze wij ze de jeugd een beeld krijgt van het re cente verleden, een tijdvak, dat voor haar eigen leven van de grootste betekenis is. Bij de traditionele opvatting van lesge ven, kwam men juist aan deze periode niet toe, maar bleef men in de regel ste ken bij het einde van de 19de eeuw. De twee wereldoorlogen en hun gevolgen, het nationaal-socialisme, het communisme, de ontwaking van Azië, de emancipatie drang van de gekleurde volkeren, de technische revolutie, het zijn alle facetten van onze zo stormachtige tijd. Wil de jonge mens zich een beetje in de huidige samenleving oriënteren kunnen, dan dient hij van deze verschijnselen en strevingen iets te weten. TOCH HUIVEREN vele leraren voor een behandeling van de nazi-tijd in al zijn verschrikkelijkheid. Voor tal van docenten is de herinnering aan deze zware tijd ver bonden met persoonlijke ervaringen, die men liefst helemaal zou vergeten, anderen menen dat behandeling oude ressentimen ten zou versterken en weer doen opleven, weer anderen hebben weinig vertrouwen in het bespreken van een stuk historie, dat nog zeer kort achter ons ligt, en waarmee men zelf nog persoonlijk verbonden is. pe voor een juiste geschiedenisbestudering noodzakelijke objectiviteit zou ontbreken, omdat de historicus de nodige distantie mist. Toch is dit niet geheel juist voor zover het de beschikbaarheid van bronnen betreft, want vele documenten zijn reeds gepubliceerd. Nog nooit heeft men zo vlug beschikt over de documenten uit de staats archieven over een zo belangrijke periode. ONDANKS ALLE BEZWAREN, lijkt het toch gewenst, dat er veel aandacht wordt gegeven aan de recente geschiedenis. Het is de beste methode om de jeugd te wape nen tegen de gevaren van de eigen tijd, om haar te wijzen op de oorzaken van het kwaad, dat een kans krijgt als men niet waakzaam blijft. Gevaren die liggen in de technische ontwikkeling, in het ge bruik of als men wil misbruik van de massa-communicatiemiddelen, in de aantasting van de democratische vrijhe den hoe gering die op het eerste ge zicht ook mogen schijnen in de propa ganda en de reclame, en in de beperkt heid van de blik. Daarbij moet de jeugd wegwijs gemaakt worden in de moderne gecompliceerde maatschappij, waarin de enkeling zich hulpeloos voelt en daardoor neigt lot het irrationele, tot de rassenhaat zoals hij vroeger neigde tot de vrees voor heksen. Onze overwegend „technische" maatschappij heeft een geestelijk en cul tureel „tegenwicht" nodig en de geschie denisleraar kan dat in samenwerking met zijn collega-docenten in andere vakken geven. Kom vanavond met verhalen hóe de oorlog is verdwenen, en herhaal ze honderd malen: alle malen zal ik wenen. Met deze regels in bezettingstijd, opge tekend door Leo Vroman, begint het bij de Staatsdrukkerij verschenen en bij alle boek handels verkrijgbare fotoboek „Toen.... 19401945". In de deze maanden van de pers komende boeken die ter gelegenheid van het derde lustrum van onze bevrijding onze gedachten willen bepalen tot die vijf donkere jaren, neemt dit boek een zeer bijzondere plaats in, omdat de honderd pagina's gevuld zijn met foto's die nuchter het oox-logsgeweld, de onderdrukking, het verzet, de honger, het leed en de vreugde hebben geregistreerd, en met gedichten die geen littex-aire pretentie hebben, maar ont hullend zijn als gevoelsontladingen van ge knechte mensen. Een eerlijk boek, want het oog van de camera geeft de feiten en gebeurtenissen niet verdraaid weer. En de pen van de dichter vertelt, wat niet ver zwegen kon worden. WIJ ZIEN de fanatieke volgelingen van Hitler in hun voorbereidingen de wereld te onderwerpen, het Nederland, dat zich veilig waande, totdat: Plots, toen de dag begon te grauwen, brak tusen het verblekend spoor der sterren, als een onbehouwen kreet van vernietiging, het rauwe geronk der vliegmachines door. (Maurits Mok) De ongelijke strijd langs grens en Greb- belinie, het bombardement van Rotterdam („Hier vond wie daaglijks nam en gaf een ruw en eindloos maasagraf"), de capitu latie, de komst van de nieuwe machtheb bers achter de troepen aan. Een grote laars, een plompe voet, een barse mond, een hand met bloed een leugentong. een huid van eelt, een worm. wanneer er een beveelt, een vechtmachine, die Arisch is dat is 't ras waar Duitsland trots op is. (dichter onbekend) Wij zien de soldaten door onze straten marcheren, de N.S.B.-ers die met de vijand heulen, de stille hulde op Koninginnedag, de terreur van de nèzi's, de steeds driester Jodenvervolging, de propaganda-acties die aan de Duitse overwinning moeten doen geloven, het onderdrukken van de stakin gen, het verzet, de strijd in Indië, de over trekkende R.A.F.-machines, de onder grondse pers, de concentratie- en verr ieti- gingskampen, de honger, de vernedering, de ovens voor het vei'branden der lijken Weet ge hoeveel bitt're tranen in de nachtlijke eenzaamheid, weet ge hoeveel leed en kommér 's nachts alleen wordt uitgeschreid (fragment. H. List-EldermanS) Dan komt het einde in zicht, de bevrij ding van het Zuiden, de harde strijd bij de grote rivieren, de teleurstelling in het wes ten, de hongertochten van de stedelingen met hun karretjes en fietsen („Door Hol land rijdt een zwarte kar /met grijnzende Hein op de bok" G. J. Tichelman). TOT SLOT de bevrijding, de jubel op straten en pleinen, het einde van vijf zwarte jaren, die een kwart miljoen land genoten het leven hebben gekost. De dich ter J. C. Bloem zegt dan in zijn „Na de be vrijding": Waard is het. vijf jaren gesmacht te hebben, nu opstandig dan weer gelaten, en niet een van dé ongeborenen zal de vrijheid ooit zo beseffen. „Toen.19401945" dat in ieder gezin en op iedere school thuishoort, bevat een door Lidya Winkel gemaakte selectie uit honderdduizend foto's van het Rijksinsti tuut voor Oorlogsdocumentatie. Zij zocht er de gedachten bij, dr. L. de Jong voorzag het geheel van een toelichting en Dick Elffers zorgde voor een treffende typo grafische uitvoering. Van vele foto's be stond nog slechts een veelal gehavend exemplaar. Wat Rotogravure te Leiden echter van het fotomateriaal in koperdiep druk heeft afgeleverd is een bijzondere prestatie geweest. Op de Staatsdrukkerij, waar de teksten werden gedrukt verdron gen de typografen zich rond ieder vel dat gereed was gekomen. Zeventig percent van het personeel had het boek reeds besteld voor het gereed was. Trouwens de gehele eerste oplage (veertigduizend exemplai-en) was reeds weken geleden door de boek handel gereserveerd. Een tweede druk van dertigduizend exemplaren ligt reeds op de pers. De stichting 1940—1945 heeft besloten dit boek als geschenk te zenden aan alle achtduizend door deze stichting onder steunde gezinnen Schoollectuur over oorlog en verzet HET DOET ONS DEUGD dat er thans ook enige boekjes over oorlog en bezetting zijn verschenen, die voorzien in de lacune die er tot dusverre was voor de lexaar of onderwijzer die met lectuur iets van deze belangrijke periode wilde behandelen. Bij de uitgever N. Samsom (Alphen aan de Rijn) zijn thans twee boekjes verschenen, die enigermate in de bestaande lacune voorzien. Het eerste is van M. Goote en is getiteld „Verdruk king, Verzet, Victorie". Het is goed ver zorgd en bevat een groot aantal, duide lijk met zorg gekozen illustraties. Het boekje is bestemd voor de hoogste klas sen van de lagere school en de begir* klassen van het vervolgonderwijs. HET VALT NIET MEE om voor kinde- ren van laat ons zeggen 12 tot 14 jaar een verhaal want Goote vertélt, zijn boek je is er vooral om te worden gelezen, niet om te worden „geleerd" over een der gelijk gecompliceerd en monsterachtig ge beuren als de opkomst en ondergang van het nationaal-socialisme te schrijven en daarbij begrijpelijk te blijven en te gelij kertijd te voldoen aan minimumeisen, die men uit historisch oogpunt moet stellen, van objectiviteit en volledigheid. Goote heeft echt zijn best gedaan om al deze doeleinden zo goed mogelijk te bereiken en hij heeft daarbij tegelijkertijd getracht boeiend te verhalen en is in dat laatste ook goed geslaagd. MAAR TEVENS bewijst hij dat het schier onmogelijk is in nog geen honderd bladzijden een enigszins volledig beeld te geven van alle afschuwwekkende gebeur tenissen en hun achtergrondèn. De mili taire strijd en het verzet komen goed tot hun recht, maar is vooral de eerste nu wel zo belangrijk? Over de ideologie van het nazidom praktisch geen woord; het an tisemitisme voor kinderen in de regel iets volkomen onbegrijpelijks wordt met een enkel woord aangeduid; ook over het ontstaan van de nazibeweging in Duitsland van het grootste belang wordt voor ons gevoel veel te vlug heen gelopen. Dat in München de westerse de mocratieën in feite verraad aan Tsjecho- slowakije pleegden, wordt niet vermeld en daarin schuilt nu juist een grote opvoeden de waarde en een waarschuwing voor de toekomst. Nadere toelichting op deze pun ten lijkt ons nodig. Kleinigheden zijn, hier mee vergeleken, dat de schrijver zo nu en dan van de gelegenheid gebruik maakt om op het gevaar van het communisme te wij zen (wie tegen het nationaal-socialisme is wordt in ons land echt niet direct voor communist uitgemaakt!); dat hij de rol van de communisten in het verzet nauwe lijks aangeeft en een germanisme als „machtsovername" gebruikt. TOCH GELOVEN wij dat het boekje, mits het wordt aangevuld door de onder wijzer, zeker van nut zal zijn. Dat kan ook gezegd worden van het korte verhaal van W. G. van de Hulst jr. „Waarom de tram stil stond.dat eveneens bij Samsom uit gegeven werd. Het is bestemd voor kin deren van 8 tot 10 jaar en wil deze kin deren althans enig begrip voor het zo tra- gisch gebeuren bijbrengen. Het lijkt ons goed te beantwoorden aan zijn doel, juist door het kinderlijke karakter ervan. Tevens gaf Samsom een bevrijdingsfeest cahier uit in een fleurig omslag, op de bin nenkant waarvan een gedicht van Mies Bouhuys is afgedrukt dat op muziek werd gezet door Paul Chr. van Westering. Er zal ook een grammofoonplaat met dit lied vei-schijnen, gezongen door „De zingende jeugd" o.l.v. Hans de Jong, met aan de achterzijde alleen de begeleiding. W. Lansevèld

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 22