FILATELIE
ZATERDAG 31 DECEMBER 1960
Erbij
PAGINA ZES
Dammen
O, Beertje Brom
Bridge
!w I z
35
NATIONS VSIES
ft
DE STER BRACHT
AMOS TERUG
13 schoppens
-
B 10 9 8
O V 7 5 4
H B 9 7 2
4» -
O A H V 6 5
O A H B 10 9
A 8 5
Noord had dus met 7 schoppens geopend
en oost had zijn eerste verkeerde
impuls onderdrukt en niet gedoubleerd.
Oost ging eens diep nadenken en
kwam tot de conclusie dat noords vuurpijl
alléén maar gebaseerd kon zijn op het be
zit van 13 schoppens. Als dat zo was
Had u het ook gedaan beter gezegd,
had u het ook gedurfd? Oost bood namelijk
7 Sansatout en omdat zuid moest uitkomen,
was dat een onverliesbaar contract.
Arme noordhet verhaal wil, dat het
ook voor hém het laatste spel was. Toen
oost zijn contract had gewonnen, stond
noord op, betaalde zijn verlies en speelde
nóóit meer bridge!
H. W. Filar ski
Laatste bridgevraag van 1960: Dit is
natuurlijk een flauw strikvraagje, maar
daar u als bridger toch altijd „kien" moet
zijn op onverwachte gebeurtenissen, kunt
u de antwoorden toch wel vinden vooral
als u regelmatig de wekelijkse bridge
vraag gelezen hebt. Ziehier:
a) Hoeveel punten telt:
HET9NIEUWE O J A A R
b) En waarmede opènt u het als regel?
Antwoord elders op de bladzijde.
Heeft een speler, inplaats van een eigen
stuk, een stuk van de tegenstander „opge
speeld", verkeerd geslagen of een andere
onjuistheid begaan, dan moet de situatie
onveranderd blijven; geen herstel is meer
mogelijk zodra de tegenstander een tegen
zet heeft gedaan.
Het verdient evenwel aanbeveling de
leider van de wedstrijd er bij te roepen.
In de sensationele partij van de 6de
ronde in het wereldtoernooi sloeg de ex-
wereldkampioen Iser Koeperman een stuk
in plaats van twee stukken, en daar ik on
middellijk reageerde met een slag, was
geen herstel meer mogelijk. Onderstaande
partij tussen Dukel (wit) en Koeperman
(zwart) is een voorbeeld van verkeerd
reageren door nervositeit.
HEEL LANG GELDEN woonde er in
het land Palestina een klein jongetje,
dat Amos heette. Amos speelde graag
met zijn zusje Ruth en soms hadden ze
er zo'n plezier in, dat moeder ze tegen
etenstijd moest komen halen, omdat ze
haar niet eens hoorden roepen. Aan
tafel las vader altijd voor uit de oude
boekrollen. Het liefst las hij het stuk
over de ster. die eenmaal zou stilstaan
en de geboorte van de Verlosser zou
aankondigen. O, wat vond Amos dat
mooi! „Als we die ster zien, moeten
we er meteen naar toe gaan", zei hij
altijd, maar dan zuchtte vader maar
eens. „Dat kan nog zo lang duren,
Amos zei hij maar als we de
ster zien, gaan we er achteraan".
Als Amos naar bed ging droomde hij
vaak over de ster, maar als hij weer
opstond, dacht hij alleen nog maar aan
spelen. Zo ging het door, tot Amos eens
een keer bij het spelen heel erg ver
van huis wegging. Hij had er geen erg
in, want hij probeerde een vlinder te
vangen. Wat zou hij dat diertje met die
mooie vleugeltjes graag eens even in
zijn hand houden! Amos liep maar door
achter de vlinder aan, maar opeens
vloog die heel hard weg". Wat jam
mer!" dacht Amos, „dan moet ik maar
weer naar huis gaan!" Maar waar
was zijn huis? Hij wist het niet meer.
Er liepen wel vier paden maar welke
was het goede?
OPEENS ZAG AMOS een paar man
nen op kamelen aankomen. Wacht, hij
zou het die mannen vragen!" Weet u
ook, waar mijn vader woont?", vroeg
hij met een bibberend stemmetje. Wat
waren die mannen vriendelijk!" „Ja
wel, hoor, jongen, ga maar met ons
mee", zei de grootste, die een zwarte
baard had, en meteen had hij Amos
al op zijn kameel gezet. „Hop" zei de
man, en toen liep de kameel weer ver
der. Amos vond het prachtig. Rijden
op een kameel, dat had hij nog nooit
gedaan! De kameel liep een pad af, en
toen ging hij een bos in. De andere
kamelen kwamen er vlak achteraan.
„Waarom moeten we door het bos?",
vroeg Amos, maar hij kreeg helemaal
geen antwoord. Verder ging het, en
Amos werd een beetje bang. Waar gin
gen ze heen? „Ik wil naar huis", zei
hij, maar toen begonnen de mannen te
lachen. „Naar huis? Niks ervan, je
gaat met ons mee", zeiden ze, en ze
lieten hun kamelen nog harder lopen.
UREN LATER KWAMEN ze bij een
groot kamp. Er stonden tenten en klei
ne kinderen kropen er stoeiend over de
grond. Een dikke vrouw kwam op dé
man met de zwarte baard toelopen;
„Wat heb je nu voor me meegebracht?"
vroeg ze. „Een jongetje zei de man
het kan mooi geld voor ons op
halen". O, wat schrok Amos! Wat ging
er allemaal met hem gebeuren? „Kom
maar mee", bromde de vrouw en ze
pakte Amos bij de hand. Hij werd een
tent ingetrokken en daar waren nog
twee jongens, wat groter dan hij.
„Jongens, laat hem morgen maar flink
hard werken", zei de vrouw, en toen
liet ze Amos in de tent achter. Amos
huilde, maar hij was zo moe, dat hij
gauw in slaap viel. En 's nachts droom
de hij van thuis, van zijn ouders en
zijn zusje en van de ster.
DE VOLGENDE DAG begon het nieu
we leven voor Amos. Hij moest met
een aapje naar de boerderijen lopen
en geld vragen. De hele dag liep Amos
door. Want als hij niet genoeg geld
meebracht, mocht hij niet eten! Geluk
kig was er wel eens een boer, die hem
een boterham gaf. Maar eens was een
van de grote jongens hem stiekem ach
terna gegaan, en die had gezien, dat
Amos brood kreeg. Toen had Amos bij
zijn thuiskomst een flink pak slaag ge
kregen, en nu durfde hij niet meer om
brood te vragen.
Soms gingen de bewoners van het
tentendorp verderop. Dan legden ze de
tenten op de kamelen, deden alle pan
nen in grote zakken, en dan trokken
ze op de kamelen verder naar het oos
ten, de zon tegemoet.
Maanden gingen voorbij. Amos werd
groter, want het harde leven was niet
slecht voor hem. Maar wat miste hij
zijn ouders en zijn zusje! Als de ster
maar kwam!
HIJ DROOMDE ER 's nachts nog
vaak van. Tot op een nacht een vreemd
licht door het tentdoek viel. Wat was
dat? Amos kroop voorzichtig naar bui
ten zonder dat de broers het merkten.
Een ster, een grote ster! Amos be
dacht zich geen ogenblik. Hij rende ach
ter de ster aan. Soms struikelde hij, en
eens viel hij languit over een grote
steen. Maar hij hield het vol tot het
dag werd. Ook toen kon hij de ster nog
zien, zo straalde die. „Ik moet even
rusten", dacht Amos. Maar wat hoorde
hij achter zich? Hij keek om, en daar
zag hij de mannen aankomen, die hem
hadden meegevoerd. Ze vlogen op hun
kamelen over de vlakte en volgden zijn
spoor. „Help, help", riep Amos, „help
dan toch, grote ster!" De mannen kwa
men steeds dichterbij, maar toen hoor
de hij opeens achter zich roepen: „Wat
is hier aan de hand?" Daar kwamen
drie mannen aan in mooie kleren en
met kronen op het hoofd! „Koningen,
het zijn koningen", riepen de boze
mannen verschrikt en ze draafden zo
hard ze konden weg op hun kamelen.
-ar
DE KONINGEN KEKEN verbaasd
naar de schreiende Amos. „Hoe kom
jij hier en wat wilden die mannen van
je? „Amos vertelde alles. Over zijn va
der en moeder, over de boze mannen
en over de ster. „Die gaan wij ook ach
terna", zeiden de koningen, „Klim
maar op mijn kameel" zei de grootste
koning, „ik ben Balthasar". „Ik ben
Melchior" zei de tweede en de derde,
een zwarte koning, vertelde, dat hij
Caspar heette.
De hele dag gingen zij voort, achter
de ster aan. Het werd weer donker en
het was net of de ster steeds lager kwam
Tot ze bij een klein stalletje kwamen.
Het was wonderlijk licht boven dit ge
bouwtje. Schaapjes graasden in de wei
landen en bij de deur zaten herders met
elkaar te praten. „Kom maar gauw"
zeiden ze „hier is het". De koningen
gingen naar binnen, en Balthasar hield
kleine Amos bij de hand.
MIDDEN IN DE STAL zaten een
man en een vrouw, en de vrouw had
een klein kindje op schoot. Het keek
de koningen met stralende ogen aan.
„Dat moet de Verlosser zijn" wisten
de koningen, en ze knielden en gaven
het Kindje mooie geschenken. Amos
bleef een beetje achter de koningen
staan, maar toen die opzij gingen, moest
hij wel naar voren komen. Hij knielde
ook neer op de harde grond. „Ik heb
niets bij me, lief Kindje", zei hij, „boze
mannen hadden mij meegenomen, maar
de drie Koningen hebben me helpen
ontvluchten".
Het Kindje lachte stil. En Amos be
greep, dat het zeggen wilde: „Je hebt
genoeg gegeven, want je hebt al zo
lang naar Me verlangd".
Toen hoorde Amos wat achter zich.
Hij keek om, en begon te sclmeien van
vreugde. Want daar waren zijn vader
en moeder en zijn zusje! Zij hadden
de ster gevolgd, zoals ze altijd hadden
gezegd. Met zijn drieën knielden ze
naast Amos neer. Ze wisten dat de
Verlosser gekomen was. „Laat ons
Amos nooit meer verliezen" bad vader
tot het Kindje en toen was het net of
het even knikte.
Blij gingen ze naar huis. Want ze
wisten, dat dit Kindje alles zou doen
wat het beloofde.
Kees Maas
Zeg Beertje Brom, wil jij niet eten?
Dot moést Sint-Nikolaas eens weten
Als hij je volle bordje ziet.
Dan zegt hij vast en zeker: „Piet,
Dat beertje krijgt zijn lekkers niet!"
O, Beertje Brom,
Wat ben jij dom J
Je nieuwe broekje zit vol gaten,
En waar heb jij je muts gelaten?
Zet heus je schoentje maar niet klaar,
Al vind je het ook nog zo naar,
De Sint vergeet je vast, dit jaar!
O, Beertje Brom,
Wat ben jij dom
En wat heeft Beertje toen gedaan?
Hij trok een ander broekje aan
Hij at heel gauw zijn papje op,
Trok vlug zijn mutsje op zijn kop
Heeft toen zijn schoentje klaargezet,
En lachte olijk van de pret....!
Die Beertje Brom,
Was toch niet dom...»
O, nèè
Nonnie Wiemeyer
1) 32—28 20—25, 2) 31—27 19—24, 3) 38—
32 17—21, 4) 43—38 21—26, 5) 37—31 26x37,
6) 42x31 14—19, 7) 41—37 10—14, 8) 34—29
5—10, 9) 29x20 15x24, 10) 40—34 24—30, 11)
35x24 19x30.
Hoe men ook zoekt naar het terugnemen
van een dame- of torenzet, al of niet in
combinatie met het slaan van een zwart
stuk nooit vindt men een matstand.
De oplossing is wel bijzonder verrassend.
Zwart's laatste zet was n.l. 1) d7-d5,
waarna wit 2) e5xd6 en passant antwoord
de. Zet men deze zetten terug, dan is
plots veld d5 door een zwarte pion ge
blokkeerd en de diagonaal van Dg7 ver
stopt, zodat de matzet Dd2-c3 mogelijk
wordt. Slechts een puzzelgenie als Sam
Loyd was in staat, dergelijke vondsten te
doen.
En hiermede nemen wij voor dit jaar
afscheid van onze lezers onder het uit
spreken van de wens, dat zij in 1961 zó
goed zullen schaken, dat zij niet eenmaal
in de verleiding komen, een zet terug te
nemen!
Mr. Ed. Spanjaard
Van het moment af dat zwart naar de
rand uitwijkt, komt wit sterk op het cen
trum. 12) 45—40 30—35, 13) 50—45 14—19,
14) 49—43 9—14, 15) 47—42 3—9, 16) 46—41
10—15, 17) 27—22 18x27, 18) 31x22 14—20.
Plet is de vraag, of de 18de zet voor zwart
12—17 beter is. Op 36—31 dam door 25—30
en 1420. Op 3731 volgt onmiddellijk
19—23.
19) 36—31 12—17, 20) 41—36 7—12, 21)
34—29 20—24, 22) 29x20 25x14, 23) 40—34
14—20, 24) 45—40 20—25, 25) 34—29 19—24,
26) 29x20 25x14, 27) 39—34 13—19.
Door achterwaarts ruilen en „om de wit
stelling heen lopen" is de witstand heel
wat sterker op het bord. Het is een groot
gaaf blok schijven, die in het centrum een
enorme kracht ontwikkelen. Tot nog toe
was van bet zwartspel niet uitgegaan. 28)
43_39 8—13, 29) 48—43 15—20, 30) 33—29
17—21, 31) 31—27 21—26, 32) 38—33 11—17,
33) 22x11 16x7. Terug ruilen en verdedi
gen is het zwartspel. 34) 4338 611, 35)
29—24 20x29, 36) 33x24 19x30, 37) 34x25
1318? Sterker is de opbouw 1218. 38)
Over clivia's komen nogal eens klach
ten binnen; de plant groeit over het alge
meen wel goed, doch wil niet elk voorjaar
bloeien. Men moet de plant in de winter
wat rust gunnen; ze heeft nu tot eind fe
bruari niet veel water nodig en in deze
tijd mag men haar ook niet bemesten.
Als ze nu éénmaal in de twee weken een
beetje water krijgt kan men dat wel als
voldoende beschouwen.
Clivia's bloeien ook niet als men hen
vlak voor de bloei verpot; als d,at gedaan
moet worden zal men het niet vlak voor
die tijd, doch na de bloei moeten doen en
als er jonge scheuten zijn die men wil af
nemen moet men het nu ook niet doen,
doch direct na de bloei en dan kan men
dus tegelijkertijd verpotten. De clivia heeft
ook een hekel aan grote potten; ze staat
eerder in een te grote dan in een te kleine
G. Kromdijk
doen zien. De zegels zijn ditmaal gewijd
aan de heilige Martinus van Tours (St.
Maarten): Op de 0,20 0,10 fr. is de
staf van de broederschap van St. Maar
ten afgebeeld en op de 0,25 0,10 fr.
een houtsnijwerk uit de 16e eeuw, voor
stellend St. Maarten deelt zijn mantel
met een bedelaar.
VERENIGDE STATEN. „Het behoud
van het landschap" is het onderwerp
van een nieuwe zegel van 4 cents (zwart,
geel en blauw), die 2 februari 1961 in
omloop zal worden gebracht. De zegel
laat links een tekening zien, vervaar
digd door Charles M. Russel „The Trial
Boss" en rechts een landschap met op
de voorgrond grazend vee. Het ontwerp
is van Charles R. Chickering en de gra
vure van Matthew D. Fenton (beeld) en
George L. Huber (letters en cijfer).
Tweede winst door 44) 2823 18x29, 45)
20—14 9x20, 46) 27—21 26x28, 47) 32x14 met
winst. 45) 2015 914.
Een derde winst na 46) 40—34 is met
analyse uitgemaakt.
46) 3-7—31? 26x37, 47) 32x41 14—20, 48)
15x24 30x19. Wit heeft zo slecht gespeeld,
dat, na drie keer winst te hebben ver
zuimd, wit plotseling in een verloren stel
ling staat. 49) 41—37 7—12, 50) 36—31 18—
23, 51 37—32 12—17, 52 31—26 2—8? Nu
verzuimt Koeperman op zijn beurt een
snelle winst na 27. Na deze vier grove
fouten volgt de hoofdschoten door het ver
keerd slaan: 53) 27—21 8—12, 54) 21—16
12—18, 55) 16x7 1x12?
Op dit moment had ik de ex-wereld
kampioen op het foutieve slaan moeten
wijzen, omdat 18x23 gedwongen is, een va
riant die ik voorbereid had. En omdat ik
nu onnadenkend sloeg 22x11, kostte me dit
de partij. Na 55) 18x38 en 72 is er zeker
een remise-variant te vinden.
56) 22x11 12—17, 57) 11x22 18x38, 58)
39—33 38x29, 59) 28—22 29—33. 60) 44—39
35x44. 61) 40x49 25—28, 62) 22x33 35—40 en
wit staakte de strijd.
Een sensationele partij, waarin beide
spelers door nervositeit wellicht de groot
ste damfout in hun leven maakten.
B. Dukel
MnatN gppjniao" suaev ap
ua }seo} uaé )aui jaq n ausdo pga.i sjv (d
•uajund fxz ua g snp !jooa ui (uez)v saevi
ua (.iaa)H iuiojj ra tubm 'uatund jia na;
(b :sbbjaa.3p]jq sjsjbbi do pJooAVjuy
TOGO. Op 6 januari 1961 zal een serie
van zes postzegels in circulatie worden
gebracht ter gelegenheid van de toe
lating van de republiek Togo tot de
Verenigde Naties. De waarden zijn: 0,30,
0,50, 1, 10, 25 en 30 fr. Op de zegels ziet
men de Togolese vlag met het opschrift
Togo. In de eerste letter o van deze
naam is het UNO-embleem afgebeeld.
COMMUNISTISCH CHINA. Ter her-
denking van dokter Norman Bethune
(1890-1939) zijn twee postzegels uitge
komen, beide ter waarde van 8 fen. Op
de ene zegel is zijn portret afgebeeld en
op de andere zegel verricht hij een ope
ratie op een gewonde soldaat.
PORTUGAL. De vijftigste verjaardag
van de Portugese republiek (1910) is
onder meer herdacht door de uitgifte
van een postzegel van 1 esc. (groen,
rood en oranje). De zegel vertoont de
Portugese vlag, omgeven door een lau
werkrans. De oplage bedraagt tien mil
joen exemplaren. Ontwerper is Manuel
Rodrigues.
IVOORKUST. De republiek Ivoorkust
hééft een postzegel van 25 fr. het licht
doen zien, waarop de stuwd,am van
Ayamé is afgebeeld. De zegel is ont
worpen door Munier en gegraveerd door
Pheulphin.
FRANKRIJK. De Franse posterijen
hebben hun jaarlijkse serie met toeslag
ten bate van het Rode Kruis het licht
VATICAANSTAD. De Vaticaanse
postdienst heeft een serie van tien
waarden het licht doen zien: 5, 10. 15,
20, 30, 35, 40, 70, 75 en 100 lire. De eerste
zeven waarden geven elk een detail van
het door de beeldhouwer Lucca della
Robbia vervaardigd reliëf „Werken van
barmhartigheid", de achtste zegel ver
toont paus Joannes XXIII, alsmede
symbolen van geloof en barmhartigheid
en de twee zegels laten het pauselijk
wapen en symbolen van deugd zien.
Op de laatste dag van het afgelopen jaar
kan wel niemand er aan ontkomen, dat hij
de blik terugwerpt, de balans opmaakt en
zich afvraagt, hoe hij zou handelen als hij
de kans kreeg, alles opnieuw te doen.
In het leven kan men niets terugnemen,
gedane zaken nemen geen keer en het
enige nut van onze oudejaarsretrospecties
is, dat wij er wellicht uit kunnen leren,
hoe wij het in het vervolg beter kunnen
aanpakken.
Bij een schaakpartij, in menig opzicht
een afspiegeling van het leyen al kan
men gelukkig een nieuwe opzetten! is
het al net zo. De spel- en wedstrijdregelen
zijn onverbiddelijk; terugzetten is er niet
bij. Iedere schaker kent dat gevoel van
spijt en zelfverwijt: had ik maar wat die
per gekeken; waarom zag ik dat valletje
niet? Hoe is het mogelijk dat ik. ondanks
al mijn goede voornemens, toch weer in
hevige tijdnood kwam en daardoor die
gladgewonnen partij nog verloor?
Ook hier baat morren niet; gezet is gezet
en het enige positieve is dat wij lering
kunnen trekken uit onze eigen fouten.
Is er dan nergens een terug? Zelfs niet
op Oudejaarsavond?
Gelukkig wel. De mens heeft zijn dro
men. de schaker zijn sprookjesland; het
fantasieschaak. Dat geeft ons de gelegen
heid. de in werkelijkheid niet te realiseren
wensen te vervullen, foute zetten terug te
nemen en de goede alsnog uit te voeren.
HET LAATSTE SPEL.
Weer is een jaar ten einde gesneld
weer is een periode van meer of minder
grote gebeurtenissen afgelopen. Oók voor
ons bridgers en wij gaan weer met frisse
moed beginnen aan 52 nieuwe weken die
ons weer sensatie, voor- en ook tegenspoed
zullen brengen.
Zo tussen kerst en nieuwjaar houden
vele Nederlandse clubs gezellige drives
men kan er iets in terugvinden van de
oude vaderlandse tradities voor gezellig
heid in familiekring. En wat is een bridge-
vereniging vaak niets anders dan zo'n
familie- en vriendenkring; op z'n tijd een
ruzietje, maar véél vaker een sfeer vol
gevoelens van genegenheid en vriend
schap.
Ook ik, uw trouwe bridge-verslaggever,
voelt zich op zo'n laatste dag van het jaar
bij u allen te horen de band die 't lang
zamerhand grijs aan de slapen wordende
bridgespel tussen ons legt, is onverbreke
lijk. Al bent u het natuurlijk niet altijd
met mij eens en al trek ik mij de haren
wel eens uit het hoofd bij het ontvangen
van brieven over de gebeurtenissen, die
zich in üw bridge-familie afgespeeld
hebben.
Het laatste spelFeitelijk zou ik u
daarvoor iets moeten brengen met een ge
weldig vuurwerk een spel, dat nog héél
lang na 31 december 1961 in de herinnering
zou moeten blijven voortleven. Ik héb iets
gevonden. Al is het héél oud, velen uwer
zullen het niet kennen en overigens,
wie heeft er niet gezegd dat er niets nieuws
onder de zon (en dus ook niet op oudejaars
avond) is?
Het verhaal stamt uit de dertiger jaren.
In die tijd werd er veel robberbridge ge
speeld en het was gewoonte om, wanneer
men had „rondgepast" te gaan sjoemelen.
Daarbij werden de kaarten dan op een
bijzondere, hier niet ter zake doende, ma
nier gegeven en heel vaak kreeg iemand
dan een bijzónder lange kleur in handen.
En er was eris.... een meneer die
dertien schoppens in handen kreeg. Hij
was er zó blij mee, dat hij zijn vreugde
nauwelijks kon bedwingen: gróót-slam, zo
maar in het eigen handje en dan nog wel
in de hóógste kleur van het spel. zodat
niemand eroverhéén kon. Dus opende de
gelukkige meneer met forse stem: 7
schoppen. Ziehier de uitleg:
3833 1419? Stand na de 38ste zet van
zwart:
I. KOEPERMAN
B. DUKEL
De eerste snelle winst die wit verzuimde
werd eerst later opgemerkt; honderden
belangstellenden hebben deze leuke dam-
zet niet gezien. Wit kan winnen door 39)
37—31 26x48, 40) 27—22 18x29, 41) 39—34
4830 en 42) 25x3 met gewonnen eindspel.
In de partij speelde ik: 39) 28—22 9—13,
40) 42—38 18—23, 41) 25—20 12—18. 42)
33—28 4—9, 43) 38—33 23—29. Deze set is
gedwongen, omdat de zwartstelling anders
door 4034, 2015 en 3329 wordt opge
rold. Maar na de gedwongen ruil verzuim
de wit opnieuw een tweede vernietigende
winst, die een bekroning op het keurige
en sterke spel zou zijn geweest. Het ging:
44) 33x24 19x30.
Er zijn allerlei verleidingszetten. B.v.:
wit's laatste zet was Kd2-el. Plaatst men
de Koning weer op d2 en probeert men 1)
Ta4-alf. dan faalt dit op Dbl.
Na enige studie vinden we de eenvou
dige, maar geestige oplossing: wit's laatste
zet was Tal-a4. Hij neemt deze terug en
speelt inplaats daarvan 0-0-0 en zwart
staat mat.
zwart en geel), zijn ontworpen door
Kurt Plowite werkzaam bij het bureau
van de UNO te New York. De oplage
bedraagt respectievelijk 2.750.000 en
2.500.000 exemplaren.
Drie voorbeelden. In alle drie luidt de
opgave: wit neemt zijn laatste zet terug en
speelt inplaats daarvan een andere zet
zodanig dat zwart dan mat staat.
Moeilijker is de tweede opgave. Met de
witte koning valt niets te bereiken. Door
deze te verplaatsen, geeft Tal schaak, maar
dan blijft veld g2 ongedekt. Met het paard
gaat het al evenmin en hoe zou de raads
heer van de zwarte velden, (Rb3). ooit de
koning op het witte veld hl kunnen mat
geven?
Toch schuilt hier het geheim. Rb8 is na
melijk door pionpromotie ontstaan en wel
door de zet a7xb8 R. Laten we pion a7 niet
op b8, doch op a8 promoveren tot dame.
dan valt deze Khl aan. terwijl het zwarte
stuk op b8 belet, dat Th8 de nieuwe, dame
slaat. Maar wat staat er op b8? Een een
voudig onderzoek leert, dat dit slechts een
zwarte loper kan zijn geweest, omdat zwart
anders op a8 kan slaan, respectievelijk (bij
paardpromotie) op c8 kan tussenspelen.
Het antwoord is dus: wit zet zijn laatste
zet. a7xb8R terug, herplaatst de op b8
geslagen zwarte loper en speelt inplaats
daarvan a7-a8D mat.
Tenslotte de lastigste van de drie.
UNO. De postdienst van de UNO geeft
op 13 februari van het volgend jaar
twee postzegels uit, die gewijd zijn aan
het Internationaal Gerechtshof te Den
Haag. De zegels in de waarden 4 cents
(bruin, zwart en geel) en 8 cents (groen,
L~~^,..v