Nieuwe wegen zijn noodzakelijk voor de haringvisserij Mooie netten voor Hollandse nieuwe Zoute haring verdwijnt zegt ir. van Mameren 21 mei - Vlaggetjesdag 1960 Seizoenbedrijf kwetsbaar Directeur Katwijkse Visserijschool acht vleetvisserij onmisbaar Uit het woordenboek DONDERDAG 19 MEI 1960 Over de rollen gaan de netten naar beneden. Mooie netten, die door ijve rige boetstershanden vrij van elk gat zijn gemaakt. Er zal geen haring door heen kunnen en vol vertrouwen zal men dan ook straks de vleet weer schieten. Op hoop van zegen! Nu nog leeg, maar straks vol prach tige haring. De enorme stapels tonnen zijn altijd weer indrukwekkend als men eens in Kativijk kijkt hoever het er mee staat. BUISJESDAG: Dag van vertrek. Het woord herinnert aan het gelijktijdig afzei len van de haringbuizen in vroeger eeuwen. MAATJESHARING: Jonge haring met geen of zeer geringe vorming van hom of kuit. Naar de vangplaats noemt men ze noord- of zuidmaatjes. VOLLE HARING: Haring met hom of kuit. IJLE HARING: Haring, die geen hom of kuit meer bezit. VERSE HARING: Haring die niet ge zouten is en niet gekaakt. PEKELHARING: Haring die wel gezou ten is en wel gekaakt. STEURHARING: Haring die wel gezou ten is maar niet gekaakt. PREUTER: Passagier die met een log ger meegaat. STOOMFIETS: Populaire benaming voor stoomlogger. De motorfiets, destijds stoomfiets genaamd, deed tegelijk met de stoomlogger zijn intrede. Daarom werd de stoomlogger stoomfiets genoemd. LETTERS: Vissersschepen moeten de letters van de haven van afkomst op de boeg vermelden. Zoals IJM (IJmuiden), KW (Katwijk. RO (Rotterdam,) VL (Vlaardingen, SCH (Scheveningen), WR (Wieringen), T X(Texel) en BRU (Brui- nisse). VOORONDER: Volkslogies in voor schip. ACHTERONDER: Logies in achter schip. Nieuwe methoden Het is dan ook begrijpelijk, dat men peinst over andere manieren om de vleet visserij te behouden. Makkelijk is het niet, want niemand durft nog nieuwe specifieke drijfnetloggers te bouwen. Men is blij als men zijn oude loggei's zo nu en dan eens kan laten oplappen. Een factor, die moei lijkheden kan geven is ook het grote per centage aan vreemd geld in de drijfnet visserij. En het is dan ook begrijpelijk, dat men langzaam tot de conclusie komt. dat men de drijfnetvisserij minder kwets baar moet maken. Nu hangt de uitslag af van de vangst van veel of weinig haring in het tijdsbestek van weinig meer dan een maand. Als de Engelse wal mislukt is een heel jaar mislukt. Daar moet iets aan gebeuren, en zo zoekt men nu naar een nieuw type schip. Het woord „vleetkotter" is al gevallen. Ir. Minnee uit Rotterdam heeft in de „Visserijwereld" voor een der gelijk type schip gepleit. Deze kotter zou in het haringseizoen de drijfnetvisserij kunnen uitoefenen, en daarna de kustvisse rij in kunnen gaan. Er zitten aantrekkelij ke kanten aan dit plan. Want in de kust visserij zit nog wol ruimte vooral omdat de vraag naar tong zeer elastisch is. Zoals een reder het zei: „Zolang steeds meel mensen in elk gewenst jaargetijde naar het buitenland gaan zal de vraag naar tong bepaald niet verminderen". De vleetkotter is dus een voorgestelde oplossing. Men heeft zich er nog geen mening over gevormd. Maar men ziet wel algemeen in, dat het idee op zich goed is. Een schip dat buiten het seizoen wat an ders kan doen is minder kwetsbaar. Zo is ook de trawllogger er gekomen. Een groot schip, dat normaal trawlt, maar in het seizoen zijn vleet kan schieten. Iets derge lijks overweegt men dus nu bij kleinere schepen. Waarom niet het hele jaar door trawlen? kan men zich afvragen. Er is een factor die dat minder aantrekkelijk maakt: de kwaliteit van de Hollandse Nieuwe, die met de vleet wordt gevangen, wordt alge meen als beter beschouwd. En op de Engelse wal kan een trawler nog niet komen. Tot een pelagisch net voor dit doel is uitgevonden, tenminste. Daarom zal men nog gedurende bepaalde tijden van het jaar met de vleet willen vissen op haring, die aan de oppervlakte zwemt. Óm de rest van het jaar de bodem af te zoeken naar bodemvis. ER HEERST gespannen verwachting onder allen, die bij de haringvisserij betrokken zijn. Vooral bij degenen die te maken hebben met de drijfnetvisserij. Want het seizoen 1960 zou wel eens een beslissend seizoen kunnen worden. Als overmorgen de loggers naar zee zullen gaan, in mooie kleuren gestoken en ver sierd met wapperende feestelijke vlaggen, zullen de jongmaatjes, die voor het eerst het zeegat uitvaren, dapper zwaaien naar de familieleden aan de wal. Een beetje wit om de neus misschien, door de onzekerheid omtrent de toekomst, maar verder toch vol jeugdige bravour. Maar de ouderen zullen vooral ook denken aan de vangsten, die ze dit seizoen zullen boeken. Want het komt er erg op aan. En dat zal ook de voornaamste zorg van de reders zijn, die verder met gefronste voorhoofden de cijfers zullen raadplegen. Elke dag zullen de papiertjes, die bij Piet Schaap in de cantine van de Katwijk- se afslag klaarliggen, wegvliegen. Want vangsten betekenen geld, en grote vang sten veel geld. Al is het ook weer niet zo simpel, dat dat altijd parallel gaat. Want er is altijd nog zoiets als de vraag, die niet willekeurig kan worden opgerekt. Daarom zitten er zoveel moeilijke kan ten aan het haringbedrijf. Maar voorop staat dit jaar toch wel de zorg, hoe de vangsten zullen zijn. En dan vooral hoe het zal gaan als straks, in oktober, de jacht op de Engelse wal-haring gaat be ginnen. Vraag het een visser en hij kan het u precies vertellen: „de maatjesvisserij moet de helft opleveren van de besom ming, maar van de Engelse wal moet de winst komen. „Terwijl in Katwijk en IJmuiden de loggers zijn klaargemaakt, hebben de reders gespannen gevolgd, hoe het er voor staat. Ze hebben de vangsten van de trawlers in aanmerking genomen, ze hebben poolshoogte genomen bij de bio logen, en nu moeten ze afwachten wat er allemaal van uitkomt. Misschien gaat de Engelse wal nu goed, de kans is echter groot dat het weer niet best zal gaan. En wat dan? In deze spe ciale Vlaggetjesdagpagina's geven ver schillende deskundigen hun visie. Er wordt gesproken over subsidies, er vallen ook harde opmerkingen, die de drijfnet visserij dan laten verdwijnen. Maar duide lijk is toch wel, dat niemand dat graag zou zien, omdat de vleetvisserij zo'n mooie visserij is. Een visserij met een selectief element, een visserij, die folkloristisch ook zo aantrekkelijk is. Nieuwe gronden Een nieuw type schip dus. Maar er is nog een factor, die in aanmerking wordt genomen bij de vele discussies. Men kan de kwetsbaarheid ook verminderen door het zoeken van nieuwe visgronden. Er is van biologische zijde al eens gewezen op stukken bij Noord-Ierland, waar men een poging zou kunnen wagen. En het feit, dat landen achter het IJzeren Gordijn vloten drijfnetloggers inzetten bewijst, dat er nog wel mogelijkheden zijn. Dat de verschillende landen nu hun bio logen samen laten speuren naar dê haring is een groot winstpunt. De eerste jaren zal nog wel niet zoveel concreets te voorschijn komen. Maar men denkt na die drie jaar toch vrij nauwkeurige voorspellingen te kunnen doen. Terwijl de biologen ook van onschatbare waarde zullen zijn bij het zoe ken naar nieuwe visgronden. Twee methoden dus, om aan de produk- tiekant verbeteringen aan te brengen: de vleetkotter of een ander type schip, dat het mogelijk moet maken buiten het sei zoen te vissen, en het zoeken van nieuwe visgronden. Twee mogelijkheden om de besomming van het schip te verhogen en de beloning van de bemanning dus beter te maken. Twee mogelijkheden om de re derij meer geld in het laatje te bezorgen en dus de mogelijkheid van nieuwe op ge zonde basis berustende investeringen te vergroten. Maar volgens de reders moet er nog wat gebeuren. Er moet ook op het punt van de distributie wat geschieden. De afzet van de haring in eigen land moet sterk worden vergroot. Het afgelopen seizoen is moeilijk geweest. De haring werd in een bepaalde periode goed gevangen, maar ze was klein. Te klein om voor de export van veel belang te zijn. De vraag in het bin nenland bleef ook te gering en dus moet men opslaan in koelhuizen of de vismeel- fabriek werk bezorgen. De in koelhuizen opgeslagen haring kwam er bij kleine hoe veelheden weer uit. Maar het werd zake lijk geen succes. En zo staat men voor. dat andere punt: hoe vergroten we de vraag van het Neder landse publiek? Het is bekend, dat de Nederlander niet zo veel vis eet. De prijs van de haring is van dien aard, dat het niet zo gemakkelijk is om regelmatig voor het gezin haring te kopen. Niet schoonge maakt is de haring veel goedkoper, en voor degenen die daar lust in hebben, heb ben we in dit nummer dan ook schoon- maak-aanwijzingen opgenomen. Ze zullen ondervinden, dat het een heel werk is een flinke portie haring zo te bewerken, en men zal dan ook wel begrijpen, dat het prijsverschil tussen schoongemaakte en niet-schoongemaakte haring wel degelijk zin heeft. Want er zit arbeidsloon in en de uitjes komen er bij. Trouwens, de hele De grote motor achter de Vlaggetjes dagviering in IJmuiden is Jaap Kolk man. Dit Velsens gemeenteraadslid heeft als hoofd van het voorlichtings bureau voor de voeding afdeling vis, schaal- en schelpdieren een drukke dagtaak. Hij is steeds bezig met het maken van propaganda voor de vis, en ook in zijn vrije tijd vervult die vis nog een grote rol. Want als Fenand van den Oever schrijft hij regelmatig romans, waarin veelal de zee en de visserij een belangrijke rol spelen. Deze oud-V laar ding er is nog steeds dê vraagbaak op het gebied van de drijf netvisserij. De radio-omroepen doen elk jaar weer een beroep op hem, en ook dit seizoen zal men zijn stem dus wel weer regelmatig door de ether kunnen horen. moderne ontwikkeling gaat juist de andere kant op: naar voorverpakte gefileerde vis. Maar er zijn toch reders, die menen, dat de haring goedkoper kan zijn. Al staat daar tegenover, dat het juist voor de vis handelaar, die met de geringe vraag naar vis te maken heeft, een levensbelang is om winst te maken met het seizoenpro- dukt. Ook op dit gebied staan er dus nog wel vragen open. En op de laatste pagina van de Vlaggetjesdagkrant hebben ook op dit punt enkele deskundigen hun mening gegeven. „De vleetvisserij is een onmisbaar deel van de Nederlandse visserij". Dat is de uitgesproken mening van de directeur van de visserijschool in Katwijk, de heer C. Varkevisser. De heer Varkevisser heeft zelf op drijf netloggers gevaren. Hij heeft deze tal van jaren van dichtbij kunnen vol gen, en hij heeft al talrijke jongeren voor deze visserij opgeleid. „U moet niet vergeten", zegt hij, „dat men altijd zit met die periode tussen het verlaten van de visserijschool en de dag, dat een jongen eigenlijk pas op een trawler kan werken. Want trawlen is veel zwaarder dan vissen op een drijfnetlogger". „Het lijdt geen twijfel, dat op den duur de gezouten haring in Nederland zal verdwijnen. Als de levensstandaard stijgt vermindert de vraag naar gezouten produkten sterk, dat is al meermalen gebleken". Aldus ir. J. van Mameren, de directeur van het T.N.O. in IJmuiden, waar men zich intensief bezighoudt met het onderzoek van visserijproducten. De heer Van Manieren ziet de toekomst vooral donker in voor de zoute haring als stapelprodukt. De groene haring zal als delicatesse nog wel een tijdje een woord je mee blijven spreken. „Er zal wat anders voor de gezouten haring in de plaats moeten komen en daarom ben ik erg gelukkig met het ini tiatief van de IJmuidense reder D. Gou da, die nu met zijn diepvriestreiler „Eg- mont" gaat proberen haring op zee in te vriezen. Het is een interessant idee, dat als initiatief juist is. De praktische ge volgen moeten natuurlijk nog worden af gewacht. Het is nu eenmaal zo, dat het van het grootste belang is dat we de grondstof fen zo vers mogelijk aan de markt krij gen. Op het gebied van haringconserven kunnen we moeilijk concurreren tegen landen met een goedkoop grondprodukt als Zuid-Afrika. Daar zijn de haringen en de pilchards goedkoper, en vaak ook nog beter. Onze enige kans is kwaliteitsver betering. Dat we nu toch kunnen concur reren is meer een gevolg van koopman schap". De heer Van Mameren ziet dan ook in de toekomst grote mogelijkheden voor het aan boord gevroren produkt omdat dat de mogelijkheid biedt tot een betere kwa liteit. „Nu moet u niet denken dat ik de ge zouten haring op slag zie verdwijnen. Voorlopig zal het als stapelprodukt nog wel blijven gehandhaafd. Er zijn ten slotte verschillende landen, die ons de Nederland se haring benijden. Maar de toekomst is toch zeer ongewis, en de stijgende levens standaard zal toch op den duur het vonnis gaan vellen". De heer Van Mameren acht het dan ook noodzakelijk van de groene haring een echt delicatesseprodukt te maken. „Maar ik geloof, dat er sinds Willem Beukelsz nog niet zo veel is veranderd. We zijn netter gaan fileren en we zouten minder, maar er zou meer kunnen gebeuren. Ik denk aan het voorverpakken. Er worden nu pogingen ondernomen met vacuum ver pakken en daarna bevriezen. Het produkt zou er een half jaar langer houdbaar door blijven. Maar eerlijk gezegd heb ik er nog niet zoveel succes van gezien. Het is geen typische haring meer, en de klantenkring zal dan ook echt buiten de liefhebbers van de echte haringmaatjes moeten worden gezocht. Dit zeer kwetsbare produkt heeft eenzeer specifiek aroma, dat door het invriezen wordt aangetast. Maar ik hoop. dat men doorgaat met de proefnemingen, want dat er wel wat moet gebeuren staat vast. De heer C. Varkevisser dering ook dingen gezegd over het al op dertienjarige leeftijd naar zee laten gaan van jongens, waarbij men het oog op Sche veningen had. „Dit is in Katwijk vroeger ontegenzeggelijk gebeurd," zegt de direc teur. „Maar nu is het vrijwel uitgesloten, want van de zijde van het ministerie is de controle heel streng. Er zijn zelfs al mensen in de gevangenis geraakt, die jon gens te vroeg naar zee lieten gaan op drijfnetloggers." Nu blijven de jongens dus tot hun veer tiende jaar op school. Maar dan staan ze ook te springen om weg te komen. Zoals ze dat ook maandag zullen doen. Maar de heer Varkevisser vindt dat niet erg. Hij krijgt elk jaar weer nieuwe leerlingen en vaak komen zijn oud-leerlingen hem nog eens opzoeken. Om hem vol enthousiasme van hun belevenissen te vertellen en hem nog eens te bedanken voor alles wat ze hebben geleerd. Al is de heer Varkevis ser de eerste om toe te geven, dat de prak tijk toch nog altijd de beste leermeester „Als de jongen van de visserijschool komt is hij veertien jaar. Dan is zijn leer plicht afgelopen en dan hou je die jongen ook geen dag meer op school. Hij wil er uit, en als hij niet kan vissen dan gaat hij naar de kustvaart of hij gaat desnoods maar een baan aan de wal kiezen. Maar trawlen kan hij niet, want dat is voor een jongen van veertien jaar absoluut nog niet te doen. Al van oudsher is de vleet visserij het aangewezen middel geweest om deze jongens op te vangen". Op de vleetvisserij gaat de jonge visser trapsgewijs omhoog. Hij begint als afhou- der, en dan mag hij bij het halen van de netten de reep binnen boord halen. Het jaar daarop wordt hij reepschieter. Dan schiet hij de reep op en krijgt hij vaak nog een bijbaantje: koken. Dan volgen de rangen van „jongste" en „oudste" en dan is de jonge visser 7/8 matroos geworden, waarna hij ten slotte vol matroos wordt. Elk jaar komen er dus op de Neder landse drijfnetvloot zo'n 180 plaatsen als afhouder vrij, maar elk jaar gaan er dus ook zo'n 180 weg. Er zijn er. die te oud worden, maar er zijn er ook veel, die vaak al na twee jaar overgaan naar de trawlers of kotters, of de koopvaardij verkiezen. Arsenaal „Kijk, daar zit het hem nu juist in", zegt de heer Varkevisser. „De vleetvisse rij is altijd het arsenaal geweest, waar de andere vormen van visserij hun men sen vandaan haalden. Zo is het altijd ge weest, en ik geloof dat iedereen daar ook altijd wel bij is gevaren". De heer Varkevisser noemt nog meer argumenten. Hij wijst op de grote recla me, die er van de drijfnetvisserij met zijn vlaggetjesdag en Hollandse Nieuwe uit gaat voor de Nederlandse visserij en op de kwaliteit van de vleetharing. Maar het bovenstaande argument is toch wel zijn grootste troef. Die hij juist als onderwijs man graag uitspeelt, want in feite be schouwt hij dus de drijfnetvisserij weer als een soort visserijschool voor de andere visserijen. Een ideale school in de prak tijk. Er zijn er, die daar heel anders over denken. De Velsense loco-burgemeester, de heer H. de Boer, heeft in een raads- debat in Velsen uitgesproken, dat de jonge ren speciaal voor de moderne visserij moe ten worden opgeleid. En dan hebben dus die twee praktijkjaren als afhouder *en reepschieter weinig zin. „Het moet eigenlijk naar twee kanten werken", vindt de heer Varkevisser daar van. „Als ideaal oefenschip zie ik een gro te trawllogger. Omdat ze daar zowel met de vleet als met de trawl kunnen werken. Maar na de schooltijd komt toch het va ren in de praktijk, om te verdienen en niet als opleiding. En dan moet men wel aan de vleet, omdat het nu eenmaal minder zwaar is". Zodat de jongens daarna op een trawler heus nog wel wat moeten om schakelen. Maar juist de oefenperiode op een schooltrawllogger kan dan van veel nut zijn geweest. Er zijn in de bewuste Velser raadsverga- Zaterdag is het weer vlaggetjesdag. IJmuiden zal volstromen met bezoekers, die het feestprogramma zullen willen meemaken. Een programma, nog grootser dan anders, omdat het accent van de vlaggetjesdagviering dit jaar op IJmuiden valt. Eigenlijk is het met die vlaggetjesdag een vreemde historie, want er neemt dit jaar geen enkel IJmuidens schip meer deel aan de drijfnetvisserij. Maar omdat Katwijk geen eigen haven heeft, komen de loggers van die vissersplaats alle naar IJmuiden om van hieruit de visserij te gaan uitoefenen. IJmuiden is dus de gastheer van de Katwijker vloot en als zodanig gaat die gastheer zaterdag voor een daverende viering zorgen. Het programma vindt u in deze krant. Maandag vertrekt de vloot naar zee, en dan zullen we weer gespannen gaan afwachten hoe de strijd zal aflopen. Welk schip zal de eerste Hollandse Nieuwe aanvoeren? Een vraag, die elk jaar opnieuw de gemoederen bezig houdt. Het dreigde enkele jaren minder leuk te worden. De trawlers gooiden toen roet in het eten. Er was de periode met de „Cornelis Vrolijk Fzn", die een abonnement scheen te krijgen op de zege. Er werden maatregelen genomen om de trawlers een handicap te bezorgen. Maar ook verleden jaar hadden ze nog een kans. Dit jaar kan het weer spannend worden, nu de strijd alleen tussen de pure drijfnetters gaat. De trawlers vertrekken pas een week later. Maar terwijl dus de drijfnetloggers van de oude stempel onderling om de winst gaan knokken, en de jagers om het hardst naar huis zullen snellen, wordt er in Nederland heel wat gediscussieerd over het bestaansrecht van de drijfnet visserij. Er zijn stemmen opgegaan, die deze vorm van visserij uit de tijd heb ben genoemd. En de praktijk van de laatste jaren heeft in elk geval wel geleerd, dat de trawlvisserij op haring een steeds grotere plaats gaat innemen. Ook waar het de vangst van maatjesharing betreft. We zullen verscheidene des kundigen aan het woord laten over deze kwestie. Op de volgende pagina's zal men velerlei over de jacht op de Hollandse Nieuwe aantreffen. Er is een pagina die handelt over alles wat zich afspeelt voor „Buisjesdag", en één over de gebeurtenissen op zee. Er wordt aandacht besteed aan die belangrijke groep van de vissersbevolking, die tijdens de eerste dagen van de teelt thuis blijft: de vissersvrouwen. En op de laatste pagina tenslotte treft u de lotgevallen van de haring aan nadat hij verschalkt is. Zodat u in onze vlaggetjesdagkrant geconfronteerd wordt met het motto van de op tocht, die zaterdag door IJmuiden zal trekken: „Van vleet tot eet".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 15