Het geschiedenisonderwijs en het jongste verleden
„Toen1940-1945" document voor de
ouderen en vooral: De Jongeren
Verzetshelden zonder voetstuk in
„De dag waarop mijn vader huilde"
Het clandestiene
boek 1940-1945
Prenten van de illegale pers
\ftAffy
VRIJDAG 2 9 APRIL 1960
Erbij -jk
PAGINA TWEE
Dick Hendrikse maakte van naamlozen
mensen van vlees en bloed
Theo Dobhe behoorde tot de pioniers van
de knokploegen. De Duitsers zagen in hem
terecht een van hun gevaarlijkste tegen
standers.
NOG NIMMER VERSCHENEN zo
veel in populaire trant geschreven of
samengestelde boeken en tijdschrift
afleveringen over de bezettingstijd als
thans bij de vijftiende herdenking van
de Bevrijding het geval is. Voor een be
langrijk deel zijn deze publikaties van
documentaire aard, zoals het rijk ge-
illustreerde gedenkboek „Toen1940-
1945" van de Stichting 1940-1945, dat
tevens een bloemlezing van verzets
poëzie behelst, de markante verzameling
EEN VAN DE HOOGTEPUNTEN van
de viering van de vijftiende bevrijdings
dag in Utrecht zal de tentoonstelling „Het
Clandestiene Boek 1940-'45" zijn, die op
5 mei officieel geopend wordt en die tot
22 mei elke werkdag van 10-17 uur en des
zondags van 13-17 uur in de zalen van het
genootschap Kunstliefde, Nobelstraat 12a,
te bezichtigen zal zijn.
Deze expositie zal in een dozijn vitrines
een bijzonder interessant overzicht bieden
van een groot aantal illegaal gedrukte
boeken, die vaak onder het oog van de
bezetter werden vervaardigd en die hun
weg vonden naar het publiek. Hieronder
zijn bijvoorbeeld de door de Groningse
drukker Werkman vervaardigde „Blauwe
Schuit"-boeken, de eerste uitgaven van het
bekende Geuzenliedboek, het Vrij-vader-
lands liedboek, de „Moffenspiegel", enzo
voorts. De geëxposeerde boeken zijn in
hoofdzaak afkomstig uit de particuliere
verzamelingen van de heren Chr. Leeflang
en Jac. P. Romijn. Deze werken hebben
er in meerdere of mindere mate toe bij
gedragen, dat het culturele leven op litte
rair gebied buiten alle bemoeiingen van
de „Kulturkammer" om in stand gehou
den werd. Het essay, dat de heer Dirk de
Jong heeft geschreven en dat in boekvorm
ten verkoop wordt aangeboden, over alle
clandestiene literatuur, die gedurende de
bezettingstijd is verschenen, wordt ook
tentoongesteld. Ook is een aantal rijm
prenten geëxposeerd, eveneens clandestien
gedrukt en uitgegeven, onder meèr de
eerste uitgave van het beroemde gedicht
van Jan Campert „De achttien Doden".
teksten en foto's welke onder de titel „De
meidagen van '40" de Ooievaarsreeks eer
aandoet en het aprilnummer van het
tijdschrift „Maatstaf", dat met destijds
illegaal-gepubliceerde caricaturen gevuld
is. In al deze uitgaven is de rol van de
samensteller beperkt tot een verbindende
tekst, welke overigens evenals de
keuze uit het overvloedige materiaal
(voor een belangrijk deel afkomstig van
hét Rijksinstituut voor oorlogsdocumen
tatie) karakteristiek genoeg kan zijn.
HET BOEK VAN DICK HENDRIKSE
„De dag waarop mijn vader huilde" (n.v.
Drukkerij De Spaarnestad, Haarlem) on
derscheidt zich van de genoemde uitgaven
niet alleen door het veel grotere persoon
lijke aandeel van de auteur, die hier wer
kelijk schrijft en dus ook interpreteert en
waardeert, maar vooral omdat hij ernaar
streeft uit de lotgevallen van een samen
leving in oorlogstijd het bestaan te lichten
van die enkelingen, die door hun actief
deelnemen aan het verzet recht hebben op
de blijvende dankbaarheid en bewondering
van degenen die het gegeven is de vruchten
van hun offerbereidheid te plukken.
Daar komt nog bij, dat Hendrikse zijn
boek (voor een belangrijk deel een om
werking van eerder verschenen losse ar
tikelen) vooral heeft bestemd voor de
rijpere jeugd, die de bezetting alleen nog
maar van horen zeggen kent en soms
zelfs dat nog niet eens. Zijn belangrijkste
verdienste is, dat hij de verzetsstrijder
poogt te bevrijden van het aureool van de
anonieme held. Voor de meesten onzer is
de oud-illegaal een man zonder gezicht
geworden, meer een symbool dan een mens
van vlees en bloed. Hendrikse haalt de ver
zetsstrijders van hun moeilijk bereikbaar
voetstuk en zet ze weèr temidden van ons
allen. We zien hen weer als gelijken, met
hun zwakheden welke zo ruimschoots wor
den overtroffen door de sterkte van hun
karakter. Hun voorbeeld wordt er des te
doeltreffender door.
NATUURLIJK ONTKOMT de auteur
evenmin aan de nadelen van deze metho
de. omdat hij wat te nadrukkelijk wil af
rekenen met het ouderwetse begrip „held",
dat ons als nuchtere Nederlanders wat te
zwaar op de tong ligt. En men heeft wel
eens het gevoel, dat Hendrikse desondanks
op het randje van de hagiografie balan
ceert.
Deze bedenkingen verdwijnen echter als
sneeuw voor de zon wanneer men de kwa
liteiten van zijn werk in zijn geheel over
ziet. De intelligente opzet van „De dag
waarop mijn vader huilde" (een voortreffe
lijke titel) draagt daartoe in niet geringe
mate bij.
NA EEN SCHETS waarin een „gewone"
jonge verzetsstrijder Nico Snijders
tot leven wordt gebracht, worden de ver
schillende facetten van de ondergrondse
strijd door een biografie van de beste ver
tegenwoordigers daarvan uitgebeeld. Voor
op staat de Haarlemse tapijtwever Bernard
IJzerdraat, gevolgd door „Tante Riek" (me
vrouw Kuipers) uit Winterswijk en de
beeldhouwers Gerrit Jan van der Veen.
Na deze werkers van het eerste uur vol
gen de grote organisator van een ontsnap
pingsweg voor Joodse onderduikers. Joop
Westerweel, degenen die het hulpver-
leningswerk aan onderduikers gewapen
derhand beschermden, zoals Johannes Post,
Ritze Vos en Theo Dobbe, weer anderen
die het zo noodzakelijke contact met „de
overkant" bewerkstelligden (soms op een
aandoenlijk-primitieve manier, zoals uit
het prachtige verhaal over de oude Sietz
van Straten blijkt), vervolgens het geeste
lijke en zachtmoedige verzet met de por
tretten van pater Titus Brandsma en Reina
Prinsen Geerligs en tenslotte nog de in
spanningen ter elfder ure om het weinige
nog te redden wat ons van ons bestaan ge
bleven was. Hendrikse gebruikt die ge
legenheid voor een eerherstel voor de Nij
meegse jongen Jan van Hoof, wiens aan
deel in het behoud van de Waalbrug latei-
werd betwist.
HET IS TE WENSEN, dat „De dag waar
op mijn vader huilde" vele lezers krijgt,
niet alleen jongeren waarvoor het in de
eerste plaats is bestemd, maar ook ouderen
die zo snel blijken te kunnen vergeten.
Bovenal demonstreert Hendrikse, dat het
verzet geen aangelegenheid was van lieden
met zin voor avontuur (hoewel dat een
minder negatieve drijfveer zou zijn dan wel
eens wordt voorgewend), maar van mensen
die nee durfden zeggen op het ogenblik
dat dat van hen werd verlangd en de uiter
ste consequentie daarvan met karakter
vastheid durfden aanvaarden.
J. H. Baiiman
(Uit „Toen 1940—1945)
Als heel jong meisje sloot de tegenwoor
dige mevrouw Fick-Gemmeke zich aan bij
het verzet. Haar fantastische werk werd
bekroond met de Militaire Willemsorde.
Foto uit „De dag waarop mijn vader
huilde".
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Twee tekeningen van Karei Links. Bij de linker tekening: „Kom binne, Keesie
Mot je óók verzuipeen bij de andere: „L... d'r niet af, stuk Victorie, anders
motte we vanavond weer om acht uur binne wezeBeide tekeningen verschenen
eind 1943 in „De kalender voor het jaar 1944". waarvan 750 exemplaren gedrukt
werden. Zij staan thans afgedrukt in de april-aflevering van Maatstaf, die geheel is
gevuld, met tekeningen en prenten uit de oorlogstijd. J. Meulenbelt zegt in een inlei
ding dat deze aflevering een oproep tot waakzaamheid beoogt te zijn nu antisemi
tische en rasdiscriminerende daden weer aan de orde zijn. Dit oogmerk kan even goed
vóór als na de samenstelling ontstaan zijn, want de inhoud is een vrij willekeurige
verzameling prenten die gemeen hebben dat zij de haat tegen de bezetter verbeelden
op een spontane, soms wat burgerlijke wijze. Deze Maatstafaflevering is op slecht
papier gedrukt en lijkt op een slordige wijze tot stand gekomen, wat niet in overeen
stemming is met de hoge bedoeling die naar Meulenbelt zegt er aan ten grond
slag ligt. De aflevering wordt geopend met een gedicht van J. W. Schulte Nordholt
„Na vijftien jaar" en besloten mét een gedicht van Evert Werkman „Bloemendaal
mei 1960". Uit het gedicht van Schulte Nordholt nemen wij fragment VII over:
Elke avond als wij gingen slapen
zeidèn wij: alweer een dag voorbij.
God heeft voor de vrijheid ons geschapen,
niet voor deze blinde razernij.
Elke morgen als wij wakker werden
zeiden wij: alweer een nacht voorbij,
vogels die de bek wijd opensperden,
hongerend om vrij te wezen, vrij.
En ik zeg het nu nog elke morgen
als ik inslaap, denk ik: ik ben vrij.
dank ik God, die goed is, voor de gave
van de grote vrijheid over mij.
En ik zegt het nu nog elke morgen
na de zwarte dromen: ik ben vrij,
om de doden in mijn hart geborgen,
omdat zij gestorven zijn voor mij.
Deze maatstaf-aflevering is ontstaan op initiatief van Dick Elffers. De prenten zijn
in hoofdzaak ontleend aan de illegale pers en uitgezocht door Lidya Winkel van het
Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, welke instantie het meeste materiaal uit
deze aflevering ter beschikking heeft gesteld.
JONGE KINDEREN inwijden in de pro
blemen der historie is voorwaar geen een
voudige zaak. Toch moet het gebeuren,
immers: „In het verleden ligt het heden,
in het nu wat worden zal." Maar de ge
schiedenis is zo rijk geschakeerd en te
vens zo typisch „volwassen", dat het kind
maar een zeer onvolledig beeld kan wor
den gegeven. Lang niet alles kan de jeugd
immers verteld worden en veel is voor
een kinderziel nog onbegrijpelijk. Op de
lagere school gaat men er hier en daar
dan ook toe over slechts bepaalde perio
den in de lagere klassen te behandelen.
Men sluit daarbij aan bij wat het jonge
kind het meest interesseert, wat het meest
lot zijn verbeelding spreekt. Dit is voor
Nederland bij voorbeeld de tijd der Bata
vieren en de ridderperiode. Men gaat dan
wat dieper in op de levenswijze, gewoon
ten en verhoudingen in die tijden. Het
kind krijgt dan een indruk van een volko
men andere levenswijze, andere zeden dan
het in de eigen tijd en omgeving ziet. On
bewust gaat het kind relativeren en het
ziet, dat men ook op andere manier heel
goed leven kan. Dit is waardevol, omdat
vooroordelen in de kiem gesmoord worden
en een ruimere denkwijze kan ontstaan.
OP DE MIDDELBARE SCHOOL heeft
men met oudere kinderen te maken, die
met hun al wat grotere levenservaring
veel meer bevatten kunnen. Toch blijft
voor hen nog veel moeilijk verteerbaar en
het is soms in het geheel niet goed om
de broze kinderziel met de werkelijke his
torische feiten, die lang niet alle even
fris zijn, te belasten. Toch blijft het nood
zakelijk, omdat de school ook voor het
leven poogt op te leiden, de leerlingen in
de geschiedenis een stuk levenservaring
mee te geven. Wat ze op school niet horen,
blijft misschien voor goed verborgen. Ge
schiedenisonderwijs biedt bij uitstek een
gelegenheid om belangstelling te kweken
voor het menselijk handelen, voor het
menselijk tekort en de wijsheid om daar
mee te leren leven. Met kennis van dè
geschiedenis valt misschien weinig geld te
verdienen, maar wel kan men er persoon
lijk door gevormd worden, een grotere
weerstandskracht door krijgen en daar
door zich beter opgewassen voelen tegen
de vraagstukken van de eigen tijd.
HET IS DAAROM erg onplezierig, dat
men op vele scholen niet toekomt aan de
behandeling van de jongste geschiedenis,
die van de twintigste eeuw. Vele docenten
beginnen op de middelbare school de ge
schiedenis in chronologische volgorde af
te handelen. Dat wil zeggen het begin ligt
ongeveer bij de oude Egyptenaren, daar
na volgen de Perzen, de Grieken en de
Romeinen enzovoort.
Natuurlijk zijn deze volkeren, waar de
bakermat van de westex-se cultuur heeft
gestaan, van het uiterste belang voor
een bezinning op de waarden en ideeën,
die ook in onze dagen nog leven, maar
jammer is, dat de jeugd van deze perio
den kennis neemt op een leeftijd, dat zij
niet zo ontvankelijk is voor hooggestem
de theorieën en filosofische beschouwin
gen. Nu de wereld ondanks de inter
nationale politieke verdeeldheid tot steeds
groter eenheid komt, lijkt het niet meer
dan redelijk, dat men ook andere culturen
in het onderwijs betrekt. Er is door his
torici van alle nationaliteiten en ijverig
speurende archeologen heel veel ontdekt
over oude culturen, die wat het bescha
vingspeil aangaat zeker vergelijkbaar
zijn met de westerse. Verhelderend zou
bij voorbeeld werken als men eens wat
zou behandelen van dat, wat bekend is
geworden over de oude negerculturen.
Een veel voorkomend misverstand is na
melijk, dat de negers primitieven „zon
der verleden" zouden zijn en ook vindt
men deze opinie nog wel over de Aziati
sche volkeren. Het zou de jeugd dan dui
delijk worden, dat de westerse cultuur een
van de vele is, een van de mogelijkheden,
waarin het menselijk streven een uitdruk
king kan vinden.
ER ZIJN LERAREN, die met de tradi
tionele aanpak van het geschiedenis-on
derricht durven breken. Zij beginnen bij
voorbeeld ergens middenin, of zelfs met
het eind, de moderne tijd. Terugredene
rend zoeken zij het spoor en de ontstaans
bronnen van wat thans in de mensen leeft
in een ver verleden. Deze methode is
stellig moeilijker, maar wellicht ook boei
ender. De jeugd kan dan de geschiedenis
mee beleven als een groots avontuur van
de gehele mensheid, waarin iedere perio
de en iedere figuur zijn plaats krijgt.
Vooral van belang is, dat op deze wij
ze de jeugd een beeld krijgt van het re
cente verleden, een tijdvak, dat voor haar
eigen leven van de grootste betekenis is.
Bij de traditionele opvatting van lesge
ven, kwam men juist aan deze periode
niet toe, maar bleef men in de regel ste
ken bij het einde van de 19de eeuw. De
twee wereldoorlogen en hun gevolgen, het
nationaal-socialisme, het communisme,
de ontwaking van Azië, de emancipatie
drang van de gekleurde volkeren, de
technische revolutie, het zijn alle facetten
van onze zo stormachtige tijd. Wil de
jonge mens zich een beetje in de huidige
samenleving oriënteren kunnen, dan dient
hij van deze verschijnselen en strevingen
iets te weten.
TOCH HUIVEREN vele leraren voor
een behandeling van de nazi-tijd in al zijn
verschrikkelijkheid. Voor tal van docenten
is de herinnering aan deze zware tijd ver
bonden met persoonlijke ervaringen, die
men liefst helemaal zou vergeten, anderen
menen dat behandeling oude ressentimen
ten zou versterken en weer doen opleven,
weer anderen hebben weinig vertrouwen
in het bespreken van een stuk historie, dat
nog zeer kort achter ons ligt, en waarmee
men zelf nog persoonlijk verbonden is. pe
voor een juiste geschiedenisbestudering
noodzakelijke objectiviteit zou ontbreken,
omdat de historicus de nodige distantie
mist. Toch is dit niet geheel juist voor
zover het de beschikbaarheid van bronnen
betreft, want vele documenten zijn reeds
gepubliceerd. Nog nooit heeft men zo vlug
beschikt over de documenten uit de staats
archieven over een zo belangrijke periode.
ONDANKS ALLE BEZWAREN, lijkt het
toch gewenst, dat er veel aandacht wordt
gegeven aan de recente geschiedenis. Het
is de beste methode om de jeugd te wape
nen tegen de gevaren van de eigen tijd,
om haar te wijzen op de oorzaken van
het kwaad, dat een kans krijgt als men
niet waakzaam blijft. Gevaren die liggen
in de technische ontwikkeling, in het ge
bruik of als men wil misbruik van
de massa-communicatiemiddelen, in de
aantasting van de democratische vrijhe
den hoe gering die op het eerste ge
zicht ook mogen schijnen in de propa
ganda en de reclame, en in de beperkt
heid van de blik. Daarbij moet de jeugd
wegwijs gemaakt worden in de moderne
gecompliceerde maatschappij, waarin de
enkeling zich hulpeloos voelt en daardoor
neigt lot het irrationele, tot de rassenhaat
zoals hij vroeger neigde tot de vrees voor
heksen. Onze overwegend „technische"
maatschappij heeft een geestelijk en cul
tureel „tegenwicht" nodig en de geschie
denisleraar kan dat in samenwerking met
zijn collega-docenten in andere vakken
geven.
Kom vanavond met verhalen
hóe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.
Met deze regels in bezettingstijd, opge
tekend door Leo Vroman, begint het bij de
Staatsdrukkerij verschenen en bij alle boek
handels verkrijgbare fotoboek „Toen....
19401945". In de deze maanden van de
pers komende boeken die ter gelegenheid
van het derde lustrum van onze bevrijding
onze gedachten willen bepalen tot die vijf
donkere jaren, neemt dit boek een zeer
bijzondere plaats in, omdat de honderd
pagina's gevuld zijn met foto's die nuchter
het oox-logsgeweld, de onderdrukking, het
verzet, de honger, het leed en de vreugde
hebben geregistreerd, en met gedichten die
geen littex-aire pretentie hebben, maar ont
hullend zijn als gevoelsontladingen van ge
knechte mensen. Een eerlijk boek, want
het oog van de camera geeft de feiten en
gebeurtenissen niet verdraaid weer. En de
pen van de dichter vertelt, wat niet ver
zwegen kon worden.
WIJ ZIEN de fanatieke volgelingen van
Hitler in hun voorbereidingen de wereld
te onderwerpen, het Nederland, dat zich
veilig waande, totdat:
Plots, toen de dag begon te grauwen,
brak tusen het verblekend spoor
der sterren, als een onbehouwen
kreet van vernietiging, het rauwe
geronk der vliegmachines door.
(Maurits Mok)
De ongelijke strijd langs grens en Greb-
belinie, het bombardement van Rotterdam
(„Hier vond wie daaglijks nam en gaf een
ruw en eindloos maasagraf"), de capitu
latie, de komst van de nieuwe machtheb
bers achter de troepen aan.
Een grote laars, een plompe voet,
een barse mond, een hand met bloed
een leugentong. een huid van eelt,
een worm. wanneer er een beveelt,
een vechtmachine, die Arisch is
dat is 't ras waar Duitsland trots op is.
(dichter onbekend)
Wij zien de soldaten door onze straten
marcheren, de N.S.B.-ers die met de vijand
heulen, de stille hulde op Koninginnedag,
de terreur van de nèzi's, de steeds driester
Jodenvervolging, de propaganda-acties die
aan de Duitse overwinning moeten doen
geloven, het onderdrukken van de stakin
gen, het verzet, de strijd in Indië, de over
trekkende R.A.F.-machines, de onder
grondse pers, de concentratie- en verr ieti-
gingskampen, de honger, de vernedering,
de ovens voor het vei'branden der lijken
Weet ge hoeveel bitt're tranen
in de nachtlijke eenzaamheid,
weet ge hoeveel leed en kommér
's nachts alleen wordt uitgeschreid
(fragment. H. List-EldermanS)
Dan komt het einde in zicht, de bevrij
ding van het Zuiden, de harde strijd bij de
grote rivieren, de teleurstelling in het wes
ten, de hongertochten van de stedelingen
met hun karretjes en fietsen („Door Hol
land rijdt een zwarte kar /met grijnzende
Hein op de bok" G. J. Tichelman).
TOT SLOT de bevrijding, de jubel op
straten en pleinen, het einde van vijf
zwarte jaren, die een kwart miljoen land
genoten het leven hebben gekost. De dich
ter J. C. Bloem zegt dan in zijn „Na de be
vrijding":
Waard is het. vijf jaren gesmacht te hebben,
nu opstandig dan weer gelaten, en niet
een van dé ongeborenen zal de vrijheid
ooit zo beseffen.
„Toen.19401945" dat in ieder gezin
en op iedere school thuishoort, bevat een
door Lidya Winkel gemaakte selectie uit
honderdduizend foto's van het Rijksinsti
tuut voor Oorlogsdocumentatie. Zij zocht
er de gedachten bij, dr. L. de Jong voorzag
het geheel van een toelichting en Dick
Elffers zorgde voor een treffende typo
grafische uitvoering. Van vele foto's be
stond nog slechts een veelal gehavend
exemplaar. Wat Rotogravure te Leiden
echter van het fotomateriaal in koperdiep
druk heeft afgeleverd is een bijzondere
prestatie geweest. Op de Staatsdrukkerij,
waar de teksten werden gedrukt verdron
gen de typografen zich rond ieder vel dat
gereed was gekomen. Zeventig percent van
het personeel had het boek reeds besteld
voor het gereed was. Trouwens de gehele
eerste oplage (veertigduizend exemplai-en)
was reeds weken geleden door de boek
handel gereserveerd. Een tweede druk van
dertigduizend exemplaren ligt reeds op de
pers. De stichting 1940—1945 heeft besloten
dit boek als geschenk te zenden aan alle
achtduizend door deze stichting onder
steunde gezinnen
Schoollectuur over
oorlog en verzet
HET DOET ONS DEUGD dat er
thans ook enige boekjes over oorlog en
bezetting zijn verschenen, die voorzien
in de lacune die er tot dusverre was voor
de lexaar of onderwijzer die met lectuur
iets van deze belangrijke periode wilde
behandelen. Bij de uitgever N. Samsom
(Alphen aan de Rijn) zijn thans twee
boekjes verschenen, die enigermate in de
bestaande lacune voorzien. Het eerste is
van M. Goote en is getiteld „Verdruk
king, Verzet, Victorie". Het is goed ver
zorgd en bevat een groot aantal, duide
lijk met zorg gekozen illustraties. Het
boekje is bestemd voor de hoogste klas
sen van de lagere school en de begir*
klassen van het vervolgonderwijs.
HET VALT NIET MEE om voor kinde-
ren van laat ons zeggen 12 tot 14 jaar een
verhaal want Goote vertélt, zijn boek
je is er vooral om te worden gelezen, niet
om te worden „geleerd" over een der
gelijk gecompliceerd en monsterachtig ge
beuren als de opkomst en ondergang van
het nationaal-socialisme te schrijven en
daarbij begrijpelijk te blijven en te gelij
kertijd te voldoen aan minimumeisen, die
men uit historisch oogpunt moet stellen,
van objectiviteit en volledigheid. Goote
heeft echt zijn best gedaan om al deze
doeleinden zo goed mogelijk te bereiken
en hij heeft daarbij tegelijkertijd getracht
boeiend te verhalen en is in dat laatste
ook goed geslaagd.
MAAR TEVENS bewijst hij dat het
schier onmogelijk is in nog geen honderd
bladzijden een enigszins volledig beeld te
geven van alle afschuwwekkende gebeur
tenissen en hun achtergrondèn. De mili
taire strijd en het verzet komen goed tot
hun recht, maar is vooral de eerste nu
wel zo belangrijk? Over de ideologie van
het nazidom praktisch geen woord; het an
tisemitisme voor kinderen in de regel
iets volkomen onbegrijpelijks wordt
met een enkel woord aangeduid; ook over
het ontstaan van de nazibeweging in
Duitsland van het grootste belang
wordt voor ons gevoel veel te vlug heen
gelopen. Dat in München de westerse de
mocratieën in feite verraad aan Tsjecho-
slowakije pleegden, wordt niet vermeld en
daarin schuilt nu juist een grote opvoeden
de waarde en een waarschuwing voor de
toekomst. Nadere toelichting op deze pun
ten lijkt ons nodig. Kleinigheden zijn, hier
mee vergeleken, dat de schrijver zo nu en
dan van de gelegenheid gebruik maakt om
op het gevaar van het communisme te wij
zen (wie tegen het nationaal-socialisme is
wordt in ons land echt niet direct voor
communist uitgemaakt!); dat hij de rol
van de communisten in het verzet nauwe
lijks aangeeft en een germanisme als
„machtsovername" gebruikt.
TOCH GELOVEN wij dat het boekje,
mits het wordt aangevuld door de onder
wijzer, zeker van nut zal zijn. Dat kan ook
gezegd worden van het korte verhaal van
W. G. van de Hulst jr. „Waarom de tram
stil stond.dat eveneens bij Samsom uit
gegeven werd. Het is bestemd voor kin
deren van 8 tot 10 jaar en wil deze kin
deren althans enig begrip voor het zo tra-
gisch gebeuren bijbrengen. Het lijkt ons
goed te beantwoorden aan zijn doel, juist
door het kinderlijke karakter ervan.
Tevens gaf Samsom een bevrijdingsfeest
cahier uit in een fleurig omslag, op de bin
nenkant waarvan een gedicht van Mies
Bouhuys is afgedrukt dat op muziek werd
gezet door Paul Chr. van Westering. Er
zal ook een grammofoonplaat met dit lied
vei-schijnen, gezongen door „De zingende
jeugd" o.l.v. Hans de Jong, met aan de
achterzijde alleen de begeleiding.
W. Lansevèld