Proces-Fenaroli lijkt zich op een andere planeet af te spelen Getuige Sacch i zijn vroegere werkgever Waarom niet zonnen bij het monument van de vrijheid? compleet verhaal door Gordon Wills Johnson 19 moderne strakke lijsten AMSTERDAMS ALLERLEI WOENSDAG 15 MAART 1961 Wartaal Zonderlinge taal Salontaai Ikunsthandell HET L1JSTENHUIS UNO-ontwerp-resolutie over Zuidwest-Afrika X X X Vrijheidsklok voor Kennedy - - - IIIIIIIII1IIIIImiHmminimi,,!,,, (Van onze correspondent) ROME. De hoofdgetuige a charge in het proces-Fenaroli is nu drie dagen aan het woord geweest en wat hij verteld heeft, is verbijsterend genoeg. Maar nog steeds ontbreekt elk overtuigend bewijs en bovendien is die hoofdgetuige, de boekhouder Egidio Sacchi, die bijna zeven jaar in dienst is geweest van lenaroli, ook al een heer op wie nogal wat aan te merken valt. Het hele proces wordt meer en meer iets zo onwaarschijnlijks, dat men de indruk krijgt dat dit alles zich afspeelt 'op een andere planeet, maar dan beslist niet een aanlokke lijke. Over lenaroli zelf hebben we in deze dagen allerlei bijzonderheden gehoord, die hem in een weinig gunstig daglicht stellen. Het was bekend, dat hij tot om streeks 1944 een ijverig fascist was. Tijdens de oorlog was hij aannemer van alleilei weiken, zoals de aanleg van strategische wegen, bunkers en dergelijke in Zuid-Frankrijk, voor rekening van de organisatie Todt. Maar Fenaroli heeft een oudere broer, ir. Giuseppe Fenaroli, een wel heel andere figuur. In het be gin waren de beide broers samen in zaken, maar toen Giovanni tegen de raad van zijn broer, trouwde met Maria Martirano, een vrouw met een verre fraai verleden, gingen hun wegen uiteen. van De oudere broer is werkelijk een voor aanstaand zakenman en ook zeer welge steld. Op dit ogenblik is hij een der be langrijkste getuigen a décharge in het pro ces en heeft onder andere verklaard, dat zijn broer echt geen behoefte had om voor 150 miljoen lire een moord te begaan, ook al stonden zijn zaken er slecht voor. Hij wist heel goed, dat „als de nood werke lijk aan de man kwam, ik hem stellig zou hebben geholpen." En dat is niet maar zo een praatje. Giuseppe Fenaroli heeft enkele jaren geleden, toen zijn zoon bij een auto-ongeluk om het leven kwam, ter herinnering aan de dode driehonderd mil joen lire aan instellingen van weldadig heid geschonken. Giuseppe was antifascist en heeft een zeer belangrijke rol gespeeld bij het ver zet. Eind september 1944 werd hij met een geallieerd vliegtuig per parachute neerge laten boven Noord-Italië en heeft tot het einde van de oorlog het belangrijkste zendstation der partisanen in Lombardije bediend. Die radiozender was opgesteld in de villa van Giovanni Fenaroli (de be klaagde) te Airuno. Ook Giovanni begon in die dagen de geallieerden te helpen: hij werd een meester in het vervalsen van persoonsbewijzen, arbeidsvergunningen en dergelijke. Maar hij liet zich door de par tisanen, die zijn papieren van node had den, duur betalen. Een heel vreemde episode kwam een jaar na de bevrijding. Fenaroli was roya list en onderhield zelfs persoonlijke be trekkingen met ex-koning Umberto II. Op een goede dag stapte hij naar het Quiri naal om de Koning te vertellen, dat hij er wel voor zou zorgen, dat Tito, de pre sident van Joegoslavië uit de weg zou wor den geruimd. Fenaroli vond dat nodig, om dat hij ervan overtuigd was, dat de Joe- goslaven, wanneer het Italiaanse volk zich bij het plebisciet zou uitspreken voor be stendiging van de monarchie, onmiddellijk niet alleen Triest maar ook Gorizia, Udi- ne en andere steden van het Venetiaanse zouden bezetten. De Koning wilde van de plannen niets horen. Wat de boekhouder Sacchi aan het hof heeft verteld, met een kleurloze zwakke stem, is een zo vreemd verhaal, dat men er geen woord van geloven zou, indien er niet enkele punten waren, die het beves tigen: de door Ghiani geloochende, maar door Fenaroli toegegeven reis van Rome naar Milaan per slaapwagen in de nacht van 7 op 8 september 1958, de getuige nis van dr. Savi, enzovoort. Volgens Sac chi zou Fenaroli, wiens zaken (nooit heb ben wij „zaken" zo ingewikkeld gevonden als tijdens dit getuigenverhoor) slecht gin gen, in de voorzomer van 1958 met het plan hebben rondgelopen zelfmoord te ple gen. Zijn vrouw zou dan 150 miljoen van de verzekering trekken en ook voor zijn boekhouder, zijn neefs en allerlei andere relaties waren er polissen. Fenaroli sloot verzekeringen bij tientallen af. Natuurlijk moest de zelfmoord gecamoufleerd wor den en hij dacht er over een auto-ongeluk te enscèneren. Kort daarop vroeg hij aan zijn boek houder: „Wat vindt u eigenlijk het ver standigst, moet ik zelfmoord plegen, of zou ik liever Maria van kant maken en dan met het geld van haar polis de zaken op orde brengen?" Sacchi zegt nu, dat hij zijn werkgever niet helemaal „au serieux" nam en hem tevens van die rare plannen wilde terughouden. Maar de advokaten van de verdediging hebben geen ongelijk, wanneer zij Sacchi medeplichtig noemen in geval werkelijk zou blijken, dat zijn aantijgingen waar zijn. Nadat Fenaroli „bij de studie op welke wijze zijn vrouw te vermoorden" eerst aan een auto-ongeluk had gedacht („wanneer ik ergens het water in rijd, is alles in orde, zij kan niet zwemmen en verdrinkt dus") kwam hij met een beter plan. „Komt u volgende zondag weer eens bij óns in Rome eten, zei hij tegen Sacchi. Op een zeker ogenblik geeft u dat mijn vrouw een flinke tik op het hoofd met een hamer of zo iets. Daar heb ik zelf de moed niet toe. Maar daarna zorg ik wel voor de rest en laat haar sterven door van de trap te vallen." Sacchi ging er niet op in. Weer een paar dagen later zitten Fena roli en Sacchi in een Milanees restaurant tezamen met een gynaecoloog, dr. Savi, huisvriend van de familie Fenaroli. Bij wijze van tafelgesprek nodigt Fenaroli de dokter uit het weekeinde in Rome te ko men doorbrengen: „U zoudt dan mijn vrouw een of andere injectie kunnen ge ven, iets onschuldigs, wat je niet ziet. Daarna gooi ik haar van de trap en ze is een natuurlijke dood gestorven." De dokter meende dat het een grap was, ook toen Fenaroli over de verzekering sprak en vertelde dat hij er best een twintig, dertig miljoen voor over had. De „studies" maakten dus weinig voort gang. Tot Fenaroli over de zaak sprak met Raoul Ghiani, die hij een paar jaar vroeger had leren kennen bij het huwe lijk van Carlo Inzolia, de broer van zijn Milanees vriendinnetje. Het gekke is, dat hij alweer aan zijn boekhouder vertelde, dat hij in Raoul Ghiani nu de man ge vonden had voor de verwezenlijking van zijn opzet. We krijgen dan het hele ver haal Sacchi is dertien uur lang, op drie verschillende dagen aan het woord ge weest met allerlei bijzonderheden waar van sommige door andere getuigen wor den bevestigd. Maar is Sacchi een betrouwbare getui ge? Negen van de meest bekwame Ita liaanse advocaten hebben getracht hem op een tegenspraak te betrappen. Ze zijn er niet in geslaagd. Fenaroli gaf eerst mondeling en daarna schriftelijk in een omstandig memorandum, dat hij in de ge vangenis heeft geschreven, wel een heel zonderling beeld van zijn boekhouder. Hij zou Sacchi begm 1952 in dienst hebben ge nomen tegen verschillende salarissen, die tezamen iets meer dan een half miljoen lire per maand vormen, plus twee maal per jaar de in Italië gebruikelijke maand extra. Sacchi zegt, dat zijn salaris slechts 250.000 lire per maand bedroeg, hetgeen zeker niet veel is. Fenaroli, die hem eerst „bekwaam en eerlijk" noemt, zegt dan dat hij een zo verwarde boekhouding voerde, dat de cu rator van het faillissement er niets van begrijpt. De boeken wemelen van de door halingen, verbeteringen en toevoegingen. Er zijn ook hier en daar bladen uitge scheurd. Verder zou Sacchi tenminste tien chèques hebben ontvreemd uit het chèqueboekje van een der banken, waar mee Fenaroli betrekkingen onderhield en geld hebben opgenomen, waarbij hij de handtekening van zijn werkgever verval ste. Bij een andere gelegenheid, maar dat was in het belang van de zaak, vervalste hij de handtekeningen van de burgemees ter en de locoburgemeester der stad Savona, voor welke stad Fenaroli werken moest uitvoeren. Fenaroli vertelt op dat gebied nog heel wat meer, alles met het doel Sacchi als een onbetrouwbaar man voor te stellen en om in Fenaroli's zonderlinge taal te citeren: „genoemde bijzonderheden droe gen er toe bij, dat ten opzichte van het individu Sacchi bij mij het element ver trouwen wonde plekken begon te verto nen." Op de vraag van de president, waar om hij Sacchi niet heeft aangeklaagd en ontslagen, is zijn antwoord: „Zo oud ik ben, deed ik nooit iemand de smartelijke treden van het gerechtshof beklimmen Heel terloops wijst hij er dan op, dat Sacchi 'n buitenechtelijke verhouding had te Milaan. „Ik moest dat gezin redden. Het was mijn zedelijke plicht en ik noop te hem zich metterwoon in de hoofdstad te vestigen". Maar de Milanese juffrouw zou Sacchi voortdurend geld hebben af geperst, waardoor hij in grote moeilijk heden kwam. „De vrouw is toen dood aan getroffen in het flat, dat Sacchi voor haar had ingericht, een gasverstikking, naar men zegt, berustend op zelfmoord". Dit is juist: een jonge vrouw, die met Sacchi een verhouding had, heeft in april 1957 zelfmoord gepleegd. Fenaroli vertelt die bekende bijzonderheid op een wijze, dat men zou kunnen denken, dat Sacchi haar heeft vermoord. Hij laat er dan ook even later op volgen: „Het nauwkeurige plan voor mijn overwogen zelfmoord stamt van Sacchi". Het vreemde bij dit alles is, dat de drie aangeklaagden en de uiterst gevaarlijke getuige over al deze dingen praten met de grootste kalmte. Ze vergeten nooit elkaar „ingenieur", „commendatore" en „boek houder" (in Italië een titel) te noemen en praten alsof zij zich in een salon bevin den. De advocaten daarentegen hebben niet zulke stalen zenuwen en het ene inci dent volgt het andere op. De advocaten van de beschuldiging (in Italië is er bij strafzaken een civiele partij, in dit geval de naaste familie van mevrouw Martira no, die haar advocaten in het veld voert) zijn reeds verscheidene keren zo goed als slaags geraakt met die van de verdedi ging en de voorzitter moet dan de zitting schorsen. Beklaagden en getuigen zien dit strijdgewoel onbewogen aan, zij staan boven deze menselijke zwakheden. We vermoeden, dat Anna Magnani, Vit- torio de Sica en de verdere toneelspelers, die bij geen enkele zitting ontbreken, daar heel wat van zullen opsteken. Bij de zo populaire toneelstukk, waarbij het toneel een rechtszaal voorstelt, zuilen we tegenwoordig kalme moordenaars en op gewonden advocaten moeten toejuichen. Advertentie Laat na die OUDE LIJSTEN om uw schilderden vervangen door Advies en inzetten GRATIS Kennemerlaan 3 (bi) de brug), Tel. 5705 NEW YORK (Reuter) De UNO-be- heerschapscommissie heeft dinsdagavond een ontwerp-resolutie aanvaard, waarin een beroep wordt gedaan op de eerste mi nisters van het Britse Gemenebest om hun invloed aan te wenden opdat Zuid- Afrika zijn politiek in Zuidwest-Afrika zal veranderen. Zuidwest-Afrika is een voor malige Duitse kolonie, waarover de Zuid- afrikaanse Unie na de eerste Wereldoor log, ingevolge een haar door de Volken bond verleend mandaat, het beheer heeft gekregen. De goedgekeurde ontwerp-resolutie zal thans door de UNO-Assemblee worden be handeld. (Van onze Amsterdamse redacteur) „Amsterdammers hebben niet zoveel ontzag voor plechtige monumenten". De ze zin lazen wij in een bijschrift van een foto van de Dam op en om het natio naai monument genoten tientallen men sen van de zon. Als Amsterdammer heb ben wij ons verbaasd. Geen ontzag? Het gesputter tegen het zogenoemde misbrui ken van John Raedecker's schepping is een jaarlijks verschijnsel, dat tegelijk met de eerste voorjaarszon de kop opsteekt en dat pas bij het vallen van de herfstbla deren verdwijnt. Laten wij vooropstellen dat de hoofd stad door de Duitse bezetting bijzonder zwaar is getroffen en dat bij de Amster dammers een diep respect leeft voor de genen, die destijds hun leven offerden voor de vrijheid. Daarom zal men ook nooit iemand zien zitten zonnen tegen de sokkel van het monument „De dokwer ker" of in het gras bij de fusilladeplaats aan de Weteringschans. Maar wèl op de Dam, omdat het nationaal monument door hen niet wordt gezien als een herdenkings plaats voor de gevallenen, maar als een symbool van de vrijheid, zoals die in 1945 werd herwonnen. Dit monument van vreugde benadert men dus anders dan bijvoorbeeld het graf van de onbekende soldaat in Parijs. Niet iedereen onderschrijft deze zienswijze en De Westberlijnse burgemeester Willy Brandt heeft dinsdag zijn bezoek aan de Verenigde Staten afgesloten. Op de laatste dag had hij ontmoetingen met de ministers Dean Rusk (Butienlandse Zaken), Robert MacNamara (Defensie) en met leiders uit het congres. „Wat de verdediging van Berlijn aangaat, ben ik zeer tevreden roet wat minister MacNamara mij heeft verteld", zei Brandt na afloop tegen de pers. Maan dag heeft Brandt een onderhoud gehad met president Kennedy, na afloop waarvan hij de Amerikaanse president een model aanbood van de West berlijnse vrijheidsklok. (Telefoto) WACHTEN zolang het monument zal bestaan, zal er naar goed-Nederlands gebruik wel over worden gediscussieerd. Binnenkort komt zo'n discussie weer op gang in de gemeenteraad, waar B. en W. hebben aangekondigd, dat de rand van het voetstuk mogelijk zal worden afgeschuind om het zitten te bemoeilijken. Blijven dan nog de treden, waar tijdens de lunchpau ze soms wel honderd mensen neerstrij ken. Misschien wordt daar ook nog wel iets op gevonden, bijvoorbeeld het inmet selen van glasscherven. En dan zal men tenslotte nog een vogelwacht moeten aan stellen want vogels kunnen ook op schuine vlakken nog gemakkelijk zitten en laten soms nog wat vallen ook Vondelmanege verdwijnt De beoefenaars van de ruitersport zul len met schrik hebben vernomen dat de aloude Vondelmanege in Amsterdam het veld zal moeten ruimen voor een auto showroom en een flatgebouw. De manege, die is gebouwd tussen de Overtoom en de Vondelstraat, dateert uit 1882. Met de ma nege zal dus weer een van die typisch Amsterdamse stadsbeelden verloren gaan. De rijverenigingen zullen hun toevlucht moeten zoeken tot maneges in de omge ving van de stad, zoals die in het Am sterdamse Bos. De Vondelmanege is aan gekocht door het Philips pensioenfonds, dat hier een groot flatgebouw wil plaat sen met aan de Overtoom een autoshow room. Mysterie om stadsbanken Amsterdam is zuinig op zijn stadsban ken. Zij zijn bevestigd in betonnen blok ken, die in de grond zijn gegraven. Niet temin blijken twee banken die zeer in trek waren bij de bejaarden, van de Trans- vaalkade te zijn verdwenen. Zij waren netjes uitgegraven met betonnen blok ken en al. De verdwijning is het eerst geconsta teerd door een ambtenaar van de afde ling beplantingen. Hij heeft aangifte ge daan bij de politie, die na drie dagen speu ren nog geen dader heeft gevonden. Het vermoeden gaat echter uit naar de een of andere gemeentelijke dienst, die in ver band met mogelijke werkzaamheden de banken tijdelijk zou kunnen hebben ver wijderd. Het gemeentelijk apparaat is ech ter zo gecompliceerd, dat ook deze speur tocht enkele dagen zal kosten. Galerij onder slopershamers Het laatste uur voor de galerij aan het Frederiksplein heeft geslagen en reeds hebben de slopers fikse gaten gehakt in dit oude winkelcentrum. De galerij werd in 1882 door architect A. L. van Gendt om de tuin van het Paleis voor Volksvlijt gebouwd. De winkels met de bovenliggen de riante woningen verdwijnen thans om plaats te maken voor het nieuwe hoofd kantoor van de Nederlandse Bank. Met de galerij was Amsterdam destijds zijn tijd ver vooruit. Men zou zelfs kunnen stellen dat de Rotterdamse Lijnbaan er een na bootsing van is De oude vrouw bewoog zich enigszins onrustig in haar stoel en ze sloeg even een blik op de klok, die op de overladen schoorsteenmantel stond. Kwart over één. Het was eigenlijk nog veel te vroeg om al te gaan wachten. Werkelijk, ze zouden onmogelijk vóór half drie kunnen komen, als ze al zouden komen Maar ze zouden ongetwijfeld komen, vast en zeker. Deze keer zouden ze heus komen. Ze waren haar nu al zes weken lang niet komen opzoeken. Vandaag móésten ze wel komen! Haar blikken dwaalden langzaam van de voortkruipende wijzers van de klok naar de grote trouwfoto, die trots iets terzijde stond: een bruid en bruidegom, knap en gelukkig, omringd door hun vrienden. Op die afstand kon ze de gelaats trekken van haar zoon niet onderscheiden, maar de foto was slechts een symbool. Met heldere, onversluierde ogen blikte zé in een kostbaar verleden, een kostelijke herinnering, en zag weer het huwelijk van haar jongste zoon. de plechtigheid in de kerk, het gelach, de vrolijkheid en het geluk, met voor haar alleen even de stekende pijn, toen ze zich realiseerde, dat ze alleen ter wereld was komen te staan. Het was normaal, dat begreep ze wel. en het was natuurlijk en ze had John niet de kans willen laten missen het geluk te leren kennen, dat ook zij eens gekend had. maar op dat moment kon ze er niets aan doen dat ze zich een beetje eenzaam voelde. Daarvóór, toen eerst, Robert en daarna Janet waren getrouwd, had ze geweten, dat zij en John samen nog een gezinnetje vorm den. Zelfs toen de oudste twee kinderen met hun gezinnen verhuisd waren naar elders, had ze dit niet zo erg gevonden, omdat ze begreep dat 't nu eenmaal zo moest zijn en ze had moed geput uit de beloften haar geregeld te bezoeken. Maar bezoekjes kosten geld en tegenwoordig vond ze lange reizen vermoeiend, terwijl het toch niet redelijk was te verlangen dat zij met hun hele gezin zulke lange afstanden zouden reizen, p-, pi'opr, rm haar weer eens te zien. Toen zij en John nog bij elkaar waren geweest, had zij dit niet zo erg gevonden. John was erg goed voor haar geweest. Ze wist zich nog heel goed te herinneren, hoe hij voor iedere 7" ■-'-mvond kaartjes voor de bioscoop kocht en dat hij fj—■„■pio 7p tp verscheuren als ze niet mee zou gaan. De gedachte alleen al aan zo'n verkwisting had haar iedere keer weer afkeer bezorgd, zodat zij steeds was meegegaan. Soms had ze er tegen geprotesteerd en hem gezegd, dat hij een meisje moest zoeken, daar ze zich zorgen om hem maakte, maar ze werd dan steeds z^n njet van humor gespeende ver zekering, dat zij zijn beste vriendin was, voor nu en altijd. Het oude vrouwtje glimlachte vaagjes en haar geduldige ogen staarden door de schamele gordijnen naar de slaperige, don*- de zon gestoofde straat. Dat waren gelukkige dagen geweest. Zittend in haar kamertje, beleefde ze die dagen opnieuw. Natuurlijk, 't kon niet altijd zo blijven. Tenslotte had hij zijn meisje gevonden. Een aardig meisje, precies het meisje, dat zij zélf voor hem uitverkoren zou hebben, had ze gedacht. Margaret was op een goede middag met John thuisgekomen voor de thee en ze herinnerde zich nog goed. hoe haar zoon niet alleen voortdurend naar dat meiske keek, maar tevens z'n moeder nauwelijks uit het oog verloor. Duiden.ïk had hij te kennen gegeven dat hij er vurig naar verlangde, dat zij 't goed met elkaar zouden kunnen vinden. Ze wist zich óók nog goed te herinneren, hoe 't haar later getroffen had, dat Margaret er op had aangedrongen, dat ze met ben mee naar de bioscoop zou gaan. Het meisje was vast besloten geweest haar uitgangetjes van het weekeinde niet te bederven. Ze wist ook nog heel goed. hoe ze gelukkig voor John er met succes in geslaagd was hoofdpijn voor te wenden, zodat de twee samen uit hadden kunnen gaan. Dai was nu allemaal weer heel lang geleden. Het geheugen van de oude vrouw was niet meer zo goed. Was 't nu negen jaar geleden of tien? Of zelfs elf? Het huwelijk kon ze zich nog precies herinneren, maar wanneer 't precies had plaats gevon den. was haar ontschoten. Ze vond 't trouwens ook niet belang rijk. Ze had natuurlijk geweigerd bij hen in te komen wonen, alhoewel ze het wel aardig van hen had gevonden dat ze er zo Op aangedrongen hadden. Maar dat zou niet eerlijk tegenover Margaret zijn geweest. Ze had dus het huis verlaten, dat trou wens van John was, alhoewel hij dat nooit van haar had willen horen, en had een kamer betrokken bij mevrouw Chatton, echt een goede, rustige kamer. De oude vrouw draaide haar hoofd moeizaam om. zodat ze een blik op de klok kon slaan. Kwart over twee. Ze zouden nu wel gauw komen. Ieder moment kon ze nu John's auto de hoek om zien komen en voor zien rijden. Margaret en John zouden uitstappen en op de voordeur toelopen en zij zou ze tegemoet gaan om ze te ontvangen. De drie kinderen, haar kleinkinderen, zouden op de achterbank zitten en naar haar wuiven en roepen. John zou haar met instappen helpen en Margaret zou de plaid om haar heen slaan, waarna John zou zeggen: En, moeder, waar zullen we vandaag heengaan? Naar het park om bloemen u te bekijken of naar het strand? Of zullen we zo maar wat rondrijden? Zij zou protestexen en zeggen dat ze 't zelf maar uit moesten kiezen en dat alles goed was, maar zij zouden er op aandringen, dat zij 't voor 't zeggen had en zélf moest kiezen, waarna John tenslotte zou lachen en zou opmerken: Nu, dan gaan we maar nergens heen. We blijven hier wel wachten, totdat grootmoeder een keuze heeft gedaan, kinderen. Ze zou dan een beetje verlegen worden en 't eerste noemen, wat in haar gedachten kwam, en John en de kinderen deden dan alsof ze er verrukt over waren, zelfs al gingen ze er bijkans iedere dag heen, terwijl Margaret een hoop onnodige drukte zou maken en haar herhaaldelijk zou vragen of ze wel gemakkelijk zat, waarna ze dan tenslotte zouden vertrekken. Ze waren zó vriendelijk voor haar. dat 't haar eigenlijk niets kon schelen, waar ze heen gingen, dat ze 't zelfs bést zou hebben gevonden als ze nergens heen zouden gaan. Voor haar was slechts van belang, dat ze 't gevoel kreeg er bij te horen, dat ze nog een deel van de familie vormde, dat er mensen waren, die van haar hielden en aan haar dachten. Maar ze kon hun dat niet uitleggen en misschien waren ze nog wel te jong om 't te begrijpen. Misschien was dat verlangen er nog bij te behoren, het gevoel nog deel te hebben aan het léven, iets dat niet begrepen kon worden door jonge mensen vol zelfvertrouwen. Misschien moest je wel oud zijn, en eenzaam, en alleen, een alleenstaande oude vrouw in een wereld van inn?e gelukkige mensen, om te weten wat het'wilde zeggen er nog bij te behoren. Twintig minuten voor drie. Ze hadden er eigenlijk al moeten 7 '^pinivheden hadden hen natuurlijk kunnen ophouden. Verkeerslichten, een lekke band misschien, of iets dergelijks. Ze konden nu ieder moment komen. Het was al lang geleden geweest, dat ze hen voor 't laatst had gezien. Vroeger waren ze bijna iedere zondagmiddag gekomen, maar in de loop der jaren had ze steeds vaker tevergeefs gewacht. Ze konden er natuurlijk niets aan doen en ze verweet hen dat dan ook niet. Daar de kinderen opgroeiden en er ook andere dingen waren, konden ze natuurlijk niet altijd tijd vrijmaken. En 't kon tenslotte voor hen ook niet erg gezellig zijn om een hele middag met een oude vrouw rond te rijden, die geen prettig gezelschap v-- voor ïonpp mensen. Ze wilden hun eigen vrienden in hun schaarse vrije tijd opzoeken, en dat was eigenlijk wel zo goed. Ze frommelde wat aan de versleten zwarte handschoenen, dié op haar schoot lagen, en ze staarde naar buiten, naar de stoffige straat. Er bewoog niets, behalve een grote, grijze kat, die langzaam voortsloop. en in een poortje verdween. De lucht was vervuld van gezoem, het gezoem van bijen en vliegen op een warme, slaperig makende zomernamiddag. Plotseling werd ri<* stilfp verstoord door het geluid van een motor. •7- i„„nde hnnrwol naar voren, maar de wagen reed voorbij. John's auto had trouwens een andere kleur. Tien over drie. De hitte werd drukkender. Ze hadden er al moeten zijn. Zeker zouden ze komen. Natuurlijk zouden ze dat dnpr! Tets had hen verlaat, dat was alles, en ieder ogenblik zouden ze er kunnen zijn. lachend en luidkeels vertellend waar om ze zn laat waren Alsof 't baar iets ken schelen dat ze laat waren, als ze maar kwamen. Als zij maar, al was 't slechts voor enkele korte uren. deel kon zijn van de familie, die van haar was en tegelijkertijd ook weer niet, deel van de familie, die er zonder haar niet geweest zou zijn, maar haar tóch. zoals in de loop der dingen lag. achter had gelaten zoals de vogels het nest verlaten. Ze vroeg zich af of de wijfjes onder de vogels hun kinderen zouden missen als ze groot geworden waren. Ze meende ri-u a i w(q n,-o1 7n 70u 7i1n maar tóch had ze het dwaze, senti mentele gevoel dat 't wel eens waar kon zijn. Ze had medelijden met die diertjes. Twintig voor vier. Ze zouden nog kunnen Itotv,,,,, Vort dat. Het was dwaas om zó gauw de hoop al op te geven. Er kon van alles gebeurd zijn. Maar toch. d "rouw sloot haar ogen en leunde achterover in de grote stoel. O. alsjeblieft, fluisterde ze bijkans timide, zich een beetje gevoelend, dat ze iets voor zichzelf vroeg. O, alsjeblieft goede God. schenk mi.j dit tenminste. Alsjeblieft, als het Uw wil is. breng hen dan vandaag. Zelfs al is het laat. U weet, goede God, dat ik niet vaak klaag, maar de week is érg lang geweest en érg eenzaam en hun bezoeken vormen het enige, waar ik naar uit kan kijken. O, alsjeblieft, goede God, alsjeblieft. Zeven minuten over vier. Het gelaat van de oude vrouw is berustend en vriendelijk, maar in haar hart groeit een koelte. Buiten, on straat is het nog licht, maar de warmte begint al weg te kruipen. Schaduwen glijden door de straat, weg van haar. terwiil de zon arhter de huizen zakt. Langzaam maar zeker worden de schaduwen langer. Kwart voor vijf. Het is dwaas om nu nog hoop te koesteren. Nee, vandaag zullen ze niet meer komen. t)e oude vrouw zit berustend in de grote stoel in haar schamel, klein kamertje, rustig wachtend, het gelaat naar de straatzijde gewend. Maar haar gezicht is uitdrukkingloos. Haar vermoeide ogen zijn gesloten en ze denkt aan de dagen, die komen zullen. De zes dagen voordat ze weer hoop mag koesteren. De zes eeuwigheden van zuinig zijn en sparen, van vernederingen, die het lot vormen van oude mensen zonder geld, met lankmoedigheid nog geduld in een wereld, die niet meer van hen is. waarin zij niet langer gevenst zijn. De gerimpelde wangen glanzen in het vage licht van eenzame tranen van een oude vrouw, die op deze zondagmiddag vergeten werd. (Nadruk verboden) lllllllllllllll!llllllllllillllllllllllllllllllllllllllllll!!!lllllllllllll!llllll!lllllllllll!ll|||||||||||||l|||||||||lll|||j|!||||||||!|i||||||||||]||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||i|||||||||||||||||i||||||||||||||||||||

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 19