FILATELIE
m
IHIET SNOEPKASTJE
•«m; I
]mÊÈÊÊmm
e
Dammen
i' 9,
H wê.
NIEUWE UITGAVEN
xas
ZATERDAG 14 JANUARI 1961
Erbij
PAGINA VIER
f
1
81
W Ww #11
I
NOORD-BORNEO. De sinds 1950
koerserende serie frankeerzegels zal op
1 februari a.s. worden vervangen door
een nieuwe serie. De reeks is als volgt
sa.mengesteld: 1 c. paardhert, 4 c. ho-
ningbeer, 5 c. nevelpanter, 6 c. vrouw
van de Dusun-stam met gong, 10 c.
kaart van Borneo, 12 c. banteng, 20 c.
vlinderorchis, 25 c. Sumatraanse neus-
Hiftut .ttitit.trté,»,-»* mhi.ht+M,
hoorn. 30 c. man van de Murut-stam
met blaaspijp, 35 c. Mount Kinabalu,
50 c. man van de Dusun-stam met buf
fel, 75 c. Bajau-ruiter, 1 dollar orang
oetang, 2 dollar neushoornvogel, 5 dol
lar roelroel (soort patrijs) en 10 dollar
wapen van Noord-Borneo. Alle zegels
dragen bovendien het portret van ko
ningin Elizabeth II in medaillon.
COMMUNISTISCH CHINA. Ter gele
genheid van de voltooiing van het eer
ste in China gemaakte 10,000 ton me
tende zeevrachtschip is een postzegel
van 8 fen (donkerblauw) in circulatie
gebracht. Op de zegel is het schip af
gebeeld.
HAÏTI. Ten bate van UNICEF, het
internationale noodfonds voor kinderen
zullen de in november 1959 uitgegeven
postzegels voor het vijftienjarige be
staan van de UNO worden overdrukt
met UNICEF 25 cents. De eerste
dag van uitgifte is 14 januari a.s.
BRITSE SOLOMON-EILANDEN. Op
19 januari zal een serie van drie post
zegels, 2 d. (groen en zwart), 3 d.
(rood en zwart) en 9 d. (purper en
zwart) verkrijgbaar worden gesteld ter
r*rww~i> mmtw Hl
gelegenheid van het inwerking treden
van een nieuwe grondwet. Op de zegel
ziet men naast het portret van ko-
nigin Elizabeth II een fregatvogel. De
zegel is gedrukt door Joh. Enschedé
en Zonen te Haarlem.
GRIEKENLAND. Ter ere van de eer
ste Olympische overwinning van kroon
prins Konstantijn behaald tijdens de
Spelen te Rome 1960 zal op 18 januari
a.s. een postzegel van 2,50 drachme in
circulatie worden gebracht. De zegel
vertoont het portret van de prins en
zijn zeilboot. Het ontwerp is van A.
Tassos.
VATICAANSTAD. Een serie van drie
postzegels is uitgegeven ter herdenking
van de heilige Vincentius a Paulo en
Louise de Marillac. Op de 40 lire ziet
men het portret van Vincentius, op de
70 lire dat van Louise en op de 100
lire hen beiden.
MALTA. Ter herinnering aan het feit,
dat honderd jaar geleden de eerste post
zegel van Malta verscheen is een serie
van drie waarden in omloop gebracht.
Het zijn een l'/i d. (groen en licht-
W;
WmmÊéI
bruin), 3 d. (rood en lichtbruin) en 6
d. (blauw en lichtbruin). Alle zegels
geven een verkleinde reproduktie van
de eerste Maltezer postzegel (uitgifte
1860 met het portret van koningin Vic
toria), alsmede het portret van koningin
Elizabeth met kroon.
OPLOSSINGEN KERSTOPGAVEN
DIAGRAM 1. De stand whs: wit; Kcl,
Dh3, Tc8-g6, Ra5-e4, Pb3-c5. Zwart; Kc6,
Dc7, Td5-hl, Rc3-d3, Pel-f6, pion h2.
De opgave luidde: mat in één zet, waar
bij wij waarschuwden voor een addertje
onder het gras. Dit addertje was de dub
bele uitleg, welke men aan de vraagstel
ling: „mat in één zet" kan geven. Men is
gewend, dat in problemen wit de mat
gevende partij is. Maar in bovenstaande
stelling kunnen zowel wit als zwart, mits
aan zet, zulks doen en wel resp. door:
1) Dh3-d7 mat en
1) Pel-g2 mat.
Men merke op, hoe fraai dit probleem
geconstrueerd is; de witte matzet (Dd7)
werd mogelijk door de penning van drie
zwarte stukken (Dc7, Td5, Pf6); de zwarte
matzet (Pg2) door de drievoudige afsluiting
van witte stukken (Dh3, Tg6, Re4) van
resp. de velden fl, gl en hl. Opmerkelijk
is voorts het gemis aan pionnen.
DIAGRAM II. Wit: Kfl, Da4, Tb2-hl,
Ra3-d3, Pg2-h3, pion e2-f3-g3-h4. Zwart:
Kcl, Dh6, Td8h8, Rb7-g7, Pel, pion a7-b6-
c7-f7-h7.
Wit begint en geeft mat in twee zetten.
De verrassende oplossing luidt: 1) Ra3-f8!
(dr. 2) Dal mat. De voornaamste variant
is: 1) Rg7xb2 2) Rf8xh6 mat.
Er zijn diverse verleidingszetten: 1) Db4?
faalt op Td3; 1) Dc4f? faalt op Rc3; 1) Kei?
faalt op Rc3f; 1) Pel? faalt op Dc6; 1) Pf2?
faalt op Td3.
DIAGRAM III. Wit: Kc3, Dg4, Rgl.
Vraag a. Op hl staat de zwarte koning pat.
Vraag b. Op e3 staat hij mat. Vraag c. Op
a8 kan hij in één zet worden matgezet
(door Dc8). Vraag d. Met het beschikbare
materiaal (K D dameloper) is geen
matstelling te construeren op g7 (resp. het
spiegelveld b2).
DIAGRAM IV. Wit: Kb5, De6, Rd5,
pion b7. Zwart: Ke8, Th8, Rc7, Pa8, pion
b6-e7.
Wit begint en geeft mat in twee zetten.
Merkwaardig genoeg leidt slechts 1) b7-b8
Paard! tot het doel. Zo faalt 1) b8Df? op
Rd8! en 1) Kc6? op b5!
DIAGRAM V. Wit: Kei, Ra4. Zwart:
Kg2, Ph4, pion h3.
Wit aan zet houdt remise. Deze opgave
was heel wat moeilijker. De juiste oplos
sing luidt: 1) Ra4-d7! nodig om eerst
de zwarte pion voorwaarts te dwingen
1) h3-h2. Na 1) Pf3f. 2) Ke2 komt
zwart niet verder, daar na 2) h2.
3) Rc6 met remise volgt.
2) Rd7-c6f. Kg2-gl.
Nu dreigt Pg2 met directe winst. Maar
thans volgt de pointe: 3) Rc6-hlü Kglxhl.
4) Ke2-f2!
Het juiste veld; de koning moet op de
kleur van het paard gaan staan. Een paard
kan namelijk geen tempo winnen, zodat
wit eeuwig op fl en f2 heen en weer
schuift. Onjuist ware daarentegen 4) Kfl?,
waarna zwart gemakkelijk wint, b.v. met
4) Pf5 5) Kf2 Pg3 en wit kan de zwarte
koning niet langer afsluiten.
Deze laatste variant leert, waarom in de
beginstand 1) Rc6t? foutief is. Zie: 1)
Kgl 2) Rhl Khl3) Kfl (of a) Pf3 4) Kf2
Kh2 en de zwarte koning komt los. Of a)
3) Kf2 h2. Nu hebben we dezelfde stelling
als in de hoofdvariant, maar met wit aan
zet! Na 4) Kfl Pf5 5) Kf2 Pg3 verliest hij
weer. Nauwkeurig werk, instructief voor
de praktijk.
DIAGRAM VI
ooooeeocyv: -ccoooceo"
ooOGOOGCOdOOCc cxoco":. -- - raxcocooccoooc
Wit: Kg3, Dc8, Ra8, pion: a2, a3, b4, b5,
d2. Zwart: Khl, Dh5, Tf5, pion: el, gl, h6.
Wat was wit's laatste zet? Deze opgave,
van welke wij het diagram opnieuw weer
geven, was verreweg de moeilijkste en
misschien wel te hoog gegrepen. Zelfs een
zeer ervaren probleemcomponist als P. J.
G. Stuiver werd er het slachtoffer van. Hij
betoogde dat de diagramstand onmogelijk
is en op het eerste gezicht is zulks ook zo.
Er staan immers nog zes zwarte stukken
op het bord. De loper van f8 moet aldaar,
op zijn oorspronkelijke standplaats, zijn
genomen, zodat maximaal 9 zwarte stuk
ken door witte pionnen geslagen kunnen
zijn. Dit betekent dat noch Ra8, noch Dc8
van pionpromotie afkomstig kunnen zijn,
omdat dan tenminste tienmaal door witte
pionnen moet zijn geslagen. Dit valt ge
makkelijk na te tellen.
Zetten als 1) b7xa8Rf? of 1) b7xc8Dt?
zijn dus technisch onmogelijk en daarmede
schijnt de stelling ook onmogelijk te zijn.
De laatste zet kan, zou men zo zeggen, im
mers ook niet het aftrekschaak 1) Kf3-g3t
geweest zijn. Op f3 toch staat de witte
koning bloot aan een schijnbaar ondenk
baar dubbelschaak.
Maar hier schuilt nu juist de grote ver
rassing. Dit dubbelschaak is wél mogelijk.
Plaats een witte pion op g2 en een zwarte
op f4. Dan krijgen wij de volgende recon
structie: 1) Dh5f 2) g2-g4 f4xg3 en
en passant (de pointe!) 3) Kf3xg3 en de
diagramstelling is langs regulaire weg be
reikt. Een geniale gedachte, welke slechts
kon ontspruiten aan het brein van 's we
relds grootste componist Som Loyd, de
auteur van alle hierboven besproken op
gaven. Niemand verzuime, deze oplossing
volledig te doorgronden.
Wij hopen dat deze kerstmaaltijd ge
smaakt heeft!
Mr. Ed. Spanjaard
LEGPUZZEL.
Goed bieden lijkt vaak op het werk dat
nodig is om een legpuzzel samen te stellen:
stééds moet men het goede stukje aanpas
sen, om tot een harmonisch geheel te
komen. Niet genoeg kan ik er de nadruk
op leggen, dat logisch bieden dat wil
zeggen, gewone, voor de hand liggende in
lichtingen over een spel geven véél
betere kansen op succes biedt dan de
punten-optelsommetjes die tegenwoordig
door velen becijferd worden.
Een punten-regel is, dat men voor een
manchebod zónder lage kleuren samen met
de partner ongeveer 25/26 punten nodig
heeft. Hieronder volgt een manche waarin
NZ samen 21 punten hadden en toch via
logica op 4 harten terecht kwamen en het
maakten. Het spel kwam voor in de match
tussen UBC (Utrecht) en de Continental-
club (A'dam) voor de meesterklasse van de
Nederlandse Bridgebond:
V 3
9 9 7 6 4 2
•O H 8 6 3
'7 4
Stand schijven:
Zwart: 2 4 9 13 14 22 23 26 27.
Wit: 15 24 25 33 34 36 37 42 47.
1) 1319. 2) 24x13 9x18. 3) 34—30
2—8. 4) 33—29 23x34. 5) 30x39 18—23. 6)
37—32 27x38. 7) 42x33 22—27. 8) 47—42
4—10 9) 15x4 8—12. 10) 4x31 26x48. 11)
39—34 48x30. 12) 25x34 12—17. Dit drie om
drie eindspel is ons inziens steeds remise.
13) 33—29 23—28. 14) 36—31 17—22. 15)
34—30 28—32. 16) 29—24 32—38. 17) 30—25
38—42. 18) 24—20 14—19. 19) 20—15 42—47.
20) 15—10 47—41. 21) 10—5 41—23. 22)
31—27 22x31. 23) 25—20 remise.
Samen met de Zuidhollandse jeugdkam
pioen Bob Nuys hebben wij dit spel be
studeerd. We kwamen twee verschillende
winstvarianten tegen. Vanuit de diagram
stand wint de drie-om-drie-ruil met de
inleiding 23—29 34x23. 13—19 24x13. 9x38
42x33. 28 enz. Ook is winst mogelijk, zo
als het spelverloop in de partij aangegeven
met 1319. Het is leuk dit eens te onder
zoeken.
H. J. KINNEGIN
oooooocx?^"oooc".->Dc,"^~<x)coooc^"v?x5oooooóoc>ooGoobboc'*-'*'oo'
A B 8 6 5
9 V 3
754
10 6 2
W O
10 9 2
9H B
V 9 2
A V 9 5 3
H 7 4
C? A 10 8 5
O A B 10
HB8
West gever, NZ kwetsbaar. De west
speler (Cats) paste, noord (Bob Kaiser)
paste ook. oost (Verboog) opende met 1
klaveren, zuid (Filarski) doubleerde.
Menigeen zou met het zuidspel wellicht 1
SA gevolgd hebben, doch dat bod brengt
het bieden op het twee-niveau, wat een
nadeel kan zijn als noord zéér zwak is.
West bood toen 1 schoppen, noord 2 har
ten (wat hij net kon doen), oost paste, zuid
2 Sansatout, west paste en hierna vond
Kaiser het bijzonder goede bod van 3 rui
ten; daarmede gaf hij aan, in elk geval
geen SA te willen spelen en voorkeur te
hebben voor één der rode kleuren de
hoogte van het contract aan zuid over
latende.
Nadat oost weer gepast had, kon zuid
zich de volgende voorstelling van zaken
maken:
a) er was een perfecte aansluiting in de
rode kleuren tussen noord en zuid;
b) voor zover h^t spel „goed" moest
zitten, was dat vermoedelijk wel het geval,
daar oost had geopend en dus met de meer
derheid der ontbrekende hoge kaarten ge
markeerd was.
Als zuid bood ik om die redenen toen 4
harten zonder mij enige zorg te maken
over het „hoeveel" der punten dat NZ wel
samen zouden hebben. Het leek mij simpel
een onderneming, waarbij NZ vermoede
lijk 2 zwarte azen en niet meer dan één
slag in de rode kleuren zouden moeten
verliezen.
Oost kwam met schoppen 10 voor, NZ
maakten schoppenvrouw, speelden harten
aas en harten na, maakten later +Heer in
zuid en wisten door 't „uittellen" van oosts
openingsbod de ruitenvrouw te vinden en
goed te snijden. Tien slagen voor 620 pun
ten. Had oost niet moeten openen? Dit kan
men hem bepaald niet kwalijk nemen
alhoewel zijn bod juist het ontbrekende
stukje van de legpuzzel voor noord-zuid
werd.
Feitelijk vond ik het bieden van 4 har
ten niets bijzonders tot toeschouwers
mij later vertelden, dat wij slechts 21 pun
ten samen gehad hadden. Dat wordt zo'n
stukje logica opeens een wonder van brid-
gekunstalthans voor de puntentellers.
H. IV. Filarski
Bridgevraag dezer week: Zuid gever,
allen kwetsbaar, paren wedstrijd. De zuid
speler heeft:
H 8 5 3 9AHV1 <0> 3 AB62
Zuid opent met 1 klaveren, de tegenstan
ders passen, noord antwoordt met 1 schop
pen. Vraag a) Wat moet zuid bieden? Vraag
b) Stemt u in met het openingsbod? Ant
woord elders op deze bladzijde.
J. MULDER
De nieuwe Zuidhollandse kampioen, de
47-jarige H. J. Kinnegin, had met zwart
tegen zijn Haagse rivaal Mulder belangrijk
voordeel. Wit heeft gedwongen spel aan
zet. Immers dreigt 1722 en 2430.
Het spelverloop in de partij: 1) 4339
4—9. 2) 36—31 17—22. 3) 28x17 11x22. Wit
speelde snel (waarom?) 49—44 en verloor.
Had hij rustig nagedacht, dan was er met
4843 niets aan de hand! 4) 4944? 2429
5) 33x24 19x30. 6) 35x24 23—28. 7) 32x23
18x49. 8) 27x7 49x36. 9) 7—1 of en zwart
won het eindspel.
Een fraaie lokzet en afwikkeling kon zich
voordoen in de partij v. Leeuwen (wit) en
Mulder (zwart): 6, 9 11, 12, 13, 14. 16, 19,
23, 24; wit: 25, 26, 27, 28, 32, 38, 39. 40, 45, 48.
Wit: 1) 4842 waarna 2329. Immers
3934 verliest door 1217 en 1721. Gees
tig is de afwikkeling met: 1) 4842 2329.
2) 28—22 24—30? 3) 25x23 19x48. 4) 39—34
48x30. 5) 40—34 30x21. 6) 2(5x10 9—14. 7)
10x19 en zwart verliest juist op tempo.
Maar vanuit de cijferstand is de winst
voor wit ook weinig voorkomend alsvolgt:
1) 48—42 13—18? 2) 28—22 9—13? wint
3228. Dus na 2) 2822, om snel remise te
maken 11—17. 3) 22x4 24—30, 4) 25x34
2339. 5) 34x23 19x48. Nu is 't spel steeds
remise, omdat op 4034 1218 4x11 en
16x7 volgt.
In de Minor-groep speelde de 17-jarige
Haarlemse jeugdspeler Varno Morseld.
Varno wisselde goede met slechte partijen
af. In zijn partij met Obele Hoekstra had
deze laatste beslist pech, toen hij een zeer
fraai offer speelde. Het was alsvolgt:
Morseld, zwart: 6, 12, 13, 14, 15, 16 17 18
19, 23, 24.
Hoekstra, wit: 27, 28. 30, 32, 33 34, 35
38, 39, 42, 43.
Zwart aan zet offerde in de partij. 1)
16—21. 2) 27x16 6—11. 3) 16x7 12x1. Dit
offer paste Keller toe in zijn partij tegen
Chestem. Op 3025 volgt de dam met
17—22. 23—29 en 13—18. Op 42—37 18—22
en zwart staat gewonnen
Beslist goed van Hoekstra was het tegen-
offer met 32—27 21x23 34—29, waarna met
21—27 zwart beter spel behield, doch het
resultaat werd remise. Goed gespeeld,
Varno!
B. Dukel
Elk jaar. rond de jaarwisseling, organi
seert de Koninklijke Nederlandse Dam-
bond een internationaal damtoernooi, daar
toe in staat gesteld door de Erven Lucas
Bols. Het afgelopen wereldtoernooi heeft
aangetoond dat de jeugd in opmars is. Het
bondsbestuur heeft dan ook besloten een
drastische verjongeringskuur op de spelers
toe te passen.
In de Major-afdeling waren dit jaar als
buitenlandse gasten de Belg Slaby, tweede
aankomende kampioenschap van België, en
Fanelli, kampioen van Italië. Het toernooi
werd met grote voorsprong door Nederland
gewonnen en de buitenlandse meesters
kwamen onderaan. In de eerste speelhèlft
behaalde Fanelli slechts één remisepartij
tegen Slaby. En ook deze partij had de
Italiaan nog kunnen verliezen. Hieronder
het verloop van de partij.
SLABY (België)
rr: OOOOOCOOCOOOCOOOOCOCCOO
OOOCGOOOOOOOOOOOOCCr:' - ^OCCOOCOOOOOOOOOC
FANELLI (Italië)
Siibzuijb jnap)
-uaddoqos ap sr uaddoqos i jeui uauado ;aq
jooa tpjooM;ue uajinr z pjoou sje Suipatq
-jaq a^qoaxs uaa fiq jjaaq uep 'uauado uaj
-jeq x ptnz noz !;sin[ si poqsSuiuado ;an
•ua;und g uad
-doqos g !ua;und uaddoqos :qud oi
uajoeq z :SuijapaeB£\ -uatapjooaq ueq uas
-ub5)uib[s ap ua )uaq jqaeaq ua guqapjaA
spinz jajadspjoou ap joopjeeM uapaiq
uaddoqos uep ptnz ueq goq apuaSjoA
spjoou do 'apuado Ciq uubbm uep 'jpaiqjaq
■mapt aragoq uaa pinz jeep 'st Suiojoj ;bm
uapiBq 33M} si poq a;saq spmz -pjBBM
uaqaozjapuo }aq uba aqaoui ap uftz uapaq
-qfqaSouiuiBis qoop ubbS a; uaddoqos
i> lox uio SaouaS poog jaqaz si pueqpinz
aa :SBBJA8Spijq asqfqaqaM do pjoow(uv
PRISMA, UTRECHT
PRISMA-SCHAAKBOEK H. Bouwmees
ter.
H. Bouwmeester, zelf een der beste scha
kers van Nederland, biedt hierbij 'n hand
leiding van deze koning onder de spelen,
maar tevens een korte geschiedenis van
het schaakspel, van de wijzen en dwazen
die er zich in de loop der eeuwen mee
hebben beziggehouden, over wereldkam
pioenen en dilettanten en over de vreugde
en het verdriet, door schakers uit alle
categorieën aan het spel beleefd.
Zijn hoofdstuk over de opening geeft
een bloemlezing uit duizenden openings
varianten, een boeiende geschiedenis op
zich. Dan passeert een rijke serie „Tacti
sche wendingen en combinaties" de re
vue, vol handige foefjes. Over het „Po
sitiespel" geeft Bouwmeester wee r een
goede kijk op de taktiek der grootmees
ters, waarvan hij tot slot beroemde par
tijen volledig beschrijft.
t - Vi:
-
HUILEND en bevend stond de oude
eekhoorn voor de troon van de kabou
terkoning. Af en toe veegde hij met een
voorpootje een traan van z'n fluwelige
snuitje.
„Vertel nou nog eens kalm wat er
aan de hand is opa Suf", vroeg de wij
ze koning vriendelijk aan het oude dier,
dat van verdriet zijn mooie pluimstaart
op de grond liet hangen.
„Ach bbbbeste k-k-koning", stotterde
de eekhoorn, „ik, ik ben helemaal ver
geten waar ik mijn wintervoorraad heb
gelaten. Het is nu al herfst en als ik
mijn voorraad niet gauw vind dan sterf
ik deze winter van de honger. O.oooo",
zielig begon het arme dier weer te hui
len.
„Nou, huil maar niet beste Suf, ik zal
alle kabouters laten zoeken, dan vinden
we jouw wintervoorraad vast wel
weer", zei de vriendelijke kabouterko
ning. „Wat zit er allemaal in die win
tervoorraad van je?"
„O, lieve koning", zei het eekhoorn
tje opgelucht, „denneappels en eikels
en beukenootjes".
„Mooi, ga jij maar weer lekker naar
huis hoor, wij gaan meteen zoeken".
De koning riep alle kabouters bij el
kaar en vertelde ze wat er aan de hand
was. „Wie gaat er met me zoeken?",
vroeg hij toen hij het verhaal gedaan
had.
Alle kabouters staken hun vinger op.
„Dat wist ik wel", zei de koning, „jullie
zijn bovenstebeste kabouters".
EEN HALF uurtje later stonden alle
kabouters klaar met een schopje in hun
hand. Toen de koning er ook was, ver
trok de hele stoet naar het bos. Het na
re was, dat de eekhoorn helemaal niet
wist waar hjj alles verstopt had. Nu
moesten de kabouters overal zoeken.
Ze groeven in de grond en klommen
in de bomen. Ze doken onder de strui
ken en daalden af in oude konijneholen,
maar toen de kabouters 's middags
gingen eten, hadden ze nog steeds niets
gevonden. Na het eten gingen ze alle
maal even slapen, want dat doen ka
bouters nu eenmaal en toen dat gebeurd
was, gingen ze weer zoeken. Ze zoch
ten in oude vogelnesten en onder boom
wortels en wéér vonden ze niets, hele
maal niets. Zelfs kabouter Vinder kon
niets vinden en dat wilde wat zeggen,
i
want die had laatst zelfs een heel klei
ne oorbel van de elfenprinses gevonden
in een grote hoop bladeren.
Tegen de avond, toen het zonnetje al
naar bed wilde gaan, waren alle kabou
ters doodmoe en daarom zei de koning
verdrietig: „Wat zielig vind ik dat voor
die arme opa Suf, ik had hem zó be
loofd dat wij zijn eten zouden opzoeken.
Kom maar kabouters, we moeten nu
naar huis, morgen zullen we het nog
eens proberen". Stilletjes gingen alle
kabouters weer weg. Ze hadden hele
maal geen zin om te gaan zingen, want
ze hadden niets gevonden en waren erg
moe.
De volgende dag gingen ze het nog
eens proberen en weer vonden ze niets.
Het hele bos was omgespit, geen vogel
nest was vergeten en de kabouters wis
ten echt niet meer waar ze nog konden
zoeken. „Laten we maar naar huis
gaan", vond de koning, „er is niets aan
te doen".
De kabouters maakten hun schepjes
schoon en wilden weggaan, toen ineens
Mieke Kip aan kwam lopen. Nieuws
gierig bleef ze staan en ze vroeg: „Wat
kijken jullie sip, tok, tok, en wat is er
in het bos gebeurd, het lijkt tok tok
wel, of er duizend mollen tegelijk aan
het graven zijn geweest, tóóók".
KABOUTER PUK vertelde haar van
de wintervoorraad van de arme eek
hoorn Suf. Maar toen hij uitverteld was,
begon Mieke Kip heel hard te lachen
en ze riep: „Maar opa Suf heeft niet
eens een wintervoorraad gemaakt dit
jaar, want hij heeft twee weken lang
met griep in bed gelegen". „Weet je
dat zeker Mieke Kip?", vroeg de ka
bouterkoning beteuterd. „Nou en of",,
zei Mieke, „natuurlijk weet ik dat ze
ker, ik heb hem iedere dag eén lekker
eitje gebracht. Nee, ik vergis me echt
niet". Alle kabouters begonnen door el
kaar te praten van opwinding, toen ze
het nieuws gehoord hadden.
„Ga jij opa Suf eens halen kabouter
Vluggertje", vroeg de koning, „dan zul
len we hem eens vragen of hij nu een
wintervoorraad heeft of niet".
Als een pijl uit de boog vertrok Vlug
gertje en kwam na een tijdje terug met
een bibberende opa Suf. „Vluggertje
heeft me verteld, dat ik helemaal geen
voorraad had gemaakt omdat ik ziek
ben geweest", bibberde opa Suf, „dat
was ik helemaal vergeten, maar het is
zo".
„Zie je nou wel", kakelde Mieke,
„tok, tok, ik zei het toch al?"
Een paar kabouters begonnen te la
chen, maar die oude Suf huilde ineens
heel hard: „Nou heb ik helemaal geen
eten van de winter en dan ga ik dood."
„Nou", lachte de koning, „daar vin
den we wel wat op, ik zal aan alle die
ren vragen of ze wat van hun voorraad
aan jou willen geven." Dat gebeurde en
de dieren gaven zo veel, dat opa Suf
nog meer voedsel had dan de andere
dieren. Wat was de oude eekhoorn blij!
Maar de koning zei: „Ik zal dat eten
wel in de kelder van mijn paleis voor
je bewaren, want anders moeten we van
de winter weer gaan zoeken"....
Jan JSeelissen
Er was eens een dame en ze heette Liezelot.
Ze had een kastje in haar kamer en dat kostje zat op slót,
Want, o kinderen, in dat kastje lagen koekjes en kandij
En wel achttien lange lolly's en nog zuurstokken erbij.
In dat kastje lagen klontjes en een zakje zoute drop
En nog toffee's en nog taartjes, o, het kón gewoon niet op!
In het kastje in de kamer van de dame Liezelot.
Op een keer nu dacht de dame Liezelot: „Ik zal eens gauw
Eventjes een koekje nemen, maar, o jee, hoe kan dat nou?"
O, de sleutel was verdwenen, o, de sleutel die was zoek.
Ja de sleutel van het kastje, van het kastje met de koek!
En ze zocht in alle hoeken, in de keuken en de gang.
Maar, helaas, de sleutel vond zij niet, al zocht ze nog zo lang!
Toen ging ze naar de zolder toe en haalde heel beslist
Een hamer, beitel en een boor uit de gereedschapskist.
Ze stapte op het kastje af, begon toen maar meteen
Te breken en te hameren, wel uren achtereen.
Ze hamerde en beitelde en boorde met de boor.
Het krakte en het kraakte en ze hamerde maar door.
Hou óp toch, dame Liezelot, en kijk toch wat je doet!
Hou óp toch, dame Liezelot, want heus dat gaat niet goed!
Maar ach de dame Liezelot was vreselijk op dreef
Ze keek niet op of om en, oei, het kastje stond al scheef.
En eindelijk, je snapt het wel, toen viel het in elkaar
En dame Liezelot zat met de handen in het haar.
Wat moest ze nu? De snoepjes rolden overal in 't rond,
De toffee's en de slagroomtaart, ze kleefden op de grond.
Gelukkig heeft toen Liezelot al spoedig raad geweten.
Ze heeft het allemaal, 't is waar!, in één keer opgegeten.
En toen er niets meer over was riep dame Liezelot:
„Nóóit van mijn leven zet ik meer mijn snoepjes achter slot!"
Marjan van Beek