PANDA EN DE GROTBOKSER
X
DE SCHILDER EN DE KR0KDDIL
Garcia de Léon
Bibina eo de Bosmannetjes
Het brandende dal
rHoe is het ontstaan?^.
mm
WITTE KRUIS
WITTE KRUIS
do or Radu Tudoran
k._J
ZATERDAG 11 MAART 1961
11
'nriïïia
Kom kijken
op de toonzaal van
lampenfabriek
Vertaling Margot Bakker
Een ringslang
van 2000 km...
Prins Bertil van Zweden
in Londen geopereerd
Dit woord:
MONDJESMAAT
T-.
!THHnï
57. Zelfs na zijn tweede kennismaking met de goot
kwam Arthur Anthropus veerkrachtig weer overeind en
bijna alsof er niets gebeurd was richtte hij zijn schreden
naar de hoofdingang van het Paleis der Sporten. „Hin
derlijk allemaal," mompelde hij snauwend tot zichzelf.
„Maar het kan me niet schelen! Ik móet die vent
spreken!' Intussen was de door Blabla aangedreven
boksbal nog steeds niet uitgeraasd; het oefen-apparaat
brak zich nu baan naar het woonvertrek van het echt
paar Slofstra, dat toevallig net aan de thee was. Juist
sprak de verlekkerde heer Slofstradie een kenner was;
„een heerlijk stukjecake, lieve" toen de geprezen
versnapering hem uit de hand geslagen werd. „Wel ver
baasd!" zei hij dus. „Wist jij dat, lieve, dat er hier
militaire oefeningen gehouden zouden worden?" Vóór
dat Mevrouw Slofstra hier antwoord op kon geven,
kwam er een haastige voorbijganger langs. „Verschoon
mij!" riep deze in het voorbijgaan. „Hebt gij misschien
mijn speelbal zien passeren? Maar aha! Welk een
exquis stukje eiergebak offreert ge me daar! Mijn com
pliment!" Voor de thee scheen hij niet te kunnen blij
ven. Toen hij de bal door de tegenoverliggende wand
gevolgd was, keerde de rust in huize Slofstra terug.
Vrouwlief voelt weinig
voor 'n auto „met pijn"
WIE EEN auto wil kopen, kan in
de prijslijsten vrij nauwkeurig nagaan
welke aankoopprijs zijn privé-Bruintje
nog net kan trekken, als hij er tenminste
rekening mee houdt dat er bijna altijd
nog een paar honderd gulden bijkomt
voor enige noodzakelijke accessoires als
bijvoorbeeld een kachel, die in ons kli
maat als onontbeerlijk moet worden
beschouwd.
Voor de meeste kandidaat-autobezitters
schept de aanschaffingsprijs van de wa
gen dan ook geen ernstige financiële moei
lijkheden. De werkelijke problemen komen
echter pas als men eenmaal de wagen
heeft. Nu eens mankeert er dit aan en
dan weer dat. Om de paar jaar moet de
accu worden vernieuwd, dan weer zijn het
de banden die vervangen dienen te wor
den en ed deze en andere vaak onvoor
ziene onderhouds- en reparatiekosten, ge
voegd bij de uitgaven voor benzine en
olie, drukken doorgaans zwaar op het
maandsalaris. Dat geldt vooral voor hen,
die louter voor hun genoegen een auto
houden en dus geen deel van de uitgaven
op de fiskus kunnen afwentelen. Voor
naar schatting 62 percent der personen-
wagenbezitters vormen deze dagelijkse
lasten dan ook een bijzonder zware belas
ting van het gezinsbudget.
Van duizend gehuwde werkende vrou
wen verklaarden er 270 tijdens een onlangs
tijdens een particuliere enquête spontaan
dat ze haar werkkring er al lang aan
gegeven zouden hebben als die telkens
weerkerende uitgaven voor de auto er niet
waren. Het neven inkomen van de vrouw
was in al deze gevallen noodzakelijk om
de gezinswagen te onderhouden, om de
benzine-uitgaven te dekken en om wat op
zij te leggen voor een volgende auto, die
er komen moet als de huidige te veel aan
reparatiekosten gaat opslokken.
Maar het merkwaardige in de uitlatin
gen van vele der ondervraagde vrouwen
was dat ze op den duur toch niet langer
voor de auto alleen aan het werk willen
blijven. „Als mijn man niet genoeg ver
dient om er een auto op na te houden, dan
moeten we het maar weer zonder doen",
zo luidde het oordeel van deze bijverdie
nende vertegenwoordigsters van het gilde
der huisvrouwen.
„We hebben helemaal geen hekel aan
duto's", zo redeneerden ze „en bovendien:
je wordt tegenwoordig amper voor vol
aangekeken als je er geen hebt. Maar als
je je zulke grote financiële offers moet
getroosten om er een wagentje op na te
kunnen houden, dan zal de huidige auto
manie vroeg of laat toch weer uit de mode
geraken." Een der dames zei het zeer
kernachtig en vertolkte daarmee de me
ning van vele harer werkende collega's:
..Ik heb nu drie jaar alleen maar voor
onze auto gewerkt, maar ik vertik het
langer. Komende winter schaffen we hem
af".
Hoewel de liefde voor het autorijden ze
ker niet is getaand (zo werd geconstateerd
bij deze enquêtering), toch kijken ook vele
plezierrijders heel bedenkekelijk als ze
eens precies nagaan hoeveel die zondags
ritjes van hun inkomen vergen. Door het
bezit van hun auto kunnen ze zich vele
andere uitgaven niet veroorloven. „Zou u
het „autogeld" liever voor andere doelein
den gebruiken?" Zo luidde een van de vra
gen van dit opnie-onderzoek.
Ruim twintig percent der vrouwen die
Zevenentwintig percent der werkende
vrouwen verdient alleen „bij" voor de
auto. Velen zouden echter het „auto-
geld" liever voor. wat anders besteden,
aldus heeft een recente enquête uit
gewezen.
alleen in functie blijven om de auto te
kunnen betalen, antwoordde grif: „Als het
aan ons lag, al lang, maar onze mannen
denken er anders over". En aangezien
men zuinig met de mannen moet om
springen, hadden deze volgzame ega's zich
tot. dusver maar in haar lot geschikt.
Maar deze zusteren Eva's zouden voor
Advertentie
8eaarne 65, Haarlem (t/o de Ged,
Oude Gracht) Tel. 02500-14850 en 14560
Advertentie
DE eMe PIJNSTILLER
Hoofdpijn... maar ook andere pla;
gende pijnen verdwijnen snel met
Witte Kruis.
tabletten, poeders
of cachets I
DUTIM N.V. - OEGSTGEEST
het autogeld veel liever een grotere wo
ning nemen, of wat nieuw meubilair. Voorts
plaatsten ze nieuwe gordijnen en tapijten,
of „leuk ondergoed" op haar verlanglijst
je. Ook zouden ze veel liever eens wat
geld spenderen aan het bezoeken van een
concert, toneelstuk of opera dan voor de
benzine van de auto.
Over het algemeen acht men het oor-
dèel der dames, die niet langer uitslui
tend voor de auto willen werken (nog) niet
van doorslaggevende betekenis. Niettemin
gelooft men in een belangrijke verlaging
der autoprijzen in de komende drie jaren,
daar ook in kringen die hetwat beter
kunnen betalen de interesse voor culturele
uitvoeringen en voor een „leven zonder
auto" stijgt.
Als echter degenen, die er nu „met
pijn" een auto op na kunnen houden, zich
ook in de toekomst maar dan met min
der moeite een wagen willen kunnen
veroorloven, zullen de inkomens van de
lagere en de middengroepen eerst met
vijfendertig percent moeten stijgen en zo
ver zijn wij voorlopig nog lang niet.
Peter Robinson Ltd. is verhuisd. Het warenhuis heeft zijn oude en te nauw ge
worden jasje uitgetrokken en zetelt nu in een modern pand aan de Londense
Strand. Het oude jasje was al dikwijls opgelapt en vermaakt; nu er schijnbaar
alle leven in ontbreekt, ziet het er maar triest uit. Het blok. huizen dat eens
tezamen Peter Robinson Ltd. vormde en dat begrensd wordt door vier straten
met bekende namen, Wardour Street, Lisle Street, Leicester Street en New
Coventry Street, moet dunkt mij zo gauw mogelijk tegen de grond. In de etalages,
achter ongelooflijk vuile ramen, staan nog hier en daar (blote) etalagepoppen.
Alles lijkt er dood: Toch kan het er in een deel van ,het gebouw nog aardig
rumoerig toegaan. Geen wonder, want zes van de tweehonderd kamers en zaaltjes
worden bewoond door de Londense schilder Lionel Burleigh, mét één vrouw, mét
negen kinderen, mét acht honden en één enkele kat.
Men zou Lionel doodgewoon huisbe
waarder kunnen noemen en dan is er
eigenlijk niets bijzonders aan. Maar de
enigszins vreemde omstandigheden heb
ben hem en zijn gezin voor het voet
licht gebracht letterlijk, want de te
levisie heeft er al een geschikt onder
werp in gezien en verscheidene kran
ten hebben erover geschreven.
De kunstenaar zat lelijk te kijken,
toen hij uit zijn laatste woning werd
gezet. De huisvestingskwestie is in Lon
den bijna een even groot probleem als
bij ons en het omvangrijke gezin droeg
er niet toe bij de moeilijkheden te ver
minderen. Gelukkig sprong zijn vriend
Johnnie Watkins bij en dat betekende
in dit geval meer dan een klopje op
de schouder. Johnnie is namelijk een
van de partners in de makelaarsfirma,
die het verlaten pand bij Leicester
Square als „te huur" in de boeken heeft
staan.
De tegenwoordige eigenaar, Charles
Clore, een naam die achter heel veel
aankopen van huizen in het centrum
van Londen schuilt, vond het best.
Koewei hij niet op een duizend of wat
ponden hoeft te kijken, stond hij echter
niet toe dat de (reusachtige) woning
ook werkelijk bewoonbaar werd ge
maakt. En zo kregen Lionel Burleigh
en de zijnen dan onderdak, in ruil
voor het schoonhouden van het gebouw,
maar zonder de voordelen van gas en
elektriciteit.
„We redden het wel", verzekert Vi
vian Burleigh mij. „Het is wel niet al
les om op een open vuur te moeten ko
ken en afhankelijk te zijn van kaars
licht voor verlichting" (ze wijst op en
kele flessen, die als kandelaars funge
ren), „maar we hebben een dak boven
ons hoofd en dat is al heel wat.
kinderen kunnen spelen en ravotten zo
veel en zo lang als ze willen. Kapot
te maken valt hier niets".
Lionel, vijftig jaar en twaalf jaar
ouder dan zijn vrouw, valt haar geest
driftig bij. „Ik heb nog nooit zo'n rui
me woning gehad. Dit is wel de meest
ongebruikelijke, als ik goed naga. In
hoeveel flats we in de loop van de ja
ren hebben gewoond, is me ontschoten.
Een woonschuit, die we hadden betrok
ken, raakte lek en kon niet meer wor-
den hersteld waarschijnlijk omdat de
vracht te zwaar werd! En dan herinner
ik me nog een soort sprookjeshuisje in
een bos". Hij maakte een afwerend ge
baar. „Dat ligt allemaal achter ons. Voor
het ogenblik zijn we hier gelukkig".
Waarom ook niet. Vivian houdt van
de drukte van het Londense West End;
Lionel kan binnen vijf minuten in de
National Gallery zijn en andere musea
liggen gemakkelijk binnen zijn bereik.
Onze stappen klinken hol in de ver
laten lokalen, als hij mij de uitgang
wijst. „Wat mij betreft laten ze het
zo", zegt hij. „Waar vind ik ooit een
ruimer atelier? Al zou ik geen penny
hebben om doek te kopen, kon ik ja
renlang vooruit met muurschilderingen
te maken". Omringd door zijn honden
slentert hij terug honderd meter door
allerlei gangen en zalen naar zijn wo-
Dening.
Ik hoor u denken: en waar blijft de
krokodil? Ik heb mij vandaag achter
de schrijfmachine gezet om u twee voor
beelden te geven van wat er zoal aan
vreemds in een wereldstad als Londen
kan gebeuren. De krokodil (ik hoop niet
dat u teleurgesteld zult zijn) heeft niets
met Lionel Burleigh en zijn acht hon
den en één kat te maken. Zijn geschie
denis is mij verteld door mijn bloed
eigen hoteldirecteur 'n achtenswaar
dig man die er niet over zou peinzen
grapjes te maken.
Zestien jaar geleden is in Store Street,
bij Tottingham Court Road, een com
plex huizen afgebroken en een van de
zaken, die hierdoor van de aardbodem
verdwenen was een handel in huisdie
ren. Het terrein was bestemd voor een
gróót gebouw, maar op de een of an
dere manier is er nooit wat van geko
men.
De gemeenteraad van dit deel van
Londen, overwegend, dat dit open stuk
grond A. een rommelig aanzien bood,
B. gevoegelijk een nuttige bestemming
kon worden gegeven, besloot toen er
een parkeerterrein van te maken. En
zo geschiedde. De hieraan verbonden
werkzaamheden waren vele en veler
lei, onder andere moest men een mas
sa oude funderingen verwijderen om
later een mooi vlak te doen ontstaan
voor de parkerende auto's.
En kunt u raden wat men in een half
onder water staande kelder vond?
Ach, ik heb het u door de titel van
het artikel en door al te veel los te
laten gemakkelijk gemaakt. Juist, een
krokodil. Een volwassen krokodil!
Het was zestien jaar geleden een lief
klein kruipertje en toen de huisdieren
winkel verdween, leken zijn kansen op
een normaal bestaan bijzonder gering.
Hij heeft zich echter in het leven weten
te houden en zich zelfs tot een krach
tige jongeling (of jonge dame) ontwik
keld doordat zich regelmatig een over
vloed van ratten en muizen als ontbijt,
lunch en diner presenteerde. Het lek
kere modderwater in de kelder, steeds
as ngevuld uit een onzichtbare bron,
deed de rest.
Ik heb u nog nooit bewust bedrogen.
En dit verhaal móet waar zijn komt
het niet uit de mond van mijn hotel
directeur, een achtenswaardig man....?
(Nadruk verboden)
40-41. Maar Bibina heeft jou geen kwaad
gedaan! zei de aanvoerder der Bosman
netjes. Het is laf van je, dat je haar zo
lelijk behandelt en dat willen we niet!
Ach, schiet op, maak, dat je weg
komt, allemaal! schreeuwde Gromgram.
Vooruit, gauw, of ik zal je.
Hij zwaaide dreigend met zijn zware
knuppel.
Je moest wijzer zijn, Gromgram,
zeiden de Bosmannetjes. Het is laf van
je, dat lieve feetje dwars te zitten. Daar
moet je mee ophouden!
Maar Gromgram was voor geen rede
vatbaar.
Ruk uit jullie! Ik luister toch niet naar
je praatjes. Schiet op!
En opeens raapte hij een zware steen
op
Uit de verte zag de opperwachtmeester de kleine al
in de zonneschijn op haar veranda zitten. Aan een droog
lijn tussen twee palen hing wat wasgoed. Hij keek er
aandachtig naar het waren korte zijden hemdjes, afge
zet met kant, zoals ze in Campina in de etalages lagen.
Hij kon zijn ogen niet geloven.
„Draag jij zoiets?"
„Ja, wie anders?" vroeg de kleine, terwijl zij traag
haar blik op hem richtte. Zij keek hem met eén raad
selachtig soort zelfvertrouwen en zonder een zekere spot
aan.
„En wie heeft je die gegeven?"
„Dat is mijn zaak". Zij nam bedaard haar werk weer
op; een dunne zijden kous, waarin zij met dun zijden
draad een ladder ophaalde
„Nog iets van je vader gehoord?"
Zij schudde het hoofd, meer niet
„Moet ik je soms meenemen naar het bureau?"
„Toe maar".
„Wil je me kwaad maken?"
De kleine liet de kous zakken en keêk hem nu met
openlijke spot aan.
„Waarom zit je me zo aan te gapen?" vroeg hij
verward.
„Ik heb ogen gekregen om te kijken".
Hij schoof zijn pet in de nek en ging op de veranda
zitten. Nieuwsgierig keek zij naar hem. De kleine was
de laatste tijd sterk veranderd. Hij herkende haar nau
welijks. Zij was groter geworden en haar lichaam had
rondere vormen gekregen. Onder haar korte rok zag
hij haar stevige dijen. Ze droeg een witte blouse.
De opperwachtmeester wist niet wat hij ervan den
ken moest. Haar houding had iets prikkelends en hij
kreeg de neiging zijn handen naar haar uit te steken.
En dat, terwijl hij haar als kind al had gekend en
nooit iets anders dan een onschuldig „boskind" in haar
had gezien. Zoals zij daar nu zat, een been buiten de
veranda, terwijl er op haar tenen een sierlijk rood pan
toffeltje balanceerde en het andere been opgetrokken
onder haar lichaam, was zij een volkomen ander wezen.
Alleen het gezicht met de beide knobbels boven de sa
mengetrokken wenkbrauwen leek nog van een soort stil
verdriet te spreken.
De kleine voelde heel goed, dat de wachtmeester haar
met zijn blik betastte, maar zij Veranderde niet van
houding.
Hij had niet de minste lust naar huis te gaan, hij
had immers toch niet voldoende geschenken gekregen.
Bij de volgende wegkruising moest hij opeens aan
Motoaka denken. Een paar tellen bleef hij besluiteloos
staan, toen sloeg hij de weg naar Carpen in. Uit de
verte al hoorde hij Motoaka en de oude man hoesten.
De meisjes, op het erf, in de deur en achter de ramen,
stoven als verschrikte patrijzen uiteen zodra zij hem
zagen. De wachtmeester schopte het tuinhek open, stak
het erf over en bleef op de veranda staan.
„Jonica, waar ben je?"
De oude man op zijn matras kwam enigszins over
eind en keek hem vol verwachting aan.
„Rookt u ook, opper?"..
„Wat hebt u daarmee te maken?"
„Ach, ik dacht zo, dat u dan misschien wel een draad
je tabak voor me had. Ik heb niets meer te roken".
Uit het huis klonk verwijtend de stem van een van
de meisjes. „Je hebt toch nog een hele la vol tabak?
Schaam je je niet, zo te bedelen, vader?"
De wachtmeester trachtte het meisje door de gor
dijnen te herkennen, maar zij bleef onzichtbaar.
„Waar is je broer eigenlijk?"
Motoaka kwam naar buiten. Hij liep in hemdsmouwen
en had een poeierdons in de hand. Hij had zich pas
geschoren. De aanblik maakte Brebeanu nog kwader.
„Zo, poeier jij je?" grijnsde hij boosaardig.
De jongen werd bleek. Hij kende de wachtmeester
nu door en door en was allereerst bang voor diens
vriendelijkheid. „Ja, dat doet men gewoonlijk toch na
het scheren, opper".
De wachtmeester hoorde nog het spottend lachen van
de kleine. Hij kreeg een donkerrode kleur.
„Kom even naar buiten, Jonica en loop een eindje met
me op. Ik heb iets met je te bespreken".
Motoaka gehoorzaamde moedeloos en bang. De wacht
meester ging het tuinhek weer uit en liep een paar me
ter het bos in. Hij bleef staan en zette de handen in de
zijden.
„Zeg, Jonica, heb je niets meer van de boswachter
vernomen?" Hij kronkelde zich in onderdrukte woede.
„Ik heb niets meer gehoord, opper".
„Maar je komt nogal eens in zijn huis?"
„Ja, ik help de kleine met een en ander.."
De wachtmeester kneep zijn ogen dicht en kwam een
stap naar hem toe: „Zo, help jij de kleine met een en
ander!" Driftig staarde hij Motoaka in het bepoederde
gezicht.
Motoaka keek hem ontsteld aan en voelde plotseling
de harde handen van de wachtmeester op zijn wangen.
„Waarom slaat u mij, opper?" vroeg hij onderdrukt,
terwijl hij zich tegen de slagen trachtte te beschermen.
De wachtmeester zakte door de knieën, hield Motoaka
scherp in het oog en gaf hem onverwacht een stoot on
der de kin, zodat zijn hoofd achterover knakte. De jon
gen wankelde en greep zich aan een boom vast. De
wachtmeester kwam hem na.
„Jij helpt haar in haar moeilijke omstandigheden,
hè?" zei hij knarsetandend en weer regende het slagen
van links en rechts. De jongen kon haast niet blijven
staan, zijn hoofd vloog onder de slagen van de ene kant
naar de andere.
„Zo heb je je portie voor vandaag", zei de wachtmees
ter tenslotte, nu weer op de vriendelijkste toon van de
wereld. „Het is maar, dat jullie weten wie je voor hebt".
Tr?^ en foaonelijk, met jeugdige veerkrachtige stap
nep hij weg, de ene hand in de zij; de andere streek de
snor op.
De kleine hield zich in het bos schuil tot zij de wacht
meester weg zag gaan. Daarna ging zij het dal in, zon
der eerst haar huis nog op te zoeken. Toen de onder
gaande zon de boomtoppen in gloed zette bevond zij zich
al op de verlaten weg. De schaduwen van de lege boor
torens strekten zich grillig over de bodem uit.
Terwijl zij het kruispunt naderde zag zij Telengescu
uit de richting van zijn bureau komen. Hij liep met voor
zichtige passen, teneinde zijn broek en zo mogelijk ook
zijn schoenen tegen bevuiling met stof te beschermen
Hij had niet veel meer te doen, want nog maar zelden
kwam er iemand petroleum te koop aanbieden. En uit
verveling zwierf hij halve dagen langs de wegen. Uren
aaneen borstelde hij thuis zijn kleren en poetste zijn
schoenen. Haast al het personeel van de petroleum-
maatschappij was al vertrokken, maar hij was ge
doemd tot het allerlaatst te blijven om de pijpleidingen
te bewaken. Er werden geen feesten meer gegeven in
het Casino. Alle meubels en verdere bezittingen waren
weggehaald en het gebouw was gesloten. Hij kreeg geen
kans meer een woord te wisselen met iemand die zijn
taal sprak.
De kleine bleef voor hem staan; haar borsten deden
de dunne stof van haar blouse spannen. Zij lachte en
liet hem daarbij al haar knaagdiertanden zien. Telen
gescu werd nijdig op haar.
„Bent u boos, meneer Telengescu?" vroeg het meis
je, het hoofd onschuldig scheef houdend.
„Hm, hm! Ik weet nu wat ik aan je heb".
„Meneer Telengescu, ik kon het werkelijk niet helpen."
De jonge man keek vlug om zich heen en greep haar
hand.
„Waarom heb je me laten wachten?".
De kleine gichelde. „Ik kon echt niet eerder komen,
meneer Telengescu, ik had nog iets te doen".
„Maar bij Bilascu ben je wel geweest?"
„Au, u doet me pijn", riep de kleine.
„Wat heb je bij Bilascu gedaan? Zeg op".
Het meisje rukte zich los en begon te lachen. Zij
gooide het haar achterover en liet hem staan, terwijl
zij met een knipoogje over haar schouder riep, „Wacht
u vanavond maar op mij". Een paar stappen verder
bleef zij staan. „Ik kom echt!" Weer lachte zij en voeg
de er in zichzelf heel wat zachter aan toe, „Wacht jij
maar rustig".
In het dal laadden een paar arbeiders roestige leidin
gen op een wagen. Zij moedigden elkaar met kreten
aan en zetten zich schrap onder de hefbomen.
„Hoho!" hoorde de kleine de zware stem van Bocanu
spotten. „De uitzuigers gaan er vandoor!"
(Wordt vervolgd)
Advertentie
Geen dierentuin ter'wereld
heeft een reptielenhuis dat
groot genoeg is om een ring
slang van tweeduizend kilo
meter te bergen. Want als
zo'n beest met z'n kop op
hetAmsterdamset_eldseplein
ligt, zwiept zijn staart tegen
de zuilen van het Parthenon
in Athene. Gelukkig bestaat
het enge beest niet.
Maar telt U alle stofzuiger-
slangen bij elkaar die Ruton
in de tientallen jaren van zijn
bestaan al heeft afgeleverd,
dan komt U tot die lengte.
Meer dan een miljoen stof
zuigers en bij elke stofzuiger
minstens 2 meter slang.
Wie zoveel stofzuigers ge
bouwd heeft mag zeggen dat
hij over ervaring beschikt.
Over meer ervaring dan
anderen 1 U profiteert van dia
ervaring als U een Ruton of
Rutonnette koopt. Laat U zo'n
onmisbare hulp in de huis
houding demonstreren door
de vakman, ook die is en
thousiast over Ruton.
't was Ruton - 't is Ruton
*t blijft Ruton
RADOMA N.V. AMSTERDAM
LONDEN (UPI) In Londen is van
daag meegedeeld dat prins Bertil van Zwe
den, die zes weken geleden in Londen is
geopereerd aan een verzwering, nog drie
weken in het ziekenhuis zal blijven.
De behandelende geneesheren, hoewèl
tevreden over het verloop van de operatie
en het snelle herstel er na, hadden het
wenselijk gevonden dat prins Bertil nog
tot begin april in het King Edward VII
ziekenhuis zou blijven.
Letterlijk betekent het woord mond
jesmaat: de hoeveelheid van één mond
vol en dan naar de schrale kant, van
daar het verkleinwoord mondje. In
een oud woordenboek vindt men even
wel de omschrijving: zo veel als men
op één maal behoeft en op mag. Dat
maakt de indruk dat het woord vroe-
gér betekende: de hoeveelheid ener
maaltijd. Maar in teksten komt die be
tekenis niet voor. Wij vinden het woord
altijd gebruikt voor: een zeer schraal
afgemeten hoeveelheid. Het is daar
mondjesmaat wil zeggen: men is er
zuinig, schriel.
Er is ook een andere verklaring voor
het verkleinwoord mondje in het
woord mondjesmaat. Men kan het ver
gelijken met vestjeszak dat in
feite zou moeten luiden: vestzakje.
Immers niet het vest is klein, maar de
zak. Zo is dan in mondjesmaat niet de
mond klein, maar de maat (hoeveel
heid). Maar terwijl vestzakje wèl voor
komt bestaat mondmaatje niet.