PANDA EN DE GROTBOKSER
enezen door scfoijnmedicijnen
Belangwekkende experimenten
van Amerikaanse medici
KONING BARBONIX I
Parijse slager zat achttien uur
in zijn eigen ijskast gevangen
Sigaretten
achter slot in
koker voor
kettingrokers
Mil hp bprlfhpn Hjh
er zijn geen betere
Betere bestrijding
van pijnen en griep!
Chefarine.4
Klachten over de
Londense „bobbies"
Bijslag geïnd voor
39 kinderen
Suggestie krachtiger
dan geneesmiddel
Bijna doodgevroren
HAUTE COIFFURE
DINSDAG 7 FEBRUARI 1961
7
MOLENDIJK
Leger paradeert voor
trouwe werkster
Blindproeven
Neem toen
door Radu Tudoran
Vertaling Margot Bakker
200 jaar
geleden
fhh.T'f C
29. Blabla de holbewoner was misschien
wel iets overweldigd door de ontvangst die
hem bereid werd in de cel die hij zo
onverwacht was binnen gelopen, maar hij
liet er weinig van merken en sprak slechts
eenvoudig: „Almaal schreeuwkwaad, met
klapslaan voor Ikkie Blabla. Jij niet
kwaadnijd?" „Kwaadnijd?" kreet Joris
Goedbloed ontroerd. „Kwaadnijd zij verre
van mij, en klapslaan acht ik als hoger
ontwikkelde, een verwerpelijk gebruik. Non
licet Brutus, zeiden de Ouden reeds zo
fijntjes. Neen, neen, ge zijt hier in goede
handen, beste vriend. Een hypococxidrïle
die als gij door muren wandelt kan van
mijn warme sympathie verzekerd zijn
zeker zolang ik onvrijwillig in dit beden
kelijk gebouw verwijl. Wat dat laatste be
treft acht me daar niet minder om,
wat ik u bidden mag. Mijn verblijf hier
is strikt onvrijwillig en slechts te wijten
aan een klein misverstand met personen
van lagere rang; een onbelangrijke finan
ciële kwestie waar ik u niet mee wil ver
velen. Laat ons bij deze fortuinlijke ont
moeting liever het oog op de toekomst
richten!" Daar was Panda, in de andere
cel, al lang mee bezig. Hij was namelijk
bang, dat de gevangenis-directeur wel erg
boos zou worden om de vernieling van de
muur maar toen hij de sociaal wer
ker Arthur Anthropus wilde vragen straks
een goed woordje voor hem te doen, zag
hij tot zijn grote verbazing dat deze ge
heel verdiept was in een beschouwing van
de eenvoudige tekening die Ikkie Blabla
op de muur had aangebracht.
Op de anders zo hoog geprezen Londen
se politieagenten, de bobbies, is een smet
geworpen. Zij worden ervan beschuldigd,
bij arrestaties gebruik te maken van on
geoorloofd geweld en vals bewijsmateri
aal. Zeventienduizend advocaten hebben in
de vorm van een rapport een verzoek in
gediend, de klachten, welke tegen de bob-
bies in dit opzicht zijn ingebracht te la
ten onderzoeken.
Over het algemeen is men de mening
toegedaan, dat de Londense politie haar
plichten doeltreffend en met integriteit
vervult. Maar aan de andere kant zijn er
gevallen, waarin de bobbies gebruik ma
ken van ongeoorloofd geweld, en van „ge
kleurd" en zelfs van vals bewijsmateriaal.
Er worden in het rapport, dat door
de leden van de advocatenbond is opge
steld, voorbeelden hiervan aangehaald.
Advertentie
Santpoorterplein 1 - Haarlem - Tel. 6064
Buslijn 2 - Indirect 3-4-8
Het Tsjechoslowaakse blad Prace maakt
melding van een boekhouder met één kind
die kans heeft gezien, bijslagen te innen
voor niet minder dan 39 kinderen.
Deze man, Anton Varga te Kosice in
Slowakije begon „bescheiden" met een
vervalst document, volgens hetwelk hij
negen kinderen zou hebben. Daarop maak
te hij, althans in de stukken, zijn schoon
vader twintig jaar jonger en kende hem
zes kinderen toe waarvoor hij, de schoon
zoon, de bijslag inde. Zijn twee zwagers
bedeelde hij met acht en negen kinderen
en ook in deze gevallen vloeide de bijslag
in zijn portemonnaie. Zijn enige zoon
kwam vervolgens met zeven kinderen in
de administratie.
De zaak werd ontdekt en de boekhouder
kreeg zeseneenhalf jaar gevangenisstraf.
LONDEN Het is waarschijnlijk nooit
eerder voorgekomen, dat het Britse leger
een parade heeft gehouden ter ere van
een schoonmaakster. Dit gebeurde zondag
in Leeds, waar het bataljon reserve- troe
pen een ceremoniele hulde bracht aan de
66-jarige mevrouw Kitty Brushwood.
Generaal-majoor Lord Thurlow speldde
haar de British Empire-medaille op de
borst voor 53-jaar trouwe dienst. Hij zei
tot de nog zeer vitale vrouw, die al sinds
1907 de vloeren van de kazerne schrobt,
dat hij hoopte dat zij nog vele jaren haar
werk zal blijven doen. Zij beloofde dat.
(Van een onzer redacteuren)
EEN VAN ONZE KENNISSEN, een huisarts met een zeer drukke praktijk,
stond onlangs op het punt, een paar dagen met vakantie naar het buitenland
te gaan. Des morgens had hij nog spreekuur gehouden. Juist had hij zijn laatste
bezoekster uitgelaten, toen er ineens nog een vrouw zijn spreekkamer binnen
stormde, die hem smeekte, haar een snelwerkend middel te geven tegen haar
ondraaglijke migraine. De arts had juist die ochtend enkele proefdoosjes van
een gerenommeerd hoofdpijnmiddel ontvangen en om tijd te sparen (zijn vlieg
tuig zou over een uur vertrekken), besloot hij geen recept te schrijven maar de
vrouw een van die proefdoosjes mee te geven. Daarna stapte hij in de gereed
staande taxi die hem naar Schiphol bracht. Na zijn terugkeer verscheen dezelfde
vrouw weer op zijn spreekuurZij gaf hem het aangebroken doosje hoofdpijn-
pillen terug, er opgetogen aan toevoegend, dat geen enkel middel haar ooit zo
probaat van haar migraine verlost had. Na haar vertrek ontdekte de arts iets
heel vreemds. Het schuifdeksel van het proefdoosje openend, zag hij, dat alle
hoofdpijntabletten nog keurig op hun plaats lagen. Alleen de kleine celstof-
cilindertjes, waarmee de tabletten in het doosje afgedekt worden, waren ver
dwenen. Blijkbaar had de vrouw dus die celstofpropjes voor medicijn aangezien
en ingenomen en er nog baat bij gevonden ook! De suggestie was weer eens
sterker gebleken dan de beste medicijn
meer klaarheid te krijgen omtrent de ob
jectieve werkzaamheid van geneesmidde
len en anderzijds ook het wonder der sug
gestie nader te verkennen.
De eerste „blindproeven" bestonden daar
in, dat men de proefpatiënten lijdend
aan een of andere deugdelijk vastgestel
de ziekte inplaats van de geëigende
medicijnen een schijnpreparaat gaf, dat
naar uiterlijk, vorm en smaak precies ge
lijk was aan het echte geneesmiddel.
Met dit schijnpreparaat, dat uiteraard
geen enkel werkzaam bestanddeel bevat
te, werden diverse groepen patiënten be
handeld. Bij de eerste proeven verklaarde
10 tot 20 percent van hen, na de toedie
ning van dit „medicijn" geen pijn meer
te voelen. De meerderheid echter vond er
geen baat bij.
Een verfijning van dit experiment werd
bereikt met de zogenaamde „dubbele blind-
proef," waarbij ook met schijnpreparaten
gewerkt werd, maar ditmaal zonder dat
zelfs de behandelende arts wist, wat de
pseudo-medicijnen, en wat de authentieke
waren. Die wetenschap had alleen de lei
der van het experiment, die de verkre
gen uitkomsten tenslotte verwerkte. Hier
bij meldden 20 tot 30 percent der proef
patiënten met maagklachten, migraine en
„zenuwpijnen" een verbetering na de me
dicamenteuze behandeling, om het even
of zij de echte medicijn of de imitatie
gekregen hadden!
De cijfers voor andere ziekten waren
nog sprekender: het is eigenlijk maar
nauwelijks te geloven dat ongeveer zestig
van de honderd hoofdpijnlijders door een
onschuldig namaakpreparaat van hun pij
nen bevrijd werden en dat eenzelfde per
centage astmalijders na behandeling met
een schijnmiddel geruime tijd geen aan
vallen meer kreeg, zoals de Amerikaanse
onderzoekers gemeld hebben!
Een andere groep vorsers heeft onlangs
„blindproeven" uitgevoerd met een aan
tal operatiepatiënten die ter leniging van
postoperatieve pijnen ten dele met echte
morfinepreparaten, ten dele met schijn-
middelen behandeld werden. Daarbij bleek
dat 14 percent bij het namaak-geneesmid-
del gebaat was, 31 percent geen verlich-
ELKE ARTS trouwens wordt in zijn
praktijk herhaaldelijk geconfronteerd met
de wonderlijke kracht der suggestie en
hij maakt er een dankbaar en dagelijks
gebruik van tot heil van zijn patiënten.
Reeds de manier waarop een arts een
zieke tegemoettreedt, rustig, optimistisch
en opgewekt kan soms wonderen uit
richten op de gemoedstoestand van de pa
tiënt. Zijn bemoedigende houding wekt bij
de zieke vertrouwen en doet de angst voor
pijn en ziekzijn slinken. Op dezelfde sug
gestieve beïnvloeding berusten trouwens
ook de „wondergenezingen" van vele leken
therapeuten en kwakzalvers. Alleen kunnen
die daarnaast niet de wetenschappelijke
kennis van ziekteverschijnselen en genees
middelen stellen, die voor een blijvende
genezing van hun patiënten noodzakelijk
is.
WE ZIEN DUS, dat ook de erkende ge
neeskunde het wapen der suggestie han
teert en vaak met groot succes. Tal
loos zijn de gevallen, waarin suggestieve
beïnvloeding zonder meer voldoende is
om een spontaan herstel te bewerkstel
ligen bij mensen met allerlei ingebeelde
èn werkelijke kwalen.
EN DAT BRENGT ons tot een andere
vraag, die in dit verband van nog veel
groter belang is. De vraag namelijk, hoe
men nu eigenlijk precies de objectieve
werking van een geneesmiddel kan vast
stellen. Generaties lang heeft de medische
wetenschap zich over die vraag al het
hoofd gebroken maar pas in de laatste
jaren heeft men er, dankzij de verfijnde
methoden van onderzoek en research, een
antwoord op kunnen geven. Dat antwoord
klinkt voor leken nogal verbluffend. Het
luidt, dat er maar zeer weinig ziekten be
staan, waarbij men werkelijk van een ob
jectieve werking der geneesmiddelen kan
spreken. Bepaalde vormen van bloedar
moede bijvoorbeeld kunnen bestreden wor
den met injecties van zuivere vitamine
B 12 of leverextract. Bij deze medicamen
ten vindt iedere lijder ogenblikkelijk baat,
ongeacht of hij daarin gelooft of niet. Hier
is dus sprake van een zuiver objectieve
uitwerking der genoemde geneesmiddelen.
Zo zijn er nog een aantal artsenijen, die
een exacte, vooruit te bepalen werking
uitoefenen op het lichaam en zijn orga
nen, zonder dat daarbij psychische facto
ren in het geding komen. Maar het aantal
ziekten, waarbij de werking van het me
dicament zuiver objectief door microscoop,
laboratoriumonderzoek, röntgenbeeld of
dergelijken valt waar te nemen, is verdwij
nend klein in vergelijking tot het enorme
aantal klachten en symptomen waarmee
de arts elke dag op zijn spreekuur ge
confronteerd wordt en waarbij hij, voor
wat de uitwerking der voorgeschreven me
dicijnen betreft, geheel op de mededelin
gen van zijn patiënten is aangewezen.
Of bij voorbeeld hoofdpijn, maagklach-
astmatische benauwdheden, reuma
tische aandoeningen, „hartkloppingen'
e.d. door bepaalde medicijnen verminde
ren of verdwijnen zullen, is nooit vooruit
te zeggen, daar de reactie op elk genees
middel bijna van individu tot individu ver
schillend is. Deze steeds weer geconsta
teerde „betrekkelijkheid" duidt er reeds
op, dat hierbij ook psychische factoren in
het geding moeten zijn.
ten,
EEN SYSTEMATISCH onderzoek naar
le samenhang van deze dingen werd en
kele jaren voor het eerst in Amerika uit
gevoerd en de resultaten waren verbluf
fend. Men bediende zich daarbij van zo
genaamde „blindproeven", om enerzijds
ting vond en de rest een onduidelijk beeld
vertoonde; zij reageerden soms wel, soms
niet op de pseudopijnstillers.
Natuurlijk is de kous daarmee niet af.
Er zullen nog jaren van wetenschappe
lijk speurwerk nodig zijn voor men ho
pen kan, een wat duidelijk inzicht te krij
gen in de mysterieuze wisselwerking tus
sen lichaam en geest bij de zieke mens,
en van de consequenties dit dit alles zal
hebben voor diagnostiek en therapie.
Maar vast staat in elk geval reeds dat
voor een zeer groot aantal ziekten de me
dicamenteuze behandeling eigenlijk bij
zaak is, ergo: dat men de meeste zieken
ook met illusoire geneesmiddelen beter
maken kan, mits de patiënten maar rots
vast vertrouwen in de heilzame werking
van die preparaten.
En dat is een conclusie ter overdenking
in deze tijd, dat de wereld overstroomd
wordt door allerlei sterkwerkende verpak
te medicijnen „gewoonte-kwekende" slaap
middelen en .„pep"-pillen, die zeker bij
onoordeelkundig gebruik grote gevaren
voor de lichamelijke en geestelijke gezond
heid opleveren!
86—87. Bevend stond Mafala daar. Nu, zei koning Barbonix. Waarom kijk je ons
niet aan, Mafala?
Mafala hoorde tot z'n verwondering, dat de stem van Zijne Majesteit helemaal niet
zo onvriendelijk klonk als hij had verwacht, en hij lichtte voorzichtig het hoofd op.
Ja, kijk maar eens goed! lachte de koning.
En toen viel Mafala's mond open van verbazing. Want wat hij zagHij meende te
dromen. Want zijn oog viel op de baard van de koning. Datdat was toch een
heuse baard. Mafala staarde sprakeloos naar de koning, die smakelijk lachte
Advertentie
(Van onze correspondent)
(PARIJS) Een Parijse slager heeft de
afgelopen dagen in zijn eigen winkel een
koud avontuur beleefd, dat hij, tot verba
zing van de medici van het hospitaal waar
hij nu is opgenomen, toch nog heeft kun
nen navertellen. Achttien uur heeft hij
doorgebracht in zijn elektrische ijskast.
Toch is hij nog net aan de bevriezingsdood
ontkomen.
Zondagochtend om half negen had sla
ger Goujon, in de Parijse voorstad Pu-
teaux, nog een paar lappen vlees uit zijn
ijskast willen halen, alvorens zijn winkel
deuren te openen. De ijzeren rolluiken had
hij echter al verwijderd. Toen hij juist
zijn enorme diepvrieskast was binnen ge
stapt, was de massieve deur van ruim
40 cm. dikte, achter hem dichtgevallen.
De slager, die vrijgezel is, en zijn klanten
alleen bedient wist, dat hij die dag ook
geen enkele persoonlijke bezoeker hoefde
te verwachten, en zo bereidde hij zich dus
op het ergste voor, de dood door bevrie
zing.
Wetenschappelijk raadsel
Zijn buurvrouw een drogiste, was het
evenwel opgevallen, dat de slager zijn win
kel tegen zijn gewoonte in zondag
gesloten had gehouden. Maandagmiddag
zei ze haar zoon eens te gaan kijken. Na
dat die jongeman een paar keer stevig op
de winkelruit had gebonsd, meende hij
van binnen uit een gesmoord geschreeuw
te horen. Hij sloeg een ruit in, klom naar
binnen en bemerkte dat de geluiden van
achter de zware deur van de ijskast kwa
men. Toen hij die deur opende, zag hij de
uitgeputte slager zitten, zijn gezicht en
handen paars aangelopen en voor de rest
met een dikke laag ijzel bedekt.
De enige woorden die deze levende
sneeuwpop uit kon brengen, waren: Welke
dag is het vandaag? Later bleek, dat hij
meende twee volle dagen in zijn ijskast
te hebben doorgebracht. In werkelijkheid
Het brandende dal
36)
De „hónd" bleef dicht bij de deur staan, maar Dimo-
pol klopte hem eens op de schouder en bracht hem
naar een tweede stoel. De bankier zelf ging achter
zijn bureau zitten en wreef zich de handen, terwijl
Lacke aan een zijtafel met documenten zijn werk voort-
ZGttG.
„U hebt de coupons zeker meegebracht?"
„Ja, hier zijn zij. Geef me het geld maar."
„Zeker, dadelijk. Lacke, is de Argus er al?"
De jongeman bracht hem de krant en vouwde het
blad bij de beursberichten open.
„Geweldig," zei Dimopol. „Altijd nog stijgend. Weet
u, waarde vriend, hoevèel de wagon nu al doet? Vijf
entwintigduizend!"
.Geeft u me dat dan maar."
„Dertig wagons! U hebt de laatste drie maanden
goede zaken gedaan U had maar bankier moeten wor
den in plaats van ik."
Bocanu hield, vooral wanneer het om geld ging, niet
van lange gesprekken. Hij had de indruk dat daarachter
veelal iets werd verborgen wat niet geheel in de haak
was. Zijn blik dwaalde naar de brandkast. Dimopol
betrapte die blik en stond op. Hij haalde een kettinkje
met een groot aantal sleutels uit zijn zak.
„U hebt geluk, dat u al in de petroleumhandel zit,
waarde vriend. Deze gruwelolie heeft niet alleen de
markt, maar ook de harten van de mensen hier ver
overd. U moest eens weten hoeveel er hier rondlopen
die tot elke prijs in de petroleum willen gaan. Zelfs
mijn goede boekhouder en jeugdige vriend Lacke die
hier voor u zit, speelt al met de gedachte mij te ver
laten en bij een maatschappij te Moreni in dienst te
treden, waar hij rijk hoopt te worden. Ik kan het hem
niet beletten en ik moet eerlijk bekennen dat ik jaloers
op hem ben." Terwijl hij aan het praten was haalde
hij 'n pak bankbiljetten uit de brandkast. Het kostte
hem moeite er afstand van te doen maar hij begon
toch met zijn tengere blanke handen, waarvan de na
gels gelakt waren, de biljetten uit te tellen.
Hier in de stad heerst een ware petroleum-epidemie,
zei' hij, zijn bezigheid stakend en als beschermend de
ellebogen op de biljetten plaatsend. „Schooljongens lo
pen bij hun ouders weg. En 't ergste is dat de maat
schappijen hun ook nog krankzinnige lonen betalen. Ter
wijl we hier in de stad vrijwel geen arbeiders meer
kunnen krijgen. Er wordt niet meer gebouwd, er wor
den ook geen meubels meer gekocht want alle betere
vakmensen gaan er vandoor: de slager ginds heeft zijn
zaak al naar Baicoi verplaatst en de bakker beneden
dreigt, wanneer ik de huur kom innen, dat hij weg
gaat." Dimopol wilde doorvertellen om het geld nog
een ogenblik in de handen te kunnen houden, maar Bo
canu keek hem zo wantrouwend aan, dat hij hem de
pakjes zonder meer toeschoof.
„Alstublieft." Hij zuchtte onderdrukt.
Bocanu bekeek het geld wantrouwend van alle kanten
eer hij het in zijn gordel borg. Hij laatste pakje, dat
er niet meer bij ging, kreeg onder zijn hemd een plaats
op zijn blote harige borst en de aanraking met het
geld ontlokte hem 'n knorrend gevoel van tevredenheid.
Hij stond op om weg te gaan, maar Dimopol belette
hem dat.
„Waarde heer Bocanu, het zou me een grote eer
zijn wanneer u bij ons wilde blijven eten."
De oude man vroeg onthutst, „Wat?"
„Ik zou het op prijs stellen als u bij ons de maal
tijd gebruikte."
Bocanu gluurde van opzij naar hem. Hij vreesde dat
er achter die onverwachte uitnodiging een minder goede
bedoeling stak. Maar omdat hij het altijd onaange
naam vond in een restaurant te weten, waar hij in het
bijzijn van alle gasten geld uit zijn gordel moest ne
men, knikte hij en vroeg.
„En wat doen we met Stojan?"..
„Ach, die kan met mijn jonge vriend eten."
Hij wendde zich tot de boekhouder: „Blijf met je col
lega tot een uur hier op kantoor en kom dan samen
eten. We zullen een tweede tafel laten dekken."
„Uitstekend," zei Lacke met een buiging.
„Beschouwt u zich van dit ogenblik af dan als mijn
gast, meneer Bocanu." Bij de deur wuifde hij bemin
nelijk: „En de jongelui zullen zich in die tijd wel aan
genaam bezighouden." Buiten was een straatveger aan
het werk. Hij boog voor Dimopol en leek iets te ver
wachten. Dimopol wist wel, dat hij de man nog een
fooi schuldig was, die hij hem met nieuwjaar al had be
loofd. Hij ging naar de straatveger en drukte hem
de hand.
„Goede dag, vriend, hoe gaat het?"
„Dank u, meneer, het leven is niet gemakkelijk."
„Dat hebt u goed gezegd. Moeilijkheden, daar hebben
wij allen mee te kampen".
De straatveger liet de beide mannen passeren, raap
te al zijn moed bijeen en volgde hen.
„Meneer, neem me niet kwalijk, maar ik wou u
vragen.." Dimopol liet Bocanu alleen doorlopen en zei:
„Vriend, ik vergeet zoiets niet. U kunt op me reke
nen". „Misschien hebt u deze keer kleingeld bij u?"
Ieder ander zou misschien boos zijn geworden om
dat de man zo aanhield. Maar Dimopol lachte bemin
nelijk,
„Ik denk het wel!"
Hij stak de hand in zijn zak en betastte de geld
stukken die daar aanwezig waren. Hij wist precies hoe
veel. Maar hij haalde de hand leeg weer te voorschijn
en trok met zijn schouders. Teleurgesteld zei hij:
„Dat zit ons tegen, vriend. Ik heb niets bij me".
De straatveger schudde ontgoocheld het hoofd.
„Dan een andere keer maar".
Het gezicht van de bankier klaarde op.
„Hoor eens, ik weet iets beters. Ik zal eens met de
burgemeester praten, dat hij u moet bevorderen. Wat
denkt u daarvan?"
Voor het pand stond een oude maar voortreffelijk
onderhouden auto klaar. De chauffeur nam de pet af.
„We moeten benzine tanken, meneer Dimopol."
De bankier knikte bij wijze van toestemming, maar
vroeg toch: „Ik zou wel eens willen weten, Amilcar,
waarom die wagen de laatste tijd plotseling zoveel
benzine gebruikt. Heb jij er enig idee van?"
Teneinde de chauffeur niet in de verleiding te brengen
zich onrechtmatig benzine toe te eigenen had Dimopol
de tank van een ingewikkeld slot laten voorzien. Hij
zelf had er de enige sleutel van. Ook de motorkap
had een eigen slot, zodat er alleen in tegenwoordigheid
van de eigenaar aan de motor kon worden gewerkt
Zij reden de stad door en Dimopol wees zijn gast,
waar een nieuw monument zou worden opgericht. Di-
mopols huis lag in een park, had een indrukwekkend
bordes en was al even goed onderhouden als de wagen.
Bocanu beklom de marmeren trap zonder dat het tot
hem doordrong dat deze uit ander materiaal bestond
dan de stoep voor zijn eigen huis. Een rechthoekige
grote vestibule opende zich, waar de ramen half achter
zware gordijnen schuilgingen. Overigens was er voldoen
de licht om de zwarte vleugel op de achtergrond te on
derscheiden.
Dimopol bracht zijn gast aanvankelijk in zijn schit
terend ingericht kantoor en nodigde hem uit in een
rode pluchen stoel plaats te nemen. Bocanu staarde
verbluft naar een beeld van een naakte vrouw, dat op
het schrijfbureau stond.
„Hè," zei hij, zowel nieuwsgierig als verontwaardigd,
„dat is een raar ding, niet?" Daarna keek hij om zich
heen en nam de boekeplanken langs de wanden op.
„Zijn dat nu allemaal boeken?" vroeg hij, de leren ban
den keurend.
Buiten de deur werd het ritselen van vrouwekleren
hoorbaar. Dimopol verontschuldigde zich en ging de ka
mer uit. Bocanu hoorde hem met zijn vrouw in een
vreemde taal praten. Frans misschien of Grieks. Zijn
blik dwaalde weer naar het vrouwebeeld, want nu durf
de hij er openlijker naar kijken. Met uitpuilende ogen
staarde hij naar de bronzen borsten, die schaamteloos
naar hem opgeheven werden. Wellustig boog hij zich
voorover, maar schoot rechtop zodra Dimopol binnen
kwam.
„Nu sta ik tot uw beschikking, waarde vriend. Mijn
vrouw heeft helaas migraine en zal niet aan tafel kun
nen komen. Wat zullen we eraan doen? Zo zijn vrouwen
nu eenmaal".
„Natuurlijk, natuurlijk," gromde Bocanu. „Mijn baba
Rada is al geen haar beter".
In de eetkamer dekte een meisje met een geborduurd
dienstschortje de tafel. Een jongeman stond tussen de
gordijnen bij het raam een sportblad te lezen.
(Wordt vervolgd)
duurde zijn koude verblijf achttien volle
uren. De medici van het hospitaal, waar
heen hij werd overgebracht, verklaarden,
dat, wetenschappelijk bezien een normaal
mens slechts maximaal 10 uur in deze
vriestemperatuur, van de buitenwereld af
gesloten, in leven kan blijven. Gelukkig
voor de slager, dat hij ofwel geen normaal
mens is, ofwel dat de wetenschap zich in
haar berekeningen heeft vergist.
Een Zwitserse uurwerkfabrieb in La
Chaux de Fonds brengt goed nieuws
voor kettingrokers; een sigarettenkoker
met een ingebouwd uurwerk dat tevens als
veiligheidsslot fungeert. De eigenaar kan
zelf bepalen, hoelang de koker gesloten
zal moeten blijven. Het uurwerk kan na
melijk op „sluitingstijden" van een kwar
tier tot een uur worden afgesteld. Binnen
die spertijd blijft de koker hermetisch
op slot, en de inhoud dus ontoegangelijk.
Zware rokers, zo vertrouwt de fabriek,
zouden zichzelf daardoor een zeker beper
king in het sigarettenverbruik kunnen op
leggen. Als het nieuwtje ingang vindt, wil
de Zwitserse industrie vele luxe modellen
in edele metalen gaan vervaardigen. De
huidige uitvoering is van verchroomd nik
kel.
Anti-rookcampagne
Op de Deense scholen is maandag een
„anti-tabaksdag" gehouden. De kinderen
van elf jaar en ouder op de scholen werd
voorgehouden, nooit aan de „eerste siga
ret" te beginnen.
Er wordt op het ogenblik een grote
anti-kanker campagne in Denemarken ge
houden. Een groot aantal pamfletten is
naar de Deense scholen gezonden, waar
op de kinderen onder meer kunnen lezen
wat zij met al het geld kunnen doen, wan
neer zij dit naar de spaarbank brengen
in plaats van er sigaretten voor te kopen.
„Als je 28 jaar bent kun je voor het
geld, al een mooie auto kopen".
De pamfletten besluiten met de waar
schuwende woorden: „90 percent van de
genen, die met roken beginnen, kunnen
er daarna niet meer mee op houden".
Advertentie
Vier werkelijk betrouwbare middelen
helpen elkaar endoen wonderenl
Op grond van belangrijke ontdekkingen
was het mogelijk de werking van het sinds
tientallen jaren meest gebruikte middel
te versterken door toevoeging van nieuwe
geneesmiddelen. De 4 middelen in één
tablet helpen ook vaak dan, wanneer
andere middelen falen. t/
Tegen pijnen en griep. Geschikt voor de gevoeligste maag,
want die wordt beschermd door het bestanddeel Chefaro».
20tabl. f 0.80. Voordelige gezinsverpakking 100 tabl. 13.50
Oprechte Donderdagse Haerlemse Courant
den 5 February 1761
GROOT BRITANNIEN Londen, de 30 Ja
nuary. Over de nieuwe be
lasting der Bieren is het
Graauw alhier aan het
muyten geslagen. Ver-
scheydene Brouweryen zyn
gespolierd en men heeft
naamloze briefjes gevon
den, waarby al de geenen,
welke de Hand aan die Verhooging houden,
met Vervolging te Vuur en te Zwaard ge-
dreygd worden.