VOOR JULLIE
m
m
m
m
O
m
mi
sz
m
w
m
m
m
m
\JLfl
m
m
m
11
i
i
A
s
O
a
i
1
I
1
81
A
Dammen
tt
t -
if8
lf |f
"s
iCJC
8
a
a
11 ii
ii
r
ijl
xooóo
Ijl...
DE GRANDIOZE BLAMAGE
VAN ABBE DOMENECH
VRIJDAG 29 APRIL 1960
Erbij
PAGINA V u i-
die op het nippertje faalt. 30Pg3-e4,
31. Pd4-b5?
In de paasvakantie werd te Diever het
zogenaamde Kandidatentoex-nooi gespeeld.
Twaalf moeizaam geselecteerde kandida
ten streden om vijf plaatsen in de volgend
jaar te houden wedstrijden om het kam
pioenschap van Nederland.
Er zal wel geen kenner zijn die er zich
niet oprecht over verheugt, dat de student
Tan al is het op het nippertje zich
heeft kunnen klasseren. Tan immers is uit
het ware schakershout gesneden. Hij houdt
van combineren en bezit het vermogen
combinatierijke stellingen in het leven te
roepen. Een voorbeeld van zijn capacitei
ten volgt hieronder.
Wit: S. H. POSTMA - Zwart: H. L. TAN
Driepaarden-fianchetto
1. e2-e4 e7-e5, 2. Pgl-f3 Pb8-c6, 3. Pbl-
c3 g7g6. Deze zet, in de vorige eeuw aan
bevolen door Steinitz, wordt slechts zelden
gespeeld, omdat men meent, dat wit nu
enig voordeel krijgt. Tan kiest echter op
de zesde zet een voortzetting, welke men
in de boekjes niet aantreft en die vermoe
delijk een verbetering der variant be
tekent.
4. d2-d4 e5xd4, 5. c3-dP5 Rf8-g7, 6. Rcl-
g5 Pc6-e7! Dit is de verbetering. Tot dus
ver speelde men hier f7-f6, maar de ver
zwakking van de diagonaal a2-g8 is een
bezwaar gebleken. Na de tekstzet blijft
veld f6 voldoende gedekt en staat zwart
klaar, met c7-c6 het witte paard terug te
drijven. 7. Pf3xd4 h7-h6, om zo nodig met
g6-g5 de druk van de witte loper op de
diagonaal h4-d8 te elimineren, 8. Rg5-h4
c7-c6, 9. Pd5xe7 Pg8xe7, 10. Ddl-d2 d7-d5,
11. e4xd5 g6-g5, 12. Rh4-g3 Dd8xd5. Zwart
is er snel in geslaagd, een stelling te creë
ren, welke hem ligt: open met veel combi
natiemogelijkheden. 13. c2-c3 Niet
0-0-0 wegens Da2:, 13. Rc8-g4, 14. f2-
f3 Rg4-h5, 15. Rfl-e2 0-0-0, 16. Tal-dl
Rg7-e5!
Achteraf meende Tan, dat Pf5 hier beter
was geweest, omdat wit nu met 17. De3!
(waarmede niet alleen slaan op e5, doch
ook gevaarlijke zetten met Pd4 dreigen)
goed spel had kunnen krijgen. Maar wit
vervolgde met de minder goede zet: 17.
Dd2-c2 Rh5-g6, 18. Dc2-a4 Re5xg3t, 19.
h2xg3 Dd5-e5, 20. 0-0 Kc8-b8.
Maken wij hier een tussentijdse balans
op, dan blijkt het, dat de zwarte koning
veiliger staat dan de witte. Zwart dreigt
snel tot aanval te komen door een opmars
met zijn h-pion. Omgekeerd kan wit niet
aanstonds toeslaan. Tan geeft als illustra
tie de volgende variant: 21 Tfel De7!, 22.
Ra6 Pd5! (niet 22) ba6:, 23. Db4t be
nevens slaan op e7) met voordeel voor
zwart. 21. f3-f4 g5xf4, 22. g3xf4 De5-e3f 23.
Kgl-hl Rg6-e4. Met de dodelijke dreiging
Dh3f! Uit dit verloop blijkt wel, dat wit's
21ste zet niet gelukkig was. 24. Re2-f3
Re4xf3, 25. Tflxf3 De3-e4, 26. Tf3-d3
Een venijnig zetje, waarmede 27. Pc6:t
dreigt. Dan faalt immers 27Pc6: op
28. De4: en 27Dc6: op 28. Td8:f De
strijd wordt spannend, 26Td8-g8!
Uitstekend gepareerd; de dreiging Pc6:f
is er nu uit, daar zwart nu wèl met Dc6:
kan antwoorden. Zwart dreigt nu mat op
g2-
27. Td3-d2 Pe7-f5. Natuurlijk niet 27.
Df4!?? wegens 28. Pc6:t 28. Da4-b4
Pf5-g3t. Zeer verleidelijk was hier 28
Tg2: b.v. 29. Tg2: Pe3, 30. Dd6t Ka8 en de
druk op g2 schijnt beslissend te worden.
Wit beschikt nu echter over de verborgen
parade, 31. Pf3ü met de tegendreiging
Dd8t enz. 29. Khl-h2 De4-g6, 30. Db4-a5
Inleiding van' een scherpe tegenaanval
cooosoo
ft
Wit: POSTMA
De strijd op zijn hoogtepunt! Na da
tekstzet is wit verloren, maar het omge
keerde schijnt eerder het geval te zijn. Wit
dreigt b.v. Td8t met. spoedig mat, voorts
Dc7f en Da7:f, terwijl hij na 31Pd2:?
32. Da7:f een doorslaande drijfjacht op de
zwarte Koning ontketent. Slaan op b5 (met
de pion of de dame via het schaak op h5)
pareert de matdreiging Td8f niet. Maar
Tan is met zijn aanval wit nu precies een
slag voor.
31Dg6-h5t! 32. Kh2-gl Tg8xg2f! 33.
Kglxg2 of 33. Tg2: Ddl:f benevens
Dh5f en Db5:
33Th8-g8t 34. Kg2-fl Dh5-f3t 35.
Kfl-el Tg8-gl mat.
Een combinatierijke partij, welke ook
de verliezer tot eer strekt.
Mr. Ed. Spanjaard
In het Hartevelt-tournooi, dat in januari
1960 te IJmuiden Werd gespeeld, kwam in
de partij tussen ex-wereldkampioen Ben
Springer en de DCIJ-meester H. Laros
een soort Woldouby-stand voor. Springer,
in het nadeel en zeer deskundig in het af
wikkelen van „familiestellingen Woldou-
by', maakte op keurige wijze, na een offer,
x-emise. Het ging als volgt:
HENK LAROS
stand winst of remise Is. Indien de remise
in alle varianten en spelgangen definitief
was vastgelegd, dan vormde dit geheel r-en
aanzienlijke bijdrage in de Woldouby-ge-
heimen.
De heer H. J. Lunenburg (65), Korte
Houtstraat te Haarlem, oud-hoofdklasse
speler van de Haarlemse Damclub, heeft
een groot aandeel gehad in de onthullingen
van deze moeilijke stand, waarvan thans
de heren Laros, Lunenburg en Dubel aan
nemen, dat het spel voor Laros gewonnen
was.
Er moet dan worden gespeeld vanuit de
beginstelling alsvlgt: 1) 25-20 24x15, 2)
38-33 14-2, 3) 33-29 20-24, 4) 29x20 15x24,
5) 42-38 17-21, 6) 28-22 24-29, 7) 22-17 29x40,
8) 35x44 23-29, 9) 17x8 13x2. Leuk is nu dat
44-40 snel verliest door 19-23. 10) 30-25
19-24, 11) 44-40 18-23 gedw. 12) 27-22 2-3.
13) 40-35 8-13, 14) 35-30 24x35, 15) 25-20
35-40, 16) 20-15 40-44. 17) 15-10 44-49. 18)
10-5 of 29-33, 19) 38x9 49x4. Met slot-
stand: zwart dam op 4, st. op 16, 21, 26, wit
dam op 5, stuk op 37. Wit aan zet, zwart
wint.
Nu weten wij ook alle bij- en zij-varian
ten en deze lopen op remise uit.
Maar er is nog volop spel aanwezig voor
onderzoek.
De heer Lunenburg heeft het niet alleen
bij deze hoofdvariant gelaten; hij heeft de
volgende zeer fraaie winstgang met zeer
geestige wendingen gevonden. Nogmaals
vanuit de beginstelling: 1) 25-20 24x15,
38-33 opnieuw offer met 23-29. 3) 33x24
18-23. Waarna de volgende stelling is ont
staan:
WERELDKAMPIOENSCHAP TURIJN.
Het ziet er naar uit, dat de strijd om het
het wereldkampioenschap voor bridge-
teams in Turijn uitgevochten zal worden
tussen Italië, Engeland, Frankrijk en twee
teams van de Verenigde Staten. Wie daar
bij de zesde finalist zal worden is op het
moment dat u dit artikel leest al wel be
kend laten we hopen, dat het Neder
land is dat zich óók uit de groep van 29
landenteams heeft weten los te werken.
Hieronder volgt een fraai spel van het
Nederlandse paar BoenderLerugyel, uit
de wedstrijd tussen Nederland en het
Amerikaanse team van Charles Goren.
A B x x x x
O x
O A B x x x
V 10 x x
0 B 10 9 x x
O V x x
-
O A H x x
O 10 x
*AHVB10xx
Het genoemde Nederlandse paar speelt
het Engelse „CAB"-systeem volgens welke
methode het bieden als volgt verliep:
Zuid
Lengyel
2*
4*
6*f*
Noord
Boender
3 SA
4*
pas
BEN SPRINGER
Iedere damliefhebber zal de volgende
vondst van heer Lunenburg respecteren.
A. 4) 27-22 17-21, 5) 34-29 23x25, 6) 22-17
19x30, 7) 17x10 15x4, 8) 35x24 remise.
B. 4) 27-22 17-21, 5) 22-17 21-27 6)
27x8 27x47, 7) 8-3 23x41, 8) 3x25 47x20, 9)
25x46 met winst voor wit.
C. 4) 27-22 14-20, 5) 22x11 20x40,
6) 35x44 16x7, 7) 30-24 19x20, 8) 28x17 met
winstkansen voor wit.
D. 4) 27-22 16-21 5) 22x11 21-27, 6)
32x21 23x41. 7) 24-20 remise. De beste
en enige voortzetting is dan ook: 4) 27-22
12-18, 5) 22x11 16x7, 6) 30-25 19x39, 7) 28x8
7-12, 8) 8x17 18-22, 9) 17x28 39-43. Stand
van het eindspel: wit: 25 28 32 35 37 42,
zwart: 14 15 26 43. Nu mag na 10) 28-23
niet 43-49 wegens 35-30 37-32 30-24 23-19.
Remise of winst? Op dit eindspel komen
Wit aan zet. 1) 25-20 14x25, 2) 38-33 17-21, wij later terug.
3) 28-22 12-17, 4) 22x11 16x7, 5) 27x16 18-22, B Dukel
6) 33-28 22x33, 7) 34-29 23x34, ên remise
gegeven. Correspondentie tè zenden dan het adres
Al eerder hebben wij in dezè rubriek van de damredacteur B. Dukel, Wijk aan
de vraag gesteld, of déze „IJmuidensè" Zèeërweg 125, IJmuiden.
Het bod 2 klaveren is mancheforcing
(conventioneel), het bod 3 Sansatout is ook
conventioneel en betekent, dat de noord
speler twee azen heeft. Hierna 4 klaveren,
gewoon bod, waarna noord zijn schoppen-
lengte toont. Om verdere complicaties te
vermijden, biedt zuid hierna terecht 6
klaveren, dat met de twee azen bij noord
een redelijke kans van slagen moet
hebben.
West kwam met hartenboer uit en zuid
maakte het spel zonder moeite, daar hij
een klein hartentje kon introeven in
noord. Op schoppenaas van noord ging nog
een harten weg en zuid verloor slechts één
slag in ruiten.
Opmerkelijk is. dat het contract down
kan als west met zijn éne troefje uitkomt
zuid kan dan niets in noord aftroeven
en hij moet twee slagen verliezen. Dit is
natuurlijk een haast onmogelijke opgave
voor west vooral gezien de bieding. Het
gevaar bestaat dat als west met zijn ene
troefje uitkomt, dat hij Vrouw-derde of
Boer-vierde bij zijn partner kapot speelt.
Het contract was dus niet onfortuinlijk,
maar als men reeds 11 slagen zeker wéét.
is het begrijpelijk dat men avontuurt op
nummer 12 vooral als men reeds
enkele matchpunten achterstaat.
Aan de andere tafel stopten de Ameri
kanen bij 5 klaveren, welk contract
natuurlijk zonder moeite werd gewonnen.
Ook hier maakte zuid een overslag, daar
west evenmin de uitkomst met troef vond.
Het spel redde Nederland niet de
Amerikanen bleven 10 matchpunten voor
en beslisten daardoor de match in hun
voórdeel.
Illllllllllllllllllillllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllin^
WEINIG GELEERDE schrijvers hebben
zich in hun leven zó grandioos geblameerd
als de arme Emmanuel Domenech, een
Franse abbé, historicus, volkenkundige en
wereldreiziger. Domenech had als missio
naris drie jaren doorgebracht in Noord-
Amerika en Mexico. Hij had zich in die
landen bijzonder geïnteresseerd voor de
talen en de levensgewoonten van de India
nen, over wie toen de jaren vijftig
van de vorige eeuw in Europa nog be
trekkelijk weinig bekend was.
Na Domenechs terugkeer in Frankrijk
maakte Paul Lacroix, directeur van de
Bibliothèque de l'Arsénal te Parijs, hem
attent op een wonderlijk handschrift, dat
zich al geruime tijd in deze boekerij be
vond en dat nog door niemand nauwgezet
was bestudeerd.
HET WAS EEN SOORT cahier van 228
bladzijden, die allemaal waren volgekrab
beld met primitieve afbeeldingen en
vreemdsoortige lettertekens. Men had het
aangetroffen in de grote etnografische
boekenverzameling, die door Markies de
Paulmy aan de Bibliothèque de l'Arsénal
was nagelaten. De Markies zou het eens
van een wereldreiziger, die Amerika had
bezocht, ten geschenke hebben gekregen,
tezamen met een woordenboek van de taal
der Irokezen.
„Livre des Sauvages" had Paulmy
eigenhandig op de omslag van het zonder
linge geschrift geschreven en daarom nam
Lacroix aan, dat het een manuscript was
van een Indianenhoofdman. Aangezien de
bibliothecaris zelf niet veel van de etno
logie der Amerikaanse inboorlingen af
wist, liet hij het cahier enkele malen door
meer deskundige lieden beoordelen, maar
niemand wist er eigenlijk raad mee. La
croix was dan ook zeer verheugd toen de
abbé Domenech zich direct hevig geïnte
resseerd toonde in het „Boek der Wilden"
en beloofde het aandachtig te bestuderen
en te vergelijken met kopieën van In
diaanse rotstekeningen.
DOMENECH WAS toen 32 jaar en reeds
een gewaardeerd lid van de „Société eth-
nographique oriëntale et américaine de
France", de „Société géographique de Pa
ris" en verscheidene andere geleerde ge
nootschappen. Hij was ook een impulsief
man, vol geestdrift voor de studie van
de volksstammen van de Nieuwe Wereld.
Helaas kende hij geen Duits en dat zou
hem noodlottig worden.
Zijn geestdrift echter was aanstekelijk
en daardoor wist hij de Minister van Staat
Fould zo ver te krijgen, dat in 1860 „Het
Boek der Wilden" op staatskosten in fac
simile werd uitgegeven, voorzien van een
zeer geleerde inleiding, geschreven door
Domenech. De titel luidde: „Manuscript
pictographique Américain précédé d'une
Notice sur l'Idéographie des Peaux-Rou-
geè."
In de inleiding verklaarde de abbé, dat
hem nog niet geheel gelukt was het beeld
schrift van de roodhuidige auteur te ont
cijferen, maar dat hij goede hoop had
daarin volledig te zullen slagen, nadat hij
de bestudering nog enige tijd had voort
gezet. Inmiddels wilde hij de wetenschap
pelijke wereld dit unieke document niet
langer onthouden. Het had al te lang on
der stof bedolven in de bibliotheek gerust.
VOOR ENKELE VAN de hiërogliefen
had Domenech echter reeds een verkla
ring gevonden en aan de hand van deze
uitleggingen meende hij in grote trekken
de inhoud van het geschrift te kunnen
vaststellen.
„Het Boek der Wilden" was volgens
hem verdeeld in veertien hoofdstukken en
bevatte de kroniek van een Indianenstam.
De betekenis van hoofdstuk I was nog duis
ter, maar het tweede hoofdstuk handelde
klaarblijkelijk over de invoering van het
Christendom in deze stam, in het elfde
werden episoden uit de krijgsgeschiedenis
van de stam beschreven en in andere
hoofdstukken werden mystieke en animis
tische zaken behandeld. Met wetenschap
pelijke nieuwsgierigheid vroeg Domenech
zich af wat de vreemdsoortige lettertekens
die onder sommige tekeningen stonden,
toch wel te betekenen zouden hebben.
Aanvankelijk was men in Frankrijk zeer
verheugd over de fraai uitgevoerde publi-
katie, die men beschouwde als een belang
rijke wetenschappelijke daad, waarvoor
de hele wereld de Franse regering en Do
menech veel dank verschuldigd was. Er
was zelfs sprake van, dat het werk door
de Académie Frangaise bekroond zou
worden met de Prix de Volney.
De vreugde duurde helaas slechts kort.
In 1861 verscheen er namelijk in Dresden
een pamflet, geschreven door J. Petzholdt
en getiteld: „Das Buch der Wilden im
Lichte französischer Civilisation", etz-
holdt toonde in dit werkje aan, dat de voor
Domenech onbegrijpelijke lettertekens
niets anders waren dan Duitse schrijflet
ters! Een onbeholpen, kinderlijke hand had
allerlei makkelijk herkenbare Duitse woor
den in het boek gekrabbeld, die zeer duide
lijk betrekking hadden op de soms niet
erg fatsoenlijke pi-entjes. De spelling
was dikwijls verkeerd en duidde er op.
dat de schriijver van het boek een dialect
sprak en waarschijnlijk uit Schwaben af
komstig was.
De plaatjes hadden niets met. Indiaanse
mystiek of historie te maken, maar waren
gewoon krabbels zoals men ze op schut
tingen in alle landen kan aantreffen. Het
veelgeroemde „Boek der Wilden" was
niets anders dan het kladboek van een dom
me, misschien ietwat achterlijke boerenjon
gen in de puberteitsjaren, die met zijn ou-
dei-s uit Schwaben naar Amerika was ge-
emigreerd en nu waarschijnlijk ergens in
een blokhut in de prairie woonde.
PETZHOLDT'S onthullingen, die niet te
weerleggen waren, deden in heel Europa
een daverend hoongelach ontstaan. Voor
aanstaande tijdschriften in Engeland,
Fi-ankrijk en België spotten onbai-mhartig
met de brave abbé en de Duitse bladen
grepen de gelegenheid aan om dii-ect maar
de gehele Franse wetenschap en cultuur
belachelijk te maken.
Het was allemaal uitermate pijnlijk. Het
beste wat Domenech in deze omstandighe
den had kunnen doen, was zwijgen of rui
terlijk zijn vergissing ei-kennen. Hij ver
grootte echter nog zijn blamage door in
1861 een verdediging te publicei-en:
„La vérité sur le Livre des Sauvages".
Daarin bleef hij volhouden, dat het „Boek
der Wilden" een „curieus monument van
de grafische kunst de roodhuiden" was en
trachtte op zeer verongelijkte toon de be
weringen van zijn tegenstanders té weer
leggen. Voor de aanwezigheid van het
Duitse schrift in het Indianenboek had hij
twee verklaringen, waaruit men mocht
kiezen:
1. Het manuscript was afkomstig van
een oppeiiioofd, dat Duits had geleei-d van
missionarissen. 2. Het manuscript was ge
schreven door een opperhoofd van Schwa-
bische afstamming! (Volgens Domenech
zouden er onder vele Indianenstammen
blanken leven, die door de Indianen waren
krijgsgevangen gemaakt of als kind uit de
kolonisten-nederzettingen waren ontvoei'd.)
Aan het slot van zijn verdediging, waar
in hij zelf onmogelijk kan hebben geloofd,
richtte de abbé zich tot zijn tegenstanders
met de pathetische klacht: „Vous n'avez
respecté en moi, ni le prêtre, ni l'homme,
ni l'écrivain, ni le savant."
Dit verweex-schrift werd uiteraard niet
op kosten van de Franse regering gedrukt.
Minister Fould wilde niets meer met Do
menech te maken hebben en gaf met zeer
rood hoofd opdracht zoveel mogelijk exem-
plax-en van „Het Boek der Wilden" uit de
circulatie te nemen. Daardoor is dit werk
een door bibliofielen zeer gezochte curio
siteit geworden. Wie er zich voor inte
resseert. kan het inzien in de Universiteits
Bibliotheek te Amstei-dam en de Konink
lijke Bibliotheek in Den Haag.
W. Kielich
SANCHO RAMERO was violist bij
een groot circus. Sancho was ijverig en
hij studeerde hard. De moeilijkste mu
ziek speelde hij zonder een enkel fout
je te maken en als de mensen naar
zijn vioolspel luisterden zeiden ze te
gen elkaar: „Hoor eens hoe prachtig
hij speelt! Die Sancho zal het nog vèr
brengen. Misschien wordt hij wel diri
gent!" Maar, ach, hoezeer Sancho ook
zijn best deed, hij bracht het nooit ver
der dan zijn bescheiden plaatsje bij de
tweede violen, en dac kwam, omdat
Sancho zo vreselijk vergeetachtig was.
Nu eens was hij zijn muziek vergeten,
zodat hij terug moest en er vlak voor
de aanvang der voorstelling op het nip
pertje nog mee aan kwam hollen. Dan
weer vergat hij zijn uas om te doen,
zodat hij op de achterste plaats in het
orkest moest zitten. De directeur van
het circus ergerde er zich verschrikke
lijk aan. Daar zat me die Sancho zon
der das en ongeschoren achteraan op
het podium en die lummel wilde nog
wel met zijn dochter trouwen.
EN HET ERGSTE vond de directeur
nog wel, dat ook zijn dochter Maritza
van Sancho hield en dat zij Sancho bo
ven alle andere mannen in het circus
verkoos. Maar daar kwam niets van in!
Daar zou de directeur wel een stokje
voor steken en hij zou Maritza wel
eens bewijzen, dan Sancho niets waai'd
was. Toen dus Sancho bij een avond
voorstelling zowaar op zijn pantoffels
vei-scheen, ontstak de directeur in woe
de. „Sloi-devos!" riep hij uit, „jij bent
niet geschikt om nier op het podium
te staan. Dacht jij nu heus, dat ik mijn
dochter met zo'n lummel laat trouwen!
Ga jij maar in de paardenstal werken.
Daar ben je beter op je plaats!" Zo
moest Sancho dus zijn strijkstok neer
leggen om paardenknecht te worden.
Hij had nu geen tijd meer om mooie
muziek te spelen, want hij moést de
hele dag met emmers water sjouwen,
de paarden roskammen, de haverzak
ken en de ruiven vullen en honderd en
één andere karweitjes verrichten. Hoe
wel Sancho veel van de paai-den hield
verdriette het hem, dat hij nu niet
meer spelen kon. Maar Maritza sprak
hem moed in. „Heus, Sancho" zei ze,
„alles komt wel weer in orde en, al
vindt mijn vader het niet goed, ik trouw
toch met je."
TOEN GEBEURDE HET, dat de ou
de dirigent het circus verliet en er
kwam een vreemde dirigent uit de stad
om zijn plaats in te nemen. De eerste
avond van zijn optreden kwam ook
Sancho naar de voorstelling kijkén,
want hij was nieuwsgierig hoe die nieu
we dirigent het er af zou brengen.
Aanvankelijk zag het er naar uit, dat
alles goed zou gaan. De ouverture met
daarna het ponnynutnmer en de cJ.owns
verliep vlot en de nieuwe dirigent
zwaaide zelfbewust en gemakkelijk zijn
dirigeerstokje. Toen kwamen de paar
den aan de beurt Het orkest speelde
een polka en twee gróte, glanzende
schimmels stapten op de maat door de
piste.
Maar wat was dat nu? Waarom deden
de paarden zo schichtig? Sancho voel
de zijn hart in zijn keel kloppen van
schrik. De dirigent deed het fout! San
cho had het hem wel willen toeschreeu
wen, maar hij durfde niet.
NU BEGONNEN ook de mensen iets
te merken en ze keken vragend om
zich heen. Sneller en sneller klonk de
muziek door de circustent en al lang
zamer en onwilliger hieven de paarden
hun voorbenen. Totdat ze ten slotte
stokstijf bleven staan en halsstarrig
weigerden nog een voet te verzetten.
„Volgend nummer" riep de directeur
zenuwachtig naar de dirigent. Deze zet
te een vrolijke mars in en nu begon
men in allerijl de grote kooi op te
stellen, waarin de tijgers zouden optre
den. In spanning keek het publiek toe
hoe één voor één de tijgers door een
gang van traliewerk de kooi binnen
sprongen. Nu speelde het orkest een
wals en de tijgers begonnen om elkaar
heen te draaien. Maar, lieve help, ook
deze keer lette de dirigent niet op de
dieren. Hij begon al aan de mars, ter
wijl de tijgers nog walsten en hij liet
de trommels roffelen op een moment,
dat de tijgers nog lang niet aan het
springen door de hoepels toe waren.
DE DIRECTEUR was de wanhoop
nabij. Op dit moment waagde Sancho
zijn kans. „Zal ik het overnemen?"
vroeg hij dringend. De directeur kreun
de. Moest hij Sancho nu laten dirigeren.
Die slungel, die met Maritza wilde trou
wen? Maar de voorstelling dreigde in
het honderd te lopen en de directeur
moest Sancho zijn toestemmin wel ge
ven. Sancho was hierover zo blij, dat
hij zijn verlegenheid volkomen vergat.
Hij holde naar het podium en tikte met
het dirigeerstokje op de lessenaar.
Toen begon hij te dirigeren. Hij keet;
daarbij naar de dieren en hij deed het
zo goed, dat zelfs de directeur tevre
den was.
Je begrijpt natuurlijk wel wat er nu
verder gebeurde. Sancho Ramero werd
benoemd tot dirigent en hij trouwde
met Maritza. En bleef hij nog zo ver
geetachtig? Ja, zo was hij nu eenmaal
en zo zou hij altijd wel blijven. Maar
toch is hij nooit meer op pantoffels of
zonder das op een voorstelling geko
men. Daar zorgde zijn lieve vrouw Ma
ritza wel voor met wie hij nog een
lang en gelukkig leven leidde.
Marjan van Beek
WIE. zit achter deze soldaat aan, die
op wacht stond.? En weet je ook waar
om? Trek een lijn van 1 naar 2 en zo
verder tot 56.