NIEUWJAARSDAG 1701 VERDWEEN VOOR DE
FRIEZEN IN HET GAT VAN OUDEJAARSNACHT
EEN EEUW OPERETTE'BETO VERING
HET HEEL GEVAARLIJKE NIEUWJAARSFEEST
ZATERDAG 31 DECEMBER 1960
Erbij
PAGINA VIER
EEN VERTELLING DOOR DAMON RUNYON
in Utrecht toen Sinterklaas gehouden
heeft
STELT U ZICH EENS VOOR Het is 51 december een paar minuten
voor twaalf. Alles is in oudejaarsavondstemming. In de huiskamer
heft men het glas reeds omhoog en gaat staan. Daar klinkt de
eerste slag van de torenklok en er begint het geknal dichtbij en
veraf. Het oude jaar is ten einde. De nieuwjaarsdag is begon
nen... „Veel heil en zegen neen, er is sprake van een
vergissing: er komt geen nieuw»»»*sdag, er is geen gelegenheid
tot nieuwjaarwensen. Want het te twaalf januariWe hebben
ons blijkbaar vergist. Het is twaalf januari en geen één januari
„Onmogelijk", zegt u „Zotte fantasie", meent u Het is geen fan
tasie Wat we hier juist verondersteld hebben was werkelijkheid
toen er na dat twaalfde uur op 51 december 1700 in Friesland geen
nieuwjaarsdag kwam. Toen greep de mens in in de loop der
eeuwen. De mens ging sneller dan de tijd en verdonkeremaande
niet minder dan elf dagen. Ging de mens inderdaad sneller of was
de mens niet meer bij de tijd Was het in 1700 daar in Friesland
soms een gekkenhuis
Sxccooxx>aaxx>oo<>xxx>ocoxo^xccoxoxoay^xcccco^^y>occo^y^^^>xo^xoxoccccco^x>xoix)occoccco:cox>xcosccö
ER ZULLEN MAAR WEINIG oudejaars
avonden in Friesland geweest zijn die zo
de gemoederen hebben bezig gehouden als
260 jaar geleden. Er zal die avond gebe
den 'zijn om vergiffenis, gebeden voor die
boze overheid die durfde ingrijpen in de
eeuwige kringloop der tijden, die zomaar
ineens de door God vastgestelde jaren,
maanden en dagen durfde te trotseren door
enkele dagen gewoon te laten verdwijnen!
Er waren die avond Friezen die de vuis
ten balden en zwoeren dat zij nimmer aan
dit goddeloze spel zouden meedoen. Straks
zou het tóch 1 januari zijn, al bepaalde de
overheid nu dat het 12 januari zou worden!
Die oudejaarsavond zal door de toen leven
den niet vergeten zijn en ook zijn er nog
de gevolgen van die 11 dagen die toen ver
dwenen. Immers in Friesland is het nog
gebruik dat op 12 mei de huur van de
boerderijen ingaat en op 12 mei de arbeider
verhuist van de ene boer naar de andere.
Niemand vraagt zich echter af waarom
dit nu juist 12 mei en niet 1 mei is, wat
veel logischer zou zijn! Dat komt door die
oudejaarsavond van 260 jaar geleden. Toen
zwoeren de boeren dat het tóch 1 januari
zou zijn. Vier maanden na die twaalfde
januari werd het twaalf mei en dat was
volgens de boeren één mei. En zo is ook
nu nog die 12e mei in Friesland eigenlijk
de eerste mei! Was het socialisme al in
de zeventiende eeuw geboren, in Friesland
zou men nu dan de 1 mei-dag op 12 mei
vieren!.
HOE KREEG DIE overheid het ook in
het hoofd om zomaar elf dagen te laten
verdwijnen en de brave boeren en bur
gers de kans te ontnemen elkaar een ge
lukkig nieuwjaar te kunnen wensen?
De oorzaak "van deze door het volk on
begrepen „grap" was heel eenvoudig. De
Friezen waren inderdaad niet meer bij
de ti-jd. Gelukkig stonden ze in dit opzicht
niet alleen op de wereld. Het niet bij de
tijd zijn heeft voor vele volkeren zelfs heel
wat langer geduurd. De Russen waren tot
de komst van het communisme niet bij
de tijd en de Grieks-Katholieke kerk is
het nog niet en raakt steeds verder ach
terop. Julius Caesar heeft destijds bepaald
dat een jaar zou bestaan uit 365 dagen
en om de vier jaar uit 366. Dit kwam
neer op een gemiddeld jaar van 365% dag.
Julius Caesars tijdrekening voldeed pri
ma en de eerste paar honderd jaar na
zijn dood maakte niemand zich er zorgen
om. Later schudden de geleerden hun wij
ze hoofden, want zij wisten dat een jaar
niet precies 365% dag telde, maar dat de
aarde er 365 dagen 5 uur 48 minuten en
46 seconden over deed rond de zon te ko
men of zoals men toen nog geloofde
de kortste dag weer terug kwam. want
de zon maakte elke dag een snoepreisje
om de stilstaande platte aarde, 's nachts
was zij in letterlijke zin ondergedoken en
overdag steeg en daalde zij als een ballon.
DOOR DIT SIMPELE FEIT kwam die
kortste dag en uiteraard ook de langste
dag steeds later. In de kringen van de
katholieke kerk maakte men zich daar
ernstige zorgen over. Waar moest dit naar
toe? Pas in 1582 vond men het te bar
worden. De kortste dag viel toen omstreeks
1 januari en de langste dag noteerde men
op 1 juli. Paus Gregorius XIII bepaalde
toen dat op 4 oktober 1582 zou volgen
15 oktober 1582. De tien dagen daartussen
werden nietig verklaard. Verder zou er
wel een schrikkeljaar zijn, maar niet in
de eeuwjaren wanneer het eeuwgetal geen
viervoud was. In 1600 en 2000 wel een
schrikkeljaar, maar in 1700, 1800 en 1900
niet! Na deze wijziging brak de storm
los. Niet het minst in de protestantse en
grieks-katholieke landen, waar men niets
moest hebben van deze „godslasterlijke
maatregel van Rome".
Gunstige uitzondering was daarbij het
protestantse Holland, waar men direct in
1582 al met dit „pauselijk dwalen" mee
ging. In de andere Nedei-landse gewesten
wilde men niet van de „ergerlijke zonde"
weten. Zo werden de Oude en Nieuwe
stijl geboren. In Holland was het 5 de
cember Sinterklaas, in de rest van Neder
land boven de rivieren op 25 november.
Volgens de Geldersman hield men in Hol
land op 25 november Sinterklaas, volgens
de Hollander zette men in Gelderland op
15 december de schoen op!
HET WAS OM WANHOPIG te worden.
Werd een stad door de Spaanse troe
pen bezet dan ging men volgens de Nieu
we stijl leven. Moesten de Spanjaar
den weer vertrekken dan kreeg men de
Oude stijl weer terug. De stad Gronin
gen, die tot 1594 Spaans was, leefde vol
gens de Nieuwe stijl, maar toen in dat
jaar de stad door priiis Maurits werd
veroverd, die notabene in zijn eigen
woonplaats (Delft) leefde volgens de
Nieuwe stijl, waren de Groninger regen
ten zo vriendelijk weer volgens de Oude
stijl het leven voort te zetten.
Vanzelfsprekend trachtten verstandige
mensen hier een einde aan te maken,
maar het was nog in de dagen dat het bij
geloof het verstand meestal de baas was
en heel wat mensen meenden dat het een
godslastering was wanneer men de Nieu
we stijl ging invoeren. Zij verkeerden in
de overigens eerlijke overtuiging dat God
en niet Julias Caesar de kalender gemaakt
had
In februari 1700 werd echter door vele
protestantse godgeleerden en overheids
personen een schrijven gericht tot de Sta-
ten-Generaal en vervolgens door dit colle
ge aan de staten van Gelderland. Utrecht,
Overijsel, Groningen en Friesland om zo
spoedig mogelijk over te gaan tot invoe
ring van de Nieuwe stijl.
IN GELDERLAND was men vlug bij de
tijd door op 30 juni 1700 maar 12 juli te
laten volgen en in Utrecht schakelde men
30 november over op 12 december. We
vragen ons bij dit laatste af, wanneer men
Op 11 oktober beslisten de wijze heren
van de Friese staten om tot de Nieuwe
stijl over te gaan en wel op nieuwjaars
dag, waarmee zij de knuppel in het hoen
derhok gooiden. Hoe moest het nu met de
landhuur: De boer voelde zich benadeeld,
want het jaar telde twaalf dagen minder
en hij meende dat dit een truc van de
landheren was om wat meer geld in het
laatje te krijgen. Er waren er zelf die
voorspelden dat over tien jaar het jaar
weer korter zou duren. Het was alleen om
winstbejag begonnen: U merkt het wel
lezer, het einde van deze gekke tijd in
Nederland verliep in allesbehalve rustige
sfeer en wat gaarne zouden we een kijkje
hebben willen nemen op die oudejaars
avond in een Friese woonkamer!
Mogen dan de Friezen elkaar 260 jaar
geleden geen nieuwjaar hebben kunnen
wensen en dat als enig volk en land in
Europa waar dit ooit gebeurde, in feite
waren de Engelsen er nog slechter aan
toe. Daar moest men wachten tot 1752 eer
12 dagen werden opgeruimd. Twee jaar
daarna kwam Zweden aan de beurt en
hiermee was heel Europa ondergebracht ™en, dan °ok Xfn de oktober-revolut.e in
in de Nieuwe stijl, uitgezonderd de landen Rusland terwi.il de omwenteling plaats
waar de Grieks Katholieke kerk de baas kad °P 7 november 1917. Maar spoedig
was. Daardoor heeft Oost-Europa nog hierna zetten de communisten daar de
eeuwen moeten achterlopen en zo spreekt kk)k nie nunder dan 15 dagen vooruit....
(Van onze correspondent)
WENEN Tijdens zijn laatste bezoek te Wenen bezichtigde
Kroesjtsjev in de Nationale Bibliotheek een tentoonstelling van
documenten over de culturele betrekkingen tussen het vroegere
Oostenrijk en Rusland. Een vitrine trok zijn bijzondere aandacht,
namelijk die met de collectie van Johann Strauss Hij bleef er
lang bij staan en liet merken dal hij de „Koning van de Wuls"
heel goed kende. Van alle Europese componisten kennen de Rus
sen Johann Strauss het best. Zij weten dat hij in de jaren
I860—'61 vooral in Pawlowsk is opgetreden en daar fenomenale
successen heeft geboekt, waaraan de herinnering nog steeds
levendig wordt gehouden. Strauss was toen 36 jaar, een zeer
knappe vrijgezel, die met het Russische meisje Olga Smirnitzki
wilde trouwen, maar die ondanks zijn leeftijd en zijn roem
toch eerst de raad van zijn moeder vroeg met gevolg dat hij
niet met Olga trouwde, maar met een echte Weense. Daarna
hertrouwde hij nog tweemaal. De afwikkeling van deze romance
en van alles wat er mee samenhing, het ontstaan van de operette
in het werk van de Fransman Jacques Offenbach en de verdere
ontwikkeling van dit muzikale genre tol de typische Weense
variant die van Suppé en Strauss af een eeuw lang het muzikale
en ook het maatschappelijke leven in Europa gaat beheersen
dat alles kan men tot in de finesses met de cuturele, sociale en
maatschappelijke achtergronden en niet te vergeten met de
schandaaltjes nalezen in een goed. geschreven en prachtig ge
ïllustreerd boek van de bekende Weense schrijfster Ann Tizm
Leitich.
Oostenrijk bezit voorzeker een aan
tal voortreffelijke historici die op een
bepaald onderdeel van de vaderlandse
geschiedenis zijn gespecialiseerd, maar
men vindt hier geen geschiedschrijver die
de histoire-intime, de lokale kleur van de
.gehele Oostenrijkse geschiedenis tussen
renaissance en de moderne tijd zo voor
treffelijk beheerst als Ann T. Leitich. die
dat alles op zo'n boeiende manier weet
te beschrijven dat de lezer het gevoel
heeft „er bij te zijn geweest". In haar
drie grotere werken „Vienna Gloriosa",
„Wiener Biedermeier" en „Verklungens
Wien" beschreef zij reeds vroeger het le
ven van de hoofdstad in de laatste drie
eeuwen. Er volgden speciale monogra
fieën onder andere over Keizer Maximi-
liaan, de eeuwige „Wienerin", over Met-
ternich en zijn verhouding tot vrouwen,
verder een cultuurgeschiedenis van de lief
de en nog veel meer schetsen en bijdragen
tot de culturele en maatschappelijke ge
schiedenis van Oostenrijk.
NU LIGT DAN HAAR laatste boek met
de ondertitel „Ewiger Zauber der Wiener
Operette" (Forum Verlag Wenen) in allé
etalages en men kan er zeker van zijn
dat ook dit boek als geschenk in ménig
huisgezin zal komen te liggen, want de
ten rijk.
Hoewel er ook in dit land stemmen
opgaan die beweren dat de operette dood
NIEUWJAARSDAG is al
tijd een belangrijke dag daar
ver weg in mijn oude ge
boortestadje ergens in het
westen. Op die dag zweert
iedereen het een of ander af,
meestal drinken, wat voor de
meeste mensen erg gemakke
lijk is om op Nieuwjaarsdag
af te-zweren, want over het
algemeen voelen zij zich zó
katterig van 't verwelkomen
van het Nieuwe Jaar, dat
zij hun hele leven lang geen
drank meer willen zien, of
althans totdat zij zich weer
beter voelen. Geen stad in
heel Amerika is verheugder
een nieuw jaar te zien komen
dan mijn oude geboortestadje
in het Verre Westen, en
iedereen in de stad blijft op
om- het te verwelkomen. Als
de klok twaalf slaat, schudt
iedereen zonder uitzondering
de hand van een ieder die in
de buurt is en zegt „Gelukkig
Nieuw Jaar", of hij het nu
meent of niet.
Maar als toevallig soms een
vreemde in mijn oude ge
boortestadje is op Oudejaars
avond zal hij verbaasd zijn
door de rust. In andere stad
jes hoor je op middernacht
snerpende fluitjes, rinkelen
de bellen en knallende ge
weren, maar in mijn oude
geboortestadje hoor je nooit
een geluid, behalve misschien
het gepraat van mensen.
Er is een goede reden voor
al die rust op Oudejaars
avond in mijn oude geboorte
stadje, dat op andere avon
den lawaaiig genoeg is. en
de reden is een wet, die te
ruggaat tot de tijd lang vóór
dat ik geboren werd. en die
het een ernstig vergrijp
noemt om op Oudejaarsavond
wat voor rustverstoring dan
ook te veroorzaken.
MIJN GROOTVADER ver
telde me op zekere dag de
geschiedenis toen ik terug
kwam van een bezoek aan
Denver, waar ze geducht te
keer gaan als het Nieuwe
Jaar komt, en ik mij be
klaagde dat ons stadje zo
achterlijk deed.
Jongen zei m'n grootpa
deze stad heeft al dat bel
gerinkel, al dat geblaas op
fluitjes en al dat afschieten
van geweren op Oudejaars
avond al gekend, lang voor
dat men ooit van Denver had
gehoord. Vooral zei m'n
grootpa dat schieten.
Het is eigenlijk zei m'n
grootpa dat schieten ge
weest dat de voornaamste
reden is dat we nooit meer
schieten hebben gekend of
ander lawaai zoals rinkelen
met bellen.
Natuurlijk zei hij de
tijden zijn sinds die dagen
heel wat veranderd en het is
bést mogelijk, dat we weer
met dat lawaai maken zou
den kunnen beginnen, dat
schieten inbegrepen, maar
niettemin is het ook wel het
beste dat die wet blijft zoals
zij is. Misschien is dat wel zo.
Dit stadje was nog nau
welijks een stadje, toen we
ons eerste Nieuwjaar verwel
komden. En niemand dacht
er ook maar een moment aan
dat het nieuwe jaar op de
drempel stond of om het te
verwelkomen, toen dit feit
enkelen van ons verteld werd
in „De Laatste Kans Bar"
door een kerel, die Digger
Pete werd genoemd. Die Dig
ger werd door ons niet zo
erg gewaardeerd, maar hij
was nogal sentimenteel over
zaken zoals Nieuwjaar, zodat
hij zoiets zei als: „Heren, het
gelukkige Nieuwjaar staat
voor de deur en het is aan
ons het te verwelkomen. Het
is aan ons zei Digger Pete
om de hele nacht op te
blijven en een hoop lawaai te
maken en misschien het glas
te heffen op dit Nieuwe
Jaar".
NOU, NIEMAND had daar
enig bezwaar tegen, zei m'n
grootpa, omdat we tóch de
hele nacht op zouden blijven
en drinken, alhoewel Joe Mc
Curk een heel meningsver
schil met Digger Pete had of
het nu wel Oudejaarsavond
was, daar Joe beweerde dat
er op Oudejaarsavond altijd
veel meer sneeuw lag. Maar
Digger Pete herinnerde ons
allen er aan dat het zo en
zoveel dagen geleden was dat
Sam Hall die kerstkaart er
gens uit het oosten kreeg,
zodat het wel Oudejaars
avond moest zijn. Iedereen
was dus tevreden gesteld,
vooral daar iedereen het
prachtig vond een extra ex
cuus te hebben om de hole
nacht op te blijven en te
drinken.
Ja. jongen zei m'n groot
pa het werd een grootse
nacht in het stadje. We ble
ven een deel van de nacht
zitten in „De Laatste Kans
Bar" en we bleven ook een
deel van de nacht zitten in
die oude „De Laatste Slok
Bar", en precies om twaalf
uur volgens Sam Hall's hor
loge zwierven we naar bui
ten met koeiebellen en re
volvers en begonnen we de
boel op stelten te zetten.
We maakten bepaald ge
noeg lawaai om iedereen die
het Nieuwe Jaar graag har
telijk verwelkomde, tevreden
te stellen, zelfs Digger Pete,
alhoewel die arme Digger
Pete het nooit gehoord heeft
omdat hij tegen die tijd vast
in slaap gedommeld was
achter de kist van „De Laat
ste Kans Bar", aangezien hij
te veel heildronken had uit
gebracht.
Toen het lawaai zei opa
verstierf en de mensen
eens om zich heen begonnen
te kijken, lagen er drie Mexi
canen dood op de grond, ter
wijl vier burgers /.waar ge
wond waren. Verder zaten er
twee kogelgaten in mijn
Stetson-hoed. die helemaal
niet aan een ongeluk deden
denken. Er was geen rnan in
de hele stad in die dagen die
een zilveren dollar op vijf
tig meter met een revolver
zou missen, dronken of niet,
zodat het niet natuurlijk was
dat er zoveel zorgeloos ge
schiet was geweest. De vol
gende dag zijn enkelen van
ons dus tesamen gekomen en
hebben we de wet opgesteld,
die in ons stadje nog steeds
bestaat, dat er geen geschiet
meer mag zijn of welk ander
lawaai dan ook on Oude
jaarsavond, want als enkele
schooiers proberen te profi
teren van een feest om ou.de
veten te beslechten, is het
hoog tijd daar een einde aan
te maken.
Maar zo vroeg ik mijn
grootvader wat had dat
geblaas op fluitjes en dat ge
rinkel met bellen te doen met
dat schieten? Waarom bleef
dat niet toegestaan?
Och natuurlijk, zei m'n
grootpa, we hadden in die
dagen nog geen fluitjes, maar
ik vergat misschien te vertel
len dat een of andere schob
bejak. die geen gevoel voor
humor had, Sam Hall met
een koeiebel op z'n hoofd
had geslagen zodat hij er
bijna het loodje bij had ge
legd.
Paul I. örbiger als keizer Frans Jozef
en Romy Schneider in de operettefilm
„Deutschmeister" van Ernst Marischka.
is, zijn er nog altijd muziekliefhebbers ge
noeg die een open oor hebben voor be
paalde onsterfelijke melodieën, liederen,
strofen, duetten en koorzangen uit de klas
sieke operette. De laatste bladzijden van,
dit werk bewijzen dat de goedeWeense;
operette ook nu nog leelt, omdat de bes
te. werken in veel landen nog steeds op
het repertoire staan. Nu dit lichtere gen
re honderd jaar bestaat, is het begrijpe-"
lijk dat veel minderwaardig werk in dé
vergetelheid is geraakt en het valt zeker
niet te ontkennen dat ook de teksten van
de beste operettes niet meer aan onze
smaak beantwoorden, maar de schrijfster
laat duidelijk uitkomen waar de hoogte
punten liggen, die niet meer zijn weg
te denken uit de muziekgeschiedenis: Daar
toe behoren naast de dynastie Strauss
(vader en zijn drie zoons Johann, Josef,"
en Eduard) vooral Frans von Suppé en
Millöcker uit de eerste zogenaamde gouden
periode. Dan volgen in de zilveren periode
Heuberger, Ziehrer, vooral Lehar, Oscar
Straus (geen familie van de dynastie
Strauss met dubbel s), Leo Fall, Emme
rich Kalman tot en met de onverwoest
bare Robert Stolz die nog elk jaar de mu
ziek componeert voor de Weense ijsrevue.
Tot het vaste repertoire van schouwbur
gen, opera's, radio en televisie behoren nog"
altijd werken als „Boccaccio" van Suppé,
„Fledermaus", „Nacht in Venedig", „Zi
geunerbaron" van Johann Strauss, „Bet-
telstudent" en „Gasparone" van Millöcker.
„Die lustige Witwe", „Graf von Luxem
burg" en „Zigeunerleben" van Lehar,
„Waltzertraum" van Oscar Straus en een
paar werken van Kalman.
DAT DE OPERETTE nog levensvatbaar
is bewijst tevens het grote aantal operette
films, waarin het leven van bekende his
torische persoonlijkheden zoals Maria
Theresia of keizer Frans Josef en vooral
het noodlot van de grote componisten word
geschilderd. Het aantal operette-films
waarin Mozart. Beethoven. Schubert, Cho
pin een rol spelen is legio. Men leest deze
geschiedenis, zoals zij door Ann T. Lei
tich wordt beschreven, als een. grote roman
waarin artistieke begaafdheid afgunst,
lichtzinnigheid, de hoogste vervoering en
het neerslachtigste pessimisme, onverbre
kelijke liefde en kortstondig avontuur,
geestdrift en teleurstelling elkaar voort
durend afwisselen.
Men ziet hoe de operette weliswaar in
Frankrijk wordt geboren, maar in Wenen
een geheel eigen definitieve vorm krijgt
en als zodanig een onvervangbare rol
speelt in het culturele en maatschappelijke
leven van Europa en van de gehele
wereld.
WIE OOSTENRIJK en vooral Wenen uit
de tijd van keizer Frans Josef wil leren
begrijpen, wie achter de schermen wil kij
ken en zou willen doordringen tot in het
hart van de mensen uit deze periode, die
mag het verschijnsel van de operette niet
verwaarlozen. Het zal hem dan blijken dat
dit lichtere genre de vertolking was en
nog altijd is van een mentaliteit die echt
menselijk blijkt te zijn, omdat het de fan
tasie van velen aanspreekt en algemene
gevoelens reflecteert. De wereld van de
operette is er een van illusie, spel en be
tovering, maar juisï dit karakter is het
menselijke handelen en streven niet
vreemd. Tot in zijn diepste wezen wordt
de mens gedreven door het verlangen naar
een onstilbaar geluk, naar vervoering, be
tovering en gelukzaligheid. Het is de grote
verdienste van Ann Tizia Leitich dat zij
deze wereld heeft beschreven niet alleen
als een stuk cultuurgeschiedenis, maar ook
als getuigenis van het menselijke streven
dat altijd naar het hogere tracht te grij
pen, naar het andere, het onbereikbare en
blijvende om de barre werkelijkheid te
ontvluchten.