PANDA EN DE GROTBOKSER balastore Bilbiea en de Bosmannetjes voor verkoudheid ÏÏEil bp bfdfbpn tijh Minne-pockets LANDRUSH IN CALIFORNIË Engelse vloot gaat elektronisch denken Mascottes voor de Duitse weermacht VRIJDAG 3 MAART 1961 11 H'biïrlójii ,Cupido's ambacht Vrijstermarkt ,Ring naar 't hart Het nut van oude wetten Memento mort door Radu Tudoran Vertaling Margot Bakker PRETTIG WONEN VRAAGT OM BALASTORE ZONGORDIJNEN! neem tijdig geleden CO». MA*T£M T 50. Buiten, voor het schoolgebouw, aarzelde Joris Goedbloed niet enige gedachten over Blabla's opleiding naar voren te brengen. „Schoolse kennis en boekenwijs heid ach, wat zijn zij nut?" vroeg hij Panda. „Zeker geestelijk begaafden zoals jij en ik, wij zouden er niet buiten kunnen. Educatie ergo sum, zouden wij de Ou den na kunnen zeggen. Maar neem nu epns dat onbedor ven zorgenkind van ons; vreest ge dan niet dat zijn in nemende onschuld in wetenschap ten onder zal gaan? Vreest ge niet dat het ontvangen onderwijs hem in ver warring brengen kan?" Panda begon echt bang te wor den, dat er wel waarheid school in Joris' woorden. Maar op dat ogenblik had hij zich nu juist toevallig geen zor gen hoeven te maken, want het onderwijs dat de Steen- tijder op dit ogenblik ontving, wekte geen enkele ver warring bij hem op. Integendeel; toen Doctor Van Ach terom de tuchtoefening begon, begreep hij eindelijk voor het eerst in lange tijd weer eens wat er aan de hand was. „Ah jij spelspeel! Jij kietel-kietel Ikkie Blabla?' riep hij, gierend van de pret. „Ahuigrrr! Leukgrap! Ik kie Blabla kietelkietel jou!" En hij voegde de daad bij het woord. V:rijen in vroeger tijden NOG NIET EENS zo heel lang geleden het klinkt bijna ongelooflijk moesten de jongelui veelal tot vrijage worden aangespoord. Niet dat zij het vrijen zelf schuwden, maar wel de vele voetangels en klemmen die de toen gangbare moraal aan het aanknopen van amoureuze bindingen in de weg legde. Daar kwam dan nog bij de „natuurlijke" verlegenheid van de jongens en meisjes uit grootmoeders tijd: iets waarvan de hedendaagse jeugd beslist geen last meer heeft. En al met al was het dan ook verre van eenvoudig om op een ordentelijke manier aan een „nette verkering" te geraken. Reeds de manier van kennismaken was aan allerlei ceremoniële en folkloristische ;ebruiken gebonden, die sterk verschilden naar gelang van de streek en de maat- chappelijke klasse, waaruit de minlusti ge jongeling en zijn aangebedene voort- wamen. Vrij algemeen was het echter gebruikelijk voor de jongeman, het meisje ijner keuze eerst door middel van de zang- of dichtkunst te benaderen. De boek verkopers waren dan ook rijkelijk voor zien van kleine bundeltjes pockets zou den wij ze tegenwoordig noemen met amoureuze „zendbrieven", raadsels en ge dichten. Vaak was een dergelijke ouver ture de enige mogelijkheid om contact te krijgen met de veelal bijzonder honkvaste jonge maagden, waarbij men bedenken moet, dat er nog geen openbare ontmoe tingscentra als sport- en dansclubs beston den. In sommige streken van ons land was het gewoonte het meisje eerst met een kleine bloemenhulde te benaderen. „Een meidje besteken", heette dit gebruik en het bestond daaruit, dat de jongeling aan de deurklopper van haar ouderlijk huis een bloem of ruiker („enkele van Flora's kinderen") bevestigde. Werd deze op straat geworpen, dan was het antwoord duidelijk. Gebeurde dit ech ter niet, dan volgde een tweede en een derde boeket waarbij ervoor gezorgd werd dat de aangebedene duidelijker aanwijzin gen kreeg omtrent de identiteit van de gever. Trouwens, de koene vrijer was dan meestal wel zo ver dat hij meer dan eens per dag het huis voorbijliep, om met gro te zwier zijn geveerde hoed te lichten wan neer hij meende te mogen veronderstel len vanachter de glasgordijnen bespied en getaxeerd te worden. Dan volgden kleine geschenken, meest al koek of suikerwerk die in fraai ver sierde mandjes op de vensterbank ge plaatst werden. Ook bloemen en fruit wer den dikwijls aangeboden, meestal verge zeld van gezangen en gedichten, waarbij Op de jaarbeurs die deze week in het Londense Earl's Court geopend is, valt onder andere dit weekend-ensemble voor de sportieve (en moedige) man te bewonderen. De trui van imitatie sabelbont is gemaakt van kunstvezel, de broek van zware dekenwol met franje aan zakken en zijnaden. Door de fabrikant wordt het tenue aange prezen als een ideale uitrusting voor jagers en sportvissers. boekjes als „Cupido's Ambacht", „De fluit van Pan", „Apollo's Harp" en „Pallas Weefgetouw" goede diensten bewezen. Ging het om het jawoord, dan kwam ge woonlijk de vader of voogd van de vrijer er aan te pas om toestemming van de vader van het meisje te krijgen tot „kon- versatie en verkering". Merkwaardig doet ons thans het volko men vertrouwen in het zedelijkheidsgevoel van de jeugd aan. Hoe eenvoudiger de ze den hoe groter de gerustheid der ouders. Nachtbezoek was dan ook overal toege staan en in Friesland gold zelfs de regel: Vrijers die het menen, komen vóór tienen, gaan niet voor enen. Was een jongeman wat bleu uitgevallen, dan liet hij zijn hartsverlangens kenbaar maken door een vertrouwensman, „vrijer- drager" of „meeksman" geheten. Deze be gaf zich, keurig uitgedost, naar het huis van het meisje, gaf de boodschap af en besloot deze, zo mogelijk, met een „bek je": een kus. Meestal volgde de vrijer dit voorbeeld dan spoedig na. Op de dag van beslissing gingen beiden, vrijer en meeksman, op bezoek. Was de koffietafel dan met groen versierd, of vonden zij bij het vertrek de manen van hun paard of de zweep, van hun rijtuig met strikjes ver sierd, dan gingen zij niet ongetroost heen. Greep het meisje evenwel zuiver sym bolisch naar de Ss-tang, dan stonden de zaken anders; het heette: „Voor de tang, zijn de vrijers bang." Op de Noordhollandse eilanden, voorna melijk op Texel, was het zogenaamde „kweesten" in zwang. Dit bestond hierin dat de jongeling des avonds door een op zettelijk daartoe opengelaten venster naar binnen kwam en de gehele nacht bij het meisje bleef, zonder dat de ouders zich over eventuele gevolgen schenen te be kommeren. De Vrijstermarkt in Schagen verdient bijzondere vermelding. Daar begaven de jongedochters zich, op hun fraaist uitge dost, naar het kerkhof, waar zij tien cen ten toegangsprijs betaalden. De jongeman nen hadden vrij entree; slechts als zij te laat kwamen moesten ze een kleine boete betalen. De portier (werveldraaier) had evenwel het recht van veto. Het zorg de er voor dat niet te jonge of te oude dames werden toegelaten, en voorts alleen jonge mannen die te goeder naam en faam bekend stonden. De jongens en meis jes spraken dan af om met elkaar naar de kermis of naar de herberg te gaan. Maar o wee, de meisjes die onafgehaald bleven! Zij werden het voorwerp van spot en moesten niet zelden „de klink van de kerkdeur schuren." Het gebruik dat de meisjes in de dorpen zich 's zondags na kerktijd op een muur tje schikten om te worden afgehaald, laat zich verklaren uit de zeer verspreide be bouwing ten plattelande en het gemis aan verkeersmiddelen. Maar aan alles komt een einde, ook aan het vrijen. Dit einde was dan het jawoord of een „blauwe scheen". Vooral in kleine plaatsen was het leed van de afgewezen vrijer niet te overzien. Zijn buren en vrienden hingen een stropop aan zijn huis of ook wel een zak met banden, die hij boven de kous moest dragen tenzij hij deze schande af wilde kopen door zijn vrienden ruim te onthalen. In Drente werd aan het huis van de afgewezene een schor- repaal een bladerloze tak gebonden en op de trouwdag van zijn uitverkorene werd zijn woning gebarricadeerd zodat hij er niet uit kon. Was het jawoord gegeven, dan was de verloving een feit en werden de huwelijks voorwaarden bepaald. In Friesland wilde men echter van dit laatste niets weten. De vader van de jongeman schonk zijn aanstaande schoondochter een sieraad, dat zij duidelijk in het openbaar droeg. De vrijer was zelf verplicht een „pand dei- minne", een zogenaamde „Godspenning" te geven, die gewoonlijk in een doek werd geknoopt. In het begin van de achttiende eeuw werd deze doek vervangen door een zilveren trouwkoffertje, waarin plaats was voor twintig dukaten. Dikwijls ook bestond het geschenk uit een Bijbel of kerkboek met gouden sloten. De oude gewoonte om een trouwring aan de ringvinger te dragen, wordt toegeschre ven aan het geloof dat door de ringvinger „een ader loopt die rechtstreeks met het hart in verbinding staat". Als er huwelijkse voorwaarden werden gemaakt, geschiedde De 39-jarige „televisie-cowboy" Pat Haw- Iey heeft zijn kennis van het oude Ame rikaanse recht gebruikt om zich uit te roepen tot eigenaar van de grond waarop het villastadje Laguna Beach in de staat Californië, gebouwd is. Hij is bereid de grond voor 90 miljoen dollar aan het ge meentebestuur te verkopen. Het is de vorige maand begonnen met een stuk strandgrond, waarop geen dui delijke eigendomsrechten bestonden. Het gemeentebestuur zocht de eigenaar van deze grond, want het wilde er een park aanleggen. Hawley hoorde dit en begaf zich ijlings naar het strand. Langs de grenzen van het stuk dat lie gemeente wil de kopen zette hij paaltjes in de grond met zijn naam erop. Daarna begaf hij zich naar een notaris om, zoals in de dagen van de gouddlevers gebruikelijk was, zijn „claim" (aanspraak op eigendom) te la ten registreren. Die eerste keer viel Hawley's stunt nau welijks op, maar toen de acteur daarna zijn familie en vrienden mobiliseerde om paaltjes in de grond te slaan rond heel Laguna Beach heen trok er toch een frons over de gemeentelijke voorhoofden. Via de televisie-archieven had Hawley een grote kennis opgedaan van de „squat ters rights", de rechten op in bezitneming van grond door vestiging, als er geen eige naar is komen opdagen. In de dagen van de „goldrush" gingen de gouddelvers, die er gens het edele metaal vermoedden, op dezelfde wijze te werk. Zodra zij hun dit in de regel door een vertrouwensman, meestal de predikant of een ouderling. In Dordrecht behoefde dit echter niet, omdat het daar bij de burgerlijke standen gewoon te was, niets aan de dochters mee te ge ven. De man moest de kost verdienen, en zich tevreden stellen met „gezondheid, kleer en eer". In Noordholland en Friesland behoorde bij de uitzet ook een doodshemd, -muts en -laken, om de jongelui eraan te her inneren dat ook zij sterfelijk waren. Over het huisraad bekommerde men zich al heel weinig. De jongeman moest „te stoel, te bank en te bed" komen, en door spaarzaamheid trachten het huisraad uit te breiden en te verfraaien. De begrippen van onze voorouders om trent vrijen en trouwen waren dus wel zeer verschillend van de onze, maar het lijdt geen twijfel dat zij zich er nog ter dege rekenschap van gaven dat trouwen „houwen" betekende. „claim" notarieel hadden laten registre ren, was die erkend en waren zij eigenaar van de grond. Terwijl het gemeentebestuur nog bezig was, Hawley's rechten op het stuk strand te bestrijden, trok deze ten aanval op La guna Beach zelf. Met de precisie van een generaal die zijn leger leidt, dirigeerde hij zijn medewerkers naar de plaatsen waar zijn paaltjes de grond in moesten. Hij was opmerkzaam gemaakt door een berichtje dat de gemeente opnieuw de eigenaars van een stuk grond zocht in verband met rioleringswerkzaamheden. Toen de paaltjes stonden, ging Hawley naar de rechtbank. Mevrouw Edgar, de substituut-griffier, zag de notariële eigen domsakte die Hawley meebracht even door en zei: „Wat, de hele stad?" Zij haalde Wylie Carlyle, een andere substituut-griffier, erbij. Die zei: „Gunst, deze keer claimt u wel erg veel...." Maar de griffier, die tenslotte ook in consult geroepen werd, moest concluderen dat er niets aan haperde. „Dit is een notariële akte waaraan niets mankeert en derhalve zal ik hem inschrijven. Kos ten dezes 2 dollar 80". Hawley betaalde graag en ging toen ver genoegd door Laguna Beach wandelen. Op een persconferentie heeft hij nu doodernstig meegedeeld dat hij bereid is, de grond waarop het stadje staat in zijn geheel aan het gemeentebestuur te verko pen: voor 90 miljoen dollar. „En dat is", zei hij een heel schappelijke prijs. Ik haal ze het vel niet over de oren.." Het burgerlijke lid van de Britse Admi raliteit, Charles Orr-Ewing, heeft in 't La gerhuis medegedeeld, dat de marine een nieuw elektronisch brein in gebruik zal nemen, dat „de functies van het mense lijk brein zal overnemen waar dit de door radar en andere opsporingsapparaten ver zamelde gegevens niet meer snel genoeg kan verwerken". De nieuwe aanwinst zal voor de eerste keer in gebruik worden gesteld op het vliegdekschip „Eagle", dat op het ogen blik wordt gemoderniseerd. De „ADA" (Action Data Automation) kan automa tisch doelen opsporen en rangschikken, de verkregen inlichtingen systematisch op bergen en weer te voorschijn brengen en oplossingen berekenen en aanbevelen Ook ontvangt het nieuwe brein gegevens be stemd voor automatische uitwisseling van inlichtingen en waarnemingen tussen andere schepen in eigen of andere in de buurt opererende smaldelen. 26-27. Gromgram stond, nog steeds schel dend en met z'n stok dreigend, de vluch tende Bibina na te kijken. Hij was woe dend, dat hij haar niet te pakken had ge kregen. I.aat ik je niet meer hier zien, pas op! riep hij nog. Als ik je te pakken krijg, zul je er van lusten! Het jeetje Bibina keek verdrietig. Waar om was die Gromgram toch zo lelijk te gen iedereen? Er was toch niemand, die hem iets in de weg legde? Ook van haar kon hij nooit last hebben. Ze was moe van het harde lopen en leun de tegen een plantstengel, om op adem te komen Het brandende dal 57) Lipanescu ging niet eens graag meer zitten in zijn eigen huis. Hij liep met grote stappen de ene kamer in, de andere uit, en trok alle deuren open. „Dat past toch niet voor ons!" zei hij, verwaand om zich heen wijzend. Daarna kreeg hij medelijden met Anghelina en greep haar hand. „Je zult eens zien, dat ik een dame van stand van je zal maken!" Hij wilde de zaak aanhouden tot het kasteel ingericht zou zijn. Daarna zou de winkel gesloten worden. Hij wilde het bedrijf niet verhuren, maar dadelijk verkopen, om elke onaangename herinnering aan zijn koopmansloopbaan uit te wissen. Inmiddels vergrootte hij zijn boorterrein nog voortdurend. Alle stukken grond in de omgeving die te koop werden aangeboden nam hij over en liet de nodige maatregelen treffen om er de produktie weer op gang te brengen. Hij had nieuwe opzichters en ar beiders in dienst genomen en nadat zij torens en ba rakken hadden hersteld waren er nieuwe machines ge plaatst. Zelfs een paar werkplaatsen waren er ge bouwd, want het aantal noodzakelijke herstelwerkzaam heden breidde zich voortdurend uit. Administrateur Pascu durfde zijn baas niet meer tegenspreken, maar hij staarde Lipanescu soms aan alsof hij een losgebro ken hengst was. En omdat de arbeiders in de werk plaatsen toch niet hun dag met het werk voor Lipanes cu konden vullen stelde Pascu voor, tevens herstel werkzaamheden voor andere boorterreinen aan te ne men. „Moeten mijn mensen voor andere bazen werken?" riep Lipanescu beledigd. „Ik ben geen knecht voor ieder een!" Daarna begon hij over arbeiderswoningen te denken. „Dat lijkt me werkelijk niet nodig", zei Pascu waar schuwend. „Waarom niet?" „Ja, hoe lang denkt u eigenlijk nog te blijven? Zo lang zal de olie hier niet meer stromen". „Ik ga niet weg, begrijpt u", zei Lipanescu woedend. „Waar ik ben, daar blijf ik". Al zei zijn koopmansverstand hem nu en dan dat hij zich met dingen bemoeide waar geen toekomst in zat, een wandeling over zijn terrein was voldoende om hem weer in die toekomst te doen geloven. Die olieprijs leek voorlopig ook nog niet te zullen dalen, hoewel er overal nieuwe voorraden in de bodem werden gevonden. Lipanescu klom dan ook met een raadselachtige glim lach om de lippen de heuvel op en omvatte zijn ge bied met liefkozende blik. Het voorjaar stelde hem in nog andere opzichten niet teleur. Niemand wierp meer met stenen naar zijn naambord en Motoaka toonde nu plotseling veel res pect voor hem. Weliswaar kwam hij hem niet meer zo vaak opzoeken als vroeger maar als zij elkaar ontmoetten nam Motoaka de pet af en groette beleefd. „Dag, meneer Lipanescu!". Zo'n groet bevredigde zijn trotse hart. „Je bent een beste kerel, Motoaka!" De tijd, waarin hij zich hier vestigde, schoot hem te binnen. Destijds was Motoaka de enige geweest die hem hartelijk te gemoet kwam. „Motoaka, zou je niet bij me willen wer ken?" „Wat zou ik moeten doen?" ,Ik zou je tot mijn vertrouwensman willen maken". „Een mooi aanbod, meneer Lipanescu, maar daar voor deug ik niet". „Je wilt zeker liever geen baas hebben?" „Dat zou wel eens kunnen, meneer Lipanescu". „Waarvan leef je eigenlijk?" „Ik wou dat ik het zelf wist! Van de lucht zeker". Nadat Motoaka door de politie was afgeranseld ont liep hij anderen. Hij was zich nu bewust waarom hij altijd bang voor Brebeanu en zijn agenten was ge weest. De politieagenten zochten nog altijd naar de oude boswachter. Onverwacht drongen zij 's nachts zijn huis binnen, maar zij troffen hem daar nooit aan. Ook bij Motoaka deden zij nu en dan een inval, eveneens zon der resultaat. „Waar houden jullie hem verborgen?" riepen zij dan. Motoaka liet het hoofd zakken: „Ik weet niet waar hij Tegen Pasen toen de laatste resten sneeuw verdwe nen waren, trokken zij de bossen in. Het was er nat en kil en de takken leken de vreemde indringers te weren. In een klein dal ontdekten zij een aarden hut. „Daar zit hij. Hier heeft die schurk zich dus al die tijd verborgen gehouden". Maar de aarden hut bleek leeg. Wel verwijderden er zich zachte stappen langs de beek en er gromde een hond. Er was evenwel niemand te zien. De dagen ver streken en zij schoten niet op. Wantrouwend hielden zij de kleine in het oog, die 's morgens vroeg de deur uit ging en 's avonds thuiskwam. Maar als zij haar huis verliet waren haar handen even leeg als bij haar te rugkomst. Zij trachtte zich ook niet aan hun blikken te onttrekken, maar dwaalde openlijk door de streek, precies als vroeger. Zij praatte met de arbeiders, hield hun aarden hutten enigszins op orde of legde bezoeken af bij de ingenieurs, om fotoalbums te bekijken of zich kleine flesjes parfum te laten geven. Vaak ging zij met meneer Bilascu naar het Casino om er bij de grammo foon te dansen. En altijd hoopte zij, dat de ingenieur die zij had zien schaken binnen zou komen om ook eens met haar te dansen. Wanneer de agenten 's morgens rapport uitbrach ten van hun vruchteloze nasporingen werd Brebeanu woedend. „Verdraaid, die kerel is toch niet dood! Dan zouden jullie zijn hut niet gevonden hebben. En van de wind leven kan hij ook niet. Zou die gek ke oude kerel ons zitten uit te lachen?" Als Lipanescu met de auto uit Capina kwam, hield hij hem aan: „U hebt ons heel wat werk bezorgd, meneer Lipanescu!" Lipanescu kwam overigens niet onder de indruk van Brabeanu's woede. De plannen voor de uitbreiding van zijn terrein en de bouw van zijn kasteel namen zijn gedachten volledig in beslag. Dagelijks reden er wa gens het materiaal uit de stad aan en hij hield van de heuvel toezicht op de werkzaamheden. Op zekere mor gen viel het hem op dat er op de tegenoverliggende heuvelwand een nieuw wit huis werd gebouwd. Hij kon zich niet indenken dat nog iemand anders dan hijzelf hier bouwen liet. Hij ging naar zijn kantoor terug en liet Pascu komen. „Wat is dat daar aan de overkant?" „Weet u dat niet?" Bocanu laat een nieuw huis voor zijn schoonzoon zetten." Aanvankelijk had niemand eigenlijk geloofd, dat Bo canu zijn dochter met de „hond" zou laten trouwen. Pas toen de beide jongelui zich met elkaar in het openbaar vertoonden en ook samen een plek voor het nieuwe huis uitzochten begon men geloof aan 't gerucht te hechten. Bocanu had er lang over nagedacht waar hij de jonge lui een onderdak zou verschaffen. Het moest in de on middellijke omgeving zijn, zodat hij Stojan doorlopend ter beschikking zou hebben. Bovendien moest het lager liggen dan zijn eigen huis, zodat hij van zijn veranda zou kunnen zien wat er zich daar afspeelde. Tegen Pinksteren stonden alle muren al overeind en was het zinken dak geplaatst. „Staat het je aan?" vroeg hij de „hond". Stojans wangen brandden, nu niet van koorts maar van geluk. „Of het me aanstaat, meneer Chivu!" zei hij. Het kwelde hem weer, dat zijn aard hem belette passende woorden van dank uit te spreken. Overigens was dat niet nodig. Bocanu wist zeker, dat zijn dank groot was. Hij voelde zich een machtig weldoener. „Zeg eens Stojan", zei hij, zijn schoonzoon hardhan dig op de schouder slaand, „heb je het met mij getrof fen of niet?" „Nou, meneer Chivu"! De schoonvader voelde, dat hij op slaafse trouw kon rekenen en voegde eraan toe: „Maar dat is goed zo, je bent een beste kerel". Een maand later kon het huis betrokken worden. Een hoge schutting van met olie doortrokken planken ver hief zich rond het erf. Ramen, deurknoppen en derge lijke kleinigheden moesten nog worden geplaatst en de nieuwe stal was ook nog niet geheel voltooid. Omdat er geen beletselen meer leken te zijn werd de huwelijks datum op de eerste zondag na Eliasdag bepaald. Dat zou dus al heel gauw zijn. (Wordt vervolgd) Advertentie U maakt uw woning beter en completer met balastore. Bala store koopt u voor elk raam pasklaar bij de woninginrichter. U hangt ze zelf in 10 minuten £P en ze kosten zó weinig. 1. Tempert het licht De sleufjes van balastore filteren zon en schel dag licht tot vriendelijk licht. 2. Werkt decoratief Leuke zig-zag en zachte kleur geven uw kamers een modern accent van ge zelligheid. 3. Maakt kamers intiem Uw balastore beschermt u tegen inkijk en schept een sfeer van intimiteit. Onmisbare luxe voor uw woning Het ministerie van defensie in Bonn heeft een lijst van rangen gepubliceerd voor de 24 diermascottes die bij eenhe den van de Westduitse strijdkrachten in zwang zijn. Een Perzische wilde ezel, „Fridolin" ge heten, en een foxterrier luisterend naar de onduitse naam „Whiskey", zijn bevorderd tot de rang van „Oberseewebel", omdat zij mascottes zijn van de marine. Drie an dere mascottes voor wie. Bonn in een ver loren uurtje een rang heeft uitgedacht, zijn een wild varken, een wild paard en een ram. Zij mogen zich thans korporaals-ti tulair noemen. De resterende negentien mascottes krijgen aanduidingen als solda ten, adjudanten en sergeants. De officiers rangen heeft Bonn voor zijn menselijk per soneel voorbehouden. Als gevolg van hun officiële erkenning, zullen de mascottes dezelfde voorrechten genieten als de meesters aan wier banden zij meelopen, hetgeen wil zeggen dat zij aanspraak maken op vrij medisch onder zoek, vrij gebruik van medicijnen, vrij on derdak en vrije kost. Zij mogen voorts ook aan het hoofd van de troep meege voerd worden. Dit was tot nu toe verbo den. Behalve varkens, paarden, rammen en honden, telt de Bundeswehr onder zijn mascottes apen, een lam en een raaf. Zij zijn allen voorzien van passende kleding naar maat. Advertentie PAS 60 TABLETTEN Ph»Ml Men'M*"*" iMSTtiUM IV w*i« *rm N.Y. PHIL1PS-DUPHAR Oprechte Dingsdagse Haerlemse Courant den 3 Maart 1761 ALMEIDE den eersten Maart ('s mid dags 12 uuren) Het Water is alhier 's avonds om 7 uuren aangewassen 12% Duym, staande toen 38% Duym, boven de Nagel van de Dyklegering, en van dat uur tot den 28 's nachts om 3 uuren heeft het stil gestaan en zedert begonnen te vallen, waarmede het noch continueerd; zynde thans 26 Duym boven de Nagel en dus 12% Duym gevallen. Zo op het moment bekomt men hier Tyding dat de Westervoordse Dyk doorgebrooken, en daardoor het Over- ysselse geinnundeert zouden zyn; wy schryven hieraan toe de boven gemelde Val. L

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 11