l ROZENBURG: DROÜMEILAND Rijksmunt mag dubbeltjes en meer kwartjes, centen maken DE BEURS IN 1960 Levendige handel en verdere waardestijging van aandelen Koersverloop van enkele belangrijke fondsen in 60 Amerikaanse export veel hoger dan import Economische positie versterkt 25 ZATERDAG 31 DECEMBER 1960 Er is green twijfel aan: 1960 is nagenoeg in elk opzicht een recordjaar geweest. Waar men de Nederlandse economie ook het meetsnoer aanlegt, overal z\jn de maten groter. Dit was trouwens ook in 1959 reeds het geval, toen de in het begin van het jaar gekoesterde verwachtingen werden overtroffen. In de verdere ontwikkeling van de Europese conjunctuur heeft Nederland gedurende 1960 een verhoudingsgewijs groot aandeel gehad en tot dusver heeft het die positie, zowel binnen het raam van de E.E.G., als in bredere kring, kunnen behouden. Overheid, bedrijfsleven en be volking kunnen op een jaar van materiele voorspoed terugzien, ook al trekken er thans enkele schaduwen over de weg naar een nog grotere welvaart. Het is vooral de na de tweede wereld oorlog ingezette actie voor de industriali satie van ons werelddeel en de integratie binnen de grenzen van de Europese Eco nomische Gemeenschap (E.E.G.) en de O.E.E.S., sinds kort omgedoopt in O.E.E.O. (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) welke de stoot hebben gegeven aan een economi sche expansie, en waardoor Europa ten opzichte van de V.S. een grotere mate van zelfstandigheid heeft verkregen. Een zelf standigheid en een welvaartspositie, die zo groot zijn, dat de V.S. ter bestrijding van de recessie en het herstel van het mone tair evenwicht thans een beroep op ons werelddeel moet doen. Dat ons land in deze industriële opgang niet is achtergebleven, bewijzen wel de in dustrialisatienota's van de Nederlandse re gering, waarvan onlangs immers reeds de zevende is verschenen. In laatstgenoemde heeft men kunnen lezen dat ook in I960 de produktie van de Nederlandse bedrijven weer met negen pet. is toegenomen, ter wijl het Centraal Planbureau een stijging van niet meer dan zes pet. had becijferd. Terwijl de nationale produktie sinds 1920 is verdrievoudigd, is de industriële produk tie verviervoudigd en het kan dan ook niet verwonderen dat tegenover het aandeel van handel en industrie in ons nationaal inkomen, dat van landbouw en visserij ge leidelijk is teruggelopen en thans niet meer dan circa tien pet. bedraagt. *56 '57 58 '59 '60 Het is daarom verheugend te kunnen constateren dat ook in het afgelopen jaar zowel de industriële produktie, als de om zet van de bedrijven en de export op nieuw is gestegen, zij het dan ook dat de toeneming van de omzetten bij die van het jaar 1959 is achtergebleven. Toen een vooruitgang van ruim 8 pet. namelijk van f 30.7 miljard tot f 33.3 miljard, ditmaal van circa 5 pet. namelijk van 33.3 mil jard tot. naar raming 35 miljard. Ook de Nederlandse export heeft dit jaar een be vredigend verloop gehad. Op grond van de cijfers over de eerste elf maanden kan men ze ramen op rond 15 miljard, het geen een toeneming van circa tien pet. zou betekenen, waar echter tegenover staat dat de import met bijna 15 pet. is toegenomen. Dit wijst dus op grotere bestedingen in het binnenland, een alleszins verklaarbaar verschijnsel in een tijd van toenemende volkswelvaart. Anderzijds is het begrijpe lijk dat hier en daar de vrees ontstaat voor een verbreking van het noodzakelijk evenwicht tussen produktie, bestedingen en export, omdat weinig minder dan de helft van ons nationaal inkomen van de export afkomstig is. Als, zoals men thans reeds uit verschillende bedrijfsberichten ziet. de Nederlandse industrie met een scherpe concurrentie op de wereldmarkten te kampen heeft, zal men niet lichtvaar dig mogen denken over een ontwikkeling, die tot een noodzakelijke verhoging van de exportprijzen zou leiden. Want ook al is de economische positie en het welvaarts peil van Nederland sinds de oorlog aan merkelijk en boven verwachting verbe terd, men zal niet mogen vergeten dat we ons. wat de consumptieve uitgaven he- treft, als gevolg van de grote oorlogsver liezen (Indonesië) niet de allures kunnen aanmeten van verschillende andere lan den. We kunnen er slechts dankbaar voor zijn dat we de oorlogsgevolgen teboven zijn gekomen en een niveau van maat schappelijke welvaart hebben bereikt, dat niemand zich vijftien jaar geleden had kunnen voorstellen. Als er in het afgelopen jaar één ding duidelijk is geworden dan is het wel dit, 'iat het beklimmen van een berg moeilij- ;ar wordt naarmate men. hoger stijgt. De cijfers van produktie, omzet en export en uiteraard ook die van het nationaal inko men vormen daarvoor een sprekend be wijs. Ten aanzien van al die facetten van ons economisch bestel is er een vertra ging te constateren van het tempo, waar in de ontwikkeling voortschrijdt, waar over men zich niet behoeft te verontrus ten, als men het evenwicht tussen het een en het ander weet te handhaven. Tot dusver zijn we daarin vrij goed ge slaagd. On nationaal inkomen is van 1958 op 1959 met zeven pet., van 1959 op 1960 met tien pet. vooruitgegaan, maar voor 1960-61 durft men thans niet meer dan een accrès van zeven a acht pet. te schatten. Het. is in dit verband een bemoedigend ver schijnsel dat de nationale besparingen, die in 1958 19,7 pet. van het nationaal in komen bedroegen en in 1959 22.4 pet. voor het afgelopen jaar op circa 24 pet. kunnen worden geraamd en we zullen niet ontevre den moeten zijn als dat percentage ook in 1961 weer kan worden bereikt. Want als de Nederlandse expert zal blijven stijgen, een hoog peil moeten houden, vooral nu ar beidskrachten schaars en duurder worden en tot verdere mechanisatie en automatise ring dwingen. Men kan er daarom slechts verheugd over zijn dat in 1960 de indus triële investeringen met een bedrag van in totaal 2' '2 miljard, de minimum-taak stelling met ca. 15 pet hebben overtroffen. In sommige kringen heeft men hieraan de toelaatbaarheid van grotere consumptieve bestedingen ontleend, maar of dit een juis te conclusie is, kan worden betwijfeld. En het is daarom dat de thans demissionaire regering de beslissing over de voorgestel de verlaging van de persoonlijke belastin gen tot 1 juli 1961 heeft uitgesteld. Overigens kan er voor het jaar 1960 nog op tal van gunstige factoren worden ge wezen. Dankzij de export en dienstverle ning aan het buitenland zal de Nederland se betalingsbalans over 1960 nog een flink overschot aanwijzen, ook al zal het kleiner zijn dan dat van 1959. De centrale en de gemeentelijke overheid hebben hun finan ciële positie aanmerkelijk kunnen verbete ren door de omzetting van de vlottende schuld in vaste leningen en ondanks de voorgestelde belastingverlaging wordt op de staatsbegroting voor de gehele dienst van 1961 een tekort geraamd van niet meer dan 539 miljoen, waarin dan ook de aflossing van schuld is begrepen. De goud- en deviezenvoorraad van de Neder- landsche Bank is in 1960 van 5.056 mil joen tot boven de zes miljard gulden ge stegen en bestaat grotendeels uit goud. Bij de banken zijn de deviezenvorderingen van 1.766 miljoen tot 1.867 miljoen toe genomen, de overige vorderingen op het buitenland van 704 miljoen tot f 1.240 miljoen, de levensverzekeringsmaatschap pijen hebben in de eerste negen maanden reeds f 65 miljoen, dat is tien percent meer aan premies ontvangen dan in die periode van het voorgaande jaar en hun beleggingen hebben de som van acht mil jard gulden overschreden. WERKLOOSHEfO CKHBCEBC Bij Koninklijk Besluit is de limiet voor het aanmaken door de Rijksmunt van kwartjes, dubbeltjes en centen verhoogd. Eind oktober 1960 waren voor 39.225.000 kwartjes door de Rijksmunt vervaardigd. Daar het op 40.000.000 vastgesteld maxi mum spoedig zal worden bereikt, is de limiet verhoogd tot 50.000.000. Wat de centen betreft, tussen het maximum aan muntingsbedrag ad 7.500.000 en de reeds aangemaakte hoeveelheid munten is nog slechts een marge van 773.000. De limiet is nu gebracht op 10.000.000. Ook de behoefte aan dubbeltjes is nog groot. Hoewel de vastgestelde limiet van 35.000.000 nog de aanmaak van 33% mil joen dubbeltjes toelaat, is ook voor deze muntsoort de produktie, die in 1958 en 19-59 respectievelijk 34 miljoen en 44 miljoen dubbeltjes bedroeg, thans tot 40.000.000 verhoogd. Voor rijksdaalders, guldens en stuivers zijn de maxima van resp. 75.000.000, 150.000.000 en 10.000.000 gehandhaafd. Zoals men weet, maakt men zich in de Verenigde Staten ernstige zorgen over de betalingsbalans, maar er is één belangrijk lichtpunt aan het einde van 1960: de uit voer heeft in het afgelopen jaar twintig miljard bedragen en daar staat een in voer tegenover van slechts 15 miljard dol lar. Het departement van Handel wijst er op, dat de stijging van de export te danken is aan de welvaart in West-Europa en Japan. Hoe duurzaam de gunstige situatie is, kan men niet voorspellen. De effectenbeurzen worden door tal van factoren beheerst, maar de conjunctuur- ontwikkeling en de hiermee verband houdende rentestand zijn daarvan normaliter wel de voornaamste. En het is dus niet meer dan een natuurlijk verschijnsel dat bij de opgaande conjunctuur van 1960 de beurshandel een levendig verloop heeft gehad. Ook de Amsterdamse beurs kan op een jaar van grote activiteit terugzien, hetgeen in de omzetten wel het sterkst tot uitdrukking komt. Het afgelopen jaar was in dit opzicht nagenoeg aan zijn voorganger gelijk, daar de omzetten op de aandelenmarkt zowel in 1959 als in 1960 weinig minder dan een miljard gulden nominaal hebben bedragen. Wat dit wil zeggen wordt duidelijk als men weet dat in 1958 545 miljoen en in 1957 417 miljoen werd omgezet en daar de provisie over de reële waarde wordt berekend, hebben de banken en de effectenkantoren over 1960 geen klagen. aan- Want al heeft februari op de delenmarkt een scherpe daling gebracht, dooreen genomen ligt het koerspeil op dé Amsterdamse aandelenmarkt in 1960 toch hoger dan dat van 1959. Op basis van 1953 is 100 komt het indexcijfer voor de eerste elf maanden op 350 uit tegen een cremiddelde van 301 voor 1959. Uit. 1959 Laagste Hoogste 1960 28 dec. '60 A.K.U 472 419 584 483 811 698 1362 1183 797 685 1026 785 Hoogovens 890 562 943 792 367 322 490 417 168 485 470 814 585 Sikkens Lak 710 550 950 795 Van Gelder Pap 262 230 353 324 Bührmann Papier 442 397 570 625 Berghuizer Papier 255 228 378 350 R'damsche Droogdok 605 450 795 498 471 351 555 470 Zwanenburg Org 570 481 1010 873 462 Tetterode 376 345 495 Thomassen Drijver 671 585 810 680 Nederl. Kabel 465 381 710 619 Vredestein 360 335 539 480 Ver. Mach.fabr 213 204 275 240 415 390 530 520 R.S. Stokvis 229 200 330 263 Leidsche Wol 395 363 600 511 400 345 690 545 351 281 468 430 Albert Heijn 412 350 505 412 Brocades-Stheeman 334 282 500 428 Van Berkel 305 265 400 338 Fokker 319 295 479 475 K.L.M 113 97 V. d. Grinten 585 550 1100 875 A'damsche Bank 331 303 440 388 H.A.L 183 134 187 146 K.N.S.M 200 166 218 200 175 139 184 155 2.30 203 181 224 Het algemeen indexcijfer, dat ultimo 1959 358 bedroeg, daalde in februari tot 317 en bereikte in juni zijn hoogste stand mei een cijfer van 438, wat wil zeggen dat de aan de Amsterdamse beurs geno teerde gewone aandelen toen een beurs waarde hadden van weinig minder dan 31 miljard in vergelijking met 27 mil jard op het einde van- 1959, 21 miljard ultimo 1958 en 14 '/a miljard ultimo 1957. De koersdaling, welke in het tweede halfjaar intrad, heeft de beurswaarde weer tot 28,6 miljard doen dalen, maar ook nu ligt ze dus nog 1.6 miljard boven het niveau van eind 1959. Wel is door nieuwe kapitaalsuitgiften ook de nominale waarde der aandelen gestegen, maar dit maakt geen groot vei'schil uit. De emissie-bedrijvigheid is in 1960 be neden .de verwachting gebleven, als ge volg van de „zelffinanciering"', welke, zo als men weet, in ons land door de meeste ondernemingen zoveel mogelijk wordt toe gepast. Voor meer dap vijftig percent blij ven de winsten in de vorm van afschrij vingen en reserveringen in het bedrijf, een percentage, dat bij vooi-beeld in de V.S. veel lager ligt en aan welke conservatieve uitdelingspolitiek kan worden toegeschre ven dal hier de stabiliteit in de dividend uitkering veel groter is dan in de V.S. De noodzaak van nieuwe investeringen, welke, zoals uit ons vorig artikel bleek, in het afgelopen jaar veel groter zijn geweest dan in 1959, heeft niettemin tot. een stij ging van het aantal en de omvang van nieuwe aandelenmissies geleid, waarvan het nominaal bedrag ditmaal rond 180 miljoen heeft bedragen, zijnde het dubbe le van 1959. Maar ook dit bedrag is nog zeer bescheiden, vooral wanneer men' het vergelijkt met. dat van de obligatie-uitgif ten, welke in 1960 een bedrag van 1.8 miljard uitmaakten, evenals in het voor gaande jaar. Rijk en gemeenten hebben echter in dit bedrag hel grootste aandeel, terwijl de industriële ondernemingen in toenemende mate tot de uitgifte van con verteerbare obligaties zijn overgegaan 81,1 miljoen tegen 28,6 miljoen in 1959.) Deze vergroting van de beschikbare geld middelen heeft voor de ondernemingen het voordeel dat slechts een bescheiden rente over het nieuwe kapitaal behoeft te wor den betaald, welke bovendien voor de fis cus aftrekbaar is en op deze wijze de aan loopkosten van nieuwe investeringen min der zwaar op de winst drukken. Geen gebrek aan kapitaal Dat er overigens in het afgelopen jaar aan nieuw kapitaal geen gebrek was, is op meer dan één wijze gebleken. Terwijl Engeland en West-Duitsland in de eerste helft van het jaar tot een discontoverho ging overgingen, Engeland zelfs driemaal, bleef dat van de Nederlandsche Bank sinds november 1959 onveranderd op 3 V; pet. en zowel dë stortingen bij de spaar banken, als de stijgende credit-saldi bij de handelsbanken zijn een sprekende illustra tie van de kapitaalruimte, welke er bij kans het gehele jaar heeft bestaan. Ter wijl het debiteurencijfer bij de handels banken in 1960 met niet meer dan circa 550 miljoen is gestegen, zijn de credit- gelden (crediteuren en deposito's) met meer dan een miljard gulden tot 8,2 mil jard toegenomen, zodat wegens de vlotte plaatsing van schatkistpapier ook de over heidsfinanciering op korte termijn geen moeilijkheden meebracht en de banken hun beleggingen in het buitenland van 2,5 miljard tot 3,1 miljard hebben kunnen vergroten, hiermee profijt trekkende van de hogere rente, welke aldaar kon worden bedongen. Eerst in de loop van het tweede halfjaar zijn Engeland en West-Duitsland. op het voetspoor van en vermoedelijk ook terwille van de V.S. tot een verlaging van het disconto overgegaan, Engeland van zes tot vijf, West-Duitsland nog altijd be langrijk hoger dan hier te lande, zodat de Nederlandse belegger in het afgelopen jaar grotere bedragen in Duitse obligaties heeft geïnvesteerd. Niet onder rentegamma een 4 'A pets. lening a 98 pet. geplaatst, in oktober een 4% pet. lening a 98V2 pet.. De Bank begon eveneens met een 4'2 pets lening a 98 pet en kon in novem ber een 25-jarige 4V2 pets. lening 98% pet. bedingen. Toch is het niet mogelijk gebleken een langlopende lening binnen he.t raam van het rentegamma te plaatsen, want de 4'/t pet. 40-jarige lening van Zuid-.Holland, a 99 pet. aangeboden, werd niet voltekend.. Intussen is het obligatierendement in ons land gedurende het afgelopen jaar, althans wat de langlopende staatsfondsen betreft, van circa 4 tot 4.35 pet. ge daald, hetgeen uiteraard ook op de waar dering van de aandelen van invloed is. Terwijl men zich in West-Duitsland op de aandelenmarkt nog met een rendement van om en bij 2 pet. tevreden stelt, wor den er op de Amsterdamse beurs goede aandelen genoteerd, die een rendement van 4 a 6 pet. of meer opleveren. De internationale aandelen en die van de. gró te concerns remen in dat opzicht eën aparte positie in, omdat hier andere fac toren buitenlandse vraag, de verwach ting van een bonus of extra-dividend, fu sie meespélen. Dooreen genomen ligt het algemeen indexcijfer voor de aandelen thans circa veertig punten beneden zijn hoogste en tachtig punten boven zijn laag ste stand, een niveau, dat, gelet op de resultaten van de ondernemihgën in 1960, niet onverantwoord is. De min of meer weifelende tendens van de laatste weken houdt, wat ons land be treft, verband met de problemen, welke door een hoogconjunctuur in het leven wor den geroepen en waarmee we het nieuwe jaar in gaan. Deze zijn, zoals minister Zijlstra onlangs opmerkte, nog moeilijker op te lossen dan die van een economische depressie. Het verbroken monetair even wicht tussen de V.S. en West-Europa, de BEURS VAN AMSTERDAM De ruime geld- en kapitaalmarkt heeft de rentestand in ons land geleidelijk doen dalen- en de financiering van de overheids uitgaven vergemakkelijkt. Het rijk heeft in 1960 totaal 950 miljoen obligaties ge plaatst: de Bank voor Nederlandsche Ge meenten 600 miljoen tegen geleidelijk- voordeliger voorwaarden. In februari werd abnormale, althans ongekende overschot ten van de Westduitse handels- en beta lingsbalans, de toevloed van kapitaal naar dat land en de recessie in de V.S. doen nog telkens weer de gedachte opkomen aan een devaluatie van de dollar of een revaluatie van de Duitse mark. Het is naar ons oordeel verheugend dat men in leidende kringen van een dergelijke mani pulatie niets wil weten. Maar dan zal naar andere hulpmiddelen worden gezocht, gê- lijk thans in beide bovengenoemde lan den geschiedt. Nederland eindigt het jaar 1960 met een demissionair kabinet, dat om zijn finan- cieel-economisch beleid in binnen- en bui tenland werd geroemd. Dat ook de effec tenbeurs de kabinetcrisis met grote be langstelling volgt en- even de pas inhoudt, ligt in de rede. Een prognose voor het nieuwe jaar is daarom moeilijker dan ooit. Dit mag ons echter niet doen voorbijzien dat er ruimschoots reden tot dankbaarheid is voor het onmiskenbare feit dat Neder land het nieuwe jaar met een economisch, financieel en monetair versterkte positie ingaat. In 1960 steeg de conjunctuur maar in vertraagd tempo (Van onze financiële medewerker) Bruto tonen; Landbouw Transport Nijverheid Admfnistr. personeel V 100 V.PEl.T|6C,3Vl In de verschillende takken van het bedrijfsleven heeft men dit jaar nogal eens moeilijkheden met de lonen ge had. Wij denken hierbij onder andere aan de onrust in de metaalnijverheid en de vervoer-seclor. Deze grafiek geeft de ontwikkeling van de lonen zowel als van de kosten van levens onderhoud beide sedert 1953. De produktie-index lag dit jaar be langrijk hoger dan in 1.95.9. Ook de in zinking in de zomermaanden was be langrijk kleiner dan in het vorige jaar. Het aantal werklozen bleef dit jaar over de gehele linie belangrijk onder dat van 1959, 'dat op zijn beurt weer belangrijk lager was dan dat van 1958. De stijging tegen het einde van het jaar is in 1960 aanmerkelijk minder dan de voorgaande jaren. (Van onze correspondent) (Van onze financiële medewerker Europoort en Rozenburg: twee namen, twee begrippen die synoniem zijn met Nederlandse ondernemingsgeest, durf en doorzettingsvermgen. Op de foto ziet men het doorgraven van een dam, waardoor de verbinding werd tot stand gebracht tussen de Nieuwe Waterweg en het havencom plex van Europoort, in begin septem ber van dit jaar. De in- zowel als de uitvoer liggen be langrijk hoger dan het maandgemid- delde van het vorig jaar. De grote af stand tussen in- en uitvoer in april Urn augustus is in de hierop volgende maanden belangrijk verkleind. f 120 1 180 f 125 f f 96 f 120 f f 201 1 249 f 237 I 216 In deze grafiek vindt, men het verloop van de koersen aan de beurs van Am sterdam volgens de verschillende in dices. Het cijfer van december hebben wij genomen door het gemiddelde te nemen van de indices t/m de eerste weken van december.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 25