BORDEWIJK ALS SCHRIJVER VAN HET MYSTERIE WAAR DE FABRIEK HET LEVEN BEPAALT, WOLFSBURG, EEN STAD ZONDER SFEER HORDEN LOOP NAAR HET GELUK ZATERDAG 31 DECEMBER 1960 Erbij PAGINA V1J1 Litteraire Kanttekeningen C. J. E. Dinaux Kop op... en nog vele jaartjes! IN HET JAAR dat nu achter ons ligt zijn ram pen, onlusten en geweld dadigheden weer ruim schoots 's werelds deel geweest en de traditie getrouw hebben wij de belangrijkste calamiteiten nog eens op een over zichtskaartje tezamen ge bracht. Wie er behagen in schept, zo aan I960 terug te denken, moet het maar uitknippen en bewaren. Wij voor ons herinneren ons liever de goede din gen die dit jaar toch ook gebracht heeft: een hoge re welvaart in vele delen der wereld, tal van nieu we uitvindingen op het gebied der geneeskunde en andere wetenschappen, ■de prettige en goede be levenissen in het eigen milieu en bovenal: het voortduren van de we reldvrede, ondanks alle politieke spanningen en conflicten. Zo bezien was 1960 een bést jaar. Vermindering familieleden Amerik. militairen overzee Ideologisch conflict Rusland- China r noiosoi V(N\ 4E5L'""AfAN{NfAI"s,AN GROTE OCEAAN- 1 Onlusten in Loos en Vietnam j j IParlement AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA BORDEWIJK is met de keuze van de titel voor zijn jongste verhalenbundel (Nijgh en van Ditmar) bijzonder gelukkig geweest: „Centrum van stilte" benaamde hij zijn boek, weliswaar naar het eerste van deze vijf verhalen, maar ook, dunkt, me, omdat een „onbewogen middelpunt" karakteristiek is voor de andere vertellin gen, zelfs voor zijn werk van het laatste vijftiental jaren en, welbeschouwd, voor zijn gehele oeuvre. Centrum van stilte staat in akoestische betekenis tegenover rumoer; in de zone van het gevoelsleven tegenover onrust, onheil, tumult der tegen stellingen en men kan zich moeilijk een Nederlands auteur denken die in zijn werk het chaotische, het onbestemd-bedreigende, manmoediger bedwongen heeft als Borde- wijk, die met de jaren al meer heeft toe geschreven naar de stilte. Zijn taal is „effen", in de zin waarin we spreken van een „effen gezicht": strak, sober, beheerst. En als men daaraan zou toevoegen: ook onbewogen, dan zou ik dit beamen, als men die onbewogenheid althans wil zien als een heldere waterspiegel, waarover on merkbaar de rimpeling gaat van een hu moristische ironie, een ironische satire, en verdekte woordspelingen. Wat er ónder dit strakke watervlak gaande is hoort men binnen zijn woorden en leest men af aan de „inhoud": verwondering, ontsteltenis, angst geleidelijk, dank zij een respecta bele zelftucht, een aanvaarding en erken ning van de onbepaalbare verschijnselen en verschijningen die het leven méé be palen, met „de stilte" voor ogen. Het in dividuele bestaan in zijn verhouding, zijn onontkoombare relatie met al het onbe kend-bestaande, met het raadsel, voltrekt zich onder invloed van een samenstel van krachten, die met geen rede of een daar aan toegekende „zin" te verklaren is waarneming en kennis, door zulke schrik wekkende onbekendheden onweerstaanbaa aangetrokken. Hij fixeert ze met zijn blik, vervolgens met zijn bezwerende taal, waarvoor een grote mate van wilsconcen- tratie nodig moet zijn. Vandaar zijn strak heid van stijl. STEEDS IS IN ZIJN verhalen en ro mans de nuchtere dagelijkse realiteit het uitgangspunt. Maar al spoedig mengt zich in de vertelling een element van het on bekende, meestal door degenen die het aangaat niet bemerkt en zoal bemerkt, dan niet als voorteken van een ingrijpen de kracht, die de levensloop mee zal gaan bepalen. Soms schreef ik destijds isoleert Bordewijk een gebeurtenis op een merkwaardige manier van haar gang baar-causaal verband of verschuift hij het perspectief een haarbreed en brengt hij op die wijze een beklemmende speling te weeg tussen het reële en het irreële beeld. Die speling werkt dan als een gleuf, waardoor men vanuit de vertrouwde da gelijksheid de gewaande zekerheid van ons weten in het raadselachtige ziet. Deze als karakteristiek bedoelde samenvat ting van Bordewijks authentiek schrijver schap is, wil het me voorkomen, in sterkere mate nog van kracht voor de zojuist ver schenen bundel, die uitmunt in „effenheid" van taal en soberheid der verhaalstof, voor al in de eerste beide vertellingen en in de geeft tot verschillende intex-pretaties niet „vei-klaart". De nuchtere fantasie, die men hem wel toegedicht, fabuleert niet, ze registreert. Seismografisch noteert ze de vex-schijnselen van een ontwrichtend proces, dat zich in een adembenemend tempo in maatschappij, techniek, politiek, wetenschap en geestes- en gemoedsleven, in het leven in en om de modex-ne mens, voltrekt. Aldus beschouwd is Bordewijk een schrijver van zijn tijd, een van de grootsten. Maar dat hij alleen van déze tijd is, zou ik niet willen beweren. Daar voor is de metafysiche inslag van zijn oeuvre te onmiskenbaar. Het toneelmuseum. Voor de eerste in de sex-ie tentoonstellingen die Het Toneel museum te Amsterdam zich voorstelt te oi'ganiseren is de keuze gevallen op Von- del's ,.Gijsbx-echt van A.emstel". Tekenin gen, prenten, pox-tretten en programma's geven tot 29 januari, dagelijks behalve dinsdags een beeld van de voorstellingen, die gedurende ruim drie eeuwen van dit stuk zijn gegeven. (Van onze correspondent) BONN. Vlak tegen de Oost-Westduitse grens aan ligt, gelijk een chemisch, netjes in cellofaan verpakt voedingsmiddel, Wolfs burg. De straten hebben hier overal vier rijbanen, brede parkeerstroken en ul tra-moderne gebouwen en Volkswagens. De men sen zijn modern en goed gekleed en hebben in vele gevallen een eigen huis en een Volkswagen. Ober- bürgermeister Nissen is een machtig man en is eigenlijk arts bij de Volkswagenfa brieken. Machtiger clan hij is de „koning" van Wolfs burg en dr. Nissens directe werkgever prof. dr. Nordhoff, president van de Volkswagenfabrieken. Want dit welvarende bloeiende, uit zijn voegen groeiende Wolfsburg staat en valt met de Volkswagen fabrieken. De stad heeft slechts deze autofabrie- ken....; een stad, op vier wielen. Wel geen andere stad zal zo'n kille en nuch tere indruk maken als Wolfsburg. Het moderne Rotterdam, cle koele im pressie die de Londen.se nieuwe voorsteden maken dit alles is weldadig warm vergeleken bij de nauwelijks twintig jaar oude stad van de Volks wagenfabrieken. MEN VOELT HIER steeds de dwang zijn handen te moeten wassen, omdat alles zo afgrijselijk hygiënisch is. Men ziet verwonderd, dat twee mensen hier ook nog gezellig tegen elkaar kunnen praten omdat het er af en toe verdacht veel op lijkt alsof alles hier huizen, stadsplanning, auto's, men sen uit het reageei'buisje te voorschijn is getoverd. Plastic en cellofaan, recht hoekige gladde gebouwen en de molachtige autootjes van Nordhoff dat overheerst. Men vindt in dit zakelijke „chemische" Wolfsburg dan ook nex-gens een gezellig ca feetje. Men heeft niet de in druk, dat de mensen zater dags of zondags bij elkaar koffie gaan drinken. Deze stad van 59.000 inwoners mist sfeer, de burgerlijke atmo sfeer die gezelligheid schept en heimwee, het gevoel er gens thuis te zijn en de ge dachte ergens anders gi-ote daden te moeten ver richten WIE NAAR WOLFSBURG gaat late dan ook alle gevoe lens in Brunswijk of Hann over achter! Hier heerst het cijfer en hier heerst Nord hoff! Nog is de president van de Volkswagenfabrieken de ongekroonde koning van de stad. Maar „Das Werk" komt het volgende jaar in handen van duizenden Volksaandeel houders en dan wordt het zijn taak te zorgen voor een regelmatig weerkerend divi dend van 12 percent, in plaats van voor een zwem- stadion voor Wolfsburg, v-oorschotten aan de gemeen te voor de bouw van ver gaderzalen en dei-gelijke. De enige erebux-ger van Wolfs burg, Noi-dhoff, zal binnen kort zijn krachten moeten verdelen tussen zijn enorme fabriek, zijn stad en zijn aan deelhouders. DE STAD WERD ge creëerd door de Nazi's die het wonder van een Volkswagen wilden hebben. Dat wonder kwam er na 1950 eigenlijk pas goed en in grote hoeveel heden. Uit het niets is intus sen een stad verrezen met een begx-oting van 55 miljoen mark, voor 95 percent af komstig uit de bedrijfsbelas ting welke de Volkswagen fabrieken inbi-engen. Bijna 65 percent van de niet zelf standig werkende Wolfsbur- gex-s verdienen de kost bij Volkswagen. De overige 35 percent zijn daarvan in- direct afhankelijk. Schrom pelt de Volkswagenfabriek in, dan loopt Wolfsburg leeg. Is het een wonder dat men zich hier zorgen maakt als er verder gedacht wordt over uitgifte van Volksaandelen van de Volkswagenfabrieken of over het px-oduceren van een nieuw model, hetgeen gepaard zal gaan met nieuwe investeringenEn toch lééft dit Wolfsburg on danks plastic, cellofaan en Nordhoffs „mollen". Er is reeds een „oude" wijk ont staan: het „Dichterviertel" uit de zogenaamde goudgra verstij d van vóór 1945, toen Wolfsburg nog bijna niets was. Daarna bouwde men de stad uit tot een maximale be volking van 35.000. Dat bleek te weinig. Thans koerst men aan op een maximumbevol king van 90.000, te bereiken in 1970. Meer kan er niet bij, omdat er eenvoudigweg niet meer bouwland ter beschik king staat. De bevolkings groei is trouwens toch al verwonderlijk: in 1945: 16.000 in 1950: 28.000. in 1954: 38.000, in 1958: 54.000, in 1959: 58.000, in 1960: 59.000. Men bouwt tegen die gi-oei als een bezetene op. maar 1600 wo ningen per jaar zijn nog al tijd niet genoeg. DIT ALLES bevolkings groei, stadsuitbreiding, stads planning het is alleen mo gelijk omdat ten noorden van Wolfsburg zich een machine- stad uitrekt, de Volkswagen fabrieken. Een gigantisch bedrijf: een laag front van 1500 meter breedte, een twin tig verdiepingen hoge wol kenkrabber, waarin Nord hoff, hoog boven alles en al len, zetelt; spoorwegemplace menten; kanalen; wegen; fa- brieken en fabrieken; Volks wagensNordhoffs para dijs van staal en cement, met een jaaromzet van 3,5 mil jard mark. Door de „Po" zoals Wolfsburg zijn mo derne, vier rijbanen brede hoofdstraat, de Porschestras- se, noemt lopen en rijden de bewonei-s van deze super- stad. Ze klagen steen en been. Niet over het (ruime) inkomen, dat ze genieten, maar over de ongezelligheid. Ze hebben concerten en to neelstukken bij de vleet: ze zijn lid van een sportvei-eni- ging, die tot de grootste in Duitsland behooi-t. Maar ze missen de burgerlijke sfeer, die tot dusver geen enkele vat kon krijgen op deze stad van industrie-arbeidei's. EEN ONLANGS gehouden sociologisch onderzoek, waai"- van de uiteindelijke resul taten pas over twee jaar zul len worden gepubliceerd door de universiteit van Göt- tingen, heeft dit nog eens onderstreept. Van de 37.000 arbeiders in de autofabriek komen er iedere dag 22.000 uit de landelijke omgeving en die 22.000 houden er nog al tijd een uitgespronken lande lijke levensstijl op na. Thuis hebben ze hun koetje en hun weitje, hun aardappelveldje en hun Volkswagentje. Het zuiver agrarische karak ter van de streek rond Wolfs burg is namelijk absoluut onveranderd gebleven onder de druk van de autofabriek. Tussen deze industriële fo- rensen deze „boeren" en de werkers uit de stad be staat een kloof, die onover brugbaar lijkt. Waar de ar beiders van buiten, ondanks hun industriële beroep, hun levensstijl nauwelijks hebben veranderd, daar is de ax-bei- der in de stad overgeleverd aan een bijna kille sfeer zon der traditie, waarmee hij geen raat weet. De sociologen zijn er van overtuigd, dat het niet zo lang meer zal duren of ook Wolfsburg zal een eigen leven, een aparte sfeer bezitten, waarin zich de be volking thuis zal gevoelen. Maar dat zal hier pas over tien, vijftien jaar mogelijk zijn.... Maar waai-om ze er zich dan thuis zullen voelen, willen we ons niet eens 'voor stellen. ELK JAAR OPNIEUW krijg ik het en hollen gezamenlijk naar de volgende Op dus naar het gelukkige nieuwjaar, vierde. De titelnovelle „Centrum van stil- gevoel, clat december voor ons, huisvrou- barricade: hoeveel zondagen zijn er dit- dat we elkaar dan> moe maar tevreden, van soon van hordenhop is! Eerst maal, om rekening mee te moeten hou- ®ansar harta Mensen.... meesterlijke) dat Bordewijk in de loop der stormen we met z'n allen op Sinterklaas denWat moeten we bestellen en wat het licht bi-acht. Het verhaal Een gelukkig nieuwjaarMaar een nieuw jaar is nooit een echt NIEUW jaar, jaren aan het licht bracht. Het verhaal a{. ],M,Upn wr nu vnnr iedereen iets ae- hakken we zelP Waar is hef liistie met ,euw ,aar 15 noou een ecnt WAJÏÏUW Jaar' ontwikkelt zich voorbeeldig concentrisch: °h neoDen we nv00r roereen iets ge oaKKen we zetp n aar is net lijstje met daarvoor is het a] te veel beïnvloed door van een verstoorde wereld naar een door kocht? Niemand vergeten? Zijn alle ge- de adressen voor de kerstkaarten? Wiè zijn voorgangers. En er zijn al stukjes af- bombardementen vernietigd stadsdeel, vandaar naar een nog ongeschonden, maar ontvolkte wijk, waar de vluchteling Wilms Williams in een ongeschonden pand een onderdak vindt. Hij is daar weliswaar dichtjes klaar? inviteren we....? Hollen maar! Dan ons fJ" ÜL 3??™ ÏÏ2 mannen staan en misschien ook in onze even dwingen, om tot rust en bezinning eigen agenda. Vaak is er al een hap uitge- A<° olie cadeautjes bewonderd zijn. te komen op de feestdagen zélf. om er niet alleen, er zijn medebewoner!! maar de overbodige rommel met de vuilnis- dan vol goede moed de eindspurt in te ken. Maar tóch is de kans groot, dat het ze vertonen zich enkel zwijgend in de stil- man meegegeven en alle banket- en zetten voor de laatste barricade, die we \aar ind*rdaad .veel „nieuws" zal op- te binnen „deze muur van onneembare 7 ds leveren; liefst goed nieuws. Voor onszelf zwijgzaamheid", waarin zich, als huis in chocoladeletters opgegeten, komt kerst- met vrouwelijke moed, vindingrijkheid en ons gezin, ons dierbaar landje, de hele het huis, nog een tweede, geheimzinnige feest in zicht. We grijpen opnieuw onze en economisch beleid, de baas moeten zorgelijke wereld. Tizon 1 n cï hoxnnnf riyrt nnnr niomonrt xirrvi»^4- aldus de grondtoon van een levensgevoel, dat min of méér verhuld in alle schriftu ren van Bordewijk te vernemen is. Met een leerstellig existentialisme heeft dit niéts, met wat men vandaag de dag existentiegevoelnoemt nauwelijks iets van doen. Het mysterie, het zwarte, en het lichte, wordt door Bordewijk niet be trokken op „Het Niets", maar op het men- selijk-onbegrepene, dat onmetelijk is in verhouding tof het beperkte kenvermogen van onze rede. Niettemin doet het zich bijwijlen aan de daarvoor ontvankelijke mens voor als een angstwekkende bedrei ging, een onaanwijsbaar-aanwezig onheil, een geheim verband tussen deze en gene, tussen mens en ding, tussen het aardse en het kosmische. DAT MEN BORDEWIJKS verhalen en romans, die aan deze geheimenissen ont sprongen zijn, wel heeft beschouwd als meesterlijk-fantastische bedenksels, be rust op een misvex-stand waartoe Borde wijk ongewild heeft meegewerkt door zijn vroegste verhalenbundel „Fantastische Vertellingen" te noemen. Deze jeugdver halen waren inderdaad „fantastisch", maar afgezien van wat litterair-speelse bijkomstigheden fantasie in de beteke nis van vex--beeld-ing van het w a a r g e- n o m e n-onzienlijke; beelden dus, woord beelden als tekens, waarbij bepaalde „din gen" zoals huizen een belangrijke plaats innemen. Huizen zijn begx-ensde vlucht- plaatsen in het onbegrensde, meubilair omvat stoffelijke getuigen van de per soonlijke bewoonbaarmaking, vooral als beide oud zijn en een geschiedenis hebben de geschiedenis van hun bewoners en gebruikers. Wat daarvan nawerkt heeft voor Bordewijk niets met spoken of „oc culte krachten" uitstaande: het is zo reëel als het stoffelijk-aanwezige zélf, maar kan, eenmaal doorgedrongen in het menselijk- beperkte waarnemingsvermogen, door zijn onverklaarbare krachten een stil schrik bewind uitoefenen, dat zich angst-wekkend •aan de betrokkene voordoet. Bordewijk wordt door dergelijke incongruenties van woning bevindt, die door niemand wordt 7 7 betreden. In dat pand heeft Wilms Wil- boodschappentassen, halen diep adem zien te worden: oudejaarsavond! liams zijn kamei\ in die kamer leeft hij in stilte, behoed voor het alom dreigende gevaar. En als hij zich, beangst voor de mysterieuze stilte-bewoners, op sti-aat begeeft en de uitgestoi-ven wijk heeft ver laten, wordt deze door een bomaanval ver nietigd „hij was er dolgx-aag bijgeweest, middenin middenin het onbegrepen huis." IN HET TWEEDE VERHAAL „Louron" voltx-ekt zich het geheimzinnige in een schoorsteenmantel, afkomstig uit de oor logsruïne van een kasteel, dat laatstelijk bewoond werd door de jongste nazaat van een oud geslacht, die zijn oudere broer in alles imiteerde, zodat ook deze schoor steenmantel niet meer dan een navolging was. Zodra de lantei-fantende Walraixd het fraaie steenstuk heeft aangekocht en doen plaatsen in een „zaal" van zijn vervallen landhuis begint het: de schoorsteenmantel werpt zijn verhullende mantel af, hij schijnt te leven en zou, meent Walx-ands vriend Zwaagwakum, een nieuwe entiteit kunnen zijn „die bezig is gestalte aan te nemen" en daarvan door een steeds ster kere luchtdruk in de zaal blijk geeft een „uitblinker in het rijk der gesteenten" eexi mutatie in de overgang van het anor ganische naar het organiscTie, hetgeen be vestigd wordt zodra de schoorsteenmantel zich vrij maakt exx door de geopende tuin deuren zelfstandig' en uit vrije wil zijn weg kiest door de verwilderde tuin. Een grillig bedenksel, zou men kunnen zeggen, maar voor Box-de wijk en voor wie hem verstaat een mogelijk geworden „onmogelijkheid", wier verschijning beslissend is voor het menselijk dilemma van het „zijn of niet zijn". „WEDARDA-STINS" is al evenmin het vex-zinsel vaxx een uitzonderlijke fantasie als het gebeux-ende in „N. Nilling te Nil- le-Bizybië": in beide gevallen voltrekt zich het onverwachte, in het eerste verhaal na een moord, in het tweede tijdens een on heilspellend atmoferisch fenomeen. In de Friese baron Wedarda sterft de adel, de menselijke voornaamheid, door de hand van de banaliteit. Maar „ook in zijn dood", denkt de oude huisknecht, „juist in deze dood, trok de grote meester die cirkel van smetteloosheid, van ongenaakbaar heid van onaantastbaax-heid" en 't mid delpunt daarvan is ook hier de stilte. En wat er in Nille-Bizybië geschiedde achter de rug van een „doorsneemens" is het toeslaande noodlot, dat door het ongeken de wordt ontketend langs een slinkse maar doeltreffende omweg, die de atmosferische storing, wie weet, opende. Ik zeg: wie weet, omdat Bordewijk terecht en dat geldt niet het minst voor het slotvex-haal „De hoofdbewoner", waarin het „myste rie" onopgehelderd blijft en aanleiding Over dat „gelukkige" van dat nieuwe jaar zou je ook wel eens kunnen filoso feren; oudejaax-savond is er als het ware voor geschapen, om na de hordenloop eens even rustig te gaan zitten en je gedachten de vrije loop te laten. Wat is het eigenlijk kindex-lijk optimis tisch, dat we elkaar een heel jaar-van- geluk toewensen: alsof er gelukkige jax-en bestaan! We kennen geluksmomènten, dat wel; gelukkige uurtjes óók. Het versje: „Happy days are here again" spreekt voor zichzelf en tenslotte kennen we in het spraakgebruik dan ook nog de wittebroods- wéken, die terecht verondersteld worden, tot de gelukkigste van je leven te behox-en. Maar in geen enkele uitdrukking komen „gelukkige maanden" voor. om over jaren maar niet te spreken; onze spreekwoox-den en zegswijzen zijn er te veel voor op de werkelijkheid gefundeerd.... In de eex-ste plaats zou je moeten begin nen, met te vragen, of iemand wel gelukkig kan zijn! Een ernstige zieke, of iemand, die veel pijn te verdragen heeft, zal zich hoog stens kunnen verheugen in het geluk van de zijnen, maar een éigen gelukgevoel laat zich bezwaarlijk met lichamelijke moeilijk heden combineren. Dr. Lin Yutang zegt in zijn humoristische boek „Levenswijsheid met een Glimlach": „Geluk is voor mij in hoge mate een kwestie van goede spijsver tering!" Daar zit méér in, dan alleen maar een grapje. Waar de één gelukkig mee ge maakt wordt, is voor de ander een dood gewone vanzelfspx-ekendheid. De een ziet het in het winnen van de voetbalpool, in succes in zijn werkkring, ofin „Wijntje en Trijntje" (Bordeaux en Bax-dot, als u het Franser en modexTier wilt zeggen!). Anderen daarentegen blijven onbewogen bij zulke zaken. En dan: wie de mensen niét nemen kan zoals ze nu eenmaal zijn en wie niet. alles in de ware proporties kan zien, heeft minder kans op geluk-in-'t- leven dan iemand, die hier wél toe in staat is. Een moeilijkheid is ook nog, dat je geluk niet kunt vasthouden: het verandert van gedaante, als je het te pakken hebt ge- kregèn. Voox'beelden? Uw kind is ziek, dan plot seling heel érg ziek; specialist er bij, zie kenhuisopname. Daar zit u dan naast het bedje en denkt: „Als dit kind maar weer beter mag wox-den, dan ben ik volmaakt gelukkig. Dat kind wórdt beter, mag weer naar huis; u gaat. het met uw man halen en u voelt zich inderdaad volmaakt gelukkig. kunnen opbrengen blljmoedig d6ór Het kind herstelt zich dan snel, wordt (ook leven naar het vólgende lichte vakje, hóe gelukkig!) weer gewoon af en toe ondeu- ook de omstandigheden zijn! gend en na drie weken bent u voor het eerst weer eens even echt boos op hem. Jeanne Kohier Het geluksgevoel is niet verdwenen, maar afgezwakt tot een gevoel van tevredenheid en dankbaax-heid. Alles wordt weer ge wóónen als alles gewóón is, dan komt een gevoel van tevredenheid zo veel vaker voor dan een volstrekt geluksgevoel. Een jongen blokt voor zijn eindexamen. Vrije tijd heeft hij niet; hij zwoegt en zwoegt en ziet in zijn gedachten het eind diploma voor zich als de toverstaf tot het geluk. Hij haalt dan op een goede dag dat diploma en IS volstx-ekt gelukkig. Maar al gauw, na feestvx-eugde en vakantie, komt de onrust; hij staat met twee lege handen en dat bevalt hem niet langer. Zijn geluks gevoel is dankbare tevredenheid geworden en nu moet hij vérder: de maatschappij in of vex-der studeren, in ieder geval: op weg naar een verder doel. En nu zijn er ontel bare vooi-beelden te noemen; niemand heeft ze eigenlijk nodig, want iedereen ként ze zelf. Laten we het geluk een handje helpen, door er even bij stil te staan, als het zich voordoet; je kunt toch ook geen bloemen plukken, als je er niet even bij stilstaat?! Er ZIJN zoveel gelukkige momenteh, kleine en grote; er zijn „bloemen" genoeg op onze levensweg, als we ze maar willen zien: De eex-ste bewuste glirnlach van je baby. Een eigen straatdeur, waax-van niemand anders een sleutel heeft. Een was-als-een-zeepreclame, die hangt te spx-ingen aan de waslijnen op een winde rige, zonnige vooi-jaarsdag. Zwijgend op een bospad lopen met iemand, die ja na staat, en je voetstappen niet te horen. De trui van je zoon, die al wéér te klein is geworden; Je eigen twinset, die éindelijk wat ruimer blijkt te zitten! Iets gepresteerd te hebben, dat ook door anderen woi-dt gewaardeerd. Ergens een lief, oud gezicht te weten, dat blij-vex-rast „dag kind" zal zeggen, als je onverwachts binnenkomt. Een nieuw, moeilijk baksel probex-en, dat modél uit de oven komt. Eindelijk een nieuwe, heerlijke matras in je bed te hebben. De kinderen 's avonds te kunnen toedek ken zonder énige angst voor vreemde vliegtuigen. Te wéten en er in te kunnen berusten dat in het leven, als bij een schaakbox-d, de donkex-e vakjes nu eenmaal naast de lichte liggen. Maar vooral: altijd weer de moed te

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 19