VOOR JULLIE m m m m O m mi sz m w m m m m \JLfl m m m 11 i i A s O a i 1 I 1 81 A Dammen tt t - if8 lf |f "s iCJC 8 a a 11 ii ii r ijl xooóo Ijl... DE GRANDIOZE BLAMAGE VAN ABBE DOMENECH VRIJDAG 29 APRIL 1960 Erbij PAGINA V u i- die op het nippertje faalt. 30Pg3-e4, 31. Pd4-b5? In de paasvakantie werd te Diever het zogenaamde Kandidatentoex-nooi gespeeld. Twaalf moeizaam geselecteerde kandida ten streden om vijf plaatsen in de volgend jaar te houden wedstrijden om het kam pioenschap van Nederland. Er zal wel geen kenner zijn die er zich niet oprecht over verheugt, dat de student Tan al is het op het nippertje zich heeft kunnen klasseren. Tan immers is uit het ware schakershout gesneden. Hij houdt van combineren en bezit het vermogen combinatierijke stellingen in het leven te roepen. Een voorbeeld van zijn capacitei ten volgt hieronder. Wit: S. H. POSTMA - Zwart: H. L. TAN Driepaarden-fianchetto 1. e2-e4 e7-e5, 2. Pgl-f3 Pb8-c6, 3. Pbl- c3 g7g6. Deze zet, in de vorige eeuw aan bevolen door Steinitz, wordt slechts zelden gespeeld, omdat men meent, dat wit nu enig voordeel krijgt. Tan kiest echter op de zesde zet een voortzetting, welke men in de boekjes niet aantreft en die vermoe delijk een verbetering der variant be tekent. 4. d2-d4 e5xd4, 5. c3-dP5 Rf8-g7, 6. Rcl- g5 Pc6-e7! Dit is de verbetering. Tot dus ver speelde men hier f7-f6, maar de ver zwakking van de diagonaal a2-g8 is een bezwaar gebleken. Na de tekstzet blijft veld f6 voldoende gedekt en staat zwart klaar, met c7-c6 het witte paard terug te drijven. 7. Pf3xd4 h7-h6, om zo nodig met g6-g5 de druk van de witte loper op de diagonaal h4-d8 te elimineren, 8. Rg5-h4 c7-c6, 9. Pd5xe7 Pg8xe7, 10. Ddl-d2 d7-d5, 11. e4xd5 g6-g5, 12. Rh4-g3 Dd8xd5. Zwart is er snel in geslaagd, een stelling te creë ren, welke hem ligt: open met veel combi natiemogelijkheden. 13. c2-c3 Niet 0-0-0 wegens Da2:, 13. Rc8-g4, 14. f2- f3 Rg4-h5, 15. Rfl-e2 0-0-0, 16. Tal-dl Rg7-e5! Achteraf meende Tan, dat Pf5 hier beter was geweest, omdat wit nu met 17. De3! (waarmede niet alleen slaan op e5, doch ook gevaarlijke zetten met Pd4 dreigen) goed spel had kunnen krijgen. Maar wit vervolgde met de minder goede zet: 17. Dd2-c2 Rh5-g6, 18. Dc2-a4 Re5xg3t, 19. h2xg3 Dd5-e5, 20. 0-0 Kc8-b8. Maken wij hier een tussentijdse balans op, dan blijkt het, dat de zwarte koning veiliger staat dan de witte. Zwart dreigt snel tot aanval te komen door een opmars met zijn h-pion. Omgekeerd kan wit niet aanstonds toeslaan. Tan geeft als illustra tie de volgende variant: 21 Tfel De7!, 22. Ra6 Pd5! (niet 22) ba6:, 23. Db4t be nevens slaan op e7) met voordeel voor zwart. 21. f3-f4 g5xf4, 22. g3xf4 De5-e3f 23. Kgl-hl Rg6-e4. Met de dodelijke dreiging Dh3f! Uit dit verloop blijkt wel, dat wit's 21ste zet niet gelukkig was. 24. Re2-f3 Re4xf3, 25. Tflxf3 De3-e4, 26. Tf3-d3 Een venijnig zetje, waarmede 27. Pc6:t dreigt. Dan faalt immers 27Pc6: op 28. De4: en 27Dc6: op 28. Td8:f De strijd wordt spannend, 26Td8-g8! Uitstekend gepareerd; de dreiging Pc6:f is er nu uit, daar zwart nu wèl met Dc6: kan antwoorden. Zwart dreigt nu mat op g2- 27. Td3-d2 Pe7-f5. Natuurlijk niet 27. Df4!?? wegens 28. Pc6:t 28. Da4-b4 Pf5-g3t. Zeer verleidelijk was hier 28 Tg2: b.v. 29. Tg2: Pe3, 30. Dd6t Ka8 en de druk op g2 schijnt beslissend te worden. Wit beschikt nu echter over de verborgen parade, 31. Pf3ü met de tegendreiging Dd8t enz. 29. Khl-h2 De4-g6, 30. Db4-a5 Inleiding van' een scherpe tegenaanval cooosoo ft Wit: POSTMA De strijd op zijn hoogtepunt! Na da tekstzet is wit verloren, maar het omge keerde schijnt eerder het geval te zijn. Wit dreigt b.v. Td8t met. spoedig mat, voorts Dc7f en Da7:f, terwijl hij na 31Pd2:? 32. Da7:f een doorslaande drijfjacht op de zwarte Koning ontketent. Slaan op b5 (met de pion of de dame via het schaak op h5) pareert de matdreiging Td8f niet. Maar Tan is met zijn aanval wit nu precies een slag voor. 31Dg6-h5t! 32. Kh2-gl Tg8xg2f! 33. Kglxg2 of 33. Tg2: Ddl:f benevens Dh5f en Db5: 33Th8-g8t 34. Kg2-fl Dh5-f3t 35. Kfl-el Tg8-gl mat. Een combinatierijke partij, welke ook de verliezer tot eer strekt. Mr. Ed. Spanjaard In het Hartevelt-tournooi, dat in januari 1960 te IJmuiden Werd gespeeld, kwam in de partij tussen ex-wereldkampioen Ben Springer en de DCIJ-meester H. Laros een soort Woldouby-stand voor. Springer, in het nadeel en zeer deskundig in het af wikkelen van „familiestellingen Woldou- by', maakte op keurige wijze, na een offer, x-emise. Het ging als volgt: HENK LAROS stand winst of remise Is. Indien de remise in alle varianten en spelgangen definitief was vastgelegd, dan vormde dit geheel r-en aanzienlijke bijdrage in de Woldouby-ge- heimen. De heer H. J. Lunenburg (65), Korte Houtstraat te Haarlem, oud-hoofdklasse speler van de Haarlemse Damclub, heeft een groot aandeel gehad in de onthullingen van deze moeilijke stand, waarvan thans de heren Laros, Lunenburg en Dubel aan nemen, dat het spel voor Laros gewonnen was. Er moet dan worden gespeeld vanuit de beginstelling alsvlgt: 1) 25-20 24x15, 2) 38-33 14-2, 3) 33-29 20-24, 4) 29x20 15x24, 5) 42-38 17-21, 6) 28-22 24-29, 7) 22-17 29x40, 8) 35x44 23-29, 9) 17x8 13x2. Leuk is nu dat 44-40 snel verliest door 19-23. 10) 30-25 19-24, 11) 44-40 18-23 gedw. 12) 27-22 2-3. 13) 40-35 8-13, 14) 35-30 24x35, 15) 25-20 35-40, 16) 20-15 40-44. 17) 15-10 44-49. 18) 10-5 of 29-33, 19) 38x9 49x4. Met slot- stand: zwart dam op 4, st. op 16, 21, 26, wit dam op 5, stuk op 37. Wit aan zet, zwart wint. Nu weten wij ook alle bij- en zij-varian ten en deze lopen op remise uit. Maar er is nog volop spel aanwezig voor onderzoek. De heer Lunenburg heeft het niet alleen bij deze hoofdvariant gelaten; hij heeft de volgende zeer fraaie winstgang met zeer geestige wendingen gevonden. Nogmaals vanuit de beginstelling: 1) 25-20 24x15, 38-33 opnieuw offer met 23-29. 3) 33x24 18-23. Waarna de volgende stelling is ont staan: WERELDKAMPIOENSCHAP TURIJN. Het ziet er naar uit, dat de strijd om het het wereldkampioenschap voor bridge- teams in Turijn uitgevochten zal worden tussen Italië, Engeland, Frankrijk en twee teams van de Verenigde Staten. Wie daar bij de zesde finalist zal worden is op het moment dat u dit artikel leest al wel be kend laten we hopen, dat het Neder land is dat zich óók uit de groep van 29 landenteams heeft weten los te werken. Hieronder volgt een fraai spel van het Nederlandse paar BoenderLerugyel, uit de wedstrijd tussen Nederland en het Amerikaanse team van Charles Goren. A B x x x x O x O A B x x x V 10 x x 0 B 10 9 x x O V x x - O A H x x O 10 x *AHVB10xx Het genoemde Nederlandse paar speelt het Engelse „CAB"-systeem volgens welke methode het bieden als volgt verliep: Zuid Lengyel 2* 4* 6*f* Noord Boender 3 SA 4* pas BEN SPRINGER Iedere damliefhebber zal de volgende vondst van heer Lunenburg respecteren. A. 4) 27-22 17-21, 5) 34-29 23x25, 6) 22-17 19x30, 7) 17x10 15x4, 8) 35x24 remise. B. 4) 27-22 17-21, 5) 22-17 21-27 6) 27x8 27x47, 7) 8-3 23x41, 8) 3x25 47x20, 9) 25x46 met winst voor wit. C. 4) 27-22 14-20, 5) 22x11 20x40, 6) 35x44 16x7, 7) 30-24 19x20, 8) 28x17 met winstkansen voor wit. D. 4) 27-22 16-21 5) 22x11 21-27, 6) 32x21 23x41. 7) 24-20 remise. De beste en enige voortzetting is dan ook: 4) 27-22 12-18, 5) 22x11 16x7, 6) 30-25 19x39, 7) 28x8 7-12, 8) 8x17 18-22, 9) 17x28 39-43. Stand van het eindspel: wit: 25 28 32 35 37 42, zwart: 14 15 26 43. Nu mag na 10) 28-23 niet 43-49 wegens 35-30 37-32 30-24 23-19. Remise of winst? Op dit eindspel komen Wit aan zet. 1) 25-20 14x25, 2) 38-33 17-21, wij later terug. 3) 28-22 12-17, 4) 22x11 16x7, 5) 27x16 18-22, B Dukel 6) 33-28 22x33, 7) 34-29 23x34, ên remise gegeven. Correspondentie tè zenden dan het adres Al eerder hebben wij in dezè rubriek van de damredacteur B. Dukel, Wijk aan de vraag gesteld, of déze „IJmuidensè" Zèeërweg 125, IJmuiden. Het bod 2 klaveren is mancheforcing (conventioneel), het bod 3 Sansatout is ook conventioneel en betekent, dat de noord speler twee azen heeft. Hierna 4 klaveren, gewoon bod, waarna noord zijn schoppen- lengte toont. Om verdere complicaties te vermijden, biedt zuid hierna terecht 6 klaveren, dat met de twee azen bij noord een redelijke kans van slagen moet hebben. West kwam met hartenboer uit en zuid maakte het spel zonder moeite, daar hij een klein hartentje kon introeven in noord. Op schoppenaas van noord ging nog een harten weg en zuid verloor slechts één slag in ruiten. Opmerkelijk is. dat het contract down kan als west met zijn éne troefje uitkomt zuid kan dan niets in noord aftroeven en hij moet twee slagen verliezen. Dit is natuurlijk een haast onmogelijke opgave voor west vooral gezien de bieding. Het gevaar bestaat dat als west met zijn ene troefje uitkomt, dat hij Vrouw-derde of Boer-vierde bij zijn partner kapot speelt. Het contract was dus niet onfortuinlijk, maar als men reeds 11 slagen zeker wéét. is het begrijpelijk dat men avontuurt op nummer 12 vooral als men reeds enkele matchpunten achterstaat. Aan de andere tafel stopten de Ameri kanen bij 5 klaveren, welk contract natuurlijk zonder moeite werd gewonnen. Ook hier maakte zuid een overslag, daar west evenmin de uitkomst met troef vond. Het spel redde Nederland niet de Amerikanen bleven 10 matchpunten voor en beslisten daardoor de match in hun voórdeel. Illllllllllllllllllillllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllin^ WEINIG GELEERDE schrijvers hebben zich in hun leven zó grandioos geblameerd als de arme Emmanuel Domenech, een Franse abbé, historicus, volkenkundige en wereldreiziger. Domenech had als missio naris drie jaren doorgebracht in Noord- Amerika en Mexico. Hij had zich in die landen bijzonder geïnteresseerd voor de talen en de levensgewoonten van de India nen, over wie toen de jaren vijftig van de vorige eeuw in Europa nog be trekkelijk weinig bekend was. Na Domenechs terugkeer in Frankrijk maakte Paul Lacroix, directeur van de Bibliothèque de l'Arsénal te Parijs, hem attent op een wonderlijk handschrift, dat zich al geruime tijd in deze boekerij be vond en dat nog door niemand nauwgezet was bestudeerd. HET WAS EEN SOORT cahier van 228 bladzijden, die allemaal waren volgekrab beld met primitieve afbeeldingen en vreemdsoortige lettertekens. Men had het aangetroffen in de grote etnografische boekenverzameling, die door Markies de Paulmy aan de Bibliothèque de l'Arsénal was nagelaten. De Markies zou het eens van een wereldreiziger, die Amerika had bezocht, ten geschenke hebben gekregen, tezamen met een woordenboek van de taal der Irokezen. „Livre des Sauvages" had Paulmy eigenhandig op de omslag van het zonder linge geschrift geschreven en daarom nam Lacroix aan, dat het een manuscript was van een Indianenhoofdman. Aangezien de bibliothecaris zelf niet veel van de etno logie der Amerikaanse inboorlingen af wist, liet hij het cahier enkele malen door meer deskundige lieden beoordelen, maar niemand wist er eigenlijk raad mee. La croix was dan ook zeer verheugd toen de abbé Domenech zich direct hevig geïnte resseerd toonde in het „Boek der Wilden" en beloofde het aandachtig te bestuderen en te vergelijken met kopieën van In diaanse rotstekeningen. DOMENECH WAS toen 32 jaar en reeds een gewaardeerd lid van de „Société eth- nographique oriëntale et américaine de France", de „Société géographique de Pa ris" en verscheidene andere geleerde ge nootschappen. Hij was ook een impulsief man, vol geestdrift voor de studie van de volksstammen van de Nieuwe Wereld. Helaas kende hij geen Duits en dat zou hem noodlottig worden. Zijn geestdrift echter was aanstekelijk en daardoor wist hij de Minister van Staat Fould zo ver te krijgen, dat in 1860 „Het Boek der Wilden" op staatskosten in fac simile werd uitgegeven, voorzien van een zeer geleerde inleiding, geschreven door Domenech. De titel luidde: „Manuscript pictographique Américain précédé d'une Notice sur l'Idéographie des Peaux-Rou- geè." In de inleiding verklaarde de abbé, dat hem nog niet geheel gelukt was het beeld schrift van de roodhuidige auteur te ont cijferen, maar dat hij goede hoop had daarin volledig te zullen slagen, nadat hij de bestudering nog enige tijd had voort gezet. Inmiddels wilde hij de wetenschap pelijke wereld dit unieke document niet langer onthouden. Het had al te lang on der stof bedolven in de bibliotheek gerust. VOOR ENKELE VAN de hiërogliefen had Domenech echter reeds een verkla ring gevonden en aan de hand van deze uitleggingen meende hij in grote trekken de inhoud van het geschrift te kunnen vaststellen. „Het Boek der Wilden" was volgens hem verdeeld in veertien hoofdstukken en bevatte de kroniek van een Indianenstam. De betekenis van hoofdstuk I was nog duis ter, maar het tweede hoofdstuk handelde klaarblijkelijk over de invoering van het Christendom in deze stam, in het elfde werden episoden uit de krijgsgeschiedenis van de stam beschreven en in andere hoofdstukken werden mystieke en animis tische zaken behandeld. Met wetenschap pelijke nieuwsgierigheid vroeg Domenech zich af wat de vreemdsoortige lettertekens die onder sommige tekeningen stonden, toch wel te betekenen zouden hebben. Aanvankelijk was men in Frankrijk zeer verheugd over de fraai uitgevoerde publi- katie, die men beschouwde als een belang rijke wetenschappelijke daad, waarvoor de hele wereld de Franse regering en Do menech veel dank verschuldigd was. Er was zelfs sprake van, dat het werk door de Académie Frangaise bekroond zou worden met de Prix de Volney. De vreugde duurde helaas slechts kort. In 1861 verscheen er namelijk in Dresden een pamflet, geschreven door J. Petzholdt en getiteld: „Das Buch der Wilden im Lichte französischer Civilisation", etz- holdt toonde in dit werkje aan, dat de voor Domenech onbegrijpelijke lettertekens niets anders waren dan Duitse schrijflet ters! Een onbeholpen, kinderlijke hand had allerlei makkelijk herkenbare Duitse woor den in het boek gekrabbeld, die zeer duide lijk betrekking hadden op de soms niet erg fatsoenlijke pi-entjes. De spelling was dikwijls verkeerd en duidde er op. dat de schriijver van het boek een dialect sprak en waarschijnlijk uit Schwaben af komstig was. De plaatjes hadden niets met. Indiaanse mystiek of historie te maken, maar waren gewoon krabbels zoals men ze op schut tingen in alle landen kan aantreffen. Het veelgeroemde „Boek der Wilden" was niets anders dan het kladboek van een dom me, misschien ietwat achterlijke boerenjon gen in de puberteitsjaren, die met zijn ou- dei-s uit Schwaben naar Amerika was ge- emigreerd en nu waarschijnlijk ergens in een blokhut in de prairie woonde. PETZHOLDT'S onthullingen, die niet te weerleggen waren, deden in heel Europa een daverend hoongelach ontstaan. Voor aanstaande tijdschriften in Engeland, Fi-ankrijk en België spotten onbai-mhartig met de brave abbé en de Duitse bladen grepen de gelegenheid aan om dii-ect maar de gehele Franse wetenschap en cultuur belachelijk te maken. Het was allemaal uitermate pijnlijk. Het beste wat Domenech in deze omstandighe den had kunnen doen, was zwijgen of rui terlijk zijn vergissing ei-kennen. Hij ver grootte echter nog zijn blamage door in 1861 een verdediging te publicei-en: „La vérité sur le Livre des Sauvages". Daarin bleef hij volhouden, dat het „Boek der Wilden" een „curieus monument van de grafische kunst de roodhuiden" was en trachtte op zeer verongelijkte toon de be weringen van zijn tegenstanders té weer leggen. Voor de aanwezigheid van het Duitse schrift in het Indianenboek had hij twee verklaringen, waaruit men mocht kiezen: 1. Het manuscript was afkomstig van een oppeiiioofd, dat Duits had geleei-d van missionarissen. 2. Het manuscript was ge schreven door een opperhoofd van Schwa- bische afstamming! (Volgens Domenech zouden er onder vele Indianenstammen blanken leven, die door de Indianen waren krijgsgevangen gemaakt of als kind uit de kolonisten-nederzettingen waren ontvoei'd.) Aan het slot van zijn verdediging, waar in hij zelf onmogelijk kan hebben geloofd, richtte de abbé zich tot zijn tegenstanders met de pathetische klacht: „Vous n'avez respecté en moi, ni le prêtre, ni l'homme, ni l'écrivain, ni le savant." Dit verweex-schrift werd uiteraard niet op kosten van de Franse regering gedrukt. Minister Fould wilde niets meer met Do menech te maken hebben en gaf met zeer rood hoofd opdracht zoveel mogelijk exem- plax-en van „Het Boek der Wilden" uit de circulatie te nemen. Daardoor is dit werk een door bibliofielen zeer gezochte curio siteit geworden. Wie er zich voor inte resseert. kan het inzien in de Universiteits Bibliotheek te Amstei-dam en de Konink lijke Bibliotheek in Den Haag. W. Kielich SANCHO RAMERO was violist bij een groot circus. Sancho was ijverig en hij studeerde hard. De moeilijkste mu ziek speelde hij zonder een enkel fout je te maken en als de mensen naar zijn vioolspel luisterden zeiden ze te gen elkaar: „Hoor eens hoe prachtig hij speelt! Die Sancho zal het nog vèr brengen. Misschien wordt hij wel diri gent!" Maar, ach, hoezeer Sancho ook zijn best deed, hij bracht het nooit ver der dan zijn bescheiden plaatsje bij de tweede violen, en dac kwam, omdat Sancho zo vreselijk vergeetachtig was. Nu eens was hij zijn muziek vergeten, zodat hij terug moest en er vlak voor de aanvang der voorstelling op het nip pertje nog mee aan kwam hollen. Dan weer vergat hij zijn uas om te doen, zodat hij op de achterste plaats in het orkest moest zitten. De directeur van het circus ergerde er zich verschrikke lijk aan. Daar zat me die Sancho zon der das en ongeschoren achteraan op het podium en die lummel wilde nog wel met zijn dochter trouwen. EN HET ERGSTE vond de directeur nog wel, dat ook zijn dochter Maritza van Sancho hield en dat zij Sancho bo ven alle andere mannen in het circus verkoos. Maar daar kwam niets van in! Daar zou de directeur wel een stokje voor steken en hij zou Maritza wel eens bewijzen, dan Sancho niets waai'd was. Toen dus Sancho bij een avond voorstelling zowaar op zijn pantoffels vei-scheen, ontstak de directeur in woe de. „Sloi-devos!" riep hij uit, „jij bent niet geschikt om nier op het podium te staan. Dacht jij nu heus, dat ik mijn dochter met zo'n lummel laat trouwen! Ga jij maar in de paardenstal werken. Daar ben je beter op je plaats!" Zo moest Sancho dus zijn strijkstok neer leggen om paardenknecht te worden. Hij had nu geen tijd meer om mooie muziek te spelen, want hij moést de hele dag met emmers water sjouwen, de paarden roskammen, de haverzak ken en de ruiven vullen en honderd en één andere karweitjes verrichten. Hoe wel Sancho veel van de paai-den hield verdriette het hem, dat hij nu niet meer spelen kon. Maar Maritza sprak hem moed in. „Heus, Sancho" zei ze, „alles komt wel weer in orde en, al vindt mijn vader het niet goed, ik trouw toch met je." TOEN GEBEURDE HET, dat de ou de dirigent het circus verliet en er kwam een vreemde dirigent uit de stad om zijn plaats in te nemen. De eerste avond van zijn optreden kwam ook Sancho naar de voorstelling kijkén, want hij was nieuwsgierig hoe die nieu we dirigent het er af zou brengen. Aanvankelijk zag het er naar uit, dat alles goed zou gaan. De ouverture met daarna het ponnynutnmer en de cJ.owns verliep vlot en de nieuwe dirigent zwaaide zelfbewust en gemakkelijk zijn dirigeerstokje. Toen kwamen de paar den aan de beurt Het orkest speelde een polka en twee gróte, glanzende schimmels stapten op de maat door de piste. Maar wat was dat nu? Waarom deden de paarden zo schichtig? Sancho voel de zijn hart in zijn keel kloppen van schrik. De dirigent deed het fout! San cho had het hem wel willen toeschreeu wen, maar hij durfde niet. NU BEGONNEN ook de mensen iets te merken en ze keken vragend om zich heen. Sneller en sneller klonk de muziek door de circustent en al lang zamer en onwilliger hieven de paarden hun voorbenen. Totdat ze ten slotte stokstijf bleven staan en halsstarrig weigerden nog een voet te verzetten. „Volgend nummer" riep de directeur zenuwachtig naar de dirigent. Deze zet te een vrolijke mars in en nu begon men in allerijl de grote kooi op te stellen, waarin de tijgers zouden optre den. In spanning keek het publiek toe hoe één voor één de tijgers door een gang van traliewerk de kooi binnen sprongen. Nu speelde het orkest een wals en de tijgers begonnen om elkaar heen te draaien. Maar, lieve help, ook deze keer lette de dirigent niet op de dieren. Hij begon al aan de mars, ter wijl de tijgers nog walsten en hij liet de trommels roffelen op een moment, dat de tijgers nog lang niet aan het springen door de hoepels toe waren. DE DIRECTEUR was de wanhoop nabij. Op dit moment waagde Sancho zijn kans. „Zal ik het overnemen?" vroeg hij dringend. De directeur kreun de. Moest hij Sancho nu laten dirigeren. Die slungel, die met Maritza wilde trou wen? Maar de voorstelling dreigde in het honderd te lopen en de directeur moest Sancho zijn toestemmin wel ge ven. Sancho was hierover zo blij, dat hij zijn verlegenheid volkomen vergat. Hij holde naar het podium en tikte met het dirigeerstokje op de lessenaar. Toen begon hij te dirigeren. Hij keet; daarbij naar de dieren en hij deed het zo goed, dat zelfs de directeur tevre den was. Je begrijpt natuurlijk wel wat er nu verder gebeurde. Sancho Ramero werd benoemd tot dirigent en hij trouwde met Maritza. En bleef hij nog zo ver geetachtig? Ja, zo was hij nu eenmaal en zo zou hij altijd wel blijven. Maar toch is hij nooit meer op pantoffels of zonder das op een voorstelling geko men. Daar zorgde zijn lieve vrouw Ma ritza wel voor met wie hij nog een lang en gelukkig leven leidde. Marjan van Beek WIE. zit achter deze soldaat aan, die op wacht stond.? En weet je ook waar om? Trek een lijn van 1 naar 2 en zo verder tot 56.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 25