DE LATIJNSE GEEST VAN DE NEDERLANDSE
COMPONIST MARIUS MONNIKENDAM
discoucs
Jjisca
al
Muziekleven ie Zuïd-Afrika
een van onze begaafdste schrijvers
i
NIEUWE UITGAVEN
Radio-opname
van zijn Requiem
in Haarlem
t
ih ZATERDAG 28 JANUARI 1961 Erbij PAGINA DRIE
F. C. TERBORGH
TWINTIG JAAR GELEDEN verscheen
te Peking in een zeer beperkte privé-druk,
verzorgd door de Paters Lazaristen, een
tweetal prozabundeltjes, die tot de precio-
sa van onze litteratuur behoren: „Le petit
chateau", dat geen schrijversnaam ver
meldde, en van dezelfde hand een
verzameling van zeven verhalen, „De Con-
dottiere", onder het pseudoniem F. C. Ter-
borgh. Welke auteur zich achter deze
naam schuilhield wisten buiten de vrien
denkring van Jan Jacob Slauerhoff maar
weinigen. Wat deze onbekende waard was,
kon wie zijn eerder verspreid gepubliceer
de verzen gelezen had niet zijn ontgaan:
een dichter die over het zeldzame vermo
gen beschikt om met de eenvoudigste taal
middelen sferen op te roepen van een zo
onheilspellende benauwenis, landschappen
te suggereren van een zo werkelijke on
werkelijkheid als geen auteur vóór hem
of het moest in enkele van zijn werken
Arthur van Schendel zijn was gelukt.
De bezettingsjaren maakten het onmoge
lijk hier kennis te nemen van Terborghs
bijdragen tot „De Fakkel", het in 1940 te
Batavia opgerichte periodiek, waarin tij
dens zijn kortstondig bestaan zoveel waar
devols bijeengebracht werd dankzij de be
kwame leiding van R. Nieuwenhuys. De
Mei-aflevering-1945 van het te Curagao
verschijnende tijdschrift „De Stoep"
tijdens de oorlog een litteraire vluchtha-
ven voor vele Nederlands-schrijvende emi
granten bracht dan eindelijk in cahier-
vorm. een novelle van Terborgh onder de
aandacht van een wat ruimere lezers
kring in den lande: „Het gezicht van
Penafiel", een betoverend wonderwerk-
je, een openbaring, die „de richting van
een leven verandert, omdat dit gezicht een
breukdeel van een seconde toegang ver
schaft tot een andere wereld, verschrik
kelijker, grootser, en wat verwarrender
is: gekend, zo diep en volledig, dat ze
geen rust meer gunt en de uitverkorene
weg doet trekken, huis en vrienden ver
latend, om haar terug te vinden" zo
stond het daar in dit onwezenlijk-wezenlij-
ke, doorglansde proza geschreven. Later,
in 1947, gaf Stols deze novelle in boekvorm
uit, één van die litteraire gebeurtenis
sen, waarvan pas na jaren de betekenis
wordt onderkend. Wel zag in de Salaman
derreeks nog een ander, later boek van
Terborgh het licht, „De meester van Laer
tes", maar het aantal lezers, die oog en
oor hadden voor het uitzonderlijke van dit
in zichzelf verzonken werk, zal al wil
ik van ganser harte het tegendeel hopen
toch maar betrekkelijk klein zijn ge
weest.
NU DE HAAGSE UITGEVER L. J. C.
Boucher de in 1940 in Peking verschenen
onbekende deeltjes gebundeld heeft uitge
geven onder de titel „De Condottiere en
andere verhalen, gevolgd door Le petit
chateau", zal men er zich van kunnen
overtuigen hoe deze teruggetrokken au
teur F. C. Terborgh van het begin van zijn
schrijverschap af behoorde tot de zeldza-
men, die voor de subtiliteit van hun levens
gevoel de transparante taal weten te vin
den waarin elke schakering van hun in
nerlijke ervaring klank en kleur krijgt:
het duistere en het lichte, het schrikwek
kende en het lieflijke, het onherbergzame
en het gelukzalige. Terborgh, vriend van
Slauerhoff over wiens geteisterd leven
hij in zijn bij Stols verschenen boekje
„Herinneringen en brieven" in enkele no
tities met een doordringendheid schreef
waartoe alleen de verwantschap in staat
stelt leeft in twee werkelijkheden: in de
zintuigelijk waarneembare realiteit en, te
gelijkertijd, in een „andere wereld", die
niet een droom, niet een spel der verbeel
ding, geen „litteratuur" is, maar een we
zenlijkheid, aan het geheim waarvan hij
met de fijnste perceptie van zijn taal
raakt. Wat hij schrijft is nooit een „ver
haal" in de gangbare zin: het is beeld,
kleur, licht, die hiér de verrukkende onge
reptheid verzichtbaren van een „ideaal
landschap" zoals Calvert en de Duitse ro
manticus Ferdinand van Olivier het schil
derden, daar het beeld oproepen van een
barre eenzaamheid, een wereld in verval,
in de ban van de onontkoombare vergan
kelijkheid der tijdelijkheden, waarachter
en waarin het mysterie van leven en dood,
het aanvankelijke, zich verborgen houdt.
TERBORGH SCHRIJFT uit de herinne
ring, uit zo levendig nagebleven indruk
ken, dat al het uiterlijke ervan kon kris
talliseren tot een innerlijk heimelijk we
ten, een stil en helder vermoeden van een
werkelijker werkelijkheid dan de realiteit
waarbinnen hij zich gevangen voelt. Het
twaalftal impromptu's, dat het „Petit
chateau" vormt geaquarelleerde im
pressies in proza, meestal niet meer dan
een halve bladzij lang bestaat uit kleur
en klank geworden ontastbaarheden: de
essenties van verleden ogenblikken van
verhevigd waarnemen met een tot het
uiterste gespannen ontvankelijkheid: zo
merzon, lauwe middagstilte, de zoom van
een dennenbos, een ruisende fontein in de
maannacht, een vlinder in een losbarstend
zomeronweer verdwaald, blauwe contou
ren van heuvels en bergen, de blankheid
van een ontbijtlaken, nevel, geluid „ko
mend van een wereld, waar men geen
deel aan heeft," nauwelijks dus het klei
ne kasteel dat men zich in de omge
ving van Clarens zou denken zélf, nau
welijks iets stoffelijks, iets zichtbaars en
W»T ttt Ot KOVto vin Btitatx tp o
tastbaars, maar tóch dat landschap, tóch Japanner in een bioscoop, in een uithoek
dat slot, in de herinnering verijld tot iets van de Tartarenstad bij de deur van een
dat meer is dan een verblijfplaats: een vervallen huis en, voor de derde en laats-
dierbaar oord van het verlangen, van de te maal, aan het strand van Pei Tai Ho,
hoop op een toegang tot een „wonder- waar hij hem in „de richting van de vale jg
baarlijker, volmaakter wereld". bergen" uit het oog verliest. En bij al I
deze ontmoetingen is „de vriend" in le-
IN DE NOVELLEN doet zich, al wor- venden lijve aanwezig, weggedoken in
den er „gebeurtenissen" in verhaald, iets zjjn barse ontoegankelijkheid en verschij-
van eenzelfde irreëel-reële orde voor. Hoe nend in een licht een situatie een ee-
dit proces van werkelijkheidsintensivering voelslandschap, die Slauerhoff tot in zijn f
zich voltrekt, wordt door „Het laatste af- diepste kernzaken en mét Slauerhoff, een-
scheid als het ware onthuld. De schrij- ieder, die als de schrijver van „Schuim
ver neemt afscheid van een vriend op een Pn a„" en als Terhnrgh-zèlf zirh ver-
stationsperron in Madrid: „hij (de vriend) dwaald weet in een doolhof, waarboven
sprak nauwelijks, keek als gewoonlijk ais luchtspiegeling het beeld lokt van een
recht voor zich uit, op de grond of naar klaarder, wezenlijker wereld.
de einder, men wist het niet goed, maar
in den regel naar meer dingen dan men „IK HEB ALLEEN HERINNERINGEN", woord, die ik alleen in een zo sterke
vermoedde" en dan neemt de vriend dichtte Slauerhoff in „Soleares". Datzelf- mate en in een zo meevoerende betove-
met een haastige handdruk afscheid en de geldt voor Terborgtf. Zijn herinnerin- r,in2 onderging in het in ons land nauwe-
gaat dan resoluut naar zijn plaats, „zich gen ontspinnen zich, verhelderen, verwe- UJks bekende werk van de Vlaming Mau- m
om niets wat achter hem lag meer be- zenlijken zich tot het duurzame buiten de r'ce Gilliams.
kommerend". Bij dat laatste spitst men tijd, ze verzichtbaren zich tot het eigen- Het proza van Terborgh is geweven van
de oren: die vriend is geen fictieve fi- lijke buiten de stof, ze ontsnappen woord h.et fijnste taalspinsel, waarvan een auteur
guur, en als men in een regel verder voor woord aan de doem der verganke- zich nog kan bedienen zonder dat het
leest: „in leven heb ik hem niet weer lijkheid, aan de greep van de dood, ze breekt. Elk geluid, elke kleur, elke geur,
gezien," is het vermoeden zekerheid ge- overleven de woekerende verwildering, het elk gebaar van een „herinnering" is er in j§=
worden: die vriend is de dichter Slauer- verval, en keren als het ware in tot hun blijven hangen als een glanzende dauw- =j
hoff. En waarachtig, woordelijk dezelfde elementaire oorsprong. Wonderlijke werel- druppel, een klein heelal, een betoverend- |s
zinnen kan men vinden in Terborghs den worden door deze verbeelding open- flonkerend droomkristal. Wat men uit Ter-
„Slauerhoff, herinneringen en brieven." gebroken, dreigende landschappen wor- borghs latere werk al weten kon wordt
Niet die letterlijke overeenstemming van den doorschreden, heerlijke landouwen door deze eerste creatie bevestigd: Ter-
de beide teksten is het verwonderlijk-won- verrijzen en in het diepste van het onheil borgh behoort tot onze begaafdste, zuiver-
derlijke, ze ligt, zou men kunnen zeggen, doemt het diepste van een gelukzaligheid ste- voornaamste schrijvers. Hij vertegen-
voor de hand. Maar de vertelling doet het op. Hoe, door welke middelen van de taal? woordigt geen genre, hij is een wereld
afscheid voortleven: Terborgh ziet zijn Door een onnaspeurlijke bezweringsmacht, de andere.
voor goed heengegane vriend weer: als een „magie", zoals men wel zegt, over het C. J. E. Dinaux
OP 28 MAART wordt in het gemeen- Nederlandse toonkunstenaars die ook over vindt. Keerden zelfs de grote voortrekkers
telijk Concertgebouw te Haarlem een ^„^ak^ÏL6611 r®del'jke beke"dhe|d genie- van de dodekafonisten, Alban Berg en
i t> ten. Als bewijs daarvoor mag gelden aat
bandopname gemaakt van het Requiem het nieuwe orgel in de concertzaal van Arnold Schonberg met op het laatst van
voor koor met altsolo, orgel en slagwerk Philadelphia in de Verenigde Staten dit hun leven tot het vertrouwde tonale
J. H. Bartman
Op Decca BR 3064 hoort men de jonge
Spaanse mezzo-sopraan Teresa Berganza die
vijf jaar geleden debuteerde in Madrid en
sindsdien een internationale carrière gemaakt
heeft. De opname bevat drie aria's van Ros
sini (met het London Symphony Orchestra
o.l.v. Alexander Gibson) en Spaanse en Bas-
kisbhe volksliederen in moderne zettingen.
een vaas waarin het veldboeket nog
ONLANGS WERD in deze rubriek
met bewondering gesproken over een schoneTuitkomt"
opname (op Decca) van de Spaanse
mezzo-sopraan Teresa Berganza in de HET HOOGTEPUNT vormen echter
„Siete Canciones" van Manuel de Fal- (je drie Baskische liederen. Komt het
la. Van dezelfde zangeres heeft Decca door de trotse melancholie van deze
een plaat uitgebracht in de serie „Ar- oeroude melodieën, vermengd met de
tists Portraits", met aan de ene zij- onbegrijpelijke woordklank van taal
de drie aria's van Rissini en aan de die zelfs de experts nog niet hebben
andere een kort Spaans programma: weten te duiden? Wel weet men dat ze
vier volksliedbewerkingen van Joaquin de enige is die uit het neolithische tijd-
Nin (met pianobegeleiding), drie liede- perk dateert, en ook de Baskische liede
ren uit Baskenland (met orkest), en ren en dansen, die in afgelegen streken
een aria uit een zarzuela, een soort nog hun rituele betekenis behouden heb-
operette of musical die een combinatie ben, vertegenwoordigen een levende
behelst van zang, dans en dialoog. Haar traditie van duizenden jaren. De orkes-
stembeheersing komt natuurlijk het trale begeleidingen van twee heren
meest volledig aan bod bij Rossini, zij Azcue en Arambarri, die naar hun
heeft een geluid dat warm en pregnant naam te oordelen wellicht zelf uit Bas-
tegelijk is, bijna mannelijk in het borst- kenland afkomstig zijn zijn betove-
register, fonkelend in de hoogte, en mqt rend. Men kan er een transpositie van
een grote rijkdom aan nuances. En het inheemse instrumentarium in be-
nooit is bij haar het belcanto alleen luisteren: de „txistu", een blokfluit
maar op de uiterlijkheid afgestemd, zo- met drie gaten, de „tamborin", een
als men kan horen in de aria „Per citherachtig instrument als het middel-
lui che adoro" (uit „L'Italiana in Al- eeuwse psalterion, en het klokjesspel de
gieri") waar de dalende portamenti de „cencerros". Maar dit alles is inge-
tot melodie geworden zuchten zijn van sponnen in een heel gedifferentieerde,
het meisje dat op haar geliefde wacht. Debussyaanse orkestkleur, waardoor
Een enkel woord als het „grazie" is het is alsof al die geluiden van ver en
een moment van innigheid, een lyrische nabij oplossen in de wind die over de
curve van het zuiverste kristal. Een grasvlakten strijkt, en die zingt in het
aria uit Rossini's „Stabat Mater" is ge- struikgewas. De wind, die domme-
speend van die faciele devotie die zo kracht die eeuwig zingt en raast om de
irritant kan zijn buiten de mediterrane aarde, en wij die maar heel kort en
sfeer waar ze thuishoort. De stem van sterfelijk razen en zingen op de aarde
Teresa Berganza gaat, wanneer zij een lied, klanken drijvend op de
over een gebroken accoord van bijna adem, een levensteken uit het holst van
twee octaven omhoogklimt, open als de tijd. Gezongen in de wind voor wie
een waaier naar de hemel. het horen wil. Maar wie wil het horen?
Wie horen wil, moet voelen. Misschien
ontwaart hij dan, gevoelig voor de tere
In vier volksliederen uit verschillen- vibraties van een prachtige stem, iets
de Spaanse provincies, geharmoniseerd van het magisch effect dat een eenvou-
door Joaquin Nin, weet zij het kruidige dig gegeven soms op de meest verwen
aroma in de oorspronkelijke staat op de geest kan uitoefenen. Naar mijn
de luisteraar over te brengen, juist mening is dat: muzikale schoonheid,
door de gevoelige intelligentie waarmee
zij haar stemmiddelen benut, die is als Sas Bunge
w j najaar zal worden ingewijd met een systeem terug?
van Marius Monnikendam. Wilhelmina Ouverture voor orgel en orkest welke door
Matthès zingt de altpartij, Albert de Monnikendam voor die gelegenneid op
Klerk bespeelt he. Cveillé-Coll-orgel
en het koor is dat van de Nederlandse organist van de Parijse Notre Dame, Pierre
Radio Unie, welke het werk laat uit- Cochereau tezamen met het bekende sym-
phonie-orkest van Philadelphia onder loi-
voeren met het oog op het programma ding van Eugene Ormandy. Pierre Coche-
voor de herdenking der gevallenen uit rea" van Marius Monnikendam
reeds het Concerto voor twee trompetten,
de tweede wereldoorlog op 4 mei. twee trombones en orgel, dat een Ameri
kaanse organist met veel succes uitvoerde
HET GEBEURT NIET ZO heel vaak dat en ondermeer op de jaarvergadering van
er een werk van deze thans vierenzestig- de Guild of organists in New York intro- j
jarige oud-Haarlemmer in zijn geboorte- duceerde.
stad tot klinken komt. De stadsorgimst Van de na-oorlogse werken heeft het uit
Piet Kee heeft zijn Toccata op z'n reper- 1956 daterende oratorium Noé (Noach of de
toire staan en enige jaren geleden neeft het Verwoesting van de eerste wereld) het
Noordhollands Philharmonisch Orkest de gunstigste onthaal gevonden, te oordelen
Mouvement symphonique een of twee keer naar het aantal uitvoeringen. Vooral de
uitgevoerd. Maar zoals het met de meeste radio-omroep heeft er veel belangstelling
voor. Behalve door de Franse omroep, door
Radio-Luxemburg en door de N.C.R.V.
werd het drie keer door de Belgische om
roep uitgezonden.
MARIUS MONNIKENDAM, die geboren
werd in de elke echte Haarlemmer beken
de feestartikelenwinkel van zijn vader aan
de Gedempte Voldersgracht, studeerde aan
het Amsterdamse conservatorium bij Sem
Dresden en J. B. de Pauw en ook bij de
briljante Haarlemse organist Louis Robert,
die later in de Verenigde Staten een grote
carrière maakte. Door een beurs van de
Nederlandse regering was hij in staat ver-
volgens aan de Schola Cantorum *e Parijs
hedendaagse composities gaat, bleef het bi.i compositie te studeren bij Vincent d'Tndy
een eerste uitvoering in twee verschillende en orkestratie bij Louis Aubert. Vele
concertseries: er moet wel heel wat ge- vriendschapsbanden stammen uit die tijd,
beuren voor het werk van een tijdgenoot Zoals met de thans overleden Honegger en
werkelijk deel gaat uitmaken van het met Darius Milhaud. Teruggekeerd uit de
gangbare repertoire. Marius Monnikendam, Franse hoofdstad werd hij leraar compo-
met wie wij dezer dagen in zijn Haagse sj|je aan Rotterdamse conservatorium
woning een gesprek hadden, noemt dat het en daarna aan het Muzieklyceum te Am-
gevaar van de premières, welke dikwijls sterdam.
alleen gegeven worden om de eerzucht van De laatste jaren wijdt Monnikendam zich
die dirigenten te bevredigen die zoveel bijna geheel aan het componeren. Omdat
mogelijk eerste uitvoeringen op hun naam men daarmee, zoals hij zegt, het zout in de
willen schrijven. Het nieuwe werk wordt pap niet kan verdienen, houdt hij zich
daardoor een ééndagsvlieg en het publiek door journalistieke arbeid, ondermeer voor
krijgt de kans niet bij het verlaten van de De Tijd-Maasbode, materieel staande,
zaal een concreet melodisch beeld ervan in Overigens heeft Monnikendam duurzame
gedachten te hebben. En toch is Jat het publicistische arbeid geleverd met zijn
enige doel van de muziek: het verrijken boeken over César Franck en Strawinsky.
van de menselijke geest. Met het eerstgenoemde geschrift baarde
friipniiint bÜ nogal wat opzien door zijn ontdekking
dat Franck tot de Nederlandse componisten
INTUSSEN BEKLAAGT Marium Mon- gerekend kan worden. En dat niet omdat
nikendam zich niet over de erkenning op het tijdstip dat Franck in Luik werd
welke zijn compositorische arbeid heett geboren, België staatkundig deel uitmaakte
gevonden. Hij behoort tot de weinige van het koninkrijk der Nederlanden, maar
omdat een bronnenonderzoek aan het licht
«SS
poneren bespeuren waarmee vele Afrikaan
se componisten tijdens hun studietijd in
Londen in aanraking zijn gekomen. Nog
onder dit niveau lag een fragment uit
„Tears" voor mezzo-sopraan, koor en or
kest, van Gideon Fijn, wiens Wagneriaan
se stuwingen wel een zeer lange baard
droegen.
Relatief het meest geslaagd leek een
deel uit een symfonie van Frans Grofé,
die in Amerika heeft gestudeerd bij Wal
ter Piston en Aaron Copland, en die thans
lector is aan het Peabody Conservatorium
aldaar. Hier hoorde men werk van een
componist die bredere invloeden op zich
heeft laten inwerken, met name van de
Franse school en van Hindemith.
TENSLOTTE GAF de heer Hartman nog
een korte schets van de muzikaliteit der
inheemsen, en vooral van de grootste
groep, de Bantoe-negers. Zij hebben de
assimilatie met de Westerse muziek nog
niet bereikt, maar beoefenen op zelf ge
knutselde instrumentjes een eigen vorm
van jazz die alle kenmerken bezit van
het hartveroverende improvisatievermogen
van hun ras. Curieus was het ook te ver
nemen dat onder halfbloeden in de streek
rondom Kaapstad nog een groot aantal
Nederlandse volksliederen, erfdeel van de
eerste kolonisten, voortleeft.
Het zal ook door reformatorische chris
tenen worden toegejuicht, dat de bijbel
zich in de hernieuwde belangstelling van
rooms-katholieken mag verheugen. Mede
dank zij deze r.k. herwaardering van de
bijbel, vernauwt de kloof zich die in eeu
wen van onbegrip tussen, kortweg ge
zegd, Rome en de reformatie is ontstaan.
Om aan deze herwaardering bij te dra
gen en zoveel mogelijk rooms-katholieken
met de bijbel vertrouwd te maken heeft
de uitgeverij J. J. Romen en zn., Roer
mond, het prijzenswaardige initiatief ge
nomen tot een serie bijbelse monografieën,
die stuk voor stuk handelen over bepaal
de facetten van het bijbelverhaal. „DE
BIJBEL OVER.." is de gemeenschappe
lijke titel van deze monografieën, met
daaraan dan het betreffende onderwerp
toegevoegd. In deze serie zijn thans ver
schenen vier deeltjes over respectievelijk:
De levende God, Heilsgeschiedenis, He
melvaart en Maria. De schrijvers hiervan
zijn drs. B. M. F. van Iersel, prof. dr
Fr. Stier, mgr. dr. J. Heuschen en prof.
dr. K. H. Schelkle. Binnenkort verschijnt
een monografie over Jezus' geboorte en
onder leiding van onze landgenoot Frits j_eugd> waarna nog vijf deeltjes zullen uit-
vwwxx lY-LiHiiiN gezeiscnap van ge- Schuurman, die vóór de oorlog als diri- zich
nodigden heeft de heer Anton Hartman, gent verbonden was aan de toenmalige hoekies vel ^ilf^16^11 deze
Zinrijke keuze muziekchef van de Suid-Afrikaanse Uit- Haarlemse Orkest Vereniging. m de SmÜak vallen' Zlj
VOOR MONNIKENDAM ZELF heeft de saai Korporasie (radio-omroep), onlangs Eigenaardig is dat men maar twee vas- °,rgd wigegeven, bevattelijk en
keuze van juist deze componisten tot een causerie gehouden over het muziekle- k°£rfenigUlg?n ™dt decF"leVwaar len nadere tot
ven van ziin land De biieenkomst had an het umversiteitskoor te Stellenbosch n na°ere kennismaking met het bespro-
onderwerp van een studie een veel diepere plaats in 'a™rj£a van de Stichting het bekendste is. Ook de kamermuziek is ken onderwerp. Voorts brengen deze boek-
betekenis. Met beiden voelt hij door- Donemus, het bekende documentatie-cen- karig. bedeeld; men beschikt over één ,f_, __er„ln ke,n.r?.isme.{ de vruchten
trokken van Latijnse cultuur zich im- trum voor Nederlandse muziek te Amster-
Marius Monnikendam
bracht dat de familie Franck afkomstig
was uit de plaatsen welke voor 1839 steeds
tot Noordnederlands Limburg hebben be
hoord en dat Nederlands haar voertaal
was. Het grappige was vooral dat Mon
nikendam afrekende met een publikatie
van een Duitser, die natuurlijk betoogd
had dat César Franck een landgenoot van
hem was.
(Van een muziekmedewerker)
VOOR EEN KLEIN gezelschap van ge-
mers zeer verwant. Ook de composities van dam. de k®™ za?. gaa" van aen °P ute nnJtu reformatorisch
richten strijkorkest. Het meest cntische enristenen zullen ongetwijfeld met waar-
Marius Monnikendam worden gekenmerkt HEER HARTMAN, wiens Afrikaans muziekpubliek vindt men te Johannesburg, dering van deze bijdrage aan de heroriën-
door die zin voor dynamiek en stuwmg, voor Nederlandse oren bijzonder gemak- hoewel uit de door de heer Hartman gege- tatie op de bijbel kennismaken,
door de cyclische uitwerking van een lelijk te volgen was, toonde zich een be- ven voorbeelden eerder van 'n zeker snob-
enkel thema, zoals men die bij Franck m|nneliik spreker die de zaken niet zwaar- isme leek sprake te zijn. rKi»MA-PRAKTISCH MUZIEKBOEK,
vindt en daarnaast zijn er de harmoniën- S'^aU^Teers^een^o^erzich^van de^vom^ RFTRFFfttsjtvf h De musicoloog Theo Willemze, leraar
gal anereerst een overzicnt van de voor- BETREFFENDE de compositiekunst in aan het Utrechtse conservatorium
wisselingen en de felle ritmen waartoe naamste orkesten en instellingen voor zijn land, vestigde spreker er de aandacht als muziekpedagoog^ dbor het gelen
e Un,le- Het bleek op dat deze zich pas in het begin van van cursussen, door het houden van lezin-
is Monnikendam Strawinsky niet gevolgd van ln on.® and gerealiseerde sprei- deze eeuw heeft losgemaakt van de amu- gen de verschillende problemen leren ken
s ding van de muzikale cultuur in Zuid-Afri- *-;-i-u...-—i—.,,. Hiuuicinen leren xen-
Strawinsky de perspectieven opende. Toch muziek-onderwijs in de Unie. Het bleek op dat deze zich pas in het begin van van cursussen, door het houden van Win-
is Monnikendam Strawinsky niet gevolgd dat van d® in on.® land gerealiseerde sprei- deze eeuw heeft losgemaakt van de amu- gen de verschillende problemen leren ken
op de weg naar het atonale stelsel. Fen k^looTalsloTg^^sntk^kln z^ge" fan^ onhl^i T' Parallel nen, Van de leek ten opzichte vaïdë m"
vooralsnog geen sprake kan zijn, ge- aan de opbloei van de Afrikaanse poezie ziek, vragen waaroD dp nnnuiair
werk als Trem vindt hij wel knap, maar zien de enorme afstanden - bijvoorbeeld ontstond een eigen liedkunst, maar van schappelijke litterafuur gewwnTiïk n,P-
het is hem teveel „laboratoriummuziek". 650 kilometer tussen Johannesburg en Dur- een eigen instrumentale muziek is pas antwoordt. Hij heeft dit boek eeachrplp
„Ik schrijf geen muziek voor mezelf, maar ban' ,2®00 kilometer tussen eerstgenoem- sinds ongeveer dertig jaar sprake. Ter voor deze leek. Zijn boek vóóronderstel
voor een gemeenschap, al is het misschien elïigf IXdS' Stte^kes^v^t ^0™^ *1 ee"viïf" niet d« minste kennis. Zelfs niet om
Der8t t enige volledig bezette orkest van t tal opnamen op geluidsband horen. De in- trent sommige van de allerepmrrtuaisJ
maar een kleine. Daarom houd 'k mij bij land, dat deel uitmaakt van het in die drukken die men hiervan opdeed reikten begrippen, zoals toon" holl"^u5c
het bestaande toonstelsel, dat ik uitbuit stad gevestigde radio-instituut. Kleinere niet veel verder dan een modern acade- „maat" of noot" "dp lëzp'r zal u:j
tot 't maximaal mogelijke aantal variaties. °tkesten(ongeveer vijftig man) vindt men misme en het viel op hoe vaak een op daar op dingen stuiten die hii al Ivpp
Murim «<i Durban en Kaapstad, in welke stad zich zichzelf veelbelovende opzet verliep in tra- Deze herkenning zal h»m ,ifL_
Marius Monnikendam meent dat nij zich tevens "het "b'estë"^conservatorium "van 'hët ^'pn^cnan'^oci'^100 opzat v®rlieP irU!;a" Deze herkenning zal hem alleen maa
tevens net Deste conservatorium van het ge en spanmngsloze voortzettingen. Men plezierig aandoen en do
wat die opvatting in goed gezelschap be- land bevindt. Te Durban staat het orkest kon hier de invloed van het Engelse com- vergemikkeliS verdere lezin