FILATELIE ZATERDAG 31 DECEMBER 1960 Erbij PAGINA ZES Dammen O, Beertje Brom Bridge !w I z 35 NATIONS VSIES ft DE STER BRACHT AMOS TERUG 13 schoppens - B 10 9 8 O V 7 5 4 H B 9 7 2 4» - O A H V 6 5 O A H B 10 9 A 8 5 Noord had dus met 7 schoppens geopend en oost had zijn eerste verkeerde impuls onderdrukt en niet gedoubleerd. Oost ging eens diep nadenken en kwam tot de conclusie dat noords vuurpijl alléén maar gebaseerd kon zijn op het be zit van 13 schoppens. Als dat zo was Had u het ook gedaan beter gezegd, had u het ook gedurfd? Oost bood namelijk 7 Sansatout en omdat zuid moest uitkomen, was dat een onverliesbaar contract. Arme noordhet verhaal wil, dat het ook voor hém het laatste spel was. Toen oost zijn contract had gewonnen, stond noord op, betaalde zijn verlies en speelde nóóit meer bridge! H. W. Filar ski Laatste bridgevraag van 1960: Dit is natuurlijk een flauw strikvraagje, maar daar u als bridger toch altijd „kien" moet zijn op onverwachte gebeurtenissen, kunt u de antwoorden toch wel vinden vooral als u regelmatig de wekelijkse bridge vraag gelezen hebt. Ziehier: a) Hoeveel punten telt: HET9NIEUWE O J A A R b) En waarmede opènt u het als regel? Antwoord elders op de bladzijde. Heeft een speler, inplaats van een eigen stuk, een stuk van de tegenstander „opge speeld", verkeerd geslagen of een andere onjuistheid begaan, dan moet de situatie onveranderd blijven; geen herstel is meer mogelijk zodra de tegenstander een tegen zet heeft gedaan. Het verdient evenwel aanbeveling de leider van de wedstrijd er bij te roepen. In de sensationele partij van de 6de ronde in het wereldtoernooi sloeg de ex- wereldkampioen Iser Koeperman een stuk in plaats van twee stukken, en daar ik on middellijk reageerde met een slag, was geen herstel meer mogelijk. Onderstaande partij tussen Dukel (wit) en Koeperman (zwart) is een voorbeeld van verkeerd reageren door nervositeit. HEEL LANG GELDEN woonde er in het land Palestina een klein jongetje, dat Amos heette. Amos speelde graag met zijn zusje Ruth en soms hadden ze er zo'n plezier in, dat moeder ze tegen etenstijd moest komen halen, omdat ze haar niet eens hoorden roepen. Aan tafel las vader altijd voor uit de oude boekrollen. Het liefst las hij het stuk over de ster. die eenmaal zou stilstaan en de geboorte van de Verlosser zou aankondigen. O, wat vond Amos dat mooi! „Als we die ster zien, moeten we er meteen naar toe gaan", zei hij altijd, maar dan zuchtte vader maar eens. „Dat kan nog zo lang duren, Amos zei hij maar als we de ster zien, gaan we er achteraan". Als Amos naar bed ging droomde hij vaak over de ster, maar als hij weer opstond, dacht hij alleen nog maar aan spelen. Zo ging het door, tot Amos eens een keer bij het spelen heel erg ver van huis wegging. Hij had er geen erg in, want hij probeerde een vlinder te vangen. Wat zou hij dat diertje met die mooie vleugeltjes graag eens even in zijn hand houden! Amos liep maar door achter de vlinder aan, maar opeens vloog die heel hard weg". Wat jam mer!" dacht Amos, „dan moet ik maar weer naar huis gaan!" Maar waar was zijn huis? Hij wist het niet meer. Er liepen wel vier paden maar welke was het goede? OPEENS ZAG AMOS een paar man nen op kamelen aankomen. Wacht, hij zou het die mannen vragen!" Weet u ook, waar mijn vader woont?", vroeg hij met een bibberend stemmetje. Wat waren die mannen vriendelijk!" „Ja wel, hoor, jongen, ga maar met ons mee", zei de grootste, die een zwarte baard had, en meteen had hij Amos al op zijn kameel gezet. „Hop" zei de man, en toen liep de kameel weer ver der. Amos vond het prachtig. Rijden op een kameel, dat had hij nog nooit gedaan! De kameel liep een pad af, en toen ging hij een bos in. De andere kamelen kwamen er vlak achteraan. „Waarom moeten we door het bos?", vroeg Amos, maar hij kreeg helemaal geen antwoord. Verder ging het, en Amos werd een beetje bang. Waar gin gen ze heen? „Ik wil naar huis", zei hij, maar toen begonnen de mannen te lachen. „Naar huis? Niks ervan, je gaat met ons mee", zeiden ze, en ze lieten hun kamelen nog harder lopen. UREN LATER KWAMEN ze bij een groot kamp. Er stonden tenten en klei ne kinderen kropen er stoeiend over de grond. Een dikke vrouw kwam op dé man met de zwarte baard toelopen; „Wat heb je nu voor me meegebracht?" vroeg ze. „Een jongetje zei de man het kan mooi geld voor ons op halen". O, wat schrok Amos! Wat ging er allemaal met hem gebeuren? „Kom maar mee", bromde de vrouw en ze pakte Amos bij de hand. Hij werd een tent ingetrokken en daar waren nog twee jongens, wat groter dan hij. „Jongens, laat hem morgen maar flink hard werken", zei de vrouw, en toen liet ze Amos in de tent achter. Amos huilde, maar hij was zo moe, dat hij gauw in slaap viel. En 's nachts droom de hij van thuis, van zijn ouders en zijn zusje en van de ster. DE VOLGENDE DAG begon het nieu we leven voor Amos. Hij moest met een aapje naar de boerderijen lopen en geld vragen. De hele dag liep Amos door. Want als hij niet genoeg geld meebracht, mocht hij niet eten! Geluk kig was er wel eens een boer, die hem een boterham gaf. Maar eens was een van de grote jongens hem stiekem ach terna gegaan, en die had gezien, dat Amos brood kreeg. Toen had Amos bij zijn thuiskomst een flink pak slaag ge kregen, en nu durfde hij niet meer om brood te vragen. Soms gingen de bewoners van het tentendorp verderop. Dan legden ze de tenten op de kamelen, deden alle pan nen in grote zakken, en dan trokken ze op de kamelen verder naar het oos ten, de zon tegemoet. Maanden gingen voorbij. Amos werd groter, want het harde leven was niet slecht voor hem. Maar wat miste hij zijn ouders en zijn zusje! Als de ster maar kwam! HIJ DROOMDE ER 's nachts nog vaak van. Tot op een nacht een vreemd licht door het tentdoek viel. Wat was dat? Amos kroop voorzichtig naar bui ten zonder dat de broers het merkten. Een ster, een grote ster! Amos be dacht zich geen ogenblik. Hij rende ach ter de ster aan. Soms struikelde hij, en eens viel hij languit over een grote steen. Maar hij hield het vol tot het dag werd. Ook toen kon hij de ster nog zien, zo straalde die. „Ik moet even rusten", dacht Amos. Maar wat hoorde hij achter zich? Hij keek om, en daar zag hij de mannen aankomen, die hem hadden meegevoerd. Ze vlogen op hun kamelen over de vlakte en volgden zijn spoor. „Help, help", riep Amos, „help dan toch, grote ster!" De mannen kwa men steeds dichterbij, maar toen hoor de hij opeens achter zich roepen: „Wat is hier aan de hand?" Daar kwamen drie mannen aan in mooie kleren en met kronen op het hoofd! „Koningen, het zijn koningen", riepen de boze mannen verschrikt en ze draafden zo hard ze konden weg op hun kamelen. -ar DE KONINGEN KEKEN verbaasd naar de schreiende Amos. „Hoe kom jij hier en wat wilden die mannen van je? „Amos vertelde alles. Over zijn va der en moeder, over de boze mannen en over de ster. „Die gaan wij ook ach terna", zeiden de koningen, „Klim maar op mijn kameel" zei de grootste koning, „ik ben Balthasar". „Ik ben Melchior" zei de tweede en de derde, een zwarte koning, vertelde, dat hij Caspar heette. De hele dag gingen zij voort, achter de ster aan. Het werd weer donker en het was net of de ster steeds lager kwam Tot ze bij een klein stalletje kwamen. Het was wonderlijk licht boven dit ge bouwtje. Schaapjes graasden in de wei landen en bij de deur zaten herders met elkaar te praten. „Kom maar gauw" zeiden ze „hier is het". De koningen gingen naar binnen, en Balthasar hield kleine Amos bij de hand. MIDDEN IN DE STAL zaten een man en een vrouw, en de vrouw had een klein kindje op schoot. Het keek de koningen met stralende ogen aan. „Dat moet de Verlosser zijn" wisten de koningen, en ze knielden en gaven het Kindje mooie geschenken. Amos bleef een beetje achter de koningen staan, maar toen die opzij gingen, moest hij wel naar voren komen. Hij knielde ook neer op de harde grond. „Ik heb niets bij me, lief Kindje", zei hij, „boze mannen hadden mij meegenomen, maar de drie Koningen hebben me helpen ontvluchten". Het Kindje lachte stil. En Amos be greep, dat het zeggen wilde: „Je hebt genoeg gegeven, want je hebt al zo lang naar Me verlangd". Toen hoorde Amos wat achter zich. Hij keek om, en begon te sclmeien van vreugde. Want daar waren zijn vader en moeder en zijn zusje! Zij hadden de ster gevolgd, zoals ze altijd hadden gezegd. Met zijn drieën knielden ze naast Amos neer. Ze wisten dat de Verlosser gekomen was. „Laat ons Amos nooit meer verliezen" bad vader tot het Kindje en toen was het net of het even knikte. Blij gingen ze naar huis. Want ze wisten, dat dit Kindje alles zou doen wat het beloofde. Kees Maas Zeg Beertje Brom, wil jij niet eten? Dot moést Sint-Nikolaas eens weten Als hij je volle bordje ziet. Dan zegt hij vast en zeker: „Piet, Dat beertje krijgt zijn lekkers niet!" O, Beertje Brom, Wat ben jij dom J Je nieuwe broekje zit vol gaten, En waar heb jij je muts gelaten? Zet heus je schoentje maar niet klaar, Al vind je het ook nog zo naar, De Sint vergeet je vast, dit jaar! O, Beertje Brom, Wat ben jij dom En wat heeft Beertje toen gedaan? Hij trok een ander broekje aan Hij at heel gauw zijn papje op, Trok vlug zijn mutsje op zijn kop Heeft toen zijn schoentje klaargezet, En lachte olijk van de pret....! Die Beertje Brom, Was toch niet dom...» O, nèè Nonnie Wiemeyer 1) 32—28 20—25, 2) 31—27 19—24, 3) 38— 32 17—21, 4) 43—38 21—26, 5) 37—31 26x37, 6) 42x31 14—19, 7) 41—37 10—14, 8) 34—29 5—10, 9) 29x20 15x24, 10) 40—34 24—30, 11) 35x24 19x30. Hoe men ook zoekt naar het terugnemen van een dame- of torenzet, al of niet in combinatie met het slaan van een zwart stuk nooit vindt men een matstand. De oplossing is wel bijzonder verrassend. Zwart's laatste zet was n.l. 1) d7-d5, waarna wit 2) e5xd6 en passant antwoord de. Zet men deze zetten terug, dan is plots veld d5 door een zwarte pion ge blokkeerd en de diagonaal van Dg7 ver stopt, zodat de matzet Dd2-c3 mogelijk wordt. Slechts een puzzelgenie als Sam Loyd was in staat, dergelijke vondsten te doen. En hiermede nemen wij voor dit jaar afscheid van onze lezers onder het uit spreken van de wens, dat zij in 1961 zó goed zullen schaken, dat zij niet eenmaal in de verleiding komen, een zet terug te nemen! Mr. Ed. Spanjaard Van het moment af dat zwart naar de rand uitwijkt, komt wit sterk op het cen trum. 12) 45—40 30—35, 13) 50—45 14—19, 14) 49—43 9—14, 15) 47—42 3—9, 16) 46—41 10—15, 17) 27—22 18x27, 18) 31x22 14—20. Plet is de vraag, of de 18de zet voor zwart 12—17 beter is. Op 36—31 dam door 25—30 en 1420. Op 3731 volgt onmiddellijk 19—23. 19) 36—31 12—17, 20) 41—36 7—12, 21) 34—29 20—24, 22) 29x20 25x14, 23) 40—34 14—20, 24) 45—40 20—25, 25) 34—29 19—24, 26) 29x20 25x14, 27) 39—34 13—19. Door achterwaarts ruilen en „om de wit stelling heen lopen" is de witstand heel wat sterker op het bord. Het is een groot gaaf blok schijven, die in het centrum een enorme kracht ontwikkelen. Tot nog toe was van bet zwartspel niet uitgegaan. 28) 43_39 8—13, 29) 48—43 15—20, 30) 33—29 17—21, 31) 31—27 21—26, 32) 38—33 11—17, 33) 22x11 16x7. Terug ruilen en verdedi gen is het zwartspel. 34) 4338 611, 35) 29—24 20x29, 36) 33x24 19x30, 37) 34x25 1318? Sterker is de opbouw 1218. 38) Over clivia's komen nogal eens klach ten binnen; de plant groeit over het alge meen wel goed, doch wil niet elk voorjaar bloeien. Men moet de plant in de winter wat rust gunnen; ze heeft nu tot eind fe bruari niet veel water nodig en in deze tijd mag men haar ook niet bemesten. Als ze nu éénmaal in de twee weken een beetje water krijgt kan men dat wel als voldoende beschouwen. Clivia's bloeien ook niet als men hen vlak voor de bloei verpot; als d,at gedaan moet worden zal men het niet vlak voor die tijd, doch na de bloei moeten doen en als er jonge scheuten zijn die men wil af nemen moet men het nu ook niet doen, doch direct na de bloei en dan kan men dus tegelijkertijd verpotten. De clivia heeft ook een hekel aan grote potten; ze staat eerder in een te grote dan in een te kleine G. Kromdijk doen zien. De zegels zijn ditmaal gewijd aan de heilige Martinus van Tours (St. Maarten): Op de 0,20 0,10 fr. is de staf van de broederschap van St. Maar ten afgebeeld en op de 0,25 0,10 fr. een houtsnijwerk uit de 16e eeuw, voor stellend St. Maarten deelt zijn mantel met een bedelaar. VERENIGDE STATEN. „Het behoud van het landschap" is het onderwerp van een nieuwe zegel van 4 cents (zwart, geel en blauw), die 2 februari 1961 in omloop zal worden gebracht. De zegel laat links een tekening zien, vervaar digd door Charles M. Russel „The Trial Boss" en rechts een landschap met op de voorgrond grazend vee. Het ontwerp is van Charles R. Chickering en de gra vure van Matthew D. Fenton (beeld) en George L. Huber (letters en cijfer). Tweede winst door 44) 2823 18x29, 45) 20—14 9x20, 46) 27—21 26x28, 47) 32x14 met winst. 45) 2015 914. Een derde winst na 46) 40—34 is met analyse uitgemaakt. 46) 3-7—31? 26x37, 47) 32x41 14—20, 48) 15x24 30x19. Wit heeft zo slecht gespeeld, dat, na drie keer winst te hebben ver zuimd, wit plotseling in een verloren stel ling staat. 49) 41—37 7—12, 50) 36—31 18— 23, 51 37—32 12—17, 52 31—26 2—8? Nu verzuimt Koeperman op zijn beurt een snelle winst na 27. Na deze vier grove fouten volgt de hoofdschoten door het ver keerd slaan: 53) 27—21 8—12, 54) 21—16 12—18, 55) 16x7 1x12? Op dit moment had ik de ex-wereld kampioen op het foutieve slaan moeten wijzen, omdat 18x23 gedwongen is, een va riant die ik voorbereid had. En omdat ik nu onnadenkend sloeg 22x11, kostte me dit de partij. Na 55) 18x38 en 72 is er zeker een remise-variant te vinden. 56) 22x11 12—17, 57) 11x22 18x38, 58) 39—33 38x29, 59) 28—22 29—33. 60) 44—39 35x44. 61) 40x49 25—28, 62) 22x33 35—40 en wit staakte de strijd. Een sensationele partij, waarin beide spelers door nervositeit wellicht de groot ste damfout in hun leven maakten. B. Dukel MnatN gppjniao" suaev ap ua }seo} uaé )aui jaq n ausdo pga.i sjv (d •uajund fxz ua g snp !jooa ui (uez)v saevi ua (.iaa)H iuiojj ra tubm 'uatund jia na; (b :sbbjaa.3p]jq sjsjbbi do pJooAVjuy TOGO. Op 6 januari 1961 zal een serie van zes postzegels in circulatie worden gebracht ter gelegenheid van de toe lating van de republiek Togo tot de Verenigde Naties. De waarden zijn: 0,30, 0,50, 1, 10, 25 en 30 fr. Op de zegels ziet men de Togolese vlag met het opschrift Togo. In de eerste letter o van deze naam is het UNO-embleem afgebeeld. COMMUNISTISCH CHINA. Ter her- denking van dokter Norman Bethune (1890-1939) zijn twee postzegels uitge komen, beide ter waarde van 8 fen. Op de ene zegel is zijn portret afgebeeld en op de andere zegel verricht hij een ope ratie op een gewonde soldaat. PORTUGAL. De vijftigste verjaardag van de Portugese republiek (1910) is onder meer herdacht door de uitgifte van een postzegel van 1 esc. (groen, rood en oranje). De zegel vertoont de Portugese vlag, omgeven door een lau werkrans. De oplage bedraagt tien mil joen exemplaren. Ontwerper is Manuel Rodrigues. IVOORKUST. De republiek Ivoorkust hééft een postzegel van 25 fr. het licht doen zien, waarop de stuwd,am van Ayamé is afgebeeld. De zegel is ont worpen door Munier en gegraveerd door Pheulphin. FRANKRIJK. De Franse posterijen hebben hun jaarlijkse serie met toeslag ten bate van het Rode Kruis het licht VATICAANSTAD. De Vaticaanse postdienst heeft een serie van tien waarden het licht doen zien: 5, 10. 15, 20, 30, 35, 40, 70, 75 en 100 lire. De eerste zeven waarden geven elk een detail van het door de beeldhouwer Lucca della Robbia vervaardigd reliëf „Werken van barmhartigheid", de achtste zegel ver toont paus Joannes XXIII, alsmede symbolen van geloof en barmhartigheid en de twee zegels laten het pauselijk wapen en symbolen van deugd zien. Op de laatste dag van het afgelopen jaar kan wel niemand er aan ontkomen, dat hij de blik terugwerpt, de balans opmaakt en zich afvraagt, hoe hij zou handelen als hij de kans kreeg, alles opnieuw te doen. In het leven kan men niets terugnemen, gedane zaken nemen geen keer en het enige nut van onze oudejaarsretrospecties is, dat wij er wellicht uit kunnen leren, hoe wij het in het vervolg beter kunnen aanpakken. Bij een schaakpartij, in menig opzicht een afspiegeling van het leyen al kan men gelukkig een nieuwe opzetten! is het al net zo. De spel- en wedstrijdregelen zijn onverbiddelijk; terugzetten is er niet bij. Iedere schaker kent dat gevoel van spijt en zelfverwijt: had ik maar wat die per gekeken; waarom zag ik dat valletje niet? Hoe is het mogelijk dat ik. ondanks al mijn goede voornemens, toch weer in hevige tijdnood kwam en daardoor die gladgewonnen partij nog verloor? Ook hier baat morren niet; gezet is gezet en het enige positieve is dat wij lering kunnen trekken uit onze eigen fouten. Is er dan nergens een terug? Zelfs niet op Oudejaarsavond? Gelukkig wel. De mens heeft zijn dro men. de schaker zijn sprookjesland; het fantasieschaak. Dat geeft ons de gelegen heid. de in werkelijkheid niet te realiseren wensen te vervullen, foute zetten terug te nemen en de goede alsnog uit te voeren. HET LAATSTE SPEL. Weer is een jaar ten einde gesneld weer is een periode van meer of minder grote gebeurtenissen afgelopen. Oók voor ons bridgers en wij gaan weer met frisse moed beginnen aan 52 nieuwe weken die ons weer sensatie, voor- en ook tegenspoed zullen brengen. Zo tussen kerst en nieuwjaar houden vele Nederlandse clubs gezellige drives men kan er iets in terugvinden van de oude vaderlandse tradities voor gezellig heid in familiekring. En wat is een bridge- vereniging vaak niets anders dan zo'n familie- en vriendenkring; op z'n tijd een ruzietje, maar véél vaker een sfeer vol gevoelens van genegenheid en vriend schap. Ook ik, uw trouwe bridge-verslaggever, voelt zich op zo'n laatste dag van het jaar bij u allen te horen de band die 't lang zamerhand grijs aan de slapen wordende bridgespel tussen ons legt, is onverbreke lijk. Al bent u het natuurlijk niet altijd met mij eens en al trek ik mij de haren wel eens uit het hoofd bij het ontvangen van brieven over de gebeurtenissen, die zich in üw bridge-familie afgespeeld hebben. Het laatste spelFeitelijk zou ik u daarvoor iets moeten brengen met een ge weldig vuurwerk een spel, dat nog héél lang na 31 december 1961 in de herinnering zou moeten blijven voortleven. Ik héb iets gevonden. Al is het héél oud, velen uwer zullen het niet kennen en overigens, wie heeft er niet gezegd dat er niets nieuws onder de zon (en dus ook niet op oudejaars avond) is? Het verhaal stamt uit de dertiger jaren. In die tijd werd er veel robberbridge ge speeld en het was gewoonte om, wanneer men had „rondgepast" te gaan sjoemelen. Daarbij werden de kaarten dan op een bijzondere, hier niet ter zake doende, ma nier gegeven en heel vaak kreeg iemand dan een bijzónder lange kleur in handen. En er was eris.... een meneer die dertien schoppens in handen kreeg. Hij was er zó blij mee, dat hij zijn vreugde nauwelijks kon bedwingen: gróót-slam, zo maar in het eigen handje en dan nog wel in de hóógste kleur van het spel. zodat niemand eroverhéén kon. Dus opende de gelukkige meneer met forse stem: 7 schoppen. Ziehier de uitleg: 3833 1419? Stand na de 38ste zet van zwart: I. KOEPERMAN B. DUKEL De eerste snelle winst die wit verzuimde werd eerst later opgemerkt; honderden belangstellenden hebben deze leuke dam- zet niet gezien. Wit kan winnen door 39) 37—31 26x48, 40) 27—22 18x29, 41) 39—34 4830 en 42) 25x3 met gewonnen eindspel. In de partij speelde ik: 39) 28—22 9—13, 40) 42—38 18—23, 41) 25—20 12—18. 42) 33—28 4—9, 43) 38—33 23—29. Deze set is gedwongen, omdat de zwartstelling anders door 4034, 2015 en 3329 wordt opge rold. Maar na de gedwongen ruil verzuim de wit opnieuw een tweede vernietigende winst, die een bekroning op het keurige en sterke spel zou zijn geweest. Het ging: 44) 33x24 19x30. Er zijn allerlei verleidingszetten. B.v.: wit's laatste zet was Kd2-el. Plaatst men de Koning weer op d2 en probeert men 1) Ta4-alf. dan faalt dit op Dbl. Na enige studie vinden we de eenvou dige, maar geestige oplossing: wit's laatste zet was Tal-a4. Hij neemt deze terug en speelt inplaats daarvan 0-0-0 en zwart staat mat. zwart en geel), zijn ontworpen door Kurt Plowite werkzaam bij het bureau van de UNO te New York. De oplage bedraagt respectievelijk 2.750.000 en 2.500.000 exemplaren. Drie voorbeelden. In alle drie luidt de opgave: wit neemt zijn laatste zet terug en speelt inplaats daarvan een andere zet zodanig dat zwart dan mat staat. Moeilijker is de tweede opgave. Met de witte koning valt niets te bereiken. Door deze te verplaatsen, geeft Tal schaak, maar dan blijft veld g2 ongedekt. Met het paard gaat het al evenmin en hoe zou de raads heer van de zwarte velden, (Rb3). ooit de koning op het witte veld hl kunnen mat geven? Toch schuilt hier het geheim. Rb8 is na melijk door pionpromotie ontstaan en wel door de zet a7xb8 R. Laten we pion a7 niet op b8, doch op a8 promoveren tot dame. dan valt deze Khl aan. terwijl het zwarte stuk op b8 belet, dat Th8 de nieuwe, dame slaat. Maar wat staat er op b8? Een een voudig onderzoek leert, dat dit slechts een zwarte loper kan zijn geweest, omdat zwart anders op a8 kan slaan, respectievelijk (bij paardpromotie) op c8 kan tussenspelen. Het antwoord is dus: wit zet zijn laatste zet. a7xb8R terug, herplaatst de op b8 geslagen zwarte loper en speelt inplaats daarvan a7-a8D mat. Tenslotte de lastigste van de drie. UNO. De postdienst van de UNO geeft op 13 februari van het volgend jaar twee postzegels uit, die gewijd zijn aan het Internationaal Gerechtshof te Den Haag. De zegels in de waarden 4 cents (bruin, zwart en geel) en 8 cents (groen, L~~^,..v

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 20