BORDEWIJK ALS SCHRIJVER VAN HET MYSTERIE
WAAR DE FABRIEK HET LEVEN BEPAALT,
WOLFSBURG, EEN STAD ZONDER SFEER
HORDEN LOOP NAAR HET GELUK
ZATERDAG 31 DECEMBER 1960
Erbij
PAGINA V1J1
Litteraire
Kanttekeningen
C. J. E. Dinaux
Kop op... en nog vele jaartjes!
IN HET JAAR dat nu
achter ons ligt zijn ram
pen, onlusten en geweld
dadigheden weer ruim
schoots 's werelds deel
geweest en de traditie
getrouw hebben wij de
belangrijkste calamiteiten
nog eens op een over
zichtskaartje tezamen ge
bracht. Wie er behagen in
schept, zo aan I960 terug
te denken, moet het maar
uitknippen en bewaren.
Wij voor ons herinneren
ons liever de goede din
gen die dit jaar toch ook
gebracht heeft: een hoge
re welvaart in vele delen
der wereld, tal van nieu
we uitvindingen op het
gebied der geneeskunde
en andere wetenschappen,
■de prettige en goede be
levenissen in het eigen
milieu en bovenal: het
voortduren van de we
reldvrede, ondanks alle
politieke spanningen en
conflicten. Zo bezien was
1960 een bést jaar.
Vermindering familieleden
Amerik. militairen overzee
Ideologisch conflict
Rusland- China
r noiosoi V(N\
4E5L'""AfAN{NfAI"s,AN
GROTE OCEAAN-
1 Onlusten in Loos en Vietnam j j
IParlement
AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA
BORDEWIJK is met de keuze van de
titel voor zijn jongste verhalenbundel
(Nijgh en van Ditmar) bijzonder gelukkig
geweest: „Centrum van stilte" benaamde
hij zijn boek, weliswaar naar het eerste
van deze vijf verhalen, maar ook, dunkt,
me, omdat een „onbewogen middelpunt"
karakteristiek is voor de andere vertellin
gen, zelfs voor zijn werk van het laatste
vijftiental jaren en, welbeschouwd, voor
zijn gehele oeuvre. Centrum van stilte
staat in akoestische betekenis tegenover
rumoer; in de zone van het gevoelsleven
tegenover onrust, onheil, tumult der tegen
stellingen en men kan zich moeilijk een
Nederlands auteur denken die in zijn werk
het chaotische, het onbestemd-bedreigende,
manmoediger bedwongen heeft als Borde-
wijk, die met de jaren al meer heeft toe
geschreven naar de stilte. Zijn taal is
„effen", in de zin waarin we spreken van
een „effen gezicht": strak, sober, beheerst.
En als men daaraan zou toevoegen: ook
onbewogen, dan zou ik dit beamen, als
men die onbewogenheid althans wil zien
als een heldere waterspiegel, waarover on
merkbaar de rimpeling gaat van een hu
moristische ironie, een ironische satire, en
verdekte woordspelingen. Wat er ónder
dit strakke watervlak gaande is hoort men
binnen zijn woorden en leest men af aan
de „inhoud": verwondering, ontsteltenis,
angst geleidelijk, dank zij een respecta
bele zelftucht, een aanvaarding en erken
ning van de onbepaalbare verschijnselen
en verschijningen die het leven méé be
palen, met „de stilte" voor ogen. Het in
dividuele bestaan in zijn verhouding, zijn
onontkoombare relatie met al het onbe
kend-bestaande, met het raadsel, voltrekt
zich onder invloed van een samenstel van
krachten, die met geen rede of een daar
aan toegekende „zin" te verklaren is
waarneming en kennis, door zulke schrik
wekkende onbekendheden onweerstaanbaa
aangetrokken. Hij fixeert ze met zijn blik,
vervolgens met zijn bezwerende taal,
waarvoor een grote mate van wilsconcen-
tratie nodig moet zijn. Vandaar zijn strak
heid van stijl.
STEEDS IS IN ZIJN verhalen en ro
mans de nuchtere dagelijkse realiteit het
uitgangspunt. Maar al spoedig mengt zich
in de vertelling een element van het on
bekende, meestal door degenen die het
aangaat niet bemerkt en zoal bemerkt,
dan niet als voorteken van een ingrijpen
de kracht, die de levensloop mee zal gaan
bepalen. Soms schreef ik destijds
isoleert Bordewijk een gebeurtenis op een
merkwaardige manier van haar gang
baar-causaal verband of verschuift hij het
perspectief een haarbreed en brengt hij
op die wijze een beklemmende speling te
weeg tussen het reële en het irreële
beeld. Die speling werkt dan als een gleuf,
waardoor men vanuit de vertrouwde da
gelijksheid de gewaande zekerheid van
ons weten in het raadselachtige ziet.
Deze als karakteristiek bedoelde samenvat
ting van Bordewijks authentiek schrijver
schap is, wil het me voorkomen, in sterkere
mate nog van kracht voor de zojuist ver
schenen bundel, die uitmunt in „effenheid"
van taal en soberheid der verhaalstof, voor
al in de eerste beide vertellingen en in de
geeft tot verschillende intex-pretaties
niet „vei-klaart". De nuchtere fantasie, die
men hem wel toegedicht, fabuleert niet,
ze registreert. Seismografisch noteert ze
de vex-schijnselen van een ontwrichtend
proces, dat zich in een adembenemend
tempo in maatschappij, techniek, politiek,
wetenschap en geestes- en gemoedsleven,
in het leven in en om de modex-ne mens,
voltrekt. Aldus beschouwd is Bordewijk
een schrijver van zijn tijd, een van de
grootsten. Maar dat hij alleen van déze
tijd is, zou ik niet willen beweren. Daar
voor is de metafysiche inslag van zijn
oeuvre te onmiskenbaar.
Het toneelmuseum. Voor de eerste in de
sex-ie tentoonstellingen die Het Toneel
museum te Amsterdam zich voorstelt te
oi'ganiseren is de keuze gevallen op Von-
del's ,.Gijsbx-echt van A.emstel". Tekenin
gen, prenten, pox-tretten en programma's
geven tot 29 januari, dagelijks behalve
dinsdags een beeld van de voorstellingen,
die gedurende ruim drie eeuwen van dit
stuk zijn gegeven.
(Van onze correspondent)
BONN. Vlak tegen de
Oost-Westduitse grens aan
ligt, gelijk een chemisch,
netjes in cellofaan verpakt
voedingsmiddel, Wolfs
burg. De straten hebben
hier overal vier rijbanen,
brede parkeerstroken en ul
tra-moderne gebouwen
en Volkswagens. De men
sen zijn modern en goed
gekleed en hebben in vele
gevallen een eigen huis
en een Volkswagen. Ober-
bürgermeister Nissen is een
machtig man en is eigenlijk
arts bij de Volkswagenfa
brieken. Machtiger clan hij
is de „koning" van Wolfs
burg en dr. Nissens directe
werkgever prof. dr.
Nordhoff, president van
de Volkswagenfabrieken.
Want dit welvarende
bloeiende, uit zijn voegen
groeiende Wolfsburg staat
en valt met de Volkswagen
fabrieken. De stad heeft
slechts deze autofabrie-
ken....; een stad, op vier
wielen. Wel geen andere
stad zal zo'n kille en nuch
tere indruk maken als
Wolfsburg. Het moderne
Rotterdam, cle koele im
pressie die de Londen.se
nieuwe voorsteden maken
dit alles is weldadig
warm vergeleken bij de
nauwelijks twintig jaar
oude stad van de Volks
wagenfabrieken.
MEN VOELT HIER steeds
de dwang zijn handen te
moeten wassen, omdat alles
zo afgrijselijk hygiënisch is.
Men ziet verwonderd, dat
twee mensen hier ook nog
gezellig tegen elkaar kunnen
praten omdat het er af en
toe verdacht veel op lijkt
alsof alles hier huizen,
stadsplanning, auto's, men
sen uit het reageei'buisje
te voorschijn is getoverd.
Plastic en cellofaan, recht
hoekige gladde gebouwen en
de molachtige autootjes van
Nordhoff dat overheerst.
Men vindt in dit zakelijke
„chemische" Wolfsburg dan
ook nex-gens een gezellig ca
feetje. Men heeft niet de in
druk, dat de mensen zater
dags of zondags bij elkaar
koffie gaan drinken. Deze
stad van 59.000 inwoners mist
sfeer, de burgerlijke atmo
sfeer die gezelligheid schept
en heimwee, het gevoel er
gens thuis te zijn en de ge
dachte ergens anders gi-ote
daden te moeten ver
richten
WIE NAAR WOLFSBURG
gaat late dan ook alle gevoe
lens in Brunswijk of Hann
over achter! Hier heerst het
cijfer en hier heerst Nord
hoff! Nog is de president van
de Volkswagenfabrieken de
ongekroonde koning van de
stad. Maar „Das Werk" komt
het volgende jaar in handen
van duizenden Volksaandeel
houders en dan wordt het
zijn taak te zorgen voor een
regelmatig weerkerend divi
dend van 12 percent, in
plaats van voor een zwem-
stadion voor Wolfsburg,
v-oorschotten aan de gemeen
te voor de bouw van ver
gaderzalen en dei-gelijke. De
enige erebux-ger van Wolfs
burg, Noi-dhoff, zal binnen
kort zijn krachten moeten
verdelen tussen zijn enorme
fabriek, zijn stad en zijn aan
deelhouders.
DE STAD WERD ge
creëerd door de Nazi's die het
wonder van een Volkswagen
wilden hebben. Dat wonder
kwam er na 1950 eigenlijk
pas goed en in grote hoeveel
heden. Uit het niets is intus
sen een stad verrezen met
een begx-oting van 55 miljoen
mark, voor 95 percent af
komstig uit de bedrijfsbelas
ting welke de Volkswagen
fabrieken inbi-engen. Bijna
65 percent van de niet zelf
standig werkende Wolfsbur-
gex-s verdienen de kost bij
Volkswagen. De overige
35 percent zijn daarvan in-
direct afhankelijk. Schrom
pelt de Volkswagenfabriek
in, dan loopt Wolfsburg leeg.
Is het een wonder dat men
zich hier zorgen maakt als
er verder gedacht wordt over
uitgifte van Volksaandelen
van de Volkswagenfabrieken
of over het px-oduceren van
een nieuw model, hetgeen
gepaard zal gaan met nieuwe
investeringenEn toch
lééft dit Wolfsburg on
danks plastic, cellofaan en
Nordhoffs „mollen". Er is
reeds een „oude" wijk ont
staan: het „Dichterviertel"
uit de zogenaamde goudgra
verstij d van vóór 1945, toen
Wolfsburg nog bijna niets
was. Daarna bouwde men de
stad uit tot een maximale be
volking van 35.000. Dat bleek
te weinig. Thans koerst men
aan op een maximumbevol
king van 90.000, te bereiken
in 1970. Meer kan er niet bij,
omdat er eenvoudigweg niet
meer bouwland ter beschik
king staat. De bevolkings
groei is trouwens toch al
verwonderlijk: in 1945: 16.000
in 1950: 28.000. in 1954:
38.000, in 1958: 54.000, in 1959:
58.000, in 1960: 59.000. Men
bouwt tegen die gi-oei als een
bezetene op. maar 1600 wo
ningen per jaar zijn nog al
tijd niet genoeg.
DIT ALLES bevolkings
groei, stadsuitbreiding, stads
planning het is alleen mo
gelijk omdat ten noorden van
Wolfsburg zich een machine-
stad uitrekt, de Volkswagen
fabrieken. Een gigantisch
bedrijf: een laag front van
1500 meter breedte, een twin
tig verdiepingen hoge wol
kenkrabber, waarin Nord
hoff, hoog boven alles en al
len, zetelt; spoorwegemplace
menten; kanalen; wegen; fa-
brieken en fabrieken; Volks
wagensNordhoffs para
dijs van staal en cement, met
een jaaromzet van 3,5 mil
jard mark. Door de „Po"
zoals Wolfsburg zijn mo
derne, vier rijbanen brede
hoofdstraat, de Porschestras-
se, noemt lopen en rijden
de bewonei-s van deze super-
stad. Ze klagen steen en
been. Niet over het (ruime)
inkomen, dat ze genieten,
maar over de ongezelligheid.
Ze hebben concerten en to
neelstukken bij de vleet: ze
zijn lid van een sportvei-eni-
ging, die tot de grootste in
Duitsland behooi-t. Maar ze
missen de burgerlijke sfeer,
die tot dusver geen enkele
vat kon krijgen op deze stad
van industrie-arbeidei's.
EEN ONLANGS gehouden
sociologisch onderzoek, waai"-
van de uiteindelijke resul
taten pas over twee jaar zul
len worden gepubliceerd door
de universiteit van Göt-
tingen, heeft dit nog eens
onderstreept. Van de 37.000
arbeiders in de autofabriek
komen er iedere dag 22.000
uit de landelijke omgeving en
die 22.000 houden er nog al
tijd een uitgespronken lande
lijke levensstijl op na. Thuis
hebben ze hun koetje en hun
weitje, hun aardappelveldje
en hun Volkswagentje.
Het zuiver agrarische karak
ter van de streek rond Wolfs
burg is namelijk absoluut
onveranderd gebleven onder
de druk van de autofabriek.
Tussen deze industriële fo-
rensen deze „boeren"
en de werkers uit de stad be
staat een kloof, die onover
brugbaar lijkt. Waar de ar
beiders van buiten, ondanks
hun industriële beroep, hun
levensstijl nauwelijks hebben
veranderd, daar is de ax-bei-
der in de stad overgeleverd
aan een bijna kille sfeer zon
der traditie, waarmee hij
geen raat weet. De sociologen
zijn er van overtuigd, dat het
niet zo lang meer zal duren
of ook Wolfsburg zal een
eigen leven, een aparte sfeer
bezitten, waarin zich de be
volking thuis zal gevoelen.
Maar dat zal hier pas over
tien, vijftien jaar mogelijk
zijn.... Maar waai-om ze er
zich dan thuis zullen voelen,
willen we ons niet eens 'voor
stellen.
ELK JAAR OPNIEUW krijg ik het en hollen gezamenlijk naar de volgende Op dus naar het gelukkige nieuwjaar,
vierde. De titelnovelle „Centrum van stil- gevoel, clat december voor ons, huisvrou- barricade: hoeveel zondagen zijn er dit- dat we elkaar dan> moe maar tevreden, van
soon van hordenhop is! Eerst maal, om rekening mee te moeten hou- ®ansar harta Mensen....
meesterlijke) dat Bordewijk in de loop der stormen we met z'n allen op Sinterklaas denWat moeten we bestellen en wat
het licht bi-acht. Het verhaal
Een gelukkig nieuwjaarMaar een
nieuw jaar is nooit een echt NIEUW jaar,
jaren aan het licht bracht. Het verhaal a{. ],M,Upn wr nu vnnr iedereen iets ae- hakken we zelP Waar is hef liistie met ,euw ,aar 15 noou een ecnt WAJÏÏUW Jaar'
ontwikkelt zich voorbeeldig concentrisch: °h neoDen we nv00r roereen iets ge oaKKen we zetp n aar is net lijstje met daarvoor is het a] te veel beïnvloed door
van een verstoorde wereld naar een door kocht? Niemand vergeten? Zijn alle ge- de adressen voor de kerstkaarten? Wiè zijn voorgangers. En er zijn al stukjes af-
bombardementen vernietigd stadsdeel,
vandaar naar een nog ongeschonden,
maar ontvolkte wijk, waar de vluchteling
Wilms Williams in een ongeschonden pand
een onderdak vindt. Hij is daar weliswaar
dichtjes klaar?
inviteren we....? Hollen maar! Dan ons fJ" ÜL 3??™ ÏÏ2
mannen staan en misschien ook in onze
even dwingen, om tot rust en bezinning eigen agenda. Vaak is er al een hap uitge-
A<° olie cadeautjes bewonderd zijn. te komen op de feestdagen zélf. om er
niet alleen, er zijn medebewoner!! maar de overbodige rommel met de vuilnis- dan vol goede moed de eindspurt in te ken. Maar tóch is de kans groot, dat het
ze vertonen zich enkel zwijgend in de stil- man meegegeven en alle banket- en zetten voor de laatste barricade, die we \aar ind*rdaad .veel „nieuws" zal op-
te binnen „deze muur van onneembare 7 ds leveren; liefst goed nieuws. Voor onszelf
zwijgzaamheid", waarin zich, als huis in chocoladeletters opgegeten, komt kerst- met vrouwelijke moed, vindingrijkheid en ons gezin, ons dierbaar landje, de hele
het huis, nog een tweede, geheimzinnige feest in zicht. We grijpen opnieuw onze en economisch beleid, de baas moeten zorgelijke wereld.
Tizon 1 n cï hoxnnnf riyrt nnnr niomonrt xirrvi»^4-
aldus de grondtoon van een levensgevoel,
dat min of méér verhuld in alle schriftu
ren van Bordewijk te vernemen is. Met
een leerstellig existentialisme heeft dit
niéts, met wat men vandaag de dag
existentiegevoelnoemt nauwelijks iets
van doen. Het mysterie, het zwarte, en
het lichte, wordt door Bordewijk niet be
trokken op „Het Niets", maar op het men-
selijk-onbegrepene, dat onmetelijk is in
verhouding tof het beperkte kenvermogen
van onze rede. Niettemin doet het zich
bijwijlen aan de daarvoor ontvankelijke
mens voor als een angstwekkende bedrei
ging, een onaanwijsbaar-aanwezig onheil,
een geheim verband tussen deze en gene,
tussen mens en ding, tussen het aardse
en het kosmische.
DAT MEN BORDEWIJKS verhalen en
romans, die aan deze geheimenissen ont
sprongen zijn, wel heeft beschouwd als
meesterlijk-fantastische bedenksels, be
rust op een misvex-stand waartoe Borde
wijk ongewild heeft meegewerkt door zijn
vroegste verhalenbundel „Fantastische
Vertellingen" te noemen. Deze jeugdver
halen waren inderdaad „fantastisch",
maar afgezien van wat litterair-speelse
bijkomstigheden fantasie in de beteke
nis van vex--beeld-ing van het w a a r g e-
n o m e n-onzienlijke; beelden dus, woord
beelden als tekens, waarbij bepaalde „din
gen" zoals huizen een belangrijke plaats
innemen. Huizen zijn begx-ensde vlucht-
plaatsen in het onbegrensde, meubilair
omvat stoffelijke getuigen van de per
soonlijke bewoonbaarmaking, vooral als
beide oud zijn en een geschiedenis hebben
de geschiedenis van hun bewoners en
gebruikers. Wat daarvan nawerkt heeft
voor Bordewijk niets met spoken of „oc
culte krachten" uitstaande: het is zo reëel
als het stoffelijk-aanwezige zélf, maar kan,
eenmaal doorgedrongen in het menselijk-
beperkte waarnemingsvermogen, door zijn
onverklaarbare krachten een stil schrik
bewind uitoefenen, dat zich angst-wekkend
•aan de betrokkene voordoet. Bordewijk
wordt door dergelijke incongruenties van
woning bevindt, die door niemand wordt 7 7
betreden. In dat pand heeft Wilms Wil- boodschappentassen, halen diep adem zien te worden: oudejaarsavond!
liams zijn kamei\ in die kamer leeft hij
in stilte, behoed voor het alom dreigende
gevaar. En als hij zich, beangst voor
de mysterieuze stilte-bewoners, op sti-aat
begeeft en de uitgestoi-ven wijk heeft ver
laten, wordt deze door een bomaanval ver
nietigd „hij was er dolgx-aag bijgeweest,
middenin middenin het onbegrepen
huis."
IN HET TWEEDE VERHAAL „Louron"
voltx-ekt zich het geheimzinnige in een
schoorsteenmantel, afkomstig uit de oor
logsruïne van een kasteel, dat laatstelijk
bewoond werd door de jongste nazaat van
een oud geslacht, die zijn oudere broer in
alles imiteerde, zodat ook deze schoor
steenmantel niet meer dan een navolging
was. Zodra de lantei-fantende Walraixd het
fraaie steenstuk heeft aangekocht en doen
plaatsen in een „zaal" van zijn vervallen
landhuis begint het: de schoorsteenmantel
werpt zijn verhullende mantel af, hij
schijnt te leven en zou, meent Walx-ands
vriend Zwaagwakum, een nieuwe entiteit
kunnen zijn „die bezig is gestalte aan te
nemen" en daarvan door een steeds ster
kere luchtdruk in de zaal blijk geeft
een „uitblinker in het rijk der gesteenten"
eexi mutatie in de overgang van het anor
ganische naar het organiscTie, hetgeen be
vestigd wordt zodra de schoorsteenmantel
zich vrij maakt exx door de geopende tuin
deuren zelfstandig' en uit vrije wil zijn weg
kiest door de verwilderde tuin. Een grillig
bedenksel, zou men kunnen zeggen, maar
voor Box-de wijk en voor wie hem verstaat
een mogelijk geworden „onmogelijkheid",
wier verschijning beslissend is voor het
menselijk dilemma van het „zijn of niet
zijn".
„WEDARDA-STINS" is al evenmin het
vex-zinsel vaxx een uitzonderlijke fantasie
als het gebeux-ende in „N. Nilling te Nil-
le-Bizybië": in beide gevallen voltrekt zich
het onverwachte, in het eerste verhaal na
een moord, in het tweede tijdens een on
heilspellend atmoferisch fenomeen. In de
Friese baron Wedarda sterft de adel, de
menselijke voornaamheid, door de hand
van de banaliteit. Maar „ook in zijn dood",
denkt de oude huisknecht, „juist in deze
dood, trok de grote meester die cirkel
van smetteloosheid, van ongenaakbaar
heid van onaantastbaax-heid" en 't mid
delpunt daarvan is ook hier de stilte. En
wat er in Nille-Bizybië geschiedde achter
de rug van een „doorsneemens" is het
toeslaande noodlot, dat door het ongeken
de wordt ontketend langs een slinkse maar
doeltreffende omweg, die de atmosferische
storing, wie weet, opende. Ik zeg: wie
weet, omdat Bordewijk terecht en dat
geldt niet het minst voor het slotvex-haal
„De hoofdbewoner", waarin het „myste
rie" onopgehelderd blijft en aanleiding
Over dat „gelukkige" van dat nieuwe
jaar zou je ook wel eens kunnen filoso
feren; oudejaax-savond is er als het ware
voor geschapen, om na de hordenloop eens
even rustig te gaan zitten en je gedachten
de vrije loop te laten.
Wat is het eigenlijk kindex-lijk optimis
tisch, dat we elkaar een heel jaar-van-
geluk toewensen: alsof er gelukkige jax-en
bestaan! We kennen geluksmomènten, dat
wel; gelukkige uurtjes óók. Het versje:
„Happy days are here again" spreekt voor
zichzelf en tenslotte kennen we in het
spraakgebruik dan ook nog de wittebroods-
wéken, die terecht verondersteld worden, tot
de gelukkigste van je leven te behox-en.
Maar in geen enkele uitdrukking komen
„gelukkige maanden" voor. om over jaren
maar niet te spreken; onze spreekwoox-den
en zegswijzen zijn er te veel voor op de
werkelijkheid gefundeerd....
In de eex-ste plaats zou je moeten begin
nen, met te vragen, of iemand wel gelukkig
kan zijn! Een ernstige zieke, of iemand, die
veel pijn te verdragen heeft, zal zich hoog
stens kunnen verheugen in het geluk van
de zijnen, maar een éigen gelukgevoel laat
zich bezwaarlijk met lichamelijke moeilijk
heden combineren. Dr. Lin Yutang zegt in
zijn humoristische boek „Levenswijsheid
met een Glimlach": „Geluk is voor mij in
hoge mate een kwestie van goede spijsver
tering!" Daar zit méér in, dan alleen maar
een grapje. Waar de één gelukkig mee ge
maakt wordt, is voor de ander een dood
gewone vanzelfspx-ekendheid. De een ziet
het in het winnen van de voetbalpool, in
succes in zijn werkkring, ofin „Wijntje
en Trijntje" (Bordeaux en Bax-dot, als u
het Franser en modexTier wilt zeggen!).
Anderen daarentegen blijven onbewogen
bij zulke zaken. En dan: wie de mensen
niét nemen kan zoals ze nu eenmaal zijn
en wie niet. alles in de ware proporties kan
zien, heeft minder kans op geluk-in-'t-
leven dan iemand, die hier wél toe in staat
is.
Een moeilijkheid is ook nog, dat je geluk
niet kunt vasthouden: het verandert van
gedaante, als je het te pakken hebt ge-
kregèn.
Voox'beelden? Uw kind is ziek, dan plot
seling heel érg ziek; specialist er bij, zie
kenhuisopname. Daar zit u dan naast het
bedje en denkt: „Als dit kind maar weer
beter mag wox-den, dan ben ik volmaakt
gelukkig.
Dat kind wórdt beter, mag weer naar
huis; u gaat. het met uw man halen en u
voelt zich inderdaad volmaakt gelukkig. kunnen opbrengen blljmoedig d6ór
Het kind herstelt zich dan snel, wordt (ook leven naar het vólgende lichte vakje, hóe
gelukkig!) weer gewoon af en toe ondeu- ook de omstandigheden zijn!
gend en na drie weken bent u voor het
eerst weer eens even echt boos op hem. Jeanne Kohier
Het geluksgevoel is niet verdwenen, maar
afgezwakt tot een gevoel van tevredenheid
en dankbaax-heid. Alles wordt weer ge
wóónen als alles gewóón is, dan komt
een gevoel van tevredenheid zo veel vaker
voor dan een volstrekt geluksgevoel.
Een jongen blokt voor zijn eindexamen.
Vrije tijd heeft hij niet; hij zwoegt en
zwoegt en ziet in zijn gedachten het eind
diploma voor zich als de toverstaf tot het
geluk. Hij haalt dan op een goede dag dat
diploma en IS volstx-ekt gelukkig. Maar al
gauw, na feestvx-eugde en vakantie, komt
de onrust; hij staat met twee lege handen
en dat bevalt hem niet langer. Zijn geluks
gevoel is dankbare tevredenheid geworden
en nu moet hij vérder: de maatschappij in
of vex-der studeren, in ieder geval: op weg
naar een verder doel. En nu zijn er ontel
bare vooi-beelden te noemen; niemand
heeft ze eigenlijk nodig, want iedereen ként
ze zelf.
Laten we het geluk een handje helpen,
door er even bij stil te staan, als het zich
voordoet; je kunt toch ook geen bloemen
plukken, als je er niet even bij stilstaat?!
Er ZIJN zoveel gelukkige momenteh,
kleine en grote; er zijn „bloemen" genoeg
op onze levensweg, als we ze maar willen
zien:
De eex-ste bewuste glirnlach van je baby.
Een eigen straatdeur, waax-van niemand
anders een sleutel heeft.
Een was-als-een-zeepreclame, die hangt
te spx-ingen aan de waslijnen op een winde
rige, zonnige vooi-jaarsdag.
Zwijgend op een bospad lopen met
iemand, die ja na staat, en je voetstappen
niet te horen.
De trui van je zoon, die al wéér te klein
is geworden; Je eigen twinset, die éindelijk
wat ruimer blijkt te zitten!
Iets gepresteerd te hebben, dat ook door
anderen woi-dt gewaardeerd.
Ergens een lief, oud gezicht te weten, dat
blij-vex-rast „dag kind" zal zeggen, als je
onverwachts binnenkomt.
Een nieuw, moeilijk baksel probex-en, dat
modél uit de oven komt.
Eindelijk een nieuwe, heerlijke matras
in je bed te hebben.
De kinderen 's avonds te kunnen toedek
ken zonder énige angst voor vreemde
vliegtuigen.
Te wéten en er in te kunnen berusten
dat in het leven, als bij een schaakbox-d,
de donkex-e vakjes nu eenmaal naast de
lichte liggen.
Maar vooral: altijd weer de moed te