FILATELIE m IHIET SNOEPKASTJE •«m; I ]mÊÈÊÊmm e Dammen i' 9, H wê. NIEUWE UITGAVEN xas ZATERDAG 14 JANUARI 1961 Erbij PAGINA VIER f 1 81 W Ww #11 I NOORD-BORNEO. De sinds 1950 koerserende serie frankeerzegels zal op 1 februari a.s. worden vervangen door een nieuwe serie. De reeks is als volgt sa.mengesteld: 1 c. paardhert, 4 c. ho- ningbeer, 5 c. nevelpanter, 6 c. vrouw van de Dusun-stam met gong, 10 c. kaart van Borneo, 12 c. banteng, 20 c. vlinderorchis, 25 c. Sumatraanse neus- Hiftut .ttitit.trté,»,-»* mhi.ht+M, hoorn. 30 c. man van de Murut-stam met blaaspijp, 35 c. Mount Kinabalu, 50 c. man van de Dusun-stam met buf fel, 75 c. Bajau-ruiter, 1 dollar orang oetang, 2 dollar neushoornvogel, 5 dol lar roelroel (soort patrijs) en 10 dollar wapen van Noord-Borneo. Alle zegels dragen bovendien het portret van ko ningin Elizabeth II in medaillon. COMMUNISTISCH CHINA. Ter gele genheid van de voltooiing van het eer ste in China gemaakte 10,000 ton me tende zeevrachtschip is een postzegel van 8 fen (donkerblauw) in circulatie gebracht. Op de zegel is het schip af gebeeld. HAÏTI. Ten bate van UNICEF, het internationale noodfonds voor kinderen zullen de in november 1959 uitgegeven postzegels voor het vijftienjarige be staan van de UNO worden overdrukt met UNICEF 25 cents. De eerste dag van uitgifte is 14 januari a.s. BRITSE SOLOMON-EILANDEN. Op 19 januari zal een serie van drie post zegels, 2 d. (groen en zwart), 3 d. (rood en zwart) en 9 d. (purper en zwart) verkrijgbaar worden gesteld ter r*rww~i> mmtw Hl gelegenheid van het inwerking treden van een nieuwe grondwet. Op de zegel ziet men naast het portret van ko- nigin Elizabeth II een fregatvogel. De zegel is gedrukt door Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem. GRIEKENLAND. Ter ere van de eer ste Olympische overwinning van kroon prins Konstantijn behaald tijdens de Spelen te Rome 1960 zal op 18 januari a.s. een postzegel van 2,50 drachme in circulatie worden gebracht. De zegel vertoont het portret van de prins en zijn zeilboot. Het ontwerp is van A. Tassos. VATICAANSTAD. Een serie van drie postzegels is uitgegeven ter herdenking van de heilige Vincentius a Paulo en Louise de Marillac. Op de 40 lire ziet men het portret van Vincentius, op de 70 lire dat van Louise en op de 100 lire hen beiden. MALTA. Ter herinnering aan het feit, dat honderd jaar geleden de eerste post zegel van Malta verscheen is een serie van drie waarden in omloop gebracht. Het zijn een l'/i d. (groen en licht- W; WmmÊéI bruin), 3 d. (rood en lichtbruin) en 6 d. (blauw en lichtbruin). Alle zegels geven een verkleinde reproduktie van de eerste Maltezer postzegel (uitgifte 1860 met het portret van koningin Vic toria), alsmede het portret van koningin Elizabeth met kroon. OPLOSSINGEN KERSTOPGAVEN DIAGRAM 1. De stand whs: wit; Kcl, Dh3, Tc8-g6, Ra5-e4, Pb3-c5. Zwart; Kc6, Dc7, Td5-hl, Rc3-d3, Pel-f6, pion h2. De opgave luidde: mat in één zet, waar bij wij waarschuwden voor een addertje onder het gras. Dit addertje was de dub bele uitleg, welke men aan de vraagstel ling: „mat in één zet" kan geven. Men is gewend, dat in problemen wit de mat gevende partij is. Maar in bovenstaande stelling kunnen zowel wit als zwart, mits aan zet, zulks doen en wel resp. door: 1) Dh3-d7 mat en 1) Pel-g2 mat. Men merke op, hoe fraai dit probleem geconstrueerd is; de witte matzet (Dd7) werd mogelijk door de penning van drie zwarte stukken (Dc7, Td5, Pf6); de zwarte matzet (Pg2) door de drievoudige afsluiting van witte stukken (Dh3, Tg6, Re4) van resp. de velden fl, gl en hl. Opmerkelijk is voorts het gemis aan pionnen. DIAGRAM II. Wit: Kfl, Da4, Tb2-hl, Ra3-d3, Pg2-h3, pion e2-f3-g3-h4. Zwart: Kcl, Dh6, Td8h8, Rb7-g7, Pel, pion a7-b6- c7-f7-h7. Wit begint en geeft mat in twee zetten. De verrassende oplossing luidt: 1) Ra3-f8! (dr. 2) Dal mat. De voornaamste variant is: 1) Rg7xb2 2) Rf8xh6 mat. Er zijn diverse verleidingszetten: 1) Db4? faalt op Td3; 1) Dc4f? faalt op Rc3; 1) Kei? faalt op Rc3f; 1) Pel? faalt op Dc6; 1) Pf2? faalt op Td3. DIAGRAM III. Wit: Kc3, Dg4, Rgl. Vraag a. Op hl staat de zwarte koning pat. Vraag b. Op e3 staat hij mat. Vraag c. Op a8 kan hij in één zet worden matgezet (door Dc8). Vraag d. Met het beschikbare materiaal (K D dameloper) is geen matstelling te construeren op g7 (resp. het spiegelveld b2). DIAGRAM IV. Wit: Kb5, De6, Rd5, pion b7. Zwart: Ke8, Th8, Rc7, Pa8, pion b6-e7. Wit begint en geeft mat in twee zetten. Merkwaardig genoeg leidt slechts 1) b7-b8 Paard! tot het doel. Zo faalt 1) b8Df? op Rd8! en 1) Kc6? op b5! DIAGRAM V. Wit: Kei, Ra4. Zwart: Kg2, Ph4, pion h3. Wit aan zet houdt remise. Deze opgave was heel wat moeilijker. De juiste oplos sing luidt: 1) Ra4-d7! nodig om eerst de zwarte pion voorwaarts te dwingen 1) h3-h2. Na 1) Pf3f. 2) Ke2 komt zwart niet verder, daar na 2) h2. 3) Rc6 met remise volgt. 2) Rd7-c6f. Kg2-gl. Nu dreigt Pg2 met directe winst. Maar thans volgt de pointe: 3) Rc6-hlü Kglxhl. 4) Ke2-f2! Het juiste veld; de koning moet op de kleur van het paard gaan staan. Een paard kan namelijk geen tempo winnen, zodat wit eeuwig op fl en f2 heen en weer schuift. Onjuist ware daarentegen 4) Kfl?, waarna zwart gemakkelijk wint, b.v. met 4) Pf5 5) Kf2 Pg3 en wit kan de zwarte koning niet langer afsluiten. Deze laatste variant leert, waarom in de beginstand 1) Rc6t? foutief is. Zie: 1) Kgl 2) Rhl Khl3) Kfl (of a) Pf3 4) Kf2 Kh2 en de zwarte koning komt los. Of a) 3) Kf2 h2. Nu hebben we dezelfde stelling als in de hoofdvariant, maar met wit aan zet! Na 4) Kfl Pf5 5) Kf2 Pg3 verliest hij weer. Nauwkeurig werk, instructief voor de praktijk. DIAGRAM VI ooooeeocyv: -ccoooceo" ooOGOOGCOdOOCc cxoco":. -- - raxcocooccoooc Wit: Kg3, Dc8, Ra8, pion: a2, a3, b4, b5, d2. Zwart: Khl, Dh5, Tf5, pion: el, gl, h6. Wat was wit's laatste zet? Deze opgave, van welke wij het diagram opnieuw weer geven, was verreweg de moeilijkste en misschien wel te hoog gegrepen. Zelfs een zeer ervaren probleemcomponist als P. J. G. Stuiver werd er het slachtoffer van. Hij betoogde dat de diagramstand onmogelijk is en op het eerste gezicht is zulks ook zo. Er staan immers nog zes zwarte stukken op het bord. De loper van f8 moet aldaar, op zijn oorspronkelijke standplaats, zijn genomen, zodat maximaal 9 zwarte stuk ken door witte pionnen geslagen kunnen zijn. Dit betekent dat noch Ra8, noch Dc8 van pionpromotie afkomstig kunnen zijn, omdat dan tenminste tienmaal door witte pionnen moet zijn geslagen. Dit valt ge makkelijk na te tellen. Zetten als 1) b7xa8Rf? of 1) b7xc8Dt? zijn dus technisch onmogelijk en daarmede schijnt de stelling ook onmogelijk te zijn. De laatste zet kan, zou men zo zeggen, im mers ook niet het aftrekschaak 1) Kf3-g3t geweest zijn. Op f3 toch staat de witte koning bloot aan een schijnbaar ondenk baar dubbelschaak. Maar hier schuilt nu juist de grote ver rassing. Dit dubbelschaak is wél mogelijk. Plaats een witte pion op g2 en een zwarte op f4. Dan krijgen wij de volgende recon structie: 1) Dh5f 2) g2-g4 f4xg3 en en passant (de pointe!) 3) Kf3xg3 en de diagramstelling is langs regulaire weg be reikt. Een geniale gedachte, welke slechts kon ontspruiten aan het brein van 's we relds grootste componist Som Loyd, de auteur van alle hierboven besproken op gaven. Niemand verzuime, deze oplossing volledig te doorgronden. Wij hopen dat deze kerstmaaltijd ge smaakt heeft! Mr. Ed. Spanjaard LEGPUZZEL. Goed bieden lijkt vaak op het werk dat nodig is om een legpuzzel samen te stellen: stééds moet men het goede stukje aanpas sen, om tot een harmonisch geheel te komen. Niet genoeg kan ik er de nadruk op leggen, dat logisch bieden dat wil zeggen, gewone, voor de hand liggende in lichtingen over een spel geven véél betere kansen op succes biedt dan de punten-optelsommetjes die tegenwoordig door velen becijferd worden. Een punten-regel is, dat men voor een manchebod zónder lage kleuren samen met de partner ongeveer 25/26 punten nodig heeft. Hieronder volgt een manche waarin NZ samen 21 punten hadden en toch via logica op 4 harten terecht kwamen en het maakten. Het spel kwam voor in de match tussen UBC (Utrecht) en de Continental- club (A'dam) voor de meesterklasse van de Nederlandse Bridgebond: V 3 9 9 7 6 4 2 •O H 8 6 3 '7 4 Stand schijven: Zwart: 2 4 9 13 14 22 23 26 27. Wit: 15 24 25 33 34 36 37 42 47. 1) 1319. 2) 24x13 9x18. 3) 34—30 2—8. 4) 33—29 23x34. 5) 30x39 18—23. 6) 37—32 27x38. 7) 42x33 22—27. 8) 47—42 4—10 9) 15x4 8—12. 10) 4x31 26x48. 11) 39—34 48x30. 12) 25x34 12—17. Dit drie om drie eindspel is ons inziens steeds remise. 13) 33—29 23—28. 14) 36—31 17—22. 15) 34—30 28—32. 16) 29—24 32—38. 17) 30—25 38—42. 18) 24—20 14—19. 19) 20—15 42—47. 20) 15—10 47—41. 21) 10—5 41—23. 22) 31—27 22x31. 23) 25—20 remise. Samen met de Zuidhollandse jeugdkam pioen Bob Nuys hebben wij dit spel be studeerd. We kwamen twee verschillende winstvarianten tegen. Vanuit de diagram stand wint de drie-om-drie-ruil met de inleiding 23—29 34x23. 13—19 24x13. 9x38 42x33. 28 enz. Ook is winst mogelijk, zo als het spelverloop in de partij aangegeven met 1319. Het is leuk dit eens te onder zoeken. H. J. KINNEGIN oooooocx?^"oooc".->Dc,"^~<x)coooc^"v?x5oooooóoc>ooGoobboc'*-'*'oo' A B 8 6 5 9 V 3 754 10 6 2 W O 10 9 2 9H B V 9 2 A V 9 5 3 H 7 4 C? A 10 8 5 O A B 10 HB8 West gever, NZ kwetsbaar. De west speler (Cats) paste, noord (Bob Kaiser) paste ook. oost (Verboog) opende met 1 klaveren, zuid (Filarski) doubleerde. Menigeen zou met het zuidspel wellicht 1 SA gevolgd hebben, doch dat bod brengt het bieden op het twee-niveau, wat een nadeel kan zijn als noord zéér zwak is. West bood toen 1 schoppen, noord 2 har ten (wat hij net kon doen), oost paste, zuid 2 Sansatout, west paste en hierna vond Kaiser het bijzonder goede bod van 3 rui ten; daarmede gaf hij aan, in elk geval geen SA te willen spelen en voorkeur te hebben voor één der rode kleuren de hoogte van het contract aan zuid over latende. Nadat oost weer gepast had, kon zuid zich de volgende voorstelling van zaken maken: a) er was een perfecte aansluiting in de rode kleuren tussen noord en zuid; b) voor zover h^t spel „goed" moest zitten, was dat vermoedelijk wel het geval, daar oost had geopend en dus met de meer derheid der ontbrekende hoge kaarten ge markeerd was. Als zuid bood ik om die redenen toen 4 harten zonder mij enige zorg te maken over het „hoeveel" der punten dat NZ wel samen zouden hebben. Het leek mij simpel een onderneming, waarbij NZ vermoede lijk 2 zwarte azen en niet meer dan één slag in de rode kleuren zouden moeten verliezen. Oost kwam met schoppen 10 voor, NZ maakten schoppenvrouw, speelden harten aas en harten na, maakten later +Heer in zuid en wisten door 't „uittellen" van oosts openingsbod de ruitenvrouw te vinden en goed te snijden. Tien slagen voor 620 pun ten. Had oost niet moeten openen? Dit kan men hem bepaald niet kwalijk nemen alhoewel zijn bod juist het ontbrekende stukje van de legpuzzel voor noord-zuid werd. Feitelijk vond ik het bieden van 4 har ten niets bijzonders tot toeschouwers mij later vertelden, dat wij slechts 21 pun ten samen gehad hadden. Dat wordt zo'n stukje logica opeens een wonder van brid- gekunstalthans voor de puntentellers. H. IV. Filarski Bridgevraag dezer week: Zuid gever, allen kwetsbaar, paren wedstrijd. De zuid speler heeft: H 8 5 3 9AHV1 <0> 3 AB62 Zuid opent met 1 klaveren, de tegenstan ders passen, noord antwoordt met 1 schop pen. Vraag a) Wat moet zuid bieden? Vraag b) Stemt u in met het openingsbod? Ant woord elders op deze bladzijde. J. MULDER De nieuwe Zuidhollandse kampioen, de 47-jarige H. J. Kinnegin, had met zwart tegen zijn Haagse rivaal Mulder belangrijk voordeel. Wit heeft gedwongen spel aan zet. Immers dreigt 1722 en 2430. Het spelverloop in de partij: 1) 4339 4—9. 2) 36—31 17—22. 3) 28x17 11x22. Wit speelde snel (waarom?) 49—44 en verloor. Had hij rustig nagedacht, dan was er met 4843 niets aan de hand! 4) 4944? 2429 5) 33x24 19x30. 6) 35x24 23—28. 7) 32x23 18x49. 8) 27x7 49x36. 9) 7—1 of en zwart won het eindspel. Een fraaie lokzet en afwikkeling kon zich voordoen in de partij v. Leeuwen (wit) en Mulder (zwart): 6, 9 11, 12, 13, 14. 16, 19, 23, 24; wit: 25, 26, 27, 28, 32, 38, 39. 40, 45, 48. Wit: 1) 4842 waarna 2329. Immers 3934 verliest door 1217 en 1721. Gees tig is de afwikkeling met: 1) 4842 2329. 2) 28—22 24—30? 3) 25x23 19x48. 4) 39—34 48x30. 5) 40—34 30x21. 6) 2(5x10 9—14. 7) 10x19 en zwart verliest juist op tempo. Maar vanuit de cijferstand is de winst voor wit ook weinig voorkomend alsvolgt: 1) 48—42 13—18? 2) 28—22 9—13? wint 3228. Dus na 2) 2822, om snel remise te maken 11—17. 3) 22x4 24—30, 4) 25x34 2339. 5) 34x23 19x48. Nu is 't spel steeds remise, omdat op 4034 1218 4x11 en 16x7 volgt. In de Minor-groep speelde de 17-jarige Haarlemse jeugdspeler Varno Morseld. Varno wisselde goede met slechte partijen af. In zijn partij met Obele Hoekstra had deze laatste beslist pech, toen hij een zeer fraai offer speelde. Het was alsvolgt: Morseld, zwart: 6, 12, 13, 14, 15, 16 17 18 19, 23, 24. Hoekstra, wit: 27, 28. 30, 32, 33 34, 35 38, 39, 42, 43. Zwart aan zet offerde in de partij. 1) 16—21. 2) 27x16 6—11. 3) 16x7 12x1. Dit offer paste Keller toe in zijn partij tegen Chestem. Op 3025 volgt de dam met 17—22. 23—29 en 13—18. Op 42—37 18—22 en zwart staat gewonnen Beslist goed van Hoekstra was het tegen- offer met 32—27 21x23 34—29, waarna met 21—27 zwart beter spel behield, doch het resultaat werd remise. Goed gespeeld, Varno! B. Dukel Elk jaar. rond de jaarwisseling, organi seert de Koninklijke Nederlandse Dam- bond een internationaal damtoernooi, daar toe in staat gesteld door de Erven Lucas Bols. Het afgelopen wereldtoernooi heeft aangetoond dat de jeugd in opmars is. Het bondsbestuur heeft dan ook besloten een drastische verjongeringskuur op de spelers toe te passen. In de Major-afdeling waren dit jaar als buitenlandse gasten de Belg Slaby, tweede aankomende kampioenschap van België, en Fanelli, kampioen van Italië. Het toernooi werd met grote voorsprong door Nederland gewonnen en de buitenlandse meesters kwamen onderaan. In de eerste speelhèlft behaalde Fanelli slechts één remisepartij tegen Slaby. En ook deze partij had de Italiaan nog kunnen verliezen. Hieronder het verloop van de partij. SLABY (België) rr: OOOOOCOOCOOOCOOOOCOCCOO OOOCGOOOOOOOOOOOOCCr:' - ^OCCOOCOOOOOOOOOC FANELLI (Italië) Siibzuijb jnap) -uaddoqos ap sr uaddoqos i jeui uauado ;aq jooa tpjooM;ue uajinr z pjoou sje Suipatq -jaq a^qoaxs uaa fiq jjaaq uep 'uauado uaj -jeq x ptnz noz !;sin[ si poqsSuiuado ;an •ua;und g uad -doqos g !ua;und uaddoqos :qud oi uajoeq z :SuijapaeB£\ -uatapjooaq ueq uas -ub5)uib[s ap ua )uaq jqaeaq ua guqapjaA spinz jajadspjoou ap joopjeeM uapaiq uaddoqos uep ptnz ueq goq apuaSjoA spjoou do 'apuado Ciq uubbm uep 'jpaiqjaq ■mapt aragoq uaa pinz jeep 'st Suiojoj ;bm uapiBq 33M} si poq a;saq spmz -pjBBM uaqaozjapuo }aq uba aqaoui ap uftz uapaq -qfqaSouiuiBis qoop ubbS a; uaddoqos i> lox uio SaouaS poog jaqaz si pueqpinz aa :SBBJA8Spijq asqfqaqaM do pjoow(uv PRISMA, UTRECHT PRISMA-SCHAAKBOEK H. Bouwmees ter. H. Bouwmeester, zelf een der beste scha kers van Nederland, biedt hierbij 'n hand leiding van deze koning onder de spelen, maar tevens een korte geschiedenis van het schaakspel, van de wijzen en dwazen die er zich in de loop der eeuwen mee hebben beziggehouden, over wereldkam pioenen en dilettanten en over de vreugde en het verdriet, door schakers uit alle categorieën aan het spel beleefd. Zijn hoofdstuk over de opening geeft een bloemlezing uit duizenden openings varianten, een boeiende geschiedenis op zich. Dan passeert een rijke serie „Tacti sche wendingen en combinaties" de re vue, vol handige foefjes. Over het „Po sitiespel" geeft Bouwmeester wee r een goede kijk op de taktiek der grootmees ters, waarvan hij tot slot beroemde par tijen volledig beschrijft. t - Vi: - HUILEND en bevend stond de oude eekhoorn voor de troon van de kabou terkoning. Af en toe veegde hij met een voorpootje een traan van z'n fluwelige snuitje. „Vertel nou nog eens kalm wat er aan de hand is opa Suf", vroeg de wij ze koning vriendelijk aan het oude dier, dat van verdriet zijn mooie pluimstaart op de grond liet hangen. „Ach bbbbeste k-k-koning", stotterde de eekhoorn, „ik, ik ben helemaal ver geten waar ik mijn wintervoorraad heb gelaten. Het is nu al herfst en als ik mijn voorraad niet gauw vind dan sterf ik deze winter van de honger. O.oooo", zielig begon het arme dier weer te hui len. „Nou, huil maar niet beste Suf, ik zal alle kabouters laten zoeken, dan vinden we jouw wintervoorraad vast wel weer", zei de vriendelijke kabouterko ning. „Wat zit er allemaal in die win tervoorraad van je?" „O, lieve koning", zei het eekhoorn tje opgelucht, „denneappels en eikels en beukenootjes". „Mooi, ga jij maar weer lekker naar huis hoor, wij gaan meteen zoeken". De koning riep alle kabouters bij el kaar en vertelde ze wat er aan de hand was. „Wie gaat er met me zoeken?", vroeg hij toen hij het verhaal gedaan had. Alle kabouters staken hun vinger op. „Dat wist ik wel", zei de koning, „jullie zijn bovenstebeste kabouters". EEN HALF uurtje later stonden alle kabouters klaar met een schopje in hun hand. Toen de koning er ook was, ver trok de hele stoet naar het bos. Het na re was, dat de eekhoorn helemaal niet wist waar hjj alles verstopt had. Nu moesten de kabouters overal zoeken. Ze groeven in de grond en klommen in de bomen. Ze doken onder de strui ken en daalden af in oude konijneholen, maar toen de kabouters 's middags gingen eten, hadden ze nog steeds niets gevonden. Na het eten gingen ze alle maal even slapen, want dat doen ka bouters nu eenmaal en toen dat gebeurd was, gingen ze weer zoeken. Ze zoch ten in oude vogelnesten en onder boom wortels en wéér vonden ze niets, hele maal niets. Zelfs kabouter Vinder kon niets vinden en dat wilde wat zeggen, i want die had laatst zelfs een heel klei ne oorbel van de elfenprinses gevonden in een grote hoop bladeren. Tegen de avond, toen het zonnetje al naar bed wilde gaan, waren alle kabou ters doodmoe en daarom zei de koning verdrietig: „Wat zielig vind ik dat voor die arme opa Suf, ik had hem zó be loofd dat wij zijn eten zouden opzoeken. Kom maar kabouters, we moeten nu naar huis, morgen zullen we het nog eens proberen". Stilletjes gingen alle kabouters weer weg. Ze hadden hele maal geen zin om te gaan zingen, want ze hadden niets gevonden en waren erg moe. De volgende dag gingen ze het nog eens proberen en weer vonden ze niets. Het hele bos was omgespit, geen vogel nest was vergeten en de kabouters wis ten echt niet meer waar ze nog konden zoeken. „Laten we maar naar huis gaan", vond de koning, „er is niets aan te doen". De kabouters maakten hun schepjes schoon en wilden weggaan, toen ineens Mieke Kip aan kwam lopen. Nieuws gierig bleef ze staan en ze vroeg: „Wat kijken jullie sip, tok, tok, en wat is er in het bos gebeurd, het lijkt tok tok wel, of er duizend mollen tegelijk aan het graven zijn geweest, tóóók". KABOUTER PUK vertelde haar van de wintervoorraad van de arme eek hoorn Suf. Maar toen hij uitverteld was, begon Mieke Kip heel hard te lachen en ze riep: „Maar opa Suf heeft niet eens een wintervoorraad gemaakt dit jaar, want hij heeft twee weken lang met griep in bed gelegen". „Weet je dat zeker Mieke Kip?", vroeg de ka bouterkoning beteuterd. „Nou en of",, zei Mieke, „natuurlijk weet ik dat ze ker, ik heb hem iedere dag eén lekker eitje gebracht. Nee, ik vergis me echt niet". Alle kabouters begonnen door el kaar te praten van opwinding, toen ze het nieuws gehoord hadden. „Ga jij opa Suf eens halen kabouter Vluggertje", vroeg de koning, „dan zul len we hem eens vragen of hij nu een wintervoorraad heeft of niet". Als een pijl uit de boog vertrok Vlug gertje en kwam na een tijdje terug met een bibberende opa Suf. „Vluggertje heeft me verteld, dat ik helemaal geen voorraad had gemaakt omdat ik ziek ben geweest", bibberde opa Suf, „dat was ik helemaal vergeten, maar het is zo". „Zie je nou wel", kakelde Mieke, „tok, tok, ik zei het toch al?" Een paar kabouters begonnen te la chen, maar die oude Suf huilde ineens heel hard: „Nou heb ik helemaal geen eten van de winter en dan ga ik dood." „Nou", lachte de koning, „daar vin den we wel wat op, ik zal aan alle die ren vragen of ze wat van hun voorraad aan jou willen geven." Dat gebeurde en de dieren gaven zo veel, dat opa Suf nog meer voedsel had dan de andere dieren. Wat was de oude eekhoorn blij! Maar de koning zei: „Ik zal dat eten wel in de kelder van mijn paleis voor je bewaren, want anders moeten we van de winter weer gaan zoeken".... Jan JSeelissen Er was eens een dame en ze heette Liezelot. Ze had een kastje in haar kamer en dat kostje zat op slót, Want, o kinderen, in dat kastje lagen koekjes en kandij En wel achttien lange lolly's en nog zuurstokken erbij. In dat kastje lagen klontjes en een zakje zoute drop En nog toffee's en nog taartjes, o, het kón gewoon niet op! In het kastje in de kamer van de dame Liezelot. Op een keer nu dacht de dame Liezelot: „Ik zal eens gauw Eventjes een koekje nemen, maar, o jee, hoe kan dat nou?" O, de sleutel was verdwenen, o, de sleutel die was zoek. Ja de sleutel van het kastje, van het kastje met de koek! En ze zocht in alle hoeken, in de keuken en de gang. Maar, helaas, de sleutel vond zij niet, al zocht ze nog zo lang! Toen ging ze naar de zolder toe en haalde heel beslist Een hamer, beitel en een boor uit de gereedschapskist. Ze stapte op het kastje af, begon toen maar meteen Te breken en te hameren, wel uren achtereen. Ze hamerde en beitelde en boorde met de boor. Het krakte en het kraakte en ze hamerde maar door. Hou óp toch, dame Liezelot, en kijk toch wat je doet! Hou óp toch, dame Liezelot, want heus dat gaat niet goed! Maar ach de dame Liezelot was vreselijk op dreef Ze keek niet op of om en, oei, het kastje stond al scheef. En eindelijk, je snapt het wel, toen viel het in elkaar En dame Liezelot zat met de handen in het haar. Wat moest ze nu? De snoepjes rolden overal in 't rond, De toffee's en de slagroomtaart, ze kleefden op de grond. Gelukkig heeft toen Liezelot al spoedig raad geweten. Ze heeft het allemaal, 't is waar!, in één keer opgegeten. En toen er niets meer over was riep dame Liezelot: „Nóóit van mijn leven zet ik meer mijn snoepjes achter slot!" Marjan van Beek

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 16