PANDA EN DE GROTBOKSER X DE SCHILDER EN DE KR0KDDIL Garcia de Léon Bibina eo de Bosmannetjes Het brandende dal rHoe is het ontstaan?^. mm WITTE KRUIS WITTE KRUIS do or Radu Tudoran k._J ZATERDAG 11 MAART 1961 11 'nriïïia Kom kijken op de toonzaal van lampenfabriek Vertaling Margot Bakker Een ringslang van 2000 km... Prins Bertil van Zweden in Londen geopereerd Dit woord: MONDJESMAAT T-. !THHnï 57. Zelfs na zijn tweede kennismaking met de goot kwam Arthur Anthropus veerkrachtig weer overeind en bijna alsof er niets gebeurd was richtte hij zijn schreden naar de hoofdingang van het Paleis der Sporten. „Hin derlijk allemaal," mompelde hij snauwend tot zichzelf. „Maar het kan me niet schelen! Ik móet die vent spreken!' Intussen was de door Blabla aangedreven boksbal nog steeds niet uitgeraasd; het oefen-apparaat brak zich nu baan naar het woonvertrek van het echt paar Slofstra, dat toevallig net aan de thee was. Juist sprak de verlekkerde heer Slofstradie een kenner was; „een heerlijk stukjecake, lieve" toen de geprezen versnapering hem uit de hand geslagen werd. „Wel ver baasd!" zei hij dus. „Wist jij dat, lieve, dat er hier militaire oefeningen gehouden zouden worden?" Vóór dat Mevrouw Slofstra hier antwoord op kon geven, kwam er een haastige voorbijganger langs. „Verschoon mij!" riep deze in het voorbijgaan. „Hebt gij misschien mijn speelbal zien passeren? Maar aha! Welk een exquis stukje eiergebak offreert ge me daar! Mijn com pliment!" Voor de thee scheen hij niet te kunnen blij ven. Toen hij de bal door de tegenoverliggende wand gevolgd was, keerde de rust in huize Slofstra terug. Vrouwlief voelt weinig voor 'n auto „met pijn" WIE EEN auto wil kopen, kan in de prijslijsten vrij nauwkeurig nagaan welke aankoopprijs zijn privé-Bruintje nog net kan trekken, als hij er tenminste rekening mee houdt dat er bijna altijd nog een paar honderd gulden bijkomt voor enige noodzakelijke accessoires als bijvoorbeeld een kachel, die in ons kli maat als onontbeerlijk moet worden beschouwd. Voor de meeste kandidaat-autobezitters schept de aanschaffingsprijs van de wa gen dan ook geen ernstige financiële moei lijkheden. De werkelijke problemen komen echter pas als men eenmaal de wagen heeft. Nu eens mankeert er dit aan en dan weer dat. Om de paar jaar moet de accu worden vernieuwd, dan weer zijn het de banden die vervangen dienen te wor den en ed deze en andere vaak onvoor ziene onderhouds- en reparatiekosten, ge voegd bij de uitgaven voor benzine en olie, drukken doorgaans zwaar op het maandsalaris. Dat geldt vooral voor hen, die louter voor hun genoegen een auto houden en dus geen deel van de uitgaven op de fiskus kunnen afwentelen. Voor naar schatting 62 percent der personen- wagenbezitters vormen deze dagelijkse lasten dan ook een bijzonder zware belas ting van het gezinsbudget. Van duizend gehuwde werkende vrou wen verklaarden er 270 tijdens een onlangs tijdens een particuliere enquête spontaan dat ze haar werkkring er al lang aan gegeven zouden hebben als die telkens weerkerende uitgaven voor de auto er niet waren. Het neven inkomen van de vrouw was in al deze gevallen noodzakelijk om de gezinswagen te onderhouden, om de benzine-uitgaven te dekken en om wat op zij te leggen voor een volgende auto, die er komen moet als de huidige te veel aan reparatiekosten gaat opslokken. Maar het merkwaardige in de uitlatin gen van vele der ondervraagde vrouwen was dat ze op den duur toch niet langer voor de auto alleen aan het werk willen blijven. „Als mijn man niet genoeg ver dient om er een auto op na te houden, dan moeten we het maar weer zonder doen", zo luidde het oordeel van deze bijverdie nende vertegenwoordigsters van het gilde der huisvrouwen. „We hebben helemaal geen hekel aan duto's", zo redeneerden ze „en bovendien: je wordt tegenwoordig amper voor vol aangekeken als je er geen hebt. Maar als je je zulke grote financiële offers moet getroosten om er een wagentje op na te kunnen houden, dan zal de huidige auto manie vroeg of laat toch weer uit de mode geraken." Een der dames zei het zeer kernachtig en vertolkte daarmee de me ning van vele harer werkende collega's: ..Ik heb nu drie jaar alleen maar voor onze auto gewerkt, maar ik vertik het langer. Komende winter schaffen we hem af". Hoewel de liefde voor het autorijden ze ker niet is getaand (zo werd geconstateerd bij deze enquêtering), toch kijken ook vele plezierrijders heel bedenkekelijk als ze eens precies nagaan hoeveel die zondags ritjes van hun inkomen vergen. Door het bezit van hun auto kunnen ze zich vele andere uitgaven niet veroorloven. „Zou u het „autogeld" liever voor andere doelein den gebruiken?" Zo luidde een van de vra gen van dit opnie-onderzoek. Ruim twintig percent der vrouwen die Zevenentwintig percent der werkende vrouwen verdient alleen „bij" voor de auto. Velen zouden echter het „auto- geld" liever voor. wat anders besteden, aldus heeft een recente enquête uit gewezen. alleen in functie blijven om de auto te kunnen betalen, antwoordde grif: „Als het aan ons lag, al lang, maar onze mannen denken er anders over". En aangezien men zuinig met de mannen moet om springen, hadden deze volgzame ega's zich tot. dusver maar in haar lot geschikt. Maar deze zusteren Eva's zouden voor Advertentie 8eaarne 65, Haarlem (t/o de Ged, Oude Gracht) Tel. 02500-14850 en 14560 Advertentie DE eMe PIJNSTILLER Hoofdpijn... maar ook andere pla; gende pijnen verdwijnen snel met Witte Kruis. tabletten, poeders of cachets I DUTIM N.V. - OEGSTGEEST het autogeld veel liever een grotere wo ning nemen, of wat nieuw meubilair. Voorts plaatsten ze nieuwe gordijnen en tapijten, of „leuk ondergoed" op haar verlanglijst je. Ook zouden ze veel liever eens wat geld spenderen aan het bezoeken van een concert, toneelstuk of opera dan voor de benzine van de auto. Over het algemeen acht men het oor- dèel der dames, die niet langer uitslui tend voor de auto willen werken (nog) niet van doorslaggevende betekenis. Niettemin gelooft men in een belangrijke verlaging der autoprijzen in de komende drie jaren, daar ook in kringen die hetwat beter kunnen betalen de interesse voor culturele uitvoeringen en voor een „leven zonder auto" stijgt. Als echter degenen, die er nu „met pijn" een auto op na kunnen houden, zich ook in de toekomst maar dan met min der moeite een wagen willen kunnen veroorloven, zullen de inkomens van de lagere en de middengroepen eerst met vijfendertig percent moeten stijgen en zo ver zijn wij voorlopig nog lang niet. Peter Robinson Ltd. is verhuisd. Het warenhuis heeft zijn oude en te nauw ge worden jasje uitgetrokken en zetelt nu in een modern pand aan de Londense Strand. Het oude jasje was al dikwijls opgelapt en vermaakt; nu er schijnbaar alle leven in ontbreekt, ziet het er maar triest uit. Het blok. huizen dat eens tezamen Peter Robinson Ltd. vormde en dat begrensd wordt door vier straten met bekende namen, Wardour Street, Lisle Street, Leicester Street en New Coventry Street, moet dunkt mij zo gauw mogelijk tegen de grond. In de etalages, achter ongelooflijk vuile ramen, staan nog hier en daar (blote) etalagepoppen. Alles lijkt er dood: Toch kan het er in een deel van ,het gebouw nog aardig rumoerig toegaan. Geen wonder, want zes van de tweehonderd kamers en zaaltjes worden bewoond door de Londense schilder Lionel Burleigh, mét één vrouw, mét negen kinderen, mét acht honden en één enkele kat. Men zou Lionel doodgewoon huisbe waarder kunnen noemen en dan is er eigenlijk niets bijzonders aan. Maar de enigszins vreemde omstandigheden heb ben hem en zijn gezin voor het voet licht gebracht letterlijk, want de te levisie heeft er al een geschikt onder werp in gezien en verscheidene kran ten hebben erover geschreven. De kunstenaar zat lelijk te kijken, toen hij uit zijn laatste woning werd gezet. De huisvestingskwestie is in Lon den bijna een even groot probleem als bij ons en het omvangrijke gezin droeg er niet toe bij de moeilijkheden te ver minderen. Gelukkig sprong zijn vriend Johnnie Watkins bij en dat betekende in dit geval meer dan een klopje op de schouder. Johnnie is namelijk een van de partners in de makelaarsfirma, die het verlaten pand bij Leicester Square als „te huur" in de boeken heeft staan. De tegenwoordige eigenaar, Charles Clore, een naam die achter heel veel aankopen van huizen in het centrum van Londen schuilt, vond het best. Koewei hij niet op een duizend of wat ponden hoeft te kijken, stond hij echter niet toe dat de (reusachtige) woning ook werkelijk bewoonbaar werd ge maakt. En zo kregen Lionel Burleigh en de zijnen dan onderdak, in ruil voor het schoonhouden van het gebouw, maar zonder de voordelen van gas en elektriciteit. „We redden het wel", verzekert Vi vian Burleigh mij. „Het is wel niet al les om op een open vuur te moeten ko ken en afhankelijk te zijn van kaars licht voor verlichting" (ze wijst op en kele flessen, die als kandelaars funge ren), „maar we hebben een dak boven ons hoofd en dat is al heel wat. kinderen kunnen spelen en ravotten zo veel en zo lang als ze willen. Kapot te maken valt hier niets". Lionel, vijftig jaar en twaalf jaar ouder dan zijn vrouw, valt haar geest driftig bij. „Ik heb nog nooit zo'n rui me woning gehad. Dit is wel de meest ongebruikelijke, als ik goed naga. In hoeveel flats we in de loop van de ja ren hebben gewoond, is me ontschoten. Een woonschuit, die we hadden betrok ken, raakte lek en kon niet meer wor- den hersteld waarschijnlijk omdat de vracht te zwaar werd! En dan herinner ik me nog een soort sprookjeshuisje in een bos". Hij maakte een afwerend ge baar. „Dat ligt allemaal achter ons. Voor het ogenblik zijn we hier gelukkig". Waarom ook niet. Vivian houdt van de drukte van het Londense West End; Lionel kan binnen vijf minuten in de National Gallery zijn en andere musea liggen gemakkelijk binnen zijn bereik. Onze stappen klinken hol in de ver laten lokalen, als hij mij de uitgang wijst. „Wat mij betreft laten ze het zo", zegt hij. „Waar vind ik ooit een ruimer atelier? Al zou ik geen penny hebben om doek te kopen, kon ik ja renlang vooruit met muurschilderingen te maken". Omringd door zijn honden slentert hij terug honderd meter door allerlei gangen en zalen naar zijn wo- Dening. Ik hoor u denken: en waar blijft de krokodil? Ik heb mij vandaag achter de schrijfmachine gezet om u twee voor beelden te geven van wat er zoal aan vreemds in een wereldstad als Londen kan gebeuren. De krokodil (ik hoop niet dat u teleurgesteld zult zijn) heeft niets met Lionel Burleigh en zijn acht hon den en één kat te maken. Zijn geschie denis is mij verteld door mijn bloed eigen hoteldirecteur 'n achtenswaar dig man die er niet over zou peinzen grapjes te maken. Zestien jaar geleden is in Store Street, bij Tottingham Court Road, een com plex huizen afgebroken en een van de zaken, die hierdoor van de aardbodem verdwenen was een handel in huisdie ren. Het terrein was bestemd voor een gróót gebouw, maar op de een of an dere manier is er nooit wat van geko men. De gemeenteraad van dit deel van Londen, overwegend, dat dit open stuk grond A. een rommelig aanzien bood, B. gevoegelijk een nuttige bestemming kon worden gegeven, besloot toen er een parkeerterrein van te maken. En zo geschiedde. De hieraan verbonden werkzaamheden waren vele en veler lei, onder andere moest men een mas sa oude funderingen verwijderen om later een mooi vlak te doen ontstaan voor de parkerende auto's. En kunt u raden wat men in een half onder water staande kelder vond? Ach, ik heb het u door de titel van het artikel en door al te veel los te laten gemakkelijk gemaakt. Juist, een krokodil. Een volwassen krokodil! Het was zestien jaar geleden een lief klein kruipertje en toen de huisdieren winkel verdween, leken zijn kansen op een normaal bestaan bijzonder gering. Hij heeft zich echter in het leven weten te houden en zich zelfs tot een krach tige jongeling (of jonge dame) ontwik keld doordat zich regelmatig een over vloed van ratten en muizen als ontbijt, lunch en diner presenteerde. Het lek kere modderwater in de kelder, steeds as ngevuld uit een onzichtbare bron, deed de rest. Ik heb u nog nooit bewust bedrogen. En dit verhaal móet waar zijn komt het niet uit de mond van mijn hotel directeur, een achtenswaardig man....? (Nadruk verboden) 40-41. Maar Bibina heeft jou geen kwaad gedaan! zei de aanvoerder der Bosman netjes. Het is laf van je, dat je haar zo lelijk behandelt en dat willen we niet! Ach, schiet op, maak, dat je weg komt, allemaal! schreeuwde Gromgram. Vooruit, gauw, of ik zal je. Hij zwaaide dreigend met zijn zware knuppel. Je moest wijzer zijn, Gromgram, zeiden de Bosmannetjes. Het is laf van je, dat lieve feetje dwars te zitten. Daar moet je mee ophouden! Maar Gromgram was voor geen rede vatbaar. Ruk uit jullie! Ik luister toch niet naar je praatjes. Schiet op! En opeens raapte hij een zware steen op Uit de verte zag de opperwachtmeester de kleine al in de zonneschijn op haar veranda zitten. Aan een droog lijn tussen twee palen hing wat wasgoed. Hij keek er aandachtig naar het waren korte zijden hemdjes, afge zet met kant, zoals ze in Campina in de etalages lagen. Hij kon zijn ogen niet geloven. „Draag jij zoiets?" „Ja, wie anders?" vroeg de kleine, terwijl zij traag haar blik op hem richtte. Zij keek hem met eén raad selachtig soort zelfvertrouwen en zonder een zekere spot aan. „En wie heeft je die gegeven?" „Dat is mijn zaak". Zij nam bedaard haar werk weer op; een dunne zijden kous, waarin zij met dun zijden draad een ladder ophaalde „Nog iets van je vader gehoord?" Zij schudde het hoofd, meer niet „Moet ik je soms meenemen naar het bureau?" „Toe maar". „Wil je me kwaad maken?" De kleine liet de kous zakken en keêk hem nu met openlijke spot aan. „Waarom zit je me zo aan te gapen?" vroeg hij verward. „Ik heb ogen gekregen om te kijken". Hij schoof zijn pet in de nek en ging op de veranda zitten. Nieuwsgierig keek zij naar hem. De kleine was de laatste tijd sterk veranderd. Hij herkende haar nau welijks. Zij was groter geworden en haar lichaam had rondere vormen gekregen. Onder haar korte rok zag hij haar stevige dijen. Ze droeg een witte blouse. De opperwachtmeester wist niet wat hij ervan den ken moest. Haar houding had iets prikkelends en hij kreeg de neiging zijn handen naar haar uit te steken. En dat, terwijl hij haar als kind al had gekend en nooit iets anders dan een onschuldig „boskind" in haar had gezien. Zoals zij daar nu zat, een been buiten de veranda, terwijl er op haar tenen een sierlijk rood pan toffeltje balanceerde en het andere been opgetrokken onder haar lichaam, was zij een volkomen ander wezen. Alleen het gezicht met de beide knobbels boven de sa mengetrokken wenkbrauwen leek nog van een soort stil verdriet te spreken. De kleine voelde heel goed, dat de wachtmeester haar met zijn blik betastte, maar zij Veranderde niet van houding. Hij had niet de minste lust naar huis te gaan, hij had immers toch niet voldoende geschenken gekregen. Bij de volgende wegkruising moest hij opeens aan Motoaka denken. Een paar tellen bleef hij besluiteloos staan, toen sloeg hij de weg naar Carpen in. Uit de verte al hoorde hij Motoaka en de oude man hoesten. De meisjes, op het erf, in de deur en achter de ramen, stoven als verschrikte patrijzen uiteen zodra zij hem zagen. De wachtmeester schopte het tuinhek open, stak het erf over en bleef op de veranda staan. „Jonica, waar ben je?" De oude man op zijn matras kwam enigszins over eind en keek hem vol verwachting aan. „Rookt u ook, opper?".. „Wat hebt u daarmee te maken?" „Ach, ik dacht zo, dat u dan misschien wel een draad je tabak voor me had. Ik heb niets meer te roken". Uit het huis klonk verwijtend de stem van een van de meisjes. „Je hebt toch nog een hele la vol tabak? Schaam je je niet, zo te bedelen, vader?" De wachtmeester trachtte het meisje door de gor dijnen te herkennen, maar zij bleef onzichtbaar. „Waar is je broer eigenlijk?" Motoaka kwam naar buiten. Hij liep in hemdsmouwen en had een poeierdons in de hand. Hij had zich pas geschoren. De aanblik maakte Brebeanu nog kwader. „Zo, poeier jij je?" grijnsde hij boosaardig. De jongen werd bleek. Hij kende de wachtmeester nu door en door en was allereerst bang voor diens vriendelijkheid. „Ja, dat doet men gewoonlijk toch na het scheren, opper". De wachtmeester hoorde nog het spottend lachen van de kleine. Hij kreeg een donkerrode kleur. „Kom even naar buiten, Jonica en loop een eindje met me op. Ik heb iets met je te bespreken". Motoaka gehoorzaamde moedeloos en bang. De wacht meester ging het tuinhek weer uit en liep een paar me ter het bos in. Hij bleef staan en zette de handen in de zijden. „Zeg, Jonica, heb je niets meer van de boswachter vernomen?" Hij kronkelde zich in onderdrukte woede. „Ik heb niets meer gehoord, opper". „Maar je komt nogal eens in zijn huis?" „Ja, ik help de kleine met een en ander.." De wachtmeester kneep zijn ogen dicht en kwam een stap naar hem toe: „Zo, help jij de kleine met een en ander!" Driftig staarde hij Motoaka in het bepoederde gezicht. Motoaka keek hem ontsteld aan en voelde plotseling de harde handen van de wachtmeester op zijn wangen. „Waarom slaat u mij, opper?" vroeg hij onderdrukt, terwijl hij zich tegen de slagen trachtte te beschermen. De wachtmeester zakte door de knieën, hield Motoaka scherp in het oog en gaf hem onverwacht een stoot on der de kin, zodat zijn hoofd achterover knakte. De jon gen wankelde en greep zich aan een boom vast. De wachtmeester kwam hem na. „Jij helpt haar in haar moeilijke omstandigheden, hè?" zei hij knarsetandend en weer regende het slagen van links en rechts. De jongen kon haast niet blijven staan, zijn hoofd vloog onder de slagen van de ene kant naar de andere. „Zo heb je je portie voor vandaag", zei de wachtmees ter tenslotte, nu weer op de vriendelijkste toon van de wereld. „Het is maar, dat jullie weten wie je voor hebt". Tr?^ en foaonelijk, met jeugdige veerkrachtige stap nep hij weg, de ene hand in de zij; de andere streek de snor op. De kleine hield zich in het bos schuil tot zij de wacht meester weg zag gaan. Daarna ging zij het dal in, zon der eerst haar huis nog op te zoeken. Toen de onder gaande zon de boomtoppen in gloed zette bevond zij zich al op de verlaten weg. De schaduwen van de lege boor torens strekten zich grillig over de bodem uit. Terwijl zij het kruispunt naderde zag zij Telengescu uit de richting van zijn bureau komen. Hij liep met voor zichtige passen, teneinde zijn broek en zo mogelijk ook zijn schoenen tegen bevuiling met stof te beschermen Hij had niet veel meer te doen, want nog maar zelden kwam er iemand petroleum te koop aanbieden. En uit verveling zwierf hij halve dagen langs de wegen. Uren aaneen borstelde hij thuis zijn kleren en poetste zijn schoenen. Haast al het personeel van de petroleum- maatschappij was al vertrokken, maar hij was ge doemd tot het allerlaatst te blijven om de pijpleidingen te bewaken. Er werden geen feesten meer gegeven in het Casino. Alle meubels en verdere bezittingen waren weggehaald en het gebouw was gesloten. Hij kreeg geen kans meer een woord te wisselen met iemand die zijn taal sprak. De kleine bleef voor hem staan; haar borsten deden de dunne stof van haar blouse spannen. Zij lachte en liet hem daarbij al haar knaagdiertanden zien. Telen gescu werd nijdig op haar. „Bent u boos, meneer Telengescu?" vroeg het meis je, het hoofd onschuldig scheef houdend. „Hm, hm! Ik weet nu wat ik aan je heb". „Meneer Telengescu, ik kon het werkelijk niet helpen." De jonge man keek vlug om zich heen en greep haar hand. „Waarom heb je me laten wachten?". De kleine gichelde. „Ik kon echt niet eerder komen, meneer Telengescu, ik had nog iets te doen". „Maar bij Bilascu ben je wel geweest?" „Au, u doet me pijn", riep de kleine. „Wat heb je bij Bilascu gedaan? Zeg op". Het meisje rukte zich los en begon te lachen. Zij gooide het haar achterover en liet hem staan, terwijl zij met een knipoogje over haar schouder riep, „Wacht u vanavond maar op mij". Een paar stappen verder bleef zij staan. „Ik kom echt!" Weer lachte zij en voeg de er in zichzelf heel wat zachter aan toe, „Wacht jij maar rustig". In het dal laadden een paar arbeiders roestige leidin gen op een wagen. Zij moedigden elkaar met kreten aan en zetten zich schrap onder de hefbomen. „Hoho!" hoorde de kleine de zware stem van Bocanu spotten. „De uitzuigers gaan er vandoor!" (Wordt vervolgd) Advertentie Geen dierentuin ter'wereld heeft een reptielenhuis dat groot genoeg is om een ring slang van tweeduizend kilo meter te bergen. Want als zo'n beest met z'n kop op hetAmsterdamset_eldseplein ligt, zwiept zijn staart tegen de zuilen van het Parthenon in Athene. Gelukkig bestaat het enge beest niet. Maar telt U alle stofzuiger- slangen bij elkaar die Ruton in de tientallen jaren van zijn bestaan al heeft afgeleverd, dan komt U tot die lengte. Meer dan een miljoen stof zuigers en bij elke stofzuiger minstens 2 meter slang. Wie zoveel stofzuigers ge bouwd heeft mag zeggen dat hij over ervaring beschikt. Over meer ervaring dan anderen 1 U profiteert van dia ervaring als U een Ruton of Rutonnette koopt. Laat U zo'n onmisbare hulp in de huis houding demonstreren door de vakman, ook die is en thousiast over Ruton. 't was Ruton - 't is Ruton *t blijft Ruton RADOMA N.V. AMSTERDAM LONDEN (UPI) In Londen is van daag meegedeeld dat prins Bertil van Zwe den, die zes weken geleden in Londen is geopereerd aan een verzwering, nog drie weken in het ziekenhuis zal blijven. De behandelende geneesheren, hoewèl tevreden over het verloop van de operatie en het snelle herstel er na, hadden het wenselijk gevonden dat prins Bertil nog tot begin april in het King Edward VII ziekenhuis zou blijven. Letterlijk betekent het woord mond jesmaat: de hoeveelheid van één mond vol en dan naar de schrale kant, van daar het verkleinwoord mondje. In een oud woordenboek vindt men even wel de omschrijving: zo veel als men op één maal behoeft en op mag. Dat maakt de indruk dat het woord vroe- gér betekende: de hoeveelheid ener maaltijd. Maar in teksten komt die be tekenis niet voor. Wij vinden het woord altijd gebruikt voor: een zeer schraal afgemeten hoeveelheid. Het is daar mondjesmaat wil zeggen: men is er zuinig, schriel. Er is ook een andere verklaring voor het verkleinwoord mondje in het woord mondjesmaat. Men kan het ver gelijken met vestjeszak dat in feite zou moeten luiden: vestzakje. Immers niet het vest is klein, maar de zak. Zo is dan in mondjesmaat niet de mond klein, maar de maat (hoeveel heid). Maar terwijl vestzakje wèl voor komt bestaat mondmaatje niet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 11