Boeken over muziek BIJ VAN HET KOPEREN REGERINGSJUBILEUM ONZE KONINGIN een historisch-symbolische novelle illll w in m i ii BiL»™ i:i|lp fllNtiPNÉÉ Marzottoprijs voor de Italiaan Suttoso Sas Bunge Erbij Twaalfenhalf jaar geleden: de plechtige eedsaflegging in de Nieuwe Kerk in Amsterdam,. KONINGIN JULIANA houdt er niet van hoog verheven boven het Neder landse volk te staan. Zij is niet vriendelijk minzaam, zij is eenvoudig hartelijk. Haar moeder verstond de kunst, die in de vorige eeuw een deugd was, met haar sterke persoonlijkheid afstand te hewaren en haar omgeving te overheersen. Koningin Juliana staat als kind van haar tijd liever dichter bij het volk om werkelijk contact te kunnen hebben. Daardoor staat het volk ook dichter bij haar en zal het hartelijk meeleven met haar koperen regeringsjubileum op maandag 6 maart. De betekenis van de Koningin in het regeringsbestel komt altijd het duidelijkst tot uiting bij kabinetsformaties. Dan draait alles om de persoon van de Koningin die de formateur kiest en dé opdracht formuleert omtrent het karakter van het te vormen kabinet. Voor die keuze en opdracht is de Koningin echter toch niet verantwoordelijk. De verantwoordelijkheid draagt degene die de opdracht aanvaardt, zoals ook ministers (en niet de Koningin) verantwoordelijk zijn voor hun benoeming. Sedert 1948 zegt de Nederlandse Grondwet: „De Koningin is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk". In het parlement kan dus nooit worden geprotesteerd tegen de Koningin, want men moet zich voor haar daden richten tot de verantwoordelijke ministers. De Koningin staat buiten het spel. bereiken omtrent het regeringsbeleid tus- j~! f sen het kabinet en het parlement, dat de Il/Gtl amötsperioae volkswil vertegenwoordigt.Wanneer het be reiken van die overeenstemming niet ge- 1 I I -t gelukt, moet het kabinet wijken voor het lil 1161 KOrt parlement, maar als het kabinet overtuigd is van de juistheid van het regeringsbe leid, bestaat ook de mogelijkheid dat het DAT WIL ALLERMINST zeggen dat zij parlement moet wijken voor het kabinet, geen rol speelt bij de kabinetsformatie. jn de grondwet van 1848 is aan de Kroon Sedert haar inhuldiging als Koningin heeft ilet recht gegeven de kamers te ontbinden, zij reeds zesmaal, soms maandenlange, De kiezers kunnen dan een uitspraak doen kabinetsformaties of kabinetscrises mee- jn het conflict, tussen kabinet en parle- gemaakt (gemiddeld dus om de twee jaar) ment. In het ontbindingsrecht schuilt ech- en zo langzamerhand weet zij er alles van. ter toch weer het overwicht van de volks- Ministers komen en gaan, maar de Konin- wdi want de kiezers beslissen tenslotte, gin blijft. Zij vertegenwoordigt bij kabi- Maar er zit ook nog iets in van de zelf- netsformaties altijd de continuïteit, de sa- standigheid van de Kroon (de Koningin menhang in het geheel door de loop der pius het kabinet). In uiterste instantie be- tijden. hoeft het kabinet zich door (een meerder- Koningin Juliana heeft een scherp ver- heid van) het parlement niet op een weg stand, dat zich het best doet gelden in een te laten dringen die niet in het algemeen gesprek onder vier ogen of in een kleine belang van land en volk wordt geacht of kring, want als zij het middelpunt is van omdat de meerderheid in ontoelaatbare een groot gezelschap voelt zij zich nooit mate misbruik maakt van macht met on- helemaal op haar gemak, hoewel zij toch voldoende begrip voor de gevoelens van meer en meer een voorname, rustige per- de minderheid, zodat de volkswil geweld soonlijkheid is geworden. Door haar veel- wordt aangedaan, zijdige belangstelling wéét zij ook veel en als zij in de dagen van een kabinetsfor- D£ kqj\jjnGIN REGEERT met haar matie de gebruikelijke adviseurs raad- ministers naar de volkswil, maar zij staat pleegt, pioet men vooral niet denken dat zij b(jven de partiien. Vandaar ook de beken- alleen maar luistert. Zij oppert zelf denk- de euk voor ministers: „Hoe dichter bij beelden en noemt namen om te horen hoe de Kroon hoe minder partijman". Waar de adviseur er op reageert. De adviseurs v£m dan 'de minder bekende tegenhanger kunnen haar niets op de mouw spelden, .g; Hoe dichter bij de voikswil, hoe beter want zij hoort personen van alle politieke partijpoljticus» Koningin Juliana heeft de richtingen, die tegenover de Koningin ook jn de Grondwet verankerde volkswil steeds de achtergronden van een kabinetscrisis gerespecteerd. In dat opzicht kan men onthullen of bij een formatie ook de moei- zegCTen dat hoe minder de regeringsinvloed lijkheden uit hoofde van persoonlijke wrij- yan de Koningin onderwerp van gesprek vingen ter sprake brengen. De koningin hQe beter zij heeft steeds een Warme komt alles te weten en zi] kan alles door keiangStelling in het wel en wee van ons de gesprekken die zij voert controleren. VQjk Door haar persoonlijk optreden is »T~ het koningschap in Nederland geen pro- BOVENDIEN IS VAN BELANG dat door bjeem hebben de vroegere communisten het edel persoonlijk gedrag van de Ko- in de'Kamer zelfs gezegd, ningin de adviseurs in hoge mate eerbied Grote verantWoordelijkheid draagt de voor haar hebben en ook dat is een reden Koningin door het recht van gratie van voor eerlijke openhartigheid m de gesprek- straffen door lechtelijk vonnis opgelegd, ken. Op die manier is er de waarborg dat zj. diem volgens de Grondwet dan eerst een oplossing wordt gezocht in een richting bgj. advjes te hebben ingewonnen van de en op een wijze die naar de omstandighe- rechter jJet verlenen van gratie in indi- den het meest verantwoord is. De verant- viduele gevanen gaat buiten het parle- woordelijkheid draagt echter de forma- ment aJ ig de minister van Justitie er teur die de opdracht aanvaardt V0Qr verantwoordelijk. Hij kan er echter Als hoofd van de staat deelt de Konin- g voor ter verantwoording worden ge- gin de wetgevende macht met het parle- r en in hel pariement nadat de gratie is ment en is zij belast met de uitvoering van veldeend alle wetten en regeringsmaatregelen, waar voor echter de ministers de verantwoor- IN verbaND met de vele oorlogsmisda- delijkheid dragen. digers heeft de Koningin in haar nu twaalf Men kan de indruk hebben dat de Ko- jarige regeringsperiode voor moeilijke be- ningin in de tegenwoordige tijd eigen- slissingen gestoan lijk alles aan de ministers overlaat, die gedegen rechterlijke - minis maar moeten proberen met de volkswil, ieke verantwoordelijkheid varde mims- tot uiting komend in het parlement, tot ter van Justiüe.stondzij met haar overeenstemming te komen. De Koningin kening twh altijd voor laat echter geregeld ministers en staats- slissing. Het is lang niet j secretarissen bij zich komen op Soestdijk recht, Koningin te zijn. wntmhpr om haar omtrent bepaalde punten in te Bij 1haar 11nhuldig lichten. De moderne staatstaken zijn zo 1948 heeft Koningin lLulla"a do°' ingewikkeld geworden dat men natuur- schemeren dat zij de Kroon ook had kun- lijk met kan verwachten dat de Koningin nen weigeren Maar zij heeft hemaan- alles veel beter weet, maar de ministers vaard met alle verplichtingen die er en staatssecretarissen krijgen toch wel verbonden zijn. tot voile tevredenhe.d en opmerkingen mee ter overdenking, waar- voldoening van het Nederlandse volk tot mee zij lang bezig kunnen zijn. het MAAR TENSLOTTE beslist de volkswil, is doorgedrongen en dat daarom van hai- Dat is ons constitutionele stelsel volgens de grondwet van 1848 De Koningin doet niet haar eigen zin. Het is de taak van de Na twaalfenhalf jaar: een recente foto ministers te trachten overeenstemming te van Koningin en Prins. te met haar bescheiden koperen regerings jubileum meeleeft. v, „MUZIEK IN BLIK" luidt de titel waar onder een nieuwe reeks muzikale beschou wingen van Simon Vestdijk gebundeld is uitgekomen bij De Bezige Bij en de uit geverij Nijg'h en Van Ditmar. Wederom gaat het om het vergelijkend wikken en wegen van meesters en meesterwerken uit de periode tussen Mozart en Strawinsky. De regels volgens welke Vestdijk zijn maten en gewichten hanteert zijn bekend uit een tweetal boeken over muziek- esthetiek, „Het Eerste en het Laatste" en „De Dubbele Weegschaal" die hier vrij on langs in den brede besproken zijn. Men kan van al deze boeken min of meer het zelfde zeggen: ze getuigen van een enorme partituurkennis, een ijzeren geheugen voor details, een dikwijls oorspronkelijk com binatievermogen en (uiteraard) een ver mogen om een muzikale indruk op onver- sleten wijze onder woorden te brengen. Het is alleen jammer dat de schrijver dikwijls meer lijkt op te gaan in zijn eindeloze kwaliteitsmetingen dan in de muziek-zelf. Bepaald irritant werkt ook zijn toon van ironische distantie, waarbij hij het zich dikwijls gemakkelijk maakt door deze „af stand" te bepalen naar het vele gemeen- plaatsige dat de pasmunt der muzikale journalistiek is. De laatste tijd heb ik ver scheidene beroepsmusici en muzieklief hebbers, mensen die wel een stukje denk werk in verband met hun vak of lief hebberij aankunnen, naar hun mening ge vraagd betreffende Vestdijks muziek- essayistische beschouwingen; allen zonder uitzondering verklaarden zij ze voor dor en (of) onverteerbaar. Hetgeen niet weg neemt dat men over een half jaar op deze plaats een aankondiging zal kunnen aan treffen van Vestdijks' „nieuwste" op het gebied van de muziek. OP 6 SEPTEMBER 1948 werd prinses Juliana in de Nieuwe Kerk te Amsterdam als Koningin der Nederlanden ingehuldigd, nadat haar moeder, Koningin Wilhelmina, het land gedurende een halve eeuw had ge regeerd. In maart 1951 had Koningin Ju liana voor het eerst een actieve rol te spe len bij een kabinetsformatie, toen het ka binet Drees-Van Schaik ontslag had geno men. Waarschijnlijk is de meest histori sche taak, die Koningin Juliana sedert haar inhuldiging had te verrichten, ge weest het leiden van de bijeenkomst op 27 december 1949, waarbij de drie eeuwen oude souvereiniteit van Nederland over zijn Aziatische rijk werd overgedragen aan de Republiek Indonesia. Zes jaar la ter op 15 december 1954 verrichtte de Ko ningin andermaal een historische daad. Zij ondertekende in de Ridderzaal het sta tuut van het Koninkrijk der Nederlanden. Kort voor haar troonsbestijging nam zij afscheid als voorzitster van het Neder landse Rode Kruis, welke functie zij gedu rende veertien jaar had vervuld. Op 7 oktober 1948 reikte zij aan haar moeder het Ridderkruis der Eerste Klasse van de Militaire Willemsorde 'uit en gaf haar de ridderslag. Tijdens de grote watersnoodramp, die ons land, vooral Zeeland in 1953 trof, be zocht zij veelvuldig de door de stormramp getroffen gebieden. De jeugdproblemen en de problemen rond de jeugd hebben altijd de belangstel ling van de Koningin gehad. Op 10 mei 1950 legde zij te Baarn in de kring van hoofdleidsters en commissarissen van het gehele land de padvindstersbelofte af. Be kend is haar grote rede, op 18 juni 1955 in de Pieterskerk te Leiden voor de Neder landse Jeugdgemeenschap en de Neder landse Studentenraad gehouden. Op 4 mei 1956 onthulde de Koningin het Nationale Monument op de Dam te Am sterdam. De Koningin verdiepte zich daadwerke lijk in het vraagstuk van de vluchtelingen. Ook opende zij in Nederland het Wereld vluchtelingen jaar. Koningin Juliana heeft staatsbezoeken afgelegd aan Frankrijk, Engeland, Lux emburg, Amerika, Noorwegen, Denemar ken, Zweden en België. Officieuze bezoe ken bracht zij aan Zwitserland, Oostenrijk en Griekenland en vooral het bezoek in 1955 aan Suriname en de Nederlandse An tillen was voor de bevolking van de rijks delen in de West een gelegenheid om de aanhankelijkheid aan het Huis van Oranje te tonen. Tijdens de regeringsperiode van Koningin Juliana kwamen staatshoofden en staatslieden uit tal van landen een bezoek brengen aan de koninklijke familie. De Italiaan Renato Suttuso, de Frans man Pierre Dmitrienko en de Duitser Joseph Fassbender hebben de Marzotto prijs voor 1960 gewonnen. Deze prijs kan gewonnen worden door kunstschilders uit Italië, West-Duitsland, Frankrijk en de Benelux-landen. Renato Suttuso kreeg de hoofdprijs, groot 34.000 mark, voor zijn doek „Hond in de Romein- e Campagne". De Duitser en de Fransman kregen ieder rond 14.000 mark. De tentoon stelling van de 276 ingezonden schilderijen wordt gehouden in het „Haus der Kunst" in München. Ze is donderdag geopend. „De Burgemeester" van Barend Rijdes AAN HET VROEGERE WERK van B. Rijdes heb ik goede herinneringen be waard. Na mijn lectuur van zijn zojuist verschenen „De Burgemeester" (L. J. C. Boucher, 's Gravenhage) een lange no velle dan wel een beknopte roman, wat niet zo gemakkelijk meer te onderschei den is sinds de grenzen van deze twee we zenlijk verschillende litteraire genres tot schade van beide zijn gaan vervagen heb ik mijn eerdere indrukken nog eens vergeleken met wat me van deze auteur in geschrifte bekend was de novelle „Het derde beeld", de roman „Twee tegen een", het verhaal „Rive Gauche" en de cyclische dichtbundel „Orpheus" en ik heb tot mijn voldoening kunnen vaststel len dat er in mijn aanvankelijke waarde ring voor Rijdes' potentiële schrijverskwa liteiten weinig was veranderd. Weinig wel iets. Wat bij het herlezen opvalt is het aandeel van het intellect in de sym boliek van zijn werk en in de wijze waar op hij deze symboliek construeert tot „ver haal". Bij zijn eersteling „Het derde beeld" was deze verstandelijke vormge ving het minst opvallend; het klassieke thema van de beeldhouwer Pheidias, die driemaal het mensenbeeld in een vrouwen gestalte tracht vorm te geven eerst als lichamelijk-harmonische schoonheid, ver volgens als drager van een dichterlijk-ge droomde ziel en ten slotte als belichaming van de goddelijke liefde die alleen als tor so van de aards-zinnelijke banden bevrijd kan ivorden verdroeg een zekere be redeneerde opbouw wel. In het latere werk bleek het gegeven van een uit de godde lijke orde (diê liefde is) verstoten mens het centrale thema van deze auteur te zijn: alleen de bovenzinnelijke liefde kan de katharsis teweeg brengen in de mense lijke gespletenheid na de „zondenval" Orpheus kan zich ten leste met de onher roepelijke dood van Eurydice verzoenen dank zij Gods wijze goedheid („Bij Uwe wijsheid zwijgen alle vragen, want alle leed is bij U klein"), Anderik uit „Twee tegen een" weet de faustinisch-mefistofe- lische Petrus Koekebakker in zich te over winnen door de erkenning van de charita tieve liefde als hoogste heil en de hoofd persoon uit „Rive Gauche" komt na een innerlijke strijd zijn twijfel en de dood te boven in een vrijheid van de ziel, die van gelouterde liefde is vervuld. In al dat werk van vroeger datum wist Rijdes zich wel niet geheel te distanciëren van een nei ging, zijn met zorg geschreven proza op te sieren met litteraire wendingen, maar de natuurlijke eenvoud overheerste toch, hoewel in afnemende mate. ANDERS IS HET GESTELD met „De Burgemeester", die Rijdes dateerde in een laat-middeleeuwse stad, een belegerde grensveste, een vooruitgeschoven post in bedreigende ommelanden. Plaats en tijd vak blijven onvermeld, waarschijnlijk om dat het de auteur niet te doen was om een bepaalde geschiedkundige gebeurtenis, maar om een algemeen-menselijke ge- B. Rijdes steldheid: die van de innerlijke verdeeld heid evenals in zijn vroeger werk èn van de onmacht om boven het in zich zelf bevangen „ik" uit te leven ter ver vulling van het verlangen naar een alom vattende eenheid. Er is weliswaar sprake van gildevaandels en wapenschilden, van stadsmuren en rapieren, van schepenen en een medicijnmeester, maar tegelijker tijd worden moderner attributen te hulp geroepen (het stadhuis heeft een „portier" het voetvolk draagt „uniformen", de vroedschap heeft een „agenda" en de kin deren gaan naar school), zodat de onder stelling voor de hand ligt dat Rijdes zijn laat-middeleeuwse stad niet zo historisch heeft bedoeld als het decor voorgeeft, het geen door de dialogen voor een goed deel niet wordt weersproken. Men bedient zich nogal eens van hedendaagse zinswendin gen en zélfs zou men zich kunnen afvra gen of de wijze waarop de tot eenzaam heid gedoemde burgemeester zijn onuitge sproken gedachten en gevoelens onder woorden brengt en zijn levensprobleem dat van de onbereikbaarheid der onbaat zuchtige, volstrekte liefde benadert en verwerkt, wel die van een, laten we zeg gen, zestiende-eeuwse vroede vader kan zijn. Confronteert men Rijdes' schout met een magistraat van Frans Hals of Van der Helst (meester Rembrandt laat ik maar buiten beschouwing) dan doet hij zich voor als een goed gekostumeerde ac teur, die al zijn best doet om niet de illusie te verstoren dat hij een historische rol te vervullen heeft. Deze discrepantie tussen Rijdes' stilis tische ornamentiek en de geënsceneerde dramatiek van een belegerde stad, tussen symboliek en realiteit, wordt door de spec taculaire taferelen van een samenscholen de burgerij, een strijd op de wallen en een triomfantelijke intocht van de bevrij dende Koning (de verlossing komt name lijk symbolisch van buiten af) niet teniet gedaan. Integendeel, dunkt me: ze ver sterken eerder de algemene indruk van een wat operette-achtige opvoering op een toneel van beperkte omvang, dat al dit ge drang nauwelijks kan bevatten en het in zijn historisch koloriet veelal moet hebben van op effect berekende rekwisieten. OF DAT DE BEDOELING van Rijdes is geweest, kan worden betwijfeld. Er is te veel aandacht besteed aan de „couleur locale" om deze geheel als een te ver waarlozen bijkomstigheid te kunnen be schouwen. Rijdes heeft en dat is hem noodlottig geworden zijn verhaal op een „dubbel plan" willen laten spelen. Op de voorgrond de in het verleden gesitueerde belegering en al wat bij deze historische atmosfeer past. Daarachter, soms heel vér daarachter, de symboliek van de burge meestersfiguur een variant op het the ma van zijn vroegere werk die op zijn beurt een dubbele functie vervult. Hij re presenteert zowel het persoonlijke conflict tussen eigen ideële verlangens en de amb- telijk-menselijke plicht om de aan hem toevertrouwde „stad" te verdedigen tegen de barbaarse vijand èn de „burgerij" al thans een kans te geven op een verwe zenlijking van de wérkelijke vrijheid, als de moderne mens, die in een door onder gang bedreigde wereld bereid is tot het uiterste om de menswaardigheid der lief de te redden waarbij hij zich dan van zijn eigen feilbaarheid zeer wel bewust is. Hij i s de stad met haar verraad, haar bedrog, haar schijngemeenschap, haar op portunisme, èn hij is degeen die haar haat vanwege haar (dus zijn) trieste en ver achtelijke „tekort". Zo althans kan men de strekking van deze novelle interpreteren op z'n best; want dat het Rijdes ditmaal zou zijn ge lukt, deze symboliek tot in haar onder delen door te voeren en te synchronise ren met de historische „oorlogsrealiteit op de voorgrond", zou ik niet kunnen getui gen. De intentie daartoe is er, waarvoor men alle waardering kan hebben als pei ling van de menselijke problematiek en de mogelijkheden van een verlossing daar van. Maar voor een litterair werkstuk is deze novelle te veel „these" gebleven en is ze.te „litterair". RIJDES HEEFT namelijk al dan niet onder invloed van de aanwending van me taforen in de hedendaagse dichtkunst zijn toevlucht genomen tot een beeld spraak, die hem op onnavolgbare dwaal sporen heeft gebracht. Ik kan, met het de cor van de zestiende-eeuwse bedreigde stad voor ogen, niet geloven dat „de rust van de burgers, werd opengebroken als een versleten wegdek" en vertrouw de „stilte van het plein" niet die „als plotseling wa ter stijgt". „De luchtverdeling werd on betrouwbaar", „buiten sprong de zon te gen hem op als een blije hond", „wangen (Vervolg op pag. 5) HET IS EEN KUNST om over muziek te schrijven zonder in een roes van spits vondigheden het contact, met het ongrijp bare onderwerp te verliezen. Deze kunst verstaat Aaron Copland, een bekend Ame rikaans componist, wiens inleiding tot muziekbegrip „What to listen for in mu sic" in Nederlandse vertaling bij Zomer en Keunig's Uitgeversmij. verschenen is onder de titel „Luister zo naar muziek". Copland weet dat de belangstellende luis teraar niet vraagt om historische of anec- dotische praatjes die geen gaatjes vullen, en als componist, dirigent, pedagoog en schrijver over muziek laat hij zich niet verleiden tot de pseudo-esthetiek en salon- psychologie die zo veel gesproken en ge drukte toelichtingen op dit gebied ken merkt. Hij vraagt zich af hoe er in het algemeen naar muziek geluisterd wordt en vindt wegen om door ontleding van het materiaal van de componist tot een fij nere onderscheiding en een vollediger waardering te komen. De kern van zijn boek wordt gevormd door een beschou wing van de vier elementen van de mu ziek: achtereenvolgens ritme, melodie, harmonie en klankkleur; en voorts door een overzicht van de fundamentele vormen die voor éen kennen van en opgaan in de muzikale structuur onmisbaar zijn. Cop land praat in algemeen begrijpelijke taal van de muziek uit naar de luisteraar toe, hij „vertaalt" datgene wat sinds eeuwen het (variabeie) kader van de muzikale ge dachte geweest is op een wijze die de in telligente leek zal boeien. De muziekvoor beelden tussen de tekst zijn eenvoudig en terzake. In een volgende druk zou wel licht de lijst van grammofoonplaten van in de tekst genoemde werken aangevuld kunnen worden met vermelding van merk en nummer der betreffende opnamen. Dit aanbevelenswaardige boek zal er in het gebruik nog door winnen. EVENEENS UIT AMERIKA komt „The Story of Jazz" waarvan een Nederlandse herdruk is verschenen in de Prisma pockets van de uitgeverij Het Spectrum onder de titel „Jazz, verleden, heden en toekomst", in de vertaling van de Neder landse jazz-deskundige Will G. Gilbert. De auteur is Marshall W. Stearns, directeur van het Institute for Jazz Studies en hoog leraar in de Engelse letterkunde aan een Amerikaanse universiteit. Stearns heeft van zijn onderwerp een wetenschappelijke studie gemaakt en het resultaat daarvan is neergelegd in een doorwrocht maar prettig leesbaar boek. Eindelijk eens niet de, voor een buitenstaander zo overtollige opsommingen van musici, groeperingen en sessions, maar een overzichtelijke be schouwing, waarin de verschillende ge daanteverwisselingen die het verschijnsel jazz in een halve eeuw tijds heeft door lopen in nauw verband met de sociale en historische achtergrond worden verklaard. Vooral over de oorsprongen van de jazz muziek weet de schrijver belangwekkende dingen te vertellen en hij wijdt veel aan dacht aan de principiële verschilpunten met de klassieke Europese muziek en aan de psychologische betekenis van de jazz. Een onmisbaar boek voor ieder die zich wil oriënteren over een expressievorm die ook in het muziekbeleven van de ontwik kelde liefhebber een steeds grotere plaats inneemt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 15