Boeken over muziek
BIJ
VAN
HET KOPEREN REGERINGSJUBILEUM
ONZE KONINGIN
een historisch-symbolische novelle
illll w in m i ii
BiL»™
i:i|lp fllNtiPNÉÉ
Marzottoprijs voor de
Italiaan Suttoso
Sas Bunge
Erbij
Twaalfenhalf jaar geleden: de plechtige eedsaflegging in de Nieuwe Kerk
in Amsterdam,.
KONINGIN JULIANA houdt er niet van hoog verheven boven het Neder
landse volk te staan. Zij is niet vriendelijk minzaam, zij is eenvoudig hartelijk.
Haar moeder verstond de kunst, die in de vorige eeuw een deugd was, met haar
sterke persoonlijkheid afstand te hewaren en haar omgeving te overheersen.
Koningin Juliana staat als kind van haar tijd liever dichter bij het volk om
werkelijk contact te kunnen hebben. Daardoor staat het volk ook dichter bij
haar en zal het hartelijk meeleven met haar koperen regeringsjubileum op
maandag 6 maart. De betekenis van de Koningin in het regeringsbestel komt
altijd het duidelijkst tot uiting bij kabinetsformaties. Dan draait alles om de
persoon van de Koningin die de formateur kiest en dé opdracht formuleert
omtrent het karakter van het te vormen kabinet. Voor die keuze en opdracht
is de Koningin echter toch niet verantwoordelijk. De verantwoordelijkheid draagt
degene die de opdracht aanvaardt, zoals ook ministers (en niet de Koningin)
verantwoordelijk zijn voor hun benoeming. Sedert 1948 zegt de Nederlandse
Grondwet: „De Koningin is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk".
In het parlement kan dus nooit worden geprotesteerd tegen de Koningin, want
men moet zich voor haar daden richten tot de verantwoordelijke ministers. De
Koningin staat buiten het spel.
bereiken omtrent het regeringsbeleid tus-
j~! f sen het kabinet en het parlement, dat de
Il/Gtl amötsperioae volkswil vertegenwoordigt.Wanneer het be
reiken van die overeenstemming niet ge-
1 I I -t gelukt, moet het kabinet wijken voor het
lil 1161 KOrt parlement, maar als het kabinet overtuigd
is van de juistheid van het regeringsbe
leid, bestaat ook de mogelijkheid dat het
DAT WIL ALLERMINST zeggen dat zij parlement moet wijken voor het kabinet,
geen rol speelt bij de kabinetsformatie. jn de grondwet van 1848 is aan de Kroon
Sedert haar inhuldiging als Koningin heeft ilet recht gegeven de kamers te ontbinden,
zij reeds zesmaal, soms maandenlange, De kiezers kunnen dan een uitspraak doen
kabinetsformaties of kabinetscrises mee- jn het conflict, tussen kabinet en parle-
gemaakt (gemiddeld dus om de twee jaar) ment. In het ontbindingsrecht schuilt ech-
en zo langzamerhand weet zij er alles van. ter toch weer het overwicht van de volks-
Ministers komen en gaan, maar de Konin- wdi want de kiezers beslissen tenslotte,
gin blijft. Zij vertegenwoordigt bij kabi- Maar er zit ook nog iets in van de zelf-
netsformaties altijd de continuïteit, de sa- standigheid van de Kroon (de Koningin
menhang in het geheel door de loop der pius het kabinet). In uiterste instantie be-
tijden. hoeft het kabinet zich door (een meerder-
Koningin Juliana heeft een scherp ver- heid van) het parlement niet op een weg
stand, dat zich het best doet gelden in een te laten dringen die niet in het algemeen
gesprek onder vier ogen of in een kleine belang van land en volk wordt geacht of
kring, want als zij het middelpunt is van omdat de meerderheid in ontoelaatbare
een groot gezelschap voelt zij zich nooit mate misbruik maakt van macht met on-
helemaal op haar gemak, hoewel zij toch voldoende begrip voor de gevoelens van
meer en meer een voorname, rustige per- de minderheid, zodat de volkswil geweld
soonlijkheid is geworden. Door haar veel- wordt aangedaan,
zijdige belangstelling wéét zij ook veel en
als zij in de dagen van een kabinetsfor- D£ kqj\jjnGIN REGEERT met haar
matie de gebruikelijke adviseurs raad- ministers naar de volkswil, maar zij staat
pleegt, pioet men vooral niet denken dat zij b(jven de partiien. Vandaar ook de beken-
alleen maar luistert. Zij oppert zelf denk- de euk voor ministers: „Hoe dichter bij
beelden en noemt namen om te horen hoe de Kroon hoe minder partijman". Waar
de adviseur er op reageert. De adviseurs v£m dan 'de minder bekende tegenhanger
kunnen haar niets op de mouw spelden, .g; Hoe dichter bij de voikswil, hoe beter
want zij hoort personen van alle politieke partijpoljticus» Koningin Juliana heeft de
richtingen, die tegenover de Koningin ook jn de Grondwet verankerde volkswil steeds
de achtergronden van een kabinetscrisis gerespecteerd. In dat opzicht kan men
onthullen of bij een formatie ook de moei- zegCTen dat hoe minder de regeringsinvloed
lijkheden uit hoofde van persoonlijke wrij- yan de Koningin onderwerp van gesprek
vingen ter sprake brengen. De koningin hQe beter zij heeft steeds een Warme
komt alles te weten en zi] kan alles door keiangStelling in het wel en wee van ons
de gesprekken die zij voert controleren. VQjk Door haar persoonlijk optreden is
»T~ het koningschap in Nederland geen pro-
BOVENDIEN IS VAN BELANG dat door bjeem hebben de vroegere communisten
het edel persoonlijk gedrag van de Ko- in de'Kamer zelfs gezegd,
ningin de adviseurs in hoge mate eerbied Grote verantWoordelijkheid draagt de
voor haar hebben en ook dat is een reden Koningin door het recht van gratie van
voor eerlijke openhartigheid m de gesprek- straffen door lechtelijk vonnis opgelegd,
ken. Op die manier is er de waarborg dat zj. diem volgens de Grondwet dan eerst
een oplossing wordt gezocht in een richting bgj. advjes te hebben ingewonnen van de
en op een wijze die naar de omstandighe- rechter jJet verlenen van gratie in indi-
den het meest verantwoord is. De verant- viduele gevanen gaat buiten het parle-
woordelijkheid draagt echter de forma- ment aJ ig de minister van Justitie er
teur die de opdracht aanvaardt V0Qr verantwoordelijk. Hij kan er echter
Als hoofd van de staat deelt de Konin- g voor ter verantwoording worden ge-
gin de wetgevende macht met het parle- r en in hel pariement nadat de gratie is
ment en is zij belast met de uitvoering van veldeend
alle wetten en regeringsmaatregelen, waar
voor echter de ministers de verantwoor- IN verbaND met de vele oorlogsmisda-
delijkheid dragen. digers heeft de Koningin in haar nu twaalf
Men kan de indruk hebben dat de Ko- jarige regeringsperiode voor moeilijke be-
ningin in de tegenwoordige tijd eigen- slissingen gestoan
lijk alles aan de ministers overlaat, die gedegen rechterlijke - minis
maar moeten proberen met de volkswil, ieke verantwoordelijkheid varde mims-
tot uiting komend in het parlement, tot ter van Justiüe.stondzij met haar
overeenstemming te komen. De Koningin kening twh altijd voor
laat echter geregeld ministers en staats- slissing. Het is lang niet j
secretarissen bij zich komen op Soestdijk recht, Koningin te zijn. wntmhpr
om haar omtrent bepaalde punten in te Bij 1haar 11nhuldig
lichten. De moderne staatstaken zijn zo 1948 heeft Koningin lLulla"a do°'
ingewikkeld geworden dat men natuur- schemeren dat zij de Kroon ook had kun-
lijk met kan verwachten dat de Koningin nen weigeren Maar zij heeft hemaan-
alles veel beter weet, maar de ministers vaard met alle verplichtingen die er
en staatssecretarissen krijgen toch wel verbonden zijn. tot voile tevredenhe.d en
opmerkingen mee ter overdenking, waar- voldoening van het Nederlandse volk tot
mee zij lang bezig kunnen zijn. het
MAAR TENSLOTTE beslist de volkswil, is doorgedrongen en dat daarom van hai-
Dat is ons constitutionele stelsel volgens
de grondwet van 1848 De Koningin doet
niet haar eigen zin. Het is de taak van de Na twaalfenhalf jaar: een recente foto
ministers te trachten overeenstemming te van Koningin en Prins.
te met haar bescheiden koperen regerings
jubileum meeleeft. v,
„MUZIEK IN BLIK" luidt de titel waar
onder een nieuwe reeks muzikale beschou
wingen van Simon Vestdijk gebundeld is
uitgekomen bij De Bezige Bij en de uit
geverij Nijg'h en Van Ditmar. Wederom
gaat het om het vergelijkend wikken en
wegen van meesters en meesterwerken uit
de periode tussen Mozart en Strawinsky.
De regels volgens welke Vestdijk zijn
maten en gewichten hanteert zijn bekend
uit een tweetal boeken over muziek-
esthetiek, „Het Eerste en het Laatste" en
„De Dubbele Weegschaal" die hier vrij on
langs in den brede besproken zijn. Men
kan van al deze boeken min of meer het
zelfde zeggen: ze getuigen van een enorme
partituurkennis, een ijzeren geheugen voor
details, een dikwijls oorspronkelijk com
binatievermogen en (uiteraard) een ver
mogen om een muzikale indruk op onver-
sleten wijze onder woorden te brengen. Het
is alleen jammer dat de schrijver dikwijls
meer lijkt op te gaan in zijn eindeloze
kwaliteitsmetingen dan in de muziek-zelf.
Bepaald irritant werkt ook zijn toon van
ironische distantie, waarbij hij het zich
dikwijls gemakkelijk maakt door deze „af
stand" te bepalen naar het vele gemeen-
plaatsige dat de pasmunt der muzikale
journalistiek is. De laatste tijd heb ik ver
scheidene beroepsmusici en muzieklief
hebbers, mensen die wel een stukje denk
werk in verband met hun vak of lief
hebberij aankunnen, naar hun mening ge
vraagd betreffende Vestdijks muziek-
essayistische beschouwingen; allen zonder
uitzondering verklaarden zij ze voor dor
en (of) onverteerbaar. Hetgeen niet weg
neemt dat men over een half jaar op deze
plaats een aankondiging zal kunnen aan
treffen van Vestdijks' „nieuwste" op het
gebied van de muziek.
OP 6 SEPTEMBER 1948 werd prinses
Juliana in de Nieuwe Kerk te Amsterdam
als Koningin der Nederlanden ingehuldigd,
nadat haar moeder, Koningin Wilhelmina,
het land gedurende een halve eeuw had ge
regeerd. In maart 1951 had Koningin Ju
liana voor het eerst een actieve rol te spe
len bij een kabinetsformatie, toen het ka
binet Drees-Van Schaik ontslag had geno
men. Waarschijnlijk is de meest histori
sche taak, die Koningin Juliana sedert
haar inhuldiging had te verrichten, ge
weest het leiden van de bijeenkomst op
27 december 1949, waarbij de drie eeuwen
oude souvereiniteit van Nederland over
zijn Aziatische rijk werd overgedragen
aan de Republiek Indonesia. Zes jaar la
ter op 15 december 1954 verrichtte de Ko
ningin andermaal een historische daad.
Zij ondertekende in de Ridderzaal het sta
tuut van het Koninkrijk der Nederlanden.
Kort voor haar troonsbestijging nam zij
afscheid als voorzitster van het Neder
landse Rode Kruis, welke functie zij gedu
rende veertien jaar had vervuld. Op 7
oktober 1948 reikte zij aan haar moeder
het Ridderkruis der Eerste Klasse van de
Militaire Willemsorde 'uit en gaf haar de
ridderslag.
Tijdens de grote watersnoodramp, die
ons land, vooral Zeeland in 1953 trof, be
zocht zij veelvuldig de door de stormramp
getroffen gebieden.
De jeugdproblemen en de problemen
rond de jeugd hebben altijd de belangstel
ling van de Koningin gehad. Op 10 mei
1950 legde zij te Baarn in de kring van
hoofdleidsters en commissarissen van het
gehele land de padvindstersbelofte af. Be
kend is haar grote rede, op 18 juni 1955 in
de Pieterskerk te Leiden voor de Neder
landse Jeugdgemeenschap en de Neder
landse Studentenraad gehouden.
Op 4 mei 1956 onthulde de Koningin het
Nationale Monument op de Dam te Am
sterdam.
De Koningin verdiepte zich daadwerke
lijk in het vraagstuk van de vluchtelingen.
Ook opende zij in Nederland het Wereld
vluchtelingen jaar.
Koningin Juliana heeft staatsbezoeken
afgelegd aan Frankrijk, Engeland, Lux
emburg, Amerika, Noorwegen, Denemar
ken, Zweden en België. Officieuze bezoe
ken bracht zij aan Zwitserland, Oostenrijk
en Griekenland en vooral het bezoek in
1955 aan Suriname en de Nederlandse An
tillen was voor de bevolking van de rijks
delen in de West een gelegenheid om de
aanhankelijkheid aan het Huis van Oranje
te tonen. Tijdens de regeringsperiode van
Koningin Juliana kwamen staatshoofden
en staatslieden uit tal van landen een
bezoek brengen aan de koninklijke familie.
De Italiaan Renato Suttuso, de Frans
man Pierre Dmitrienko en de Duitser
Joseph Fassbender hebben de Marzotto
prijs voor 1960 gewonnen.
Deze prijs kan gewonnen worden door
kunstschilders uit Italië, West-Duitsland,
Frankrijk en de Benelux-landen. Renato
Suttuso kreeg de hoofdprijs, groot 34.000
mark, voor zijn doek „Hond in de Romein-
e Campagne". De Duitser en de Fransman
kregen ieder rond 14.000 mark. De tentoon
stelling van de 276 ingezonden schilderijen
wordt gehouden in het „Haus der Kunst"
in München. Ze is donderdag geopend.
„De Burgemeester" van Barend Rijdes
AAN HET VROEGERE WERK van B.
Rijdes heb ik goede herinneringen be
waard. Na mijn lectuur van zijn zojuist
verschenen „De Burgemeester" (L. J. C.
Boucher, 's Gravenhage) een lange no
velle dan wel een beknopte roman, wat
niet zo gemakkelijk meer te onderschei
den is sinds de grenzen van deze twee we
zenlijk verschillende litteraire genres tot
schade van beide zijn gaan vervagen
heb ik mijn eerdere indrukken nog eens
vergeleken met wat me van deze auteur
in geschrifte bekend was de novelle
„Het derde beeld", de roman „Twee tegen
een", het verhaal „Rive Gauche" en de
cyclische dichtbundel „Orpheus" en ik
heb tot mijn voldoening kunnen vaststel
len dat er in mijn aanvankelijke waarde
ring voor Rijdes' potentiële schrijverskwa
liteiten weinig was veranderd. Weinig
wel iets. Wat bij het herlezen opvalt is
het aandeel van het intellect in de sym
boliek van zijn werk en in de wijze waar
op hij deze symboliek construeert tot „ver
haal". Bij zijn eersteling „Het derde
beeld" was deze verstandelijke vormge
ving het minst opvallend; het klassieke
thema van de beeldhouwer Pheidias, die
driemaal het mensenbeeld in een vrouwen
gestalte tracht vorm te geven eerst als
lichamelijk-harmonische schoonheid, ver
volgens als drager van een dichterlijk-ge
droomde ziel en ten slotte als belichaming
van de goddelijke liefde die alleen als tor
so van de aards-zinnelijke banden bevrijd
kan ivorden verdroeg een zekere be
redeneerde opbouw wel. In het latere werk
bleek het gegeven van een uit de godde
lijke orde (diê liefde is) verstoten mens
het centrale thema van deze auteur te
zijn: alleen de bovenzinnelijke liefde kan
de katharsis teweeg brengen in de mense
lijke gespletenheid na de „zondenval"
Orpheus kan zich ten leste met de onher
roepelijke dood van Eurydice verzoenen
dank zij Gods wijze goedheid („Bij Uwe
wijsheid zwijgen alle vragen, want alle
leed is bij U klein"), Anderik uit „Twee
tegen een" weet de faustinisch-mefistofe-
lische Petrus Koekebakker in zich te over
winnen door de erkenning van de charita
tieve liefde als hoogste heil en de hoofd
persoon uit „Rive Gauche" komt na een
innerlijke strijd zijn twijfel en de dood te
boven in een vrijheid van de ziel, die van
gelouterde liefde is vervuld. In al dat werk
van vroeger datum wist Rijdes zich wel
niet geheel te distanciëren van een nei
ging, zijn met zorg geschreven proza op
te sieren met litteraire wendingen, maar
de natuurlijke eenvoud overheerste toch,
hoewel in afnemende mate.
ANDERS IS HET GESTELD met „De
Burgemeester", die Rijdes dateerde in een
laat-middeleeuwse stad, een belegerde
grensveste, een vooruitgeschoven post in
bedreigende ommelanden. Plaats en tijd
vak blijven onvermeld, waarschijnlijk om
dat het de auteur niet te doen was om
een bepaalde geschiedkundige gebeurtenis,
maar om een algemeen-menselijke ge-
B. Rijdes
steldheid: die van de innerlijke verdeeld
heid evenals in zijn vroeger werk
èn van de onmacht om boven het in zich
zelf bevangen „ik" uit te leven ter ver
vulling van het verlangen naar een alom
vattende eenheid. Er is weliswaar sprake
van gildevaandels en wapenschilden, van
stadsmuren en rapieren, van schepenen
en een medicijnmeester, maar tegelijker
tijd worden moderner attributen te hulp
geroepen (het stadhuis heeft een „portier"
het voetvolk draagt „uniformen", de
vroedschap heeft een „agenda" en de kin
deren gaan naar school), zodat de onder
stelling voor de hand ligt dat Rijdes zijn
laat-middeleeuwse stad niet zo historisch
heeft bedoeld als het decor voorgeeft, het
geen door de dialogen voor een goed deel
niet wordt weersproken. Men bedient zich
nogal eens van hedendaagse zinswendin
gen en zélfs zou men zich kunnen afvra
gen of de wijze waarop de tot eenzaam
heid gedoemde burgemeester zijn onuitge
sproken gedachten en gevoelens onder
woorden brengt en zijn levensprobleem
dat van de onbereikbaarheid der onbaat
zuchtige, volstrekte liefde benadert en
verwerkt, wel die van een, laten we zeg
gen, zestiende-eeuwse vroede vader kan
zijn. Confronteert men Rijdes' schout met
een magistraat van Frans Hals of Van
der Helst (meester Rembrandt laat ik
maar buiten beschouwing) dan doet hij
zich voor als een goed gekostumeerde ac
teur, die al zijn best doet om niet de
illusie te verstoren dat hij een historische
rol te vervullen heeft.
Deze discrepantie tussen Rijdes' stilis
tische ornamentiek en de geënsceneerde
dramatiek van een belegerde stad, tussen
symboliek en realiteit, wordt door de spec
taculaire taferelen van een samenscholen
de burgerij, een strijd op de wallen en
een triomfantelijke intocht van de bevrij
dende Koning (de verlossing komt name
lijk symbolisch van buiten af) niet teniet
gedaan. Integendeel, dunkt me: ze ver
sterken eerder de algemene indruk van
een wat operette-achtige opvoering op een
toneel van beperkte omvang, dat al dit ge
drang nauwelijks kan bevatten en het in
zijn historisch koloriet veelal moet hebben
van op effect berekende rekwisieten.
OF DAT DE BEDOELING van Rijdes
is geweest, kan worden betwijfeld. Er is
te veel aandacht besteed aan de „couleur
locale" om deze geheel als een te ver
waarlozen bijkomstigheid te kunnen be
schouwen. Rijdes heeft en dat is hem
noodlottig geworden zijn verhaal op een
„dubbel plan" willen laten spelen. Op de
voorgrond de in het verleden gesitueerde
belegering en al wat bij deze historische
atmosfeer past. Daarachter, soms heel vér
daarachter, de symboliek van de burge
meestersfiguur een variant op het the
ma van zijn vroegere werk die op zijn
beurt een dubbele functie vervult. Hij re
presenteert zowel het persoonlijke conflict
tussen eigen ideële verlangens en de amb-
telijk-menselijke plicht om de aan hem
toevertrouwde „stad" te verdedigen tegen
de barbaarse vijand èn de „burgerij" al
thans een kans te geven op een verwe
zenlijking van de wérkelijke vrijheid, als
de moderne mens, die in een door onder
gang bedreigde wereld bereid is tot het
uiterste om de menswaardigheid der lief
de te redden waarbij hij zich dan van
zijn eigen feilbaarheid zeer wel bewust is.
Hij i s de stad met haar verraad, haar
bedrog, haar schijngemeenschap, haar op
portunisme, èn hij is degeen die haar haat
vanwege haar (dus zijn) trieste en ver
achtelijke „tekort".
Zo althans kan men de strekking van
deze novelle interpreteren op z'n best;
want dat het Rijdes ditmaal zou zijn ge
lukt, deze symboliek tot in haar onder
delen door te voeren en te synchronise
ren met de historische „oorlogsrealiteit op
de voorgrond", zou ik niet kunnen getui
gen. De intentie daartoe is er, waarvoor
men alle waardering kan hebben als pei
ling van de menselijke problematiek en
de mogelijkheden van een verlossing daar
van. Maar voor een litterair werkstuk is
deze novelle te veel „these" gebleven en
is ze.te „litterair".
RIJDES HEEFT namelijk al dan niet
onder invloed van de aanwending van me
taforen in de hedendaagse dichtkunst
zijn toevlucht genomen tot een beeld
spraak, die hem op onnavolgbare dwaal
sporen heeft gebracht. Ik kan, met het de
cor van de zestiende-eeuwse bedreigde
stad voor ogen, niet geloven dat „de rust
van de burgers, werd opengebroken als een
versleten wegdek" en vertrouw de „stilte
van het plein" niet die „als plotseling wa
ter stijgt". „De luchtverdeling werd on
betrouwbaar", „buiten sprong de zon te
gen hem op als een blije hond", „wangen
(Vervolg op pag. 5)
HET IS EEN KUNST om over muziek
te schrijven zonder in een roes van spits
vondigheden het contact, met het ongrijp
bare onderwerp te verliezen. Deze kunst
verstaat Aaron Copland, een bekend Ame
rikaans componist, wiens inleiding tot
muziekbegrip „What to listen for in mu
sic" in Nederlandse vertaling bij Zomer
en Keunig's Uitgeversmij. verschenen is
onder de titel „Luister zo naar muziek".
Copland weet dat de belangstellende luis
teraar niet vraagt om historische of anec-
dotische praatjes die geen gaatjes vullen,
en als componist, dirigent, pedagoog en
schrijver over muziek laat hij zich niet
verleiden tot de pseudo-esthetiek en salon-
psychologie die zo veel gesproken en ge
drukte toelichtingen op dit gebied ken
merkt. Hij vraagt zich af hoe er in het
algemeen naar muziek geluisterd wordt en
vindt wegen om door ontleding van het
materiaal van de componist tot een fij
nere onderscheiding en een vollediger
waardering te komen. De kern van zijn
boek wordt gevormd door een beschou
wing van de vier elementen van de mu
ziek: achtereenvolgens ritme, melodie,
harmonie en klankkleur; en voorts door
een overzicht van de fundamentele vormen
die voor éen kennen van en opgaan in de
muzikale structuur onmisbaar zijn. Cop
land praat in algemeen begrijpelijke taal
van de muziek uit naar de luisteraar toe,
hij „vertaalt" datgene wat sinds eeuwen
het (variabeie) kader van de muzikale ge
dachte geweest is op een wijze die de in
telligente leek zal boeien. De muziekvoor
beelden tussen de tekst zijn eenvoudig en
terzake. In een volgende druk zou wel
licht de lijst van grammofoonplaten van
in de tekst genoemde werken aangevuld
kunnen worden met vermelding van merk
en nummer der betreffende opnamen. Dit
aanbevelenswaardige boek zal er in het
gebruik nog door winnen.
EVENEENS UIT AMERIKA komt „The
Story of Jazz" waarvan een Nederlandse
herdruk is verschenen in de Prisma
pockets van de uitgeverij Het Spectrum
onder de titel „Jazz, verleden, heden en
toekomst", in de vertaling van de Neder
landse jazz-deskundige Will G. Gilbert. De
auteur is Marshall W. Stearns, directeur
van het Institute for Jazz Studies en hoog
leraar in de Engelse letterkunde aan een
Amerikaanse universiteit. Stearns heeft
van zijn onderwerp een wetenschappelijke
studie gemaakt en het resultaat daarvan
is neergelegd in een doorwrocht maar
prettig leesbaar boek. Eindelijk eens niet
de, voor een buitenstaander zo overtollige
opsommingen van musici, groeperingen en
sessions, maar een overzichtelijke be
schouwing, waarin de verschillende ge
daanteverwisselingen die het verschijnsel
jazz in een halve eeuw tijds heeft door
lopen in nauw verband met de sociale en
historische achtergrond worden verklaard.
Vooral over de oorsprongen van de jazz
muziek weet de schrijver belangwekkende
dingen te vertellen en hij wijdt veel aan
dacht aan de principiële verschilpunten
met de klassieke Europese muziek en aan
de psychologische betekenis van de jazz.
Een onmisbaar boek voor ieder die zich
wil oriënteren over een expressievorm die
ook in het muziekbeleven van de ontwik
kelde liefhebber een steeds grotere plaats
inneemt.