Al verschillen him kuddes, de herders vormen over de hele wereld één familie FRANSE CULTUURSPREIDING EEN CROOT SUCCES, DE PROVINCIE REEDS GELIJKWAARDIG AAN PARIJS NIEUWE UITGAVEN IN 1946, IN DE ROES en het enthousiasme der bevrij dingsdagen, legde een jonge ambtenares in wier ten gere voorkomen niemand nog een profetes vermoed de, Deanne Laurent, op de dienst van Kunst en Letteren van het ministerie van Nationaal Onderwijs - een dienst waaruit later Malraux' departement voor Culturele Za- ken zou groeien - de basis voor de decentralisatie, de spreiding der cultuur. In andere landen heeft men na de oorlog ook wel pogingen ondernomen de cultuur over de provincie uit te spreiden. Doch zonder wie of wat dan ook te kort te willen doen, kan, lijkt me, toch wel worden vastgesteld dat de decentralisatie in 't Franse domein van de kunst behoort tot de opmerkelijkste ver schijnselen in de na-oorlogse ontwikkeling, waarbij men zich dan nog zowel op artistiek als op sociologisch standpunt mag stellen. ZATERDAG 24 DECEMBER 1960 Erbij PAGINA ZEVEN Mergsri ©n ©v©rm©rg©n zal het oude gezang „P© her» dertjes lagen bij nachte" weer zijn jaarlijkse vertol- klngsplek bereiken en iedereen zal daarbij de schaapjes niet vergeten. Want herders hoeden scha pen, zo wil het gezang en zo wil ons nationale asso ciatievermogen. Natuurlijk hadden de herders in de eerste kerstnacht schaapjes bij zich, maar zij hebben over de hele wereld lot- en soortgenoten, die hun werk niet voor het zachtzinnige dier het schaap ver richten. Al hebben zij dan verschillende kudden, toch werden ook zij omgeven door de vrijheid van heg© hemels en wijde akkers; de herder heeft voor de stedeling een zo al niet pastorale dan toch vrijheids- vervulde atmosfeer, de ruimte van het directe con tact met de wijdheid der natuur. Maar wie ként hem Wie kent de Kirgiezen op de Russische steppe, de Csiko's van de Hongaarse poesta, de Gardiens van de Zuidfranse Camargue, de Gauchos van de Zuid- amerikaanse pampa's, de cowboys van de Ameri kaanse prairie en d© Australische stockmen? Laten we eens vluchtig kennismaken, de herdersfamIHs is ze groet als de wereld, die het Kerstfeest viert. IN RUSLAND zijn ontelbaar véle step pen en er zijn er bij die een oppervlakte van een paar miljoen vierkante kilometer hebben. Men vindt er Kirgiezen die hun onvoorstelbaar talrijke paarden hoeden ónder omstandigheden die alleen door de taaiste mensen en dieren verduurd kunnen worden. Vele Kirgiezen zijn nomaden en trekken met hun dieren, waaronder ook schapen en kamelen, naar de plaatsen, waar voldoende gras te vinden is. Het zijn kranige ruiters; op een Amerikaanse ro deo zouden zij zeker geen gek figuur slaan. Alleen het vangen der paarden doen ze niet met de lasso, doch ze gebruiken 'n stok, waaraan een vanglus. Een strik als om een snoek te strikken maar dan in 't groot! Is een paard uitgekozen dan neemt Zuidamerikaanse gaucho de Kirgies de stok in beide handen, stormt te paard gezeten op hét uitverko ren dier der kudde toe, waarop de kudde uiteen stuift. Nu begint een vreselijke jacht, waarbij de ruiter zorgt zo dicht mo gelijk bij zijn doelwit te blijven. Dan naar rechts, dan naar links maar een flinke ga- lopeur van een Kirgies ként geen ver moeidheid. Dan, opeens.... een scherpe wending en de man strekt zijn vangstok ver'vooruit, de lus glijdt het slachtoffer over het hoofd en op het zelfde ogenblik werpt de Kirgies zich achterover, zodat de vluchteling niet verder meer kan. Hoe het dan verder gaat, voordat zo'n paard getemd is, vertelde een verbijster de ooggetuige. „Het over al zijn leden bevende, de neusgaten wijd geopend met zweet be dekte paard staat luid ademhalend. Het vangtouw aan de stok blijft strak gespan nen in de handen vap twee naderbij geko men Kirgiezen. Nu nadert een derde, zeer voorzichtig, het wild achteruitslaande paard en grijpt plotseling het dier in de neusgaten en aan een oor, en trekt het hoofd van het paard naar beneden. Een andere Kirgies rijdt naderbij en pakt de staart. Zo is het paard weerloos en vlug wordt het nu aan de voorbenen, juist bo ven de kogels, gekluisterd. Van deze kluis ters loopt een touw naar een der achter benen, hetwelk wordt vastgemaakt aan het spronggewricht. Aan vluchten is nu geen denken meer. De eerste poging de beste om te springen doet het paard vallen. De woede van het zo gebonden dier schijnt grenzeloos. Het slaat, bijt in het zand, wentelt zich over de grond en tracht al tijd vergeefs om op te staan. Na onge veer een half uur is het arme dier geheel vermoeid en niet meer in staat om zich te verzetten". Tien minuten gaat het dwars door het veld over sloten en hoogten, langs de hut ten, de honden er achteraan, nog enige minuten, de Kirgies heeft de teugels nu strak in zijn handen enmet een rus tig getemd paard rijdt hij ons langzaam voorbij. Hij stijgt af, het paard blijft rus tig staan, een tweede Kirgies bestijgt het, het gaat en.is getemd". MINDER RUW GELUKKIG ZIJN de czikós, de herders der Hongaarse poestas. Ook de poesta wordt kleiner, naarmate de cultuur doordringt en grond nodig heeft. Maar de kudden vee met de lange breed uitstaande horens grazen er nog bij dui zendtallen en ook de paarden, die echter niet wild zijrt en gemakkelijker af te rich ten. Zij zijn meer cultuurprodukten dan die bijna wilde horden der Aziatische step pen. De czikós is 'n edelman onder de her ders der steppen van deze aardbol. Maar wat hij gemeen heeft met al die anderen is de liefde voor die grote onmetelijke ruimte, voor die stankloze lucht, welke hij al vanaf zijn jeugd heeft mogen inade men, voor zijn paarden en voor het voor recht dat hij zijn leven op de paardenrug mag doorbrengen. Hij acht dit een- levens voorwaarde. Een czikós zou liever sterven dan het rijden te moeten ontberen. Maar ook de poesta zou hij slechts in uiterste nood verlaten. Dit land is ongelofelijk schoon in het voorjaar, een veelkleurig ta pijt van weelderig bloeiende planten. En in de hitte van de zomer kan het een zwaar karwei zijn te moeten verblijven op die boomloze vlakte, maar och dan kan hij weer genieten van de luchtspiegelingen, de Fata Morgana, waardoor hij zich ech ter niet als de woestijnreiziger in de Sa hara zal laten verleiden. Trots zijn de Czikós, maar zijn ze dat eigenlijk allemaal niet, die hoeders dei- steppen? DE HERDERS VAN DE CAMARGUE de befaamde Rhöne-delta in het Zuiden van Frankrijk, zijn ook trots. Gardiens worden ze genoemd en ook hun taak is het hoeden van het typische vee, dat ge houden wordt cm vechtstieren te leveren. Stieren met moed en geen logge produk- tie-dieren, welke zo ontzettend ver afstaan van hun oorsprong. En behalve die zwarte koeien en stieren dienen die gardiens ook de witte paarden van de Camargue te be waken. Paarden, die zij eerstens zèlf no dig hebben omdat zij hun dagelijkse ar beid verrichten moeten op een moerassi ge steppe, waar alles zilt riekt en zilt smaakt, maar waar die paarden zijn op gegroeid en waar zij zich weten te ge dragen. De gardiens zijn geboren ruiters, want, van jongsaf zitten zij op en tussen de paarden van de zilte driehoek. Maar zij zullen vermoedelijk minder goed een bokkend paard uit kunnen zitten als de Kozakken of de cowboy of de gauchos. Waarom ook? Hun beroep brengt dat niet zo mee. Maar zij kunnen weer andere kunststukjes. Ze kunnen vechten met de stier op een manier, welke wij als die renbeschermers beter kunnen waar deren dan die waarbij de stier wis en zeker ten dode is opgeschreven op het ogenblik, dat hij de arena heeft betreden. DE GAUCHOS kan men vinden in de pampas, de wijde steppe-achtige vlakten van Argentinië en Chili en misschien nog wel in enkele andere staten van het zui delijk deel van het westelijk halfrond. Daar hoeden zij de onmetelijke kudden vee, welke de rijkdom uitmaken van Ar gentinië, welke grondstoffen leveren voor de enorme exportslagerijen. En dat vee hebben zij te bewaken en al hun vaardig heid in het rijden komt van pas wanneer er bepaalde dieren uit een kudde gejaagd, moeten worden om welke reden dan ook, of wanneer er jonge dieren moeten ge brand worden. En hier kan men nu prach tig lasso-werk zien! Maar ook op de pampas lopen paarden, sterke dieren, Criollos genaamd, en het africhten dear- van gaat min of meer op soortgelijke wij ze als op de steppen der Russen. Die gau chos zijn jongens van de ruimte, die moei lijk zouden kunnen gewennen in een be woonde wereld. De hemel is hun dak en hun maaltijden zijn eentonig: vlees en nog eens vlees. Taai als hun paarden zijn dé ze herders, dikwijls van Indiaansen bloe de. Het rijden is hun eer en het lasso- werpen, een .bewijs hunner .vakbekwaam.-, hefd. EN 20 IS HET OOK bij de koe-jongens de cowboys van het westen van Noord-Amerika en Canada. Zij hebben een eigen levensstijl ontwikkeld al komen ze meer met de .wereld" in aanraking dan hun vakgenoten in Europa, in Azië, Zuid- Amerika of Australië. Er komt veel „show" bij, wanneer zij voor het publiek optreden: duur bewerkte zadels, enorme hoeden, kleurige hemden, goud en zilver beslag op het leerwerk. Het ziet er dan alles nogal „duur" uit. Maar dat is zo de aard van het beestje geworden nadat de hoge Amerikaanse levensstandaard ook haar intrede in het Westen heeft gedaan. Het zijn niet meer de eenvoudige koeien- jongens van weleer. Maar ze zijn niet minder vaardig dan hun voorvaderen. Ook zij kunnen bokkende paarden uitzitten als de beste Kirgiezen of gauchos. Of zij ech ter het paard en het zadel nog zó ver pand zijn als de csikós of de gardiens dat staat misschien te bezien.. Het liefst zouden we ze zien in hun normale doen: op de prairie achter het vee, bestemd voor de vleesverwerkende fabrieken van Chicago. Maar wil men hen zien „sho wen" dan kome men naar de rodeos; het is daar al acrobatiek wat de klok slaat. En tevreden met alleen maar paardrijden zijn zij dan zeker óók niet. Zoals de gar diens en de Camarguese jongelingschap de stier te lijf gaan zonder enig ander Cowboy uit het „Verre Westen" wapen dan hun handen, zo durven ook de cowboys het aan een stier te vellen, let terlijk in het stof te doen bijten.. TEN SLOTTE ZIJN ER in het verre Australische werelddeel ook nog hoeders der steppe. Of ze een bijzondere benaming hebben is ons onbekend. „Stockman" is wel een algemeen gebruikte naam voor iemand, die zijn leven slijt tussen het vee op de uitgestrekte vlakten. Ze worden ook wel „station-hands" genoemd, knechts van het cattle station". Een veehoudersbe- drijf als wij hier kennen is zulk een vee boerderij zéker niet. 't lijkt er zelfs niet op. Men noemt het daar een „station". De cattlemen doen niet anders dan wat ze overal elders óók doen: het vee hoe den en het verzorgen, dat ze weten waar het zich bevindt en in voorkomende gé vallen dieren uit de kudden zoeken, eruit drijven en naar huis of naar een plaats brengen, vanwaar ze voor de vleesver werkende industrieën worden weggehaald. Evenals in Amerika is dat uitzoeken en uitdrijven van enkele runderen uit 'n gro te troep een kunststukje, omdat natuurlijk de kuddegeest zeer sterk is en elk indivi du bij de troep wil blijven. Handigheid, snel reageren, goed lassowerpen en voor al een uitstekend afgericht paard berijden zijn eerste vereisten. Wekenlang trekken de cattlemen er met hun vee en paarden op uit. Ze krijgén zo'n gebied van een 3000 mijl in het v'ierkant toegewezen. Men meet daar nu eenmaal met andere maten dan in het oude westen van' Europa. DAAR ZIJN BIJVOORBEELD de z.g. paddock, dé enige afgerasterde cielen van zulk een Australische vee-boerderij en bestemd om de paarden in te houden. Twintig vierkante mijl voor een paarde- weitje is normaal! De stockmen zwerven misschien wel zo'n beetje „om huis" maar dat is toch maar zeer betrekkelijk. Als zij met hun vee gaan trekken dan gaan zij op „run", waartoe zij de nodige paarden met zich voeren. Soms wel 100 stuks, waarvan een groot deel pakpaar den zijn, waarop kookgerei, hoefijzers, soms zelfs een veldsmidse, eerste-hulp- artikelen,geweren en waterflessen worden géladen. Op zo'n „run" kan men reke nen op drie tot vier paarden per man; zo'n „plant", die op stap gaat, bestaat uit ruim 20 ruiters. Maanden zijn die dan op toer en hebben nimmer een dak boven hun hoofd. Dat deze mannen, die in het zadel leven en zó hun kostje verdienen eenzelfde vaardigheid in het rijden aan de dag leggen als de Kozakken en als de cowboys is begrijpelijk al zal het rijden van bokkende paarden, het temmen als dat bij de Russische steppenherders voor komt, vermoedelijk niet hun sterkste zij de zijn. S lob „DOKTOR GOEBBELS" (door Heinrich Fraenkel en Roger Manvell) uitg. H. J. Paris, Amsterdam. Wie lust heeft het ge bral van een psychopaat te horen, dat volgens de géschiedkundige feiten enige jaren factor in de Duitse politiek geweest is, kan dit boek kopen en luisteren naar de bijgevoegde grammofoonplaat, waar op met de nodige introductie de spreekstijl van Goebbels is vastgelegd. Goebbels voor degenen die het niet meer weten: hij was de oudste medestrij der van Hitier en vervulde na de machts overneming der Nationaal-Socialisten in Duitsland in 1933 de functie van minister voor de Propaganda in de regering- Hitier. Goebbels komt in dit boek, dat gedeeltelijk gevuld is met citaten uit zijn eigen dagboeken, tamelijk duidelijk als een pathologisch geval naar voren, doch min der duidelijk als datgene wat de onder titel van hem zegt: een (verderfelijk ge nie. Een genie kan zich niet op een zo slafelijke, ruggegraatloze wijze overleve ren aan bewondering, verafgoding zelfs van één man, een man die bovendien nog een monsterlijke idioot als Hitler was. Een stuk Europese geschiedenis herleeft in dit boek, doch vooral een stuk levens geschiedenis der mensheid en een nieuwe onderstreping van de genadeloze les aan de volken, die de opgang, de praktijken en de wanhoopsdaden der nazi's nodig heb ben gehad om in te zien waartoe wil loze overgave aan schreeuwende volks menners leiden kan. gesproken. FOTOGRAFIE IN KLEUREN BIJ DAG EN KUNSTLICHT door D. A. de Korte (Uitg. Elsevier, A'dam). Een nuttig en handzaam gidsje met de allure van een luxueus standaardwerk. Gedegen voor lichting voor de amateur-kleurenfotograaf, met een uitvoerige behandeling van alle technische kneepjes, alles overzichtelijk gerangschikt en zonder de omhaal van woorden, die dergelijke hobbyhoeken zo vaak kenmerkt. Profuus verlucht met vele labellen, tekeningen en goede kleuren- repro's. Een extra-pluspunt: het boekje past, precies in binnenzak of „reportertas". werd opgetreden hebben die jonge toneel promotoren de wetten van hun kunst, aan de hand der ervaringen en experimenten, zo te zeggen, opnieuw ontdekt en geformu leerd, al werden de lessen van een Brecht dan ook niet verwaarloosd. De opdracht luidde: een publiek te veroveren dat. vaak nog nimmer in een theater was geweest, en door te dringen in sociale kringen en lagen der bevolking die tot dusver geen enkele artistieke aanvechting hadden ge openbaard. En de technische middelen van decors, kostuums en zetstukken dien den dan nog zo te worden ontworpen en vervaardigd, dat ze onder allerlei omstan digheden dienst konden doen en uiterste eenvoud was daarom steeds het parool. In deze geest kwamen die provinciale toneel centra tot stand, en omdat Parijse ac teurs meestal weinig neiging gevoelden zich in de provincie te gaan „begraven", werden die troepen voor het grootste deel uit jonge mensen, waaronder vele dilettan ten, samengesteld. Overheidsbemoeiing met de kunst heeft niet altijd, ook in Frankrijk, de gelukkig ste vruchten afgeworpen. Een reden te meer om de sociaal even verheugende als kunstzinnig boeiende resultate van het initiatief van Jeanne Laurent die enke le jaren geleden helaas van haar post werd weggepromoveerd nog eens na drukkelijk te signaleren. Frank Onnen „OM ZICH TE OVERTUIGEN, dat bij het dier werkelijk algehele uitputting is ingetreden, trachten de Kirgiezen het door en door bezwete dier nog door slaan te prikkelen. Erge gevoelige lieden zijn deze mensen niet. Nu pakken zij het dier beet en snel wordt hem het hoge houten Kir- giezenzadel opgelegd. Het uitgeputte dier blijft rustig liggen. Nu komt het moeilijk ste uur. Men heeft het paard een trens aangedaan. Een snede bevrijd het dier van de kluisters en op hetzelfde ogenblik zit ook de Kirgies reeds in het zadel. Het paard staat op, gedraagt zich als een gek, slaat met geweld, bokt, springt loodrecht in de hoogte. Het is ongelooflijk, maar on ze Kirgies verroert zich niet. Met een strak gevestigde blik pareert hij iedere beweging. Enkele seconden heeft dit schouwspel geduurd en aanhoudend slaat de ruiter met zijn knoet, waarin een loden kogel zit, ruw op het dier los. De teugels hangen er los bij. Als het dier maar eens lopen wilde. Plotseling bezint het zich, springt wild weg om de pijn door de vlucht te ontgaan. Het is een halsbrekende jacht. Hongaarse csikós DECENTRALISATIE was, terstond na de oorlog, een der wachtwoorden van de Franse binnenlandse politiek. Doch terwijl alle pogingen op het terrein der economie en der industrie om de hoofdstad ten bate van de provincie te ontlasten tot dusver op bijna niets zijn uitgelopen —de Cen trale Hallen (voor een goed deel van het land) die zich nog altijd onveranderlijk in het hart van Parijs zelf bevinden vor men hier het duidelijkste en storendste symptoom heeft de decentralisatiepoli- tiek op het gebied van de kunst zulke rijpe vruchten afgeworpen, dat op vele punten de vroeger zo verguisde pro vincie Parijs, bakermat der Europese cul tuur nu ontegenzeglijk al overschaduwd wordt. En die ontwikkeling is te merk waardiger, waar maar in enkele steden of streken van een wedergeboorte van oude tradities of activiteiten gesproken kon worden. ZONDER DE WAARHEID veel geweld aan te doen, kan immers wel worden ge constateerd dat Parijs sedert de Mid deleeuwen het ganse culturele leven van Frankrijk en van een deel van de rest der wereld binnen zijn muren concen treerde. De weegschaal is thans bezig naar de kant van de provincie om te slaan. In 1945 was er, buiten de hoofd stad, in Frankrijk geen enkele vaste to neelgroep- of operatroep meer, in tegen stelling met een land als Duitsland waar het kunstleven vanouds over het gehele grondgebied zijn bloeiende centra kende Vandaag heeft Frankrijk vijftien toneel centra die met overheidssteun werden opgericht en worden onderhouden als mede verschillende operagezelschappen waardoor nu een ruim deel van de provin cies kan worden „bediend". Tussen die verschillende cellen van culturele bedrij vigheid is bovendien een actieve samen werking en uitwisseling tot stand gebracht, zodat de variatie in de programma's tot een hoog peil kon worden opgevoerd. Wanneer Parijs alleen op zijn eigen pres taties was aangewezen en niet. ook nog altijd een onweerstaanbaar attractiepool vormde voor buitenlandse troepen en kun stenaars dan zou de Parijzenaar de provin ciaal vandaag al in vele opzichten mo gen benijden. DF, WEINIGE OPERA'S die de laatste jaren door Fransèn geschreven werden De culturele spreiding in Frankrijk is beter gelukt dan de economische, die met het voortbestaan van de Centrale Hallen in Parijs nog het best getypeerd is, al heerst er getuige de foto een gelukkig nog ongespreide gemoe delijkheid. zijn in Nancy, Bordeaux of Straatsburg opgevoerd en Parijs mocht daarvan hoogs tens een enkele gastvoorstelling aan schouwen. Doch nog sterker begint de su perioriteit van de provincie over Parijs zich in do sector van het (gesproken) to neel te manifesteren. Een der beste ken ners van het Franse toneel, Pierre Aimé Touchard, die verscheidene jaren admini strateur van de Comédie Franpaise is ge weest, gaf in een opstel dat hij „ontwa king der provincie" noemde dezer dagen als zijn mening te kennen dat jonge re gisseurs en animateurs als Roger Plan- chon. Jean Daste en André Reybaz die hun arbeidsveld allemaal in de provincie vin den, toneelvernieuwers als Jean Vilar en •Jean-Louis Barrault, die typische produk- ten zijn van Parijs, nu reeds voorbij heb ben gestreefd. OP HET BRAAKLIGGENDE terrein van de provincie, en zelfs op het platte land waar op dorpspleinen en in schuren

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 19