PANDA EN DE GROTBOKSER
balastore
Bilbiea en de Bosmannetjes
voor verkoudheid
ÏÏEil bp bfdfbpn tijh
Minne-pockets
LANDRUSH IN CALIFORNIË
Engelse vloot gaat
elektronisch denken
Mascottes voor de
Duitse weermacht
VRIJDAG 3 MAART 1961
11
H'biïrlójii
,Cupido's ambacht
Vrijstermarkt
,Ring naar 't hart
Het nut van oude wetten
Memento mort
door Radu Tudoran
Vertaling Margot Bakker
PRETTIG WONEN
VRAAGT
OM BALASTORE
ZONGORDIJNEN!
neem tijdig
geleden
CO». MA*T£M T
50. Buiten, voor het schoolgebouw, aarzelde Joris
Goedbloed niet enige gedachten over Blabla's opleiding
naar voren te brengen. „Schoolse kennis en boekenwijs
heid ach, wat zijn zij nut?" vroeg hij Panda. „Zeker
geestelijk begaafden zoals jij en ik, wij zouden er niet
buiten kunnen. Educatie ergo sum, zouden wij de Ou
den na kunnen zeggen. Maar neem nu epns dat onbedor
ven zorgenkind van ons; vreest ge dan niet dat zijn in
nemende onschuld in wetenschap ten onder zal gaan?
Vreest ge niet dat het ontvangen onderwijs hem in ver
warring brengen kan?" Panda begon echt bang te wor
den, dat er wel waarheid school in Joris' woorden. Maar
op dat ogenblik had hij zich nu juist toevallig geen zor
gen hoeven te maken, want het onderwijs dat de Steen-
tijder op dit ogenblik ontving, wekte geen enkele ver
warring bij hem op. Integendeel; toen Doctor Van Ach
terom de tuchtoefening begon, begreep hij eindelijk voor
het eerst in lange tijd weer eens wat er aan de hand
was. „Ah jij spelspeel! Jij kietel-kietel Ikkie Blabla?'
riep hij, gierend van de pret. „Ahuigrrr! Leukgrap! Ik
kie Blabla kietelkietel jou!" En hij voegde de daad bij
het woord.
V:rijen in vroeger tijden
NOG NIET EENS zo heel lang geleden het klinkt bijna ongelooflijk
moesten de jongelui veelal tot vrijage worden aangespoord. Niet dat zij het
vrijen zelf schuwden, maar wel de vele voetangels en klemmen die de toen
gangbare moraal aan het aanknopen van amoureuze bindingen in de weg legde.
Daar kwam dan nog bij de „natuurlijke" verlegenheid van de jongens en meisjes
uit grootmoeders tijd: iets waarvan de hedendaagse jeugd beslist geen last meer
heeft. En al met al was het dan ook verre van eenvoudig om op een ordentelijke
manier aan een „nette verkering" te geraken.
Reeds de manier van kennismaken was
aan allerlei ceremoniële en folkloristische
;ebruiken gebonden, die sterk verschilden
naar gelang van de streek en de maat-
chappelijke klasse, waaruit de minlusti
ge jongeling en zijn aangebedene voort-
wamen. Vrij algemeen was het echter
gebruikelijk voor de jongeman, het meisje
ijner keuze eerst door middel van de
zang- of dichtkunst te benaderen. De boek
verkopers waren dan ook rijkelijk voor
zien van kleine bundeltjes pockets zou
den wij ze tegenwoordig noemen met
amoureuze „zendbrieven", raadsels en ge
dichten. Vaak was een dergelijke ouver
ture de enige mogelijkheid om contact te
krijgen met de veelal bijzonder honkvaste
jonge maagden, waarbij men bedenken
moet, dat er nog geen openbare ontmoe
tingscentra als sport- en dansclubs beston
den. In sommige streken van ons land
was het gewoonte het meisje eerst met
een kleine bloemenhulde te benaderen.
„Een meidje besteken", heette dit gebruik
en het bestond daaruit, dat de jongeling
aan de deurklopper van haar ouderlijk
huis een bloem of ruiker („enkele van
Flora's kinderen") bevestigde.
Werd deze op straat geworpen, dan was
het antwoord duidelijk. Gebeurde dit ech
ter niet, dan volgde een tweede en een
derde boeket waarbij ervoor gezorgd werd
dat de aangebedene duidelijker aanwijzin
gen kreeg omtrent de identiteit van de
gever. Trouwens, de koene vrijer was dan
meestal wel zo ver dat hij meer dan eens
per dag het huis voorbijliep, om met gro
te zwier zijn geveerde hoed te lichten wan
neer hij meende te mogen veronderstel
len vanachter de glasgordijnen bespied en
getaxeerd te worden.
Dan volgden kleine geschenken, meest
al koek of suikerwerk die in fraai ver
sierde mandjes op de vensterbank ge
plaatst werden. Ook bloemen en fruit wer
den dikwijls aangeboden, meestal verge
zeld van gezangen en gedichten, waarbij
Op de jaarbeurs die deze week in het
Londense Earl's Court geopend is, valt
onder andere dit weekend-ensemble
voor de sportieve (en moedige) man te
bewonderen. De trui van imitatie
sabelbont is gemaakt van kunstvezel,
de broek van zware dekenwol met
franje aan zakken en zijnaden. Door
de fabrikant wordt het tenue aange
prezen als een ideale uitrusting voor
jagers en sportvissers.
boekjes als „Cupido's Ambacht", „De fluit
van Pan", „Apollo's Harp" en „Pallas
Weefgetouw" goede diensten bewezen.
Ging het om het jawoord, dan kwam ge
woonlijk de vader of voogd van de vrijer
er aan te pas om toestemming van de
vader van het meisje te krijgen tot „kon-
versatie en verkering".
Merkwaardig doet ons thans het volko
men vertrouwen in het zedelijkheidsgevoel
van de jeugd aan. Hoe eenvoudiger de ze
den hoe groter de gerustheid der ouders.
Nachtbezoek was dan ook overal toege
staan en in Friesland gold zelfs de regel:
Vrijers die het menen,
komen vóór tienen, gaan niet voor enen.
Was een jongeman wat bleu uitgevallen,
dan liet hij zijn hartsverlangens kenbaar
maken door een vertrouwensman, „vrijer-
drager" of „meeksman" geheten. Deze be
gaf zich, keurig uitgedost, naar het huis
van het meisje, gaf de boodschap af en
besloot deze, zo mogelijk, met een „bek
je": een kus. Meestal volgde de vrijer
dit voorbeeld dan spoedig na. Op de dag
van beslissing gingen beiden, vrijer en
meeksman, op bezoek. Was de koffietafel
dan met groen versierd, of vonden zij bij
het vertrek de manen van hun paard of
de zweep, van hun rijtuig met strikjes ver
sierd, dan gingen zij niet ongetroost heen.
Greep het meisje evenwel zuiver sym
bolisch naar de Ss-tang, dan stonden
de zaken anders; het heette: „Voor de
tang, zijn de vrijers bang."
Op de Noordhollandse eilanden, voorna
melijk op Texel, was het zogenaamde
„kweesten" in zwang. Dit bestond hierin
dat de jongeling des avonds door een op
zettelijk daartoe opengelaten venster naar
binnen kwam en de gehele nacht bij het
meisje bleef, zonder dat de ouders zich
over eventuele gevolgen schenen te be
kommeren.
De Vrijstermarkt in Schagen verdient
bijzondere vermelding. Daar begaven de
jongedochters zich, op hun fraaist uitge
dost, naar het kerkhof, waar zij tien cen
ten toegangsprijs betaalden. De jongeman
nen hadden vrij entree; slechts als zij
te laat kwamen moesten ze een kleine
boete betalen. De portier (werveldraaier)
had evenwel het recht van veto. Het zorg
de er voor dat niet te jonge of te oude
dames werden toegelaten, en voorts alleen
jonge mannen die te goeder naam en
faam bekend stonden. De jongens en meis
jes spraken dan af om met elkaar naar
de kermis of naar de herberg te gaan.
Maar o wee, de meisjes die onafgehaald
bleven! Zij werden het voorwerp van spot
en moesten niet zelden „de klink van de
kerkdeur schuren."
Het gebruik dat de meisjes in de dorpen
zich 's zondags na kerktijd op een muur
tje schikten om te worden afgehaald, laat
zich verklaren uit de zeer verspreide be
bouwing ten plattelande en het gemis aan
verkeersmiddelen.
Maar aan alles komt een einde, ook aan
het vrijen. Dit einde was dan het jawoord
of een „blauwe scheen". Vooral in kleine
plaatsen was het leed van de afgewezen
vrijer niet te overzien. Zijn buren en
vrienden hingen een stropop aan zijn huis
of ook wel een zak met banden, die hij
boven de kous moest dragen tenzij hij
deze schande af wilde kopen door zijn
vrienden ruim te onthalen. In Drente werd
aan het huis van de afgewezene een schor-
repaal een bladerloze tak gebonden
en op de trouwdag van zijn uitverkorene
werd zijn woning gebarricadeerd zodat
hij er niet uit kon.
Was het jawoord gegeven, dan was de
verloving een feit en werden de huwelijks
voorwaarden bepaald. In Friesland wilde
men echter van dit laatste niets weten.
De vader van de jongeman schonk zijn
aanstaande schoondochter een sieraad, dat
zij duidelijk in het openbaar droeg. De
vrijer was zelf verplicht een „pand dei-
minne", een zogenaamde „Godspenning"
te geven, die gewoonlijk in een doek werd
geknoopt. In het begin van de achttiende
eeuw werd deze doek vervangen door een
zilveren trouwkoffertje, waarin plaats was
voor twintig dukaten. Dikwijls ook bestond
het geschenk uit een Bijbel of kerkboek
met gouden sloten.
De oude gewoonte om een trouwring aan
de ringvinger te dragen, wordt toegeschre
ven aan het geloof dat door de ringvinger
„een ader loopt die rechtstreeks met het
hart in verbinding staat". Als er huwelijkse
voorwaarden werden gemaakt, geschiedde
De 39-jarige „televisie-cowboy" Pat Haw-
Iey heeft zijn kennis van het oude Ame
rikaanse recht gebruikt om zich uit te
roepen tot eigenaar van de grond waarop
het villastadje Laguna Beach in de staat
Californië, gebouwd is. Hij is bereid de
grond voor 90 miljoen dollar aan het ge
meentebestuur te verkopen.
Het is de vorige maand begonnen met
een stuk strandgrond, waarop geen dui
delijke eigendomsrechten bestonden. Het
gemeentebestuur zocht de eigenaar van
deze grond, want het wilde er een park
aanleggen. Hawley hoorde dit en begaf
zich ijlings naar het strand. Langs de
grenzen van het stuk dat lie gemeente wil
de kopen zette hij paaltjes in de grond
met zijn naam erop. Daarna begaf hij zich
naar een notaris om, zoals in de dagen
van de gouddlevers gebruikelijk was, zijn
„claim" (aanspraak op eigendom) te la
ten registreren.
Die eerste keer viel Hawley's stunt nau
welijks op, maar toen de acteur daarna
zijn familie en vrienden mobiliseerde om
paaltjes in de grond te slaan rond heel
Laguna Beach heen trok er toch een frons
over de gemeentelijke voorhoofden.
Via de televisie-archieven had Hawley
een grote kennis opgedaan van de „squat
ters rights", de rechten op in bezitneming
van grond door vestiging, als er geen eige
naar is komen opdagen. In de dagen van de
„goldrush" gingen de gouddelvers, die er
gens het edele metaal vermoedden, op
dezelfde wijze te werk. Zodra zij hun
dit in de regel door een vertrouwensman,
meestal de predikant of een ouderling. In
Dordrecht behoefde dit echter niet, omdat
het daar bij de burgerlijke standen gewoon
te was, niets aan de dochters mee te ge
ven. De man moest de kost verdienen, en
zich tevreden stellen met „gezondheid,
kleer en eer".
In Noordholland en Friesland behoorde
bij de uitzet ook een doodshemd, -muts
en -laken, om de jongelui eraan te her
inneren dat ook zij sterfelijk waren.
Over het huisraad bekommerde men
zich al heel weinig. De jongeman moest
„te stoel, te bank en te bed" komen, en
door spaarzaamheid trachten het huisraad
uit te breiden en te verfraaien.
De begrippen van onze voorouders om
trent vrijen en trouwen waren dus wel
zeer verschillend van de onze, maar het
lijdt geen twijfel dat zij zich er nog ter
dege rekenschap van gaven dat trouwen
„houwen" betekende.
„claim" notarieel hadden laten registre
ren, was die erkend en waren zij eigenaar
van de grond.
Terwijl het gemeentebestuur nog bezig
was, Hawley's rechten op het stuk strand
te bestrijden, trok deze ten aanval op La
guna Beach zelf. Met de precisie van een
generaal die zijn leger leidt, dirigeerde hij
zijn medewerkers naar de plaatsen waar
zijn paaltjes de grond in moesten. Hij was
opmerkzaam gemaakt door een berichtje
dat de gemeente opnieuw de eigenaars
van een stuk grond zocht in verband met
rioleringswerkzaamheden.
Toen de paaltjes stonden, ging Hawley
naar de rechtbank. Mevrouw Edgar, de
substituut-griffier, zag de notariële eigen
domsakte die Hawley meebracht even
door en zei: „Wat, de hele stad?"
Zij haalde Wylie Carlyle, een andere
substituut-griffier, erbij. Die zei: „Gunst,
deze keer claimt u wel erg veel...."
Maar de griffier, die tenslotte ook in
consult geroepen werd, moest concluderen
dat er niets aan haperde. „Dit is een
notariële akte waaraan niets mankeert
en derhalve zal ik hem inschrijven. Kos
ten dezes 2 dollar 80".
Hawley betaalde graag en ging toen ver
genoegd door Laguna Beach wandelen.
Op een persconferentie heeft hij nu
doodernstig meegedeeld dat hij bereid is,
de grond waarop het stadje staat in zijn
geheel aan het gemeentebestuur te verko
pen: voor 90 miljoen dollar. „En dat is",
zei hij een heel schappelijke prijs. Ik haal
ze het vel niet over de oren.."
Het burgerlijke lid van de Britse Admi
raliteit, Charles Orr-Ewing, heeft in 't La
gerhuis medegedeeld, dat de marine een
nieuw elektronisch brein in gebruik zal
nemen, dat „de functies van het mense
lijk brein zal overnemen waar dit de door
radar en andere opsporingsapparaten ver
zamelde gegevens niet meer snel genoeg
kan verwerken".
De nieuwe aanwinst zal voor de eerste
keer in gebruik worden gesteld op het
vliegdekschip „Eagle", dat op het ogen
blik wordt gemoderniseerd. De „ADA"
(Action Data Automation) kan automa
tisch doelen opsporen en rangschikken, de
verkregen inlichtingen systematisch op
bergen en weer te voorschijn brengen en
oplossingen berekenen en aanbevelen Ook
ontvangt het nieuwe brein gegevens be
stemd voor automatische uitwisseling
van inlichtingen en waarnemingen tussen
andere schepen in eigen of andere in de
buurt opererende smaldelen.
26-27. Gromgram stond, nog steeds schel
dend en met z'n stok dreigend, de vluch
tende Bibina na te kijken. Hij was woe
dend, dat hij haar niet te pakken had ge
kregen.
I.aat ik je niet meer hier zien, pas
op! riep hij nog. Als ik je te pakken krijg,
zul je er van lusten!
Het jeetje Bibina keek verdrietig. Waar
om was die Gromgram toch zo lelijk te
gen iedereen? Er was toch niemand, die
hem iets in de weg legde? Ook van haar
kon hij nooit last hebben.
Ze was moe van het harde lopen en leun
de tegen een plantstengel, om op adem te
komen
Het brandende dal
57)
Lipanescu ging niet eens graag meer zitten in zijn
eigen huis. Hij liep met grote stappen de ene kamer
in, de andere uit, en trok alle deuren open.
„Dat past toch niet voor ons!" zei hij, verwaand om
zich heen wijzend. Daarna kreeg hij medelijden met
Anghelina en greep haar hand. „Je zult eens zien, dat
ik een dame van stand van je zal maken!" Hij wilde
de zaak aanhouden tot het kasteel ingericht zou zijn.
Daarna zou de winkel gesloten worden. Hij wilde het
bedrijf niet verhuren, maar dadelijk verkopen, om elke
onaangename herinnering aan zijn koopmansloopbaan
uit te wissen. Inmiddels vergrootte hij zijn boorterrein
nog voortdurend. Alle stukken grond in de omgeving
die te koop werden aangeboden nam hij over en liet
de nodige maatregelen treffen om er de produktie weer
op gang te brengen. Hij had nieuwe opzichters en ar
beiders in dienst genomen en nadat zij torens en ba
rakken hadden hersteld waren er nieuwe machines ge
plaatst. Zelfs een paar werkplaatsen waren er ge
bouwd, want het aantal noodzakelijke herstelwerkzaam
heden breidde zich voortdurend uit. Administrateur
Pascu durfde zijn baas niet meer tegenspreken, maar
hij staarde Lipanescu soms aan alsof hij een losgebro
ken hengst was. En omdat de arbeiders in de werk
plaatsen toch niet hun dag met het werk voor Lipanes
cu konden vullen stelde Pascu voor, tevens herstel
werkzaamheden voor andere boorterreinen aan te ne
men. „Moeten mijn mensen voor andere bazen werken?"
riep Lipanescu beledigd. „Ik ben geen knecht voor ieder
een!"
Daarna begon hij over arbeiderswoningen te denken.
„Dat lijkt me werkelijk niet nodig", zei Pascu waar
schuwend. „Waarom niet?"
„Ja, hoe lang denkt u eigenlijk nog te blijven? Zo
lang zal de olie hier niet meer stromen".
„Ik ga niet weg, begrijpt u", zei Lipanescu woedend.
„Waar ik ben, daar blijf ik".
Al zei zijn koopmansverstand hem nu en dan dat hij
zich met dingen bemoeide waar geen toekomst in zat,
een wandeling over zijn terrein was voldoende om hem
weer in die toekomst te doen geloven. Die olieprijs
leek voorlopig ook nog niet te zullen dalen, hoewel er
overal nieuwe voorraden in de bodem werden gevonden.
Lipanescu klom dan ook met een raadselachtige glim
lach om de lippen de heuvel op en omvatte zijn ge
bied met liefkozende blik.
Het voorjaar stelde hem in nog andere opzichten niet
teleur. Niemand wierp meer met stenen naar zijn
naambord en Motoaka toonde nu plotseling veel res
pect voor hem. Weliswaar kwam hij hem niet meer
zo vaak opzoeken als vroeger maar als zij elkaar
ontmoetten nam Motoaka de pet af en groette beleefd.
„Dag, meneer Lipanescu!".
Zo'n groet bevredigde zijn trotse hart.
„Je bent een beste kerel, Motoaka!" De tijd, waarin
hij zich hier vestigde, schoot hem te binnen. Destijds
was Motoaka de enige geweest die hem hartelijk te
gemoet kwam. „Motoaka, zou je niet bij me willen wer
ken?"
„Wat zou ik moeten doen?"
,Ik zou je tot mijn vertrouwensman willen maken".
„Een mooi aanbod, meneer Lipanescu, maar daar
voor deug ik niet".
„Je wilt zeker liever geen baas hebben?"
„Dat zou wel eens kunnen, meneer Lipanescu".
„Waarvan leef je eigenlijk?"
„Ik wou dat ik het zelf wist! Van de lucht zeker".
Nadat Motoaka door de politie was afgeranseld ont
liep hij anderen. Hij was zich nu bewust waarom hij
altijd bang voor Brebeanu en zijn agenten was ge
weest. De politieagenten zochten nog altijd naar de oude
boswachter. Onverwacht drongen zij 's nachts zijn huis
binnen, maar zij troffen hem daar nooit aan. Ook bij
Motoaka deden zij nu en dan een inval, eveneens zon
der resultaat.
„Waar houden jullie hem verborgen?" riepen zij dan.
Motoaka liet het hoofd zakken: „Ik weet niet waar hij
Tegen Pasen toen de laatste resten sneeuw verdwe
nen waren, trokken zij de bossen in. Het was er nat
en kil en de takken leken de vreemde indringers te
weren. In een klein dal ontdekten zij een aarden hut.
„Daar zit hij. Hier heeft die schurk zich dus al die
tijd verborgen gehouden".
Maar de aarden hut bleek leeg. Wel verwijderden er
zich zachte stappen langs de beek en er gromde een
hond. Er was evenwel niemand te zien. De dagen ver
streken en zij schoten niet op. Wantrouwend hielden zij
de kleine in het oog, die 's morgens vroeg de deur uit
ging en 's avonds thuiskwam. Maar als zij haar huis
verliet waren haar handen even leeg als bij haar te
rugkomst. Zij trachtte zich ook niet aan hun blikken
te onttrekken, maar dwaalde openlijk door de streek,
precies als vroeger. Zij praatte met de arbeiders, hield
hun aarden hutten enigszins op orde of legde bezoeken
af bij de ingenieurs, om fotoalbums te bekijken of zich
kleine flesjes parfum te laten geven. Vaak ging zij met
meneer Bilascu naar het Casino om er bij de grammo
foon te dansen. En altijd hoopte zij, dat de ingenieur
die zij had zien schaken binnen zou komen om ook
eens met haar te dansen.
Wanneer de agenten 's morgens rapport uitbrach
ten van hun vruchteloze nasporingen werd Brebeanu
woedend.
„Verdraaid, die kerel is toch niet dood! Dan zouden
jullie zijn hut niet gevonden hebben.
En van de wind leven kan hij ook niet. Zou die gek
ke oude kerel ons zitten uit te lachen?"
Als Lipanescu met de auto uit Capina kwam, hield
hij hem aan: „U hebt ons heel wat werk bezorgd,
meneer Lipanescu!"
Lipanescu kwam overigens niet onder de indruk van
Brabeanu's woede. De plannen voor de uitbreiding van
zijn terrein en de bouw van zijn kasteel namen zijn
gedachten volledig in beslag. Dagelijks reden er wa
gens het materiaal uit de stad aan en hij hield van de
heuvel toezicht op de werkzaamheden. Op zekere mor
gen viel het hem op dat er op de tegenoverliggende
heuvelwand een nieuw wit huis werd gebouwd. Hij kon
zich niet indenken dat nog iemand anders dan hijzelf
hier bouwen liet. Hij ging naar zijn kantoor terug en
liet Pascu komen. „Wat is dat daar aan de overkant?"
„Weet u dat niet?" Bocanu laat een nieuw huis voor
zijn schoonzoon zetten."
Aanvankelijk had niemand eigenlijk geloofd, dat Bo
canu zijn dochter met de „hond" zou laten trouwen. Pas
toen de beide jongelui zich met elkaar in het openbaar
vertoonden en ook samen een plek voor het nieuwe huis
uitzochten begon men geloof aan 't gerucht te hechten.
Bocanu had er lang over nagedacht waar hij de jonge
lui een onderdak zou verschaffen. Het moest in de on
middellijke omgeving zijn, zodat hij Stojan doorlopend
ter beschikking zou hebben. Bovendien moest het lager
liggen dan zijn eigen huis, zodat hij van zijn veranda
zou kunnen zien wat er zich daar afspeelde. Tegen
Pinksteren stonden alle muren al overeind en was het
zinken dak geplaatst.
„Staat het je aan?" vroeg hij de „hond".
Stojans wangen brandden, nu niet van koorts maar
van geluk.
„Of het me aanstaat, meneer Chivu!" zei hij. Het
kwelde hem weer, dat zijn aard hem belette passende
woorden van dank uit te spreken. Overigens was dat
niet nodig. Bocanu wist zeker, dat zijn dank groot was.
Hij voelde zich een machtig weldoener.
„Zeg eens Stojan", zei hij, zijn schoonzoon hardhan
dig op de schouder slaand, „heb je het met mij getrof
fen of niet?"
„Nou, meneer Chivu"!
De schoonvader voelde, dat hij op slaafse trouw kon
rekenen en voegde eraan toe: „Maar dat is goed zo, je
bent een beste kerel".
Een maand later kon het huis betrokken worden. Een
hoge schutting van met olie doortrokken planken ver
hief zich rond het erf. Ramen, deurknoppen en derge
lijke kleinigheden moesten nog worden geplaatst en de
nieuwe stal was ook nog niet geheel voltooid. Omdat er
geen beletselen meer leken te zijn werd de huwelijks
datum op de eerste zondag na Eliasdag bepaald. Dat
zou dus al heel gauw zijn.
(Wordt vervolgd)
Advertentie
U maakt uw woning beter en
completer met balastore. Bala
store koopt u voor elk raam
pasklaar bij de woninginrichter.
U hangt ze zelf in 10 minuten
£P en ze kosten zó weinig.
1. Tempert het licht
De sleufjes van balastore
filteren zon en schel dag
licht tot vriendelijk licht.
2. Werkt decoratief
Leuke zig-zag en zachte
kleur geven uw kamers
een modern accent van ge
zelligheid.
3. Maakt kamers intiem
Uw balastore beschermt u
tegen inkijk en schept een
sfeer van intimiteit.
Onmisbare luxe voor uw woning
Het ministerie van defensie in Bonn
heeft een lijst van rangen gepubliceerd
voor de 24 diermascottes die bij eenhe
den van de Westduitse strijdkrachten in
zwang zijn.
Een Perzische wilde ezel, „Fridolin" ge
heten, en een foxterrier luisterend naar de
onduitse naam „Whiskey", zijn bevorderd
tot de rang van „Oberseewebel", omdat
zij mascottes zijn van de marine. Drie an
dere mascottes voor wie. Bonn in een ver
loren uurtje een rang heeft uitgedacht, zijn
een wild varken, een wild paard en een
ram. Zij mogen zich thans korporaals-ti
tulair noemen. De resterende negentien
mascottes krijgen aanduidingen als solda
ten, adjudanten en sergeants. De officiers
rangen heeft Bonn voor zijn menselijk per
soneel voorbehouden.
Als gevolg van hun officiële erkenning,
zullen de mascottes dezelfde voorrechten
genieten als de meesters aan wier banden
zij meelopen, hetgeen wil zeggen dat zij
aanspraak maken op vrij medisch onder
zoek, vrij gebruik van medicijnen, vrij on
derdak en vrije kost. Zij mogen voorts
ook aan het hoofd van de troep meege
voerd worden. Dit was tot nu toe verbo
den.
Behalve varkens, paarden, rammen en
honden, telt de Bundeswehr onder zijn
mascottes apen, een lam en een raaf. Zij
zijn allen voorzien van passende kleding
naar maat.
Advertentie
PAS
60 TABLETTEN
Ph»Ml Men'M*"*"
iMSTtiUM
IV w*i« *rm
N.Y. PHIL1PS-DUPHAR
Oprechte Dingsdagse Haerlemse Courant
den 3 Maart 1761
ALMEIDE den eersten Maart ('s mid
dags 12 uuren) Het
Water is alhier 's avonds
om 7 uuren aangewassen
12% Duym, staande toen
38% Duym, boven de Nagel
van de Dyklegering, en van
dat uur tot den 28 's nachts
om 3 uuren heeft het stil
gestaan en zedert begonnen te vallen,
waarmede het noch continueerd; zynde
thans 26 Duym boven de Nagel en dus 12%
Duym gevallen. Zo op het moment bekomt
men hier Tyding dat de Westervoordse
Dyk doorgebrooken, en daardoor het Over-
ysselse geinnundeert zouden zyn; wy
schryven hieraan toe de boven gemelde
Val.
L